Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Lidwina

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Huize Lidwina
Lidwina.jpg
Zieken- en Verpleegtehuis Lidwina Jan van Amstelstraat Schijndel.
Gebruik ziekenhuis-klooster-pension voor ouden van dagen-bejaardentehuis
Gereed 1934
Opening 9 augustus 1934
Sluiting 2000
Monument status Gemeentemonument GM7271.
Bouwpartners
Architect Ch.J. van Liempd en

H.H. de Graaf

Eigenaar Congregatie van de Zusters van Liefde

Stichting Schijndelse Verzorgingscentra

Het Lidwinaklooster Jan van Amstelstraat 33 (1934-2000). [1][bewerken | brontekst bewerken]

Van tekentafel tot monument.[bewerken | brontekst bewerken]

De parochie Boschweg in wording.[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren '20 is het zeker honderden malen besproken geweest in de herbergen, rondom het hout- en turfvuur onder de boerenschouw of tijdens de voettocht over de ellenlange weg naar de Servatiuskerk in het centrum, onder een stralende zonnehemel of op strenge winterse zondagen...Het wordt de hoogste tijd dat op de Boschweg de derde parochie komt. Vanwege de dorpsuitbreidingen wordt het urgent, dat naast de in 1884 gestichte parochie Wijbosch, een volgende afsplitsing van de „moederparochie‟ zal worden gerealiseerd, vindt men. De landbouwers aan de noordkant van de gemeente zijn ervan overtuigd dat zij nu aan de beurt zijn. Vooral de bewoners van de „uithoeken‟ houden, met name vanwege de „onmenselijke‟ afstanden van kerk en school en al het ongerief dat daar voor groot en klein aan vastzit, de kwestie van een eigen parochie in hun gedachten. Bij alle mogelijke gelegenheden wordt, te pas en te onpas, de zaak breed uitgemeten. Herhaalde verzoeken aan het bisschoppelijk paleis in Den Bosch bewijzen de ernst van de situatie. Uiteindelijk stemt Mgr. Diepen in met de stichting van de parochie Boschweg. Oetelaar, Olie-eind Schutsboom, het Elde, Groot Borne, het Lieseind, de Molendijk, de Vossenberg, een deel van het Elschot, de Voort en de Meijgraaf krijgen dichter bij huis een kerk. Uiteindelijk wordt „Groot Borne‟ gekozen voor de bouw van kerk en pastorie, pal langs de provinciale weg, een plek bovendien, die zowat het centrale punt vormde tussen alle „uithoeken‟.
Daarnaast staan ook een jongens- en meisjesschool op het verlanglijstje van de uit Tilburg afkomstige bouwpastoor Adrianus Josephus Pessers (1891 - 1972). Tijdens de bouw neemt hij tijdelijk zijn intrek in het moederhuis van de Zusters van Liefde en ontvangt daar van de algemene overste de garantie, dat hij voor wat betreft de meisjesschool in ieder geval op de zusters kan rekenen. Pastoor Pessers blijft 37 jaren de parochieherder van de Boschwegse kerk en gaat in 1965 met emeritaat. Hij vestigt zich in het bejaardenpension van de zusters Franciscanessen te Haaren. Pastoor J.N.P.L. van Gorp wordt als zijn opvolger benoemd.

De roep om een eigen ziekenhuis[bewerken | brontekst bewerken]

Bij gelegenheid van de inzegening van het Petrus Donders Weeshuis bedankt burgemeester J. Janssens de algemene overste uitbundig voor dit lofwaardig initiatief en suggereert daar ter plekke nog eens openlijk, dat de steeds groter wordende gemeente Schijndel het gemis begint te voelen van een „degelijk ingericht en goed geoutilleerd ziekenhuis‟ en beveelt de bouw ervan sterk in haar gedachten aan. Binnen de muren van het moederhuis wordt hier menige discussie aan gewijd en is men er vooralsnog niet van overtuigd dat een snelle realisering wenselijk is. Gedacht wordt aan een nieuwe stichting, waarin een aantal liefdewerken geconcentreerd kunnen worden nl. onderwijs, verpleging van ouden van dagen en een ziekenhuis. Interne discussies en de vrees dat een dergelijke stichting, zeker de eerste jaren, een „zorgenkind‟ voor de congregatie is, houden de gemoederen sterk bezig.
Tenslotte besluit het hoofdbestuur tot realisering over te gaan op basis van, zoals de kroniekschrijfster aangeeft „hoge motieven zoals Gods meerdere glorie, het heil der katholieke jeugd en het welzijn van zovelen, die er in de loop der jaren zich in de stralen der christelijke charitas zouden komen koesteren, om er liefdevolle verpleging, een rustige, welverzorgde oude dag ofwel herstel van gezondheid van 't lichaam en vaak ook die van de ziel te komen zoeken‟.

Dit groots opgezette plan brengt echter een grootscheepse verhuizing met zich mee vanuit het in het moederhuis reeds bestaande pension en de verpleegafdeling richting de nieuwe stichting op de Boschweg.
Maar nauwelijks wordt het nieuws bekend of er rijzen de nodige problemen. Vooral de invloedrijke pastoor-deken van de Servatiusparochie de eerwaarde heer G.L.J. van Dijk steekt zijn ongenoegen niet onder stoelen of banken en biedt het hoofdbestuur de nodige tegenstand. Een begrijpelijk verzet, omdat hij natuurlijk „zijn zieke en afgeleefde schapen niet gaarne van de kudde zag weggevoerd‟.
Ook intern groeit enig verzet, omdat het moederhuis de kans ontnomen zou worden om jonge novicen en aspiranten direct op een praktische manier in te wijden in de liefdewerken van de congregatie, waar onder ziekenverpleging nu eenmaal een belangrijke rol vervult. De directe voorbereiding op een eventuele levenstaak kwam daardoor enigszins in gevaar. Na langdurige en diepgaande overwegingen en beraadslagingen vallen uiteindelijk alle vermeende bezwaren weg tegen de grotere belangen die men nastreeft en wordt besloten tot de stichting van een nieuw huis aan de Boschweg.

De keuze van de locatie[bewerken | brontekst bewerken]

De kadastrale situatie van de percelen waarop huize Lidwina zou verrijzen.
Schetstekening van de architecten met twee toegangsbruggen en het opschrift: zusterhuis annex pension en ziekenhuis te Schijndel St. Lidwina Stichting

Het Boschwegse volk suggereert al meteen het gebouw te zetten in de onmiddellijke nabijheid van de nieuwe kerk en pastorie en dus ook langs de provinciale weg. Logischer kan het haast niet is de algemene opinie. Dat een gebouw op die plaats het dorp ten zeerste verfraait, daarover is de gemeenschap het eens. Ook de eigenaar van de grond, van den Tillaert, waar de locatie „in de volksmond‟ al gepland was, laat zich niet onbetuigd en ziet via de koopsom al „dollartekens aan het firmament verschijnen‟.
Het hoofdbestuur van de zusters beraadt zich echter nader op de komende transactie en op de genoemde locatie. De prijs voor het bouwperceel vindt men beslist aan de hoge kant. De locatie verdient zeker in de filosofie van de zusters geen voorkeur, want een stichting pal langs de provinciale weg, met een onophoudelijk komen en gaan van auto's, bussen, vrachtwagens e.d. ziet men bepaald niet als de ideale plaats. De congregatie kiest voor de Jan van Amstelstraat, voor de rust van een wat achteraf gelegen locatie, weliswaar in de directe nabijheid van de kerk en best goed bereikbaar. Van gemeentewege oefent men nog de nodige druk uit op de algemene overste om voor het verlengde van kerk en pastorie te kiezen, maar aan de standvastigheid van de zusters valt niet meer te tornen. Het hoofdbestuur laat het oog vallen op de aankoop van een flinke boerderij met omliggende percelen „de Weidonk‟ genaamd, in eigendom van de weduwe van den Hurk – Welvaarts uit Den Dungen en op dat moment bewoond door de weduwe van den Oetelaar. De laatste peinst er niet over loyaal mee te werken en alle verzoeken en aansporingen schijnen haar koud te laten.
Totdat op een der zomerse dagen van de maand juni 1929 een zware onweersbui boven Schijndel losbarst en „de eerste straal van het hemelvuur zet de boerderij in lichter laaien‟. Ze brandt tot op de grond toe af en de weduwe moet zich met de weinige huisraad die men heeft weten te redden, installeren in het onbeschadigd gebleven bakhuisje. De plannen komen nu in een stroomversnelling.
Via notaris Lemans uit Sint Michielsgestel is de aankoop van de boerderij en de grond al op 19 juli 1929 voltrokken. Begin 1930 verzoekt de algemene overste aan de gemeente om de weg enigszins te verleggen en te zijner tijd ook te verharden. In augustus van dat jaar worden de architecten de Graaf uit Den Bosch en C.J. Chris van Liempd uit Schijndel verzocht een voorlopig plan op te stellen en een tekening te maken.

Bouwactiviteiten 1930 – 1934[bewerken | brontekst bewerken]

Direct na aankoop van de grond en de overdracht via de notaris zal begonnen worden met het grondwerk onder leiding van architect van Liempd uit Schijndel. De aannemer is de heer A. van Sambeek uit Heemstede. Als opzichter fungeert een zekere heer Kuper en als uitvoerder de heer Huismans, terwijl in een van de kranten ook een zekere Henskens wordt genoemd.
Het bodemonderzoek en de bronboringen worden uitgevoerd in de jaren 1930 en 1931.

  • De grondwerken en het realiseren van de onderbouw van het complex volgen in 1932 incl. een reftervergroting en de aanleg van kolenkelders.
  • De twee daarop volgende jaren worden gereserveerd voor de bovenbouw met bijkomende werkzaamheden voor de technische installaties, de uitbreiding van de slaapzaal, het afwerken van de warm- en koudwatervoorziening, kook- en wasinrichting en de ontijzering van de pompinstallatie en brandleidingen. Ook de totale elektriciteitsinstallatie en de liften worden opgeleverd.
  • Als laatste object komt aan bod het bouwen van de brug en een bijgebouw.
  • De totale kosten waren geraamd op f 55.000,- maar worden de begrotingskosten fors overschreden en is de slotsom f 67.000,-.
  • Het hoofdgebouw heeft een inhoud van 3000 m3, de ziekenhuisbouw van 5000 m3.

De grondboringen leveren een interessant detail op. Op twee plaatsen ontdekt men een moeras in het terrein zodat tot heien overgegaan moet worden. Er komt een wichelroedeloper, een cisterciënzer monnik van het klooster Mariënkroon, aan te pas die twee aders vindt die elkaar kruisen. Op het kruispunt boort men nu een zgn. Nortonput. Deze 64 meter diepe put ligt rechts van de brug, op het grote gazon, enige meters voorbij het midden.
De algemene overste heeft een bouwsubsidie aangevraagd van 25% en laat weten dat men graag een gracht om het terrein wil laten aanleggen.

De gemeente Schijndel wil in de totale bouwkosten tegemoet komen, maar onder bepaalde condities. Ze stelt de dagelijkse verpleegkosten voor armlastige burgers op f 1,25. De bijdrage in de bouwkosten zal worden uitgesmeerd over 15 jaren en is later bijgesteld vanwege de meerkosten op 20 jaren en voor het verrichten van het grondwerk mogen uitsluitend Schijndelse mensen aangetrokken worden in deze tijd van werkverschaffing. De zusters kunnen zich in een deel van de condities vinden en uiteindelijk zijn 70% van de werkkrachten Schijndelse werklozen. In het ziekenhuis zal men minimaal acht armlastigen uit de gemeente opnemen, maar de verpleegkosten daarvan berekent de congregatie, na informaties te hebben ingewonnen in andere ziekenhuizen, op f 1,50. Over die laatste conditie is nogal wat gecorrespondeerd met het college van B&W, maar uiteindelijk winnen de zusters het pleidooi. Voorts worden op resp. 18 maart, 27 juli, 16 november 1933 enkele wijzigingen van het bestek voorgesteld en de laatste wijziging dateert van 29 juni 1934. Op 6 augustus van dat jaar moeten alle werkzaamheden voltooid zijn. Nadat alles is uitgevoerd volgens bestek en tekeningen en de kapelbanken van „prima noestvrij eikenhout‟ zijn aangeleverd, kan tot de officiële opening van het nieuwe „zusterhuis annex pension en ziekenhuis‟ besloten worden. Het wordt een grootse plechtigheid en de dagbladen van die dagen bezingen in allerlei toonaarden de nieuwe aanwinst voor Schijndel.

Inzegening en loftrompet.[bewerken | brontekst bewerken]

Het gezelschap dat direct getuige is geweest van de plechtige inzegening van het gebouw.
De wijding van de kruizen.

Op 9 augustus 1934 is het dan zover! Onder overweldigende belangstelling is het Monseigneur A.F. Diepen, bisschop van Den Bosch, die de kloosterkapel inzegent. Een buurtcommissie onder leiding van kapelaan Koopmans heeft een passende versiering bij de hoofdingang en een erehaag van groen en bloemen aangebracht. Bij verschillende huizen wapperen vlaggen. Voorafgegaan door een grote schare geestelijken betreedt de bisschop de kapel van de zusters en verricht daar de inzegening, gevolgd door een plechtige eucharistieviering, muzikaal omlijst met meerstemmige liederen door het zangkoor van de zusters. Voor het eerst luidt dan ook het door de beide architecten geschonken Angelusklokje, dat overigens in de oorlogsjaren door de Duitsers gevorderd zal worden en gelukkig niet in de smeltoven is beland, maar terugbezorgd in 1943.
Na deze feestelijke viering trekt het gezelschap rond door het gebouw, waar de bisschop in de eetzaal overgaat tot de wijding van alle kruisbeelden en daarna het hele gebouw inzegent.
Aan het slot houdt hij de volgende toespraak, die, geplaatst in de tijd van toen, wel indruk gemaakt zal hebben:

“In de jaarboeken van het liefdesgesticht van Schijndel moet zeker een grote plaats innemen de stichting van dit huis, toegewijd aan de H. Lidwina. Na de inzegening van de kapel heb ik de H. Mis opgedragen en aan God gevraagd of Hij zijn bijzondere zegen aan dit huis wil schenken. De bouw van dit huis was nodig, omdat door deze stichting een grote last ontnomen wordt aan het moederhuis. Met nog meer liefde en toewijding zal men nu de heerlijke deugd van naastenliefde kunnen beoefenen.
De oude gebouwen van het moederhuis zullen ingericht worden voor het onderwijs, waarmee de gemeente Schijndel zeer zal gebaat zijn. Mijn allerbeste wensen voor het huis dat ik heden heb ingezegend. Het H. Misoffer heb ik benut om Gods beste zegen te vragen. In dit huis zullen blijde de liefdewerken van ziekenverpleging en verzorging van ouden van dagen worden uitgeoefend. Maar naast 't lichamelijk welzijn zal ook gezorgd worden voor het zielenheil van de patiënten die hier worden opgenomen, opdat zij na hun lichamelijk lijden getroost en gesterkt mogen gaan tot het eeuwig geluk”.

Daarna stelt hij het klooster onder de bijzondere bescherming van de H. Lidwina, welke heilige hij typeert als een toonbeeld van overgave. Ze leefde van 1380 tot 1433 en zou in haar leven als jong meisje een val op het ijs hebben gemaakt, waardoor ze 38 jaren lang aan haar bed werd gekluisterd. De legende vertelt, dat ze door haar lijden, gebed en offer al tijdens haar leven is vereerd. Ze wordt pas door Rome in 1890 heilig verklaard. Sindsdien dragen veel zieken- en verpleeghuizen haar naam. Daarop zegent de bisschop het door de beeldhouwer Andriessen uit Heemstede vervaardigde Lidwinabeeld, een geschenk van aannemer van Sambeek en spreekt de wens uit dat allen die voor haar in dit huis bidden, getroost en gesterkt worden. Het wordt geplaatst in de betegelde nis pal tegenover de hoofdingang. Mgr. Diepen besluit tenslotte deze plechtigheid met zijn bisschoppelijke zegen.
Hierna volgt een receptie waarbij aanwezig zijn Mgr. Diepen, de heren pastoors Pessers, Van Dijk en Van Vlokhoven, diverse andere geestelijken uit de regio, burgemeester Janssens met de wethouders, de heren doktoren W.H.A. van Oppenraaij en Verstraaten, de groot-industrieel H. Janssen, de architecten, aannemer en onderaannemers, de raad van het „liefdesgesticht‟, andere notabelen, het volledige kerkbestuur van de parochie Boschweg en een vijftigtal zusters. Deze receptie wordt geopend met een driestemmig feestlied uitgevoerd door het zusterskoor, gevolgd door de nodige toespraken. Tenslotte is het pastoor Pessers die als laatste spreker een oorkonde overhandigt met de volgende tekst:

“ In het jaar der verlossing een duizend negen honderd vier en dertig toen Paus Pius XI de Kerk Gods met wijsheid bestuurde, toen Arnold Frans Diepen bisschop was van 's-Hertogenbosch, Wilhelmina Koningin van Nederland, Adriaan Josephus Pessers pastoor der parochie van O.L.Vrouw van den Rozenkrans en zuster Maria Theresia algemeen overste van de Congregatie der Liefdezusters van Schijndel, heeft Zijne Hoogwaardige Excellentie Arnold Frans Diepen deze kapel en dit huis ingezegend op het feest van den heiligen Joannes Maria Vianney. Ter blijvende herinnering van dit heerlijk feit, werd deze oorkonde opgemaakt. Geteekend, Mgr. A.F.Diepen, pastoor A.J.Pessers, Zr. Maria Theresia”.

De plaatselijke correspondent voegt aan zijn feestverslag nog toe, dat de glas-in-lood-ramen in de kapel, alsmede het gebrandschilderde glas van Hans Basart uit Den Haag zijn en dat het smeedwerk van het koor afkomstig is van de heer G. Kuper uit Vught. Na de oorlogsjaren en wel op 9 november 1947 zou ook nog een gebrandschilderd raam worden aangeboden door de heer Hovenier namens alle evacués, voorstellende Lidwina van Schiedam, liggend op haar ziekbed, terwijl haar engelbewaarder haar een tak rozen brengt.

De ontwerpers en bouwers van het complex krijgen de loftrompet toegezwaaid en ook de correspondenten van de diverse dagbladen delen de nodige complimenten uit. Men spreekt van een „fraai en doelmatig gebouw‟, dat bedoeld is „om het lijden van zieken te verzachten en op te heffen en ouden van dagen een rustig tehuis te verschaffen‟. Alle correspondenten verzuimen niet om de globale indeling van het gebouw te vermelden. Met enige trots wordt de nieuwbouw gepresenteerd aan het grote lezerspubliek. De correspondent van de Provinciale Noordbrabantsche 's-Hertogenbossche Courant nr. 185 geeft het als volgt weer:

“Het gebouw heeft een frontbreedte van ruim 100 meter en een totale diepte van 57 meter. De rechtervleugel is bestemd voor pension van ouden van dagen zowel mannen als vrouwen; de linkervleugel omvat het ziekenhuis waarin tevens is ondergebracht een afdeeling voor T.B.C.-verpleging en afgesloten kinderboxen. In het middengedeelte zijn ondergebracht de ontvang- en spreekkamers alsmede het slot van de eerwaarde zusters, zijnde het werkgedeelte. De refter, recreatiezalen en gedeelte der slaapzalen vormen met de kapel een afzonderlijk gebouw, met het hoofdgebouw verbonden door gangen. Het gebouw heeft een groot souterrain, waarin de verschillende installaties voor centrale verwarming, ontijzerings-, pomp-, en hydrofoon-installaties, elektrische waschinstallatie e.d. zijn aangebracht.
Het gebouw bevat vervolgens den begane grond, verdieping en dak-verdieping en is voorzien van een speciale ziekenlift en een afzonderlijke lift voor het pension. De kapel, welke gelijkvloers met den beganen grond is gelegen, is tevens bereikbaar vanuit de 1e verdieping, zoodat ook van daaruit voor ouden van dagen gelegenheid bestaat de kapel binnen te treden naar een apart koor. Het gebouw heeft een eigen operatiekamer en laboratorium.
De inrichting van het gebouw is in alle opzichten hygienisch gehouden door toepassing van ijzeren ramen en dito buitendeuren. De vloeren en wanden zijn betegeld tot een totaal oppervlakte van 5000 m2.

Een andere correspondent neemt nog enkele andere details op. Zo zijn de aangeleverde tegels afkomstig van de firma Ras uit Den Bosch. Het gebouw heeft een onderbouw van gewapend beton op gewapende betonpalen, terwijl de gehele bovenbouw is opgetrokken van Brabantse steen afkomstig van de fabriek Ek(k)ersrijt te Son. De gewelven van de kapel zijn in gele Friese steen uitgevoerd. De mooie, met tegels beklede lijkenkamer is zodanig gelegen, dat secties ongestoord kunnen plaats vinden. De grote badkamer is van buitenaf bereikbaar, zodat binnenkomende patiënten gebaad kunnen worden alvorens men ze overbrengt naar de zaal. Historisch is nog vermeldenswaard dat de ziekenlift van het type „Starlift‟ is, dat de Veru-kook-pomphydrofoor en ontijzeringsinstallaties zijn uitgevoerd door de firma Th. Bouman te Utrecht, de elektrische licht-, zwakstroom- en krachtstroominstallaties door ingenieursbureau Thust en Graff uit Den Bosch, het schilderwerk door de firma Gebr. Jansen uit Tilburg en het stukadoorswerk door onderaannemer van Gemert uit Vught.
Beschrijving van de gemeentelijke monumentencommissie die anno 1993, bijna 60 jaren na de bouw, een beschrijving geeft van het exterieur en het interieur van het hoofdgebouw.
De commissie schrijft:

“De eenbeukige kapel heeft een omvang van vijf traveeën. Hierop sluit een polygonale absis aan met een halfrond bakstenen meloengewelf. De ingang met de zangers tribune erboven nemen twee traveeën in beslag terwijl het schip een omvang heeft van drie traveeën. Een grote getoogde opgeklampte deur geeft toegang tot de kapel. De eerste en tweede travee bevinden zich onder de zangers tribune en worden overspannen door gedrukte tongewelven van baksteen. Hier zijn links en rechts een biechtstoel ingebouwd met eikenhouten paneeldeuren en lambrizering. De tribune wordt ondersteund door twee achthoekige marmeren zuilen en twee muurpilasters. De verbindende rondbogen zijn gedrukt. Op de tribune staat een orgeltje in gotische stijl. Het spitsboogvenster naar de binnenplaats boven de ingang is voorzien van bakstenen montants”.

Vervolgens beschrijft men het schip en de absis zeer gedetailleerd:

“De bakstenen wanden met muur- en hoekpilasters en groene speklagen zijn geheel geglazuurd. De pilasterkapitelen met bloktandlijst zijn van zwart marmer. De pilasters vangen de druk op van de paraboolvormige gordelbogen”.

Er is nog iets bijzonders aan de kapel nl. de geschilderde kruisweg, die overigens inmiddels tot het verleden behoort. Het jaar waarin de 14 kruiswegstaties op de zijmuren van de kapel zijn aangebracht is niet geheel bekend. Destijds heeft kunstschilder Gerrit van Geffen (1883-1970), die zowat gedurende vijftig jaren in kerken en kloosters actief is geweest, de fraaie muurschilderingen vervaardigd.
Uiteindelijk is bij de herbestemming van het in 2000 verlaten Lidwinacomplex ook deze kruisweg bij de ombouw in 2009 van de sacrale kapelruimte tot ontmoetingsplaats „Het Gasthuis‟ geheel verdwenen.

Tot monument verheven[bewerken | brontekst bewerken]

Op 9 november 1993 besluit de gemeente Schijndel het pand Jan van Amstelstraat 33 te plaatsen op de gemeentelijke monumentenlijst.
Het gebouw wordt gerangschikt onder de categorie „bijzonder waardevolle religieuze centra‟.
Uit dit rapport zijn een aantal karakteristieken te halen, waardoor Huize Lidwina uiteindelijk tot monument wordt verheven. Men spreekt van een „traditionalistische stijl‟ als het gaat om het ontwerp. De motivering tot verheffing als monument is de volgende:

“Het pand is een goed en gaaf voorbeeld van mengeling van architectuurstijlen (traditionalisme en Amsterdamse school - elementen) zoals die worden toegepast door de architect van Liempd. Met name de monumentale voorgevel, de haaks daarop staande centrale as en de kapel hebben bijzondere architectonische waarde. Het object vormt met bijgebouwen, grachten en beplanting een karakteristiek geheel. Het object heeft een bijzondere sociale en cultuur-historische betekenis en getuigt van een geestelijke ontwikkeling“.

De Bouwstijl kort en bondig [2][bewerken | brontekst bewerken]

In het MIP-rapport (Monumenten Inventarisatie Project) wordt in telegramstijl de bouwstijl van dit gebouw uit 1934 beschreven.
De architecten waren Ch. van Liempd en H.M.de Graaf, het gebouw dateerd uit 1934.

Delftse School; Kapel: Amsterdamse School
Baksteen, grindbeton.
Kapel: Paraboolvormige vensters met glas-in-lood. Zadeldak met geglazuurde Romaanse dakpan. Op torenspits leien. Bakstenen paraboolgewelf in kapel.
Nummer 31A, rouwkapel eenlaags (adres: Gasthuisstraat 31A).
In voortuin beeld Onze Lieve Vrouw van Banneux, 1953.
Kapel: paraboolvormig gewelf. Geel geglazuurde bakstenen. Op de steen geschilderde Kruisswegstatie.
Aan drie zijden omgracht met knotwilgen, berken en beuken.
Voor 31A: vier Italiaanse populieren en vier kastanjebomen.
Cultuurhistorisch en architectuurhistorisch belang.
Achter de lange voorgevel verbinden leilinden 2 dwarsgangen een parallel lopend gedeelte met op de as hiervan de kapel.
Kapel: eenbeukige kruiskapel onder zadeldak en vijfzijdig gesloten absis en aparte westtoren.

De beginjaren van de stichting.[bewerken | brontekst bewerken]

De overhuis van moederhuis naar Huize Lidwina[bewerken | brontekst bewerken]

Karren, volgepropt met beddengoed, geëmailleerde en aarden slaapkamerbenodigdheden, ingelijste platen, allerlei kleine „hebbedingetjes‟, de ene na de andere wagen verlaat het oude klooster en tenslotte zaten daar nog, in lege vertrekken en op verspreid staande keukenstoelen, de „beverige oudjes...de mannen stil en onwennig in hun zondagse plunje, sommige met tranen in de ogen en de vrouwen verdwaasd zenuwachtig trekkend aan muts, hoed of doek‟. Wat staat hen te wachten? Rond twee uur is het de beurt aan de mannen om in de „autocar ‟ te vertrekken. Zuster Martina liep met een blinde, geestelijk gehandicapte vrouw, wat op en neer te drentelen om haar rustig te houden. Voor sommigen is de overtocht in een „grote reiswagen‟ een aparte belevenis. Uiteindelijk heeft iedereen een plaatsje toegewezen gekregen en zijn het de zusters Claudia, Johannna de Matha, Silvestra en Martina die de rij vertrekkende besluiten. De overtocht is uiteindelijk volbracht en eenieder zit nog wat onwennig, in gedachten verzonken, in dat „prachtige nieuwe huis‟. “De schoenmaker, zo meldt zuster Carmela, die met tranen in de ogen vertrokken was, loopt nu al het vorstelijk verblijf te bezichtigen. „Lange Willem‟ zit heerlijk te dutten op zijn nieuwe stekkie. Juffrouw Vissers heeft haar goede humeur al meegebracht, Bertha van Veghel voelt zich bijzonder voldaan en Drika van Uden kan haar geluk niet op. Vrouwke Smits heeft er wat moeite mee om haar bed te vinden en drie „schreeuwsters‟ worden voorlopig even naar het souterrain overgebracht, zodat ze de anderen niet tot last zijn. De mannen zaten heel tevreden in hun mooie lichte en luchtige kamer, een beetje beduusd over de nieuwe weelde”.
De groep „werksters van het eerste uur‟ , zowel voor zieken- en kraamverpleging, bejaardenzorg als onderwijs zijn de zusters Ida Marie van Vlokhoven die tot overste wordt benoemd, Annie van Overbeek, Gonzalina Stevens, Claudia Borghouts, Josepho van den Hurk, Antonia Huberts, Sylvestra Staasen, Marie Martina Scheepers, Eligia Willems, Johanna de Matha Jilesen, Emerentia van der Linden, Adelheid van Oosten, Agatha Vos, Josephta Habraken, Eobana Valinga, Assumptia Blom, Marie Gerardine Kusters, Antonine van de Wetering, Herma Oude Egberink en Therese Marie van Vught.
Naast hen telt het huis 21 mannen en 13 vrouwen.

Bewoners van huize Lidwina.

Bewoners van huize Lidwina.
Rij A: 1. Onbekend, 2. Onbekend, 3. Onbekend.
Rij B: 1. Mw. Theodora Goijaerts-van Rijbroek, 2. Mw. Van Heijst, 3. Mw. Guiniee, 4. Mej. de Zwart, 5. Mw. M. Eijkemans-Goijaerts.











Bewoners van huize Lidwina.

Bewoners van huize Lidwina.
Rij A: 1. Onbekend, 2. Onbekend, 3. Onbekend.
Rij B: 1. Onbekend, 2. Onbekend.











Bewoners van huize Lidwina.

Bewoners van huize Lidwina.
Rij A: 1. Onbekend, 2. Onbekend, 3, Onbekend, 4. Onbekend, 5. Onbekend, 6. Onbekend, 7. Onbekend, 8. Onbekend, 9. Onbekend, 10. Onbekend, 11. Onbekend.
Rij B: 1. Onbekend, 2. Onbekend, 3.Onbekend, 4. Onbekend, 5. Onbekend, 6. Onbekend, 7. Onbekend, 8. Onbekend.











Geschenken bij de opening en aankopen uit latere jaren.[bewerken | brontekst bewerken]

Het kleine Smitsorgel afkomstig van het klooster te Son.
Het beeld van Onze Lieve Vrouw van Banneux.

Bij een feestelijke opening passen uiteraard cadeaus die op die gedenkwaardige dag in 1934 de verdere aankleding van het complex mede bepaald hebben. Naast talloze fleurige bloemstukken zijn vermeldenswaard: tafelgoed, lakens en servetten, 40 lakens, diner- en ontbijtservies, kussens, pendule, coupe-ledikant, stoelen, tafels, een gouden monstrans, kerkgewaden, badhanddoeken, diverse stukken meubilair, orgel, kruisweg en altaarschel, een kapelklok, alle geschonken door de andere zusterkloosters in den lande.
Voor wat het orgel betreft is een korte aantekening van belang: dit kleine Smitsorgel stond destijds in het klooster Emmanuël te Son, dat in 1900 aldaar geschonken was door de Sonse pastoor Dobbelsteens. Men heeft het laten overbrengen naar Schijndel door de firma Bernard Pels uit Alkmaar. Uit een nota is te lezen: “kosten voor overplaatsing f 275,- ; het leveren van een windmachine fabricaat „Ventus‟ met toebehoren f 250,- ; meerkosten voor eikenbewerking der motorkast f 10,- ; voor een geleverd harmonium merk „Lindholm‟ 1 spel 7 registers f 115,- ; totale kosten f 650,-“.
Ook particuliere giften en geschenken zijn bekend zoals bv. een altaar voor in de kapel van Marinus Welvaarts, een beeld van het Heilig Hart van Jezus en een staande klok van een zekere W. van der Kallen die in Lidwina werd verpleegd, een kruisbeeld van N. van Esch, het Angelusklokje door de beide heren architecten, de betegeling van het mortuarium geschonken door de firma Ras, een Mariabeeld aangeboden door Mertens en Janssen uit Tilburg aannemers van het schilderwerk. Daar blijft het echter niet bij. Over de periode 1936-1967 zijn nog diverse andere geschenken vastgelegd in de archieven. Zo lezen we in het kloosterarchief op het moederhuis, dat Gijsbertus Timmermans, een pensiongast, Lidwina vereerd heeft met een uurwerk voor het torentje op de kapel geleverd door de firma Eijsbouts uit Asten voor f 625,- (april 1936) en met een nieuwe ciborie en een koperen wijwateremmertje (december 1939).
Van de familie Broeder uit Vierlingsbeek ontvangt men een nieuw kruis op het kerkhof (september 1946). Glazenier Hendriks uit Schiedam krijgt van de evacués uit de oorlogsjaren de opdracht voor het ontwerpen van twee geschilderde ramen, die in november 1947 worden aangeboden. In 1949 wordt een nieuwe kruisweg, geschilderd door de Heer van Geffen uit Den Haag, plechtig ingewijd door een Franciscaner monnik uit Weert en schaft men uit giften van vrienden en kennissen nieuwe lopers aan voor de kapel. Een fraaie bidstoel is aangeboden door de familie Lambooy ter gelegenheid van het gouden kloosterfeest van zuster Hermana Lambooy. De zusters Franciscanessen in Maastricht krijgen van een zekere Johan van Vroonhoven de opdracht tot het vervaardigen van een prachtige koorkap voor f 950,- (1951) en bij de feestelijkheden van de zusters Wilhelma Gevers en Juliana van der Heijden wordt er een zilver vergulde kelk aangekocht. Een wegens brandwonden verpleegde man van protestantse huize schenkt in oktober 1953 uit dankbaarheid een stalen kruiwagen.
Op 10 oktober 1954 wordt het beeld van Onze Lieve Vrouw van Banneux in de voortuin geplaatst en ingewijd door pastoor Pessers, in aanwezigheid van de nodige eerwaarde heren pastoors en kapelaans, burgerlijke overheden en de heren doktoren van het huis. Deze plechtigheid wordt opgeluisterd door een groep bruidjes, die in een spreekkoor Maria een welkomstwoord brengen uit naam van alle aanwezigen, vooral van de zieken die vanuit het ziekenhuis een prachtig uitzicht op het beeld hadden. Er wordt een lied gezongen met als refrein...‟Geef de zieken van de Boschweg, geef ons allen uwe vree‟.
In dat jaar is immers de gehele voortuin door de Nederlandse Heidemaatschappij in een compleet nieuw jasje gestoken. De gehele beplanting is toen uitgevoerd door Ton van den Oever uit Haaren. Van alle feestelijke gaven ter gelegenheid van het zilveren bestaan in 1959 wordt goed een jaar later in de kapel een geluidsinstallatie aangelegd voor slechthorenden. Een andere gift voor de kapel betreft een electrische klok die is betaald uit giften rond het gouden kloosterfeest van zuster Adriënne van der Sterren.
Gouden en zilveren kloosterfeesten blijken op meerdere momenten mooie gelegenheden te zijn geweest om gedane giften aan te wenden voor de gemeenschap.
Zo wordt een eikenhouten Madonna geleverd door kunsthandel Borzo uit Den Bosch, betaald uit giften rond het gouden feest van de zusters Eustochium Steur, Aloysio Voets en Alphonsinie van Boxmeer (1965) en in hetzelfde jaar, een houten Sint Josephbeeld voor de kapel. Mejuffrouw Francisca Beekman, in het bejaardenhuis overleden, schenkt twee nieuwe kazuifels van de firma Stadelmeier, een wit van f 725,- en een groen van f 425,- (1966), terwijl haar broer Marinus Beekman, pensiongast, daar nog eens een godslamp van f 55,- en een lessenaar van f 175,- aan toevoegt. Uit giften ter gelegenheid van weer andere feesten worden bij Stadelmeier nog eens twee nieuwe kazuifels aangekocht. Zo bouwde men toch een interessante inventaris op in de loop van de jaren.

Het kerkhof bij Huize Lidwina[bewerken | brontekst bewerken]

Het kloosterkerkhof van huize Lidwina.

Op 14 mei 1938 wordt er door de algemene overste een verzoek gericht aan het college van B&W van Schijndel, om in de tuin van Huize Lidwina een eigen kerkhof te mogen aanleggen, speciaal bedoeld voor de zusters van de congregatie. Een gelijkluidend verzoek wordt ook ingestuurd naar de bisschop van Den Bosch monseigneur Diepen. Enkele dagen later al volgt de goedkeuring. Het nieuw aangelegde kerkhof wordt op 29 juni 1938 door pastoor Pessers volgens de richtlijnen van de kerkelijke ritus plechtig ingezegend. In het najaar van 1950 wordt het zelfs nog vergroot.
Ruim 35 jaren na de aanleg, te weten 1 november 1973, reageert het gemeentebestuur op een verzoek van de congregatie en schrijft letterlijk: “...dat de zusters van het kerkhof van St. Lidwina, gelet op artikel 12 van de wet op de lijkenverzorging, mogen worden opgegraven en herbegraven op de kloosterbegraafplaats van verpleeghuis Sint Barbara, onder conditie dat terstond na de opgraving elk lijk wordt geborgen in een nieuwe lijkkist, dat de werkzaamheden geschieden tussen zonsopgang en zonsondergang en tenminste 12 uren voor dat de werkzaamheden beginnen moet het tijdstip van aanvang worden meegedeeld aan de groepscommandant van de rijkspolitie”. Op 7 en 8 maart 1975 tenslotte is het kerkhof van Huize Lidwina opgegraven en zijn de lijken van de genoemde zusters herbegraven op de Eerdsebaan.

Oorlogsjaren en koperen bestaan.[bewerken | brontekst bewerken]

De eerste signalen[bewerken | brontekst bewerken]

Zowel op 11 september 1939 als op 30 oktober van dat jaar valt er bij de RK Meisjesschool een brief op de deurmat van de opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht inhoudende een bevel, volgens artikel 33 van de inkwartieringswet, dat hij met ingang van 1 november inkwartiering vordert van een sergeant en het gebruik van een kantonnementsziekenverblijf tegen de prijs van 7 gulden op weekbasis, ook al was hij soms afwezig vanwege dienst of periodiek verlof. Het stuk wordt ondertekend door kantonnementscommandant de luitenant-kolonel A. Cramwinckel. In de voortuin van Huize Lidwina worden een vijftal auto-veldkeukens opgesteld en bovendien wordt de garage gebruikt om de manschappen van voedsel te voorzien. De lucht is vol oorlogsgeruchten schrijft een van de zusters, die haar eigen gouden kloosterfeest noodgedwongen verschoven ziet worden van 28 april naar 2 mei 1940.
Door een pater van het Damiaanklooster wordt het bericht rondverteld dat er te Eerde, schuin achter hun klooster, fel wordt gevochten en de vijand snel zou oprukken. “Zaterdags vroeg in de namiddag kwamen de Duitsers vanuit Eindhoven en Veghel in rijen van vier aangemarcheerd, recht door de Schijndelse Hoofdstraat in de richting van 's-Hertogenbosch. Allerlei voertuigen zoals luxe auto's, vrachtauto's, artilleriewagens en caissons, die de eindeloze stoet van manschappen, manschappen en nog eens manschappen vergezelden. En zo trokken ze van zaterdagnamiddag aan één stuk door, ook 's nachts, tot woensdagmiddag daaraan volgend”.
Voor Huize Lidwina breekt een weliswaar angstige en onzekere periode aan, maar de dapperheid, de creativiteit en vindingrijkheid van de leidinggevenden in het huis hebben uiteindelijk overwonnen.

Slachtoffers worden binnengebracht.[bewerken | brontekst bewerken]

Een klein contingent Nederlandse soldaten, gelegen bij de Dungense brug, wordt overrompeld door de vijand. Ondanks hardnekkige en heldhaftige tegenstand moeten ze zich gewonnen geven. Aan beide zijden vallen doden die te Den Dungen begraven worden en gewonden, waarvan op eerste Pinksterdag de eerste wordt binnengebracht, een zekere Willem Ponse, een protestantse militair uit Kortgene, die door een Duitse SS-er en een Oostenrijkse soldaat krijgsgevangen is gemaakt. De verpleegsters van Huize Lidwina wordt op het hart gedrukt de gewonde Ponse volstrekt niet te laten ontsnappen. Het herstel na de operatie aan zijn strottenhoofd, veroorzaakt door een granaatscherf, duurt zowat een maand en dan kan hij worden ontslagen. Na overleg met de burgemeester is hij toen per auto teruggekeerd naar huis. Nooit is er door enige Duitser navraag gedaan!
Een militair, genaamd Trines en afkomstig uit Eindhoven, wordt ook Huize Lidwina binnengedragen, maar was er bij aankomst al zo vreselijk aan toe dat hem in de spreekkamer al de laatste sacramenten worden toegediend. Op 11 mei binnengebracht, overlijdt hij na twee dagen aan zijn verwondingen.
Op 12 mei, eerste Pinksterdag, worden nog eens vier burgers en een militair naar Huize Lidwina overgebracht, die na verloop van ruim een maand verpleging ontslagen kunnen worden.
Diverse malen worden van Duitse zijde inspecties uitgevoerd in het ziekenhuis, waarbij de T.B.C.- afdeling angstvallig gemeden wordt. Het vindingrijke verplegend personeel schrikt er dan ook niet voor terug op die afdeling binnengebrachte piloten te verzorgen.
Huize Lidwina mag van de nieuwe machthebbers de geluidsinstallatie en aangesloten microfoons, als „centrale dienst‟, behouden, onder strikte conditie dat niet geluisterd zal worden naar de Engelse zender! Men kan alles blijven volgen door het gehele huis en alle diensten vanuit de kapel. Wat wel gevorderd wordt, zoals al eerder vermeld, is het kleine torenklokje, dat als Angelusklokje dienst doet. Op een middag verschijnen er vijf mannen, gewapend met lange touwen en dunne, stevige balken om het klokje uit de toren te hijsen. Op 19 december 1942 wordt het naar een „klokkenmagazijn‟ in Tilburg getransporteerd en uitgesproken op de feestdag van de heilige Antonius 1943 wordt het weer terugbezorgd, met de beperkende maatregel, dat het louter gebruikt mag worden als alarmsignaal bij noodtoestanden.

Tussen invasie en bevrijding.[bewerken | brontekst bewerken]

De meest hectische dagen voor Huize Lidwina zijn die van de bekende „granaatweken‟, de periode tussen 18 september en 23 oktober 1944, tussen invasie en bevrijding in. Op die 18e september na de middag worden naar Huize Lidwina twee dodelijk getroffen slachtoffers overgebracht nl. een, volgens de kronieken, grote robuuste Canadees en een schriele kleine Duitser, die even later beiden in de lijkenkapel liggen opgebaard en broederlijk naast elkaar in een dubbel lang graf ter aarde worden besteld op het Boschwegse kerkhof. Tegen de avond worden door een groep Duitsers, geassisteerd door dames en heren van de E.H.B.O., zes gewonde Amerikaanse krijgsgevangenen aan de zorgen van het Lidwinapersoneel toevertrouwd, waarvan er een beide benen had gebroken. De volgende dag volgen er nog twee. Om de gevangenen te bewaken blijven twee Duitse soldaten op het huis achter. Dan arriveren de eerste vluchtelingen uit Eerde. Een hoogzwangere moeder met vier van haar zes kinderen. De moeder brengt men meteen over naar de kraamafdeling. De Duitse „bewakers‟ worden de andere dag naar de vliering gebracht en opgeborgen in de grote helaas leegstaande spekkast! Op 22 september is het moeder overste die de gehele nacht gewaakt heeft in het ziekenhuis en 's-morgens de misviering gaat bijwonen in de parochiekerk. Na de viering staan buiten het kerkgebouw „twee ellendig uitziende Duitsers‟, twee katholieke Oostenrijkers zou blijken, die in vier dagen niets gegeten hebben en van hun bataljon (opzettelijk?) zijn afgedwaald. De een vocht destijds nog in Stalingrad, volgens zijn zeggen. Moeder Overste neemt ze mee naar Huize Lidwina, zet ze een stevig soldatenontbijt voor in de gastenkamer, biedt ze een warm bad aan en verbindt vervolgens hun totaal stukgelopen voeten. In vier weken tijd hadden ze hun zware soldatenschoenen niet meer uit kunnen doen! Ze maken kenbaar zich aan de Amerikanen te willen overgeven. Men bereidt in een der badkamers met enkele matrassen en dekens een slaapplaats voor ze, in afwachting van de komst der Amerikanen. Rond vier uur op die 22e arriveert een Amerikaanse auto, die tegenover de schoolspeelplaats blijft staan.
Een officier en zes soldaten, waarvan er eentje zich posteert op tien meter afstand van de brug van Huize Lidwina, een ander op de brug, de derde rechts van het bloemperk, de vierde er links van, terwijl de twee anderen de officier flankeren, die de twee Duitsers komt ophalen, die door de ondergrondse worden overhandigd.
Op het teken van de Amerikaanse officier laten ze de opgeheven handen zakken en hij vordert de witte vlag waarmee ze, als teken van overgave, naar buiten zijn gekomen. De nieuwe krijgsgevangenen begrijpen de hardop voorgelezen condities.
Zaterdag 23 september komen vanuit diverse windhoeken Duitsers oprukken, vanuit Boxtel, Den Bosch, Veghel en andere plaatsen, terwijl de Amerikanen zich terugtrekken in Wijbosch en Eerde. Die avond melden zich op Huize Lidwina twee Duitsers met het bevel, dat binnen 10 minuten vier flinke kamers beschikbaar gesteld moeten zijn. Diverse vertrekken worden snel ontruimd o.a. de gastenkamer, spreekkamer no.2 en de pensionkamer van Marinus Welvaarts. Op de deur van de keuken wordt een groot plakkaat geplakt met het opschrift: “Die Aufenthalt von der Küche ist nur für die Ordonnanse”, met drie dikke strepen onder het woord „nur‟. Nu was keukenzuster Herma wel tegen de heren opgewassen. Ze liet zich de kaas niet van het brood eten! Men verbaasde er zich over wat die groep Duitsers in Huize Lidwina dagelijks te eten en te drinken werd aangeboden.
Elke morgen arriveerde een auto om de geleegde wijn- en cognacflessen op te halen en te vervangen. Ze aten een dik belegde boterham met volvette kaas, kostelijke jam, schijven bloedworst en wat dies meer zij. Met enige jaloerse blikken wordt dit door de Lidwinabewoners gade geslagen. Enigen van de aanwezige Duitse commandanten blijken chirurg te zijn en omdat de chirurg van Huize Lidwina in Den Bosch woonde, hebben enkele commandanten toch, ondanks alles, hun goede diensten bewezen door granaten van gewonde burgers die in twee- en drietallen werden binnengedragen, operatief te verwijderen. Op een bepaald moment liggen niet alleen alle kamers, maar ook de lange gangen beneden en boven vol met gewonden. Het Lidwinaziekenhuis telt al heel snel een surplus van 94 patienten. Na een van de operaties vraagt een van de Duitse chirurgen of hij het gehele ziekenhuis eens mocht zien, wat allervriendelijkst wordt toegestaan, maar terecht werd gevreesd voor de in het geheim opgevangen Amerikaanse piloten, die in het gebouw werden verpleegd. Die plaats werd door zuster Henriëtto aan de Duitsers bekend gemaakt als de kraamafdeling. Zuster Josefino en een lekenzuster doorzagen op dat moment de list en namen beiden een baby op hun arm en brachten die naar de zgn. kraamafdeling. Het is wonderbaarlijk dat de 10 aanwezige Duitse militairen deze Amerikaanse piloten nooit hebben kunnen ontdekken, dankzij de listigheid van het verplegend personeel! Naast de gevorderde vier kamers worden nog eens twee vertrekken extra opgeëist in het souterrain. Het vleeskamertje en de provisiekamer worden voor dat doel ontruimd. Het worden voor de Duitsers meer vluchtoorden tijdens artillerieduels. De bewoners van Huize Lidwina blijven hun werk zoveel mogelijk voortzetten en schuilen van tijd tot tijd in de gewelfde gedeelten van de lange gang. Maar al vlogen de granaatscherven overal in het rond, het gebouwencomplex bleef gespaard van enorme voltreffers. Door een granaatinslag in een van de mannenzalen slaat de bewoners de schrik om het hart, maar niemand raakt gelukkig geblesseerd. Een tweede granaatinslag in de mannenzitkamers volgt tijdens het middagdutje van menigeen. Wel verbrijzelde ruiten maar geen gewonde bewoners! Een derde inslag jaagt een granaat richting tweede verdieping, maar ook hier loopt niemand enig letsel op.
Doden, die met verminkte lichamen 's avonds of 's nachts waren binnengebracht en door de zusters met de nodige assistentie naar onze lijkenkapel werden getransporteerd. De gewone weg door de gasthuisgang was afgesneden door de vele gewonde vrouwen en kinderen. Andere burgers die hier aan hun smartelijke wonden waren bezweken“.

Vanaf 24 september begint de grote stroom vluchtelingen. Diverse Wijbossche families, door Duitsers uit hun huizen verdreven, komen met een schamel beetje huisraad en beddengoed schreiend en hulpeloos op Huize Lidwina aan.
Ook mensen uit de centrumparochie zoeken daar hun heil, terwijl weer honderden anderen zich om huisvesting tot het moederhuis wenden.
Eerste en tweede verdieping en souterrain raken tjokvol. De zusters gaan, om de situatie zoveel mogelijk onder controle te kunnen houden, over tot een „reglement van orde‟ en voor iedere afdeling benoemt men een „commissaris van orde‟.
Vrouwen en meisjes worden ingezet bij het schillen van appels en aardappelen en het schoonmaken van groenten. De jongens doen de nodige werkzaamheden op de boerderijen, vervoeren het raapfruit naar Huize Lidwina, halen met gevaar voor eigen leven het gewonde vee uit de weilanden, zodat het verder kan worden geslacht. Op een bepaald moment „logeren‟ er zo'n 700 mensen in het ziekenhuis, pension en klooster. Tenslotte volgen er ook nog 14 verdreven zusters uit het Wijbosch.

Vier Amerikanen op een hooizolder.[bewerken | brontekst bewerken]

De Duitse bezetter dwingt het ene na het andere deel van Schijndel om boerderijen en burgerhuizen te ontruimen. Ook de Houterd moet het ontgelden. Daar zitten op een gegeven moment bij een zekere Broeren vier Amerikaanse piloten op de hooizolder verborgen. Door het listige optreden van Broeren worden de piloten in een ommezien „omgekleed tot eerzame boeren‟ en zoeken een goed heenkomen. De ene met een baby in een dekentje, de ander draagt de nodige huisraad achter de familie Broeren aan, de derde leidt een onwillig kalf aan een touw en nummer vier duwt een kruiwagen met beddengoed vooruit. Ze belanden uiteindelijk veilig binnen de muren van het Lidwinaziekenhuis, waar ze onmiddellijk bij hun landgenoten in de onderaardse gewelven worden ingedeeld. Voor de niet gewonde en herstelde piloten was de kelder van de centrale verwarming als verblijfplaats ingericht. In een bos huizen nog eens twaalf Amerikaanse piloten die door ondergrondsen uit Gemonde van het aller noodzakelijkste worden voorzien. Die komen uiteindelijk ook in het Lidwinaziekenhuis terecht door zich te voegen bij de eindeloze stroom vluchtelingen. Saillant detail is dat de Amerikanen op een gegeven moment situatiekaartjes laten zien van Schijndel en omstreken, waarop het ziekenhuis met rood omcirkeld was, ten teken dat dit gebouw absoluut gespaard moest blijven! Daags na aankomst van deze laatste groep Amerikanen moeten nog hun wapens uit het bos weggehaald worden.
Men zet het transport van een „gewonde‟ in scêne, compleet met een verpleegster in de persoon van schooljuf Gré Scholte, een andere ondergrondse als dokter en tenslotte en brancardier. In het bos legt men de wapens op de bodem van de kar en voerman Christ van Bakel, een onderduiker!, bedekt de bodem met een dikke laag stro, legt daarop de volgens de regels der kunst verbonden „gewonde‟, terwijl de „verpleegster‟ met een bezorgd gezicht zijn pols controleert en de dokter rijdt op zijn fiets langs de wagen. Twee argwanende Duitsers roepen nog wel “Halt!”, maar „de stoet‟ bereikt uiteindelijk veilig vluchtoord Lidwina.

Onafgebroken trommelvuur en tenslotte de bevrijding.[bewerken | brontekst bewerken]

Enige dagen voor de bevrijding leeft men tussen hoop en vrees, tussen kanongebulder en granatengefluit, tussen hier en daar oplaaiende branden en allerlei alarmerende geruchten, tot aan de nacht van zaterdag 21 oktober en zondag 22 oktober. Het artillerieduel breekt op dat moment in alle hevigheid los en ontaardt in een onafgebroken trommelvuur. Het waren de voortekenen van de definitieve bevrijding! Op 23 oktober was het dan zover.
De Geallieerden brachten in overvloed medicamenten, allerlei soorten verbanden, zeep en allerhande benodigdheden voor de verpleging van zieken en gewonden. Zuster Henriëtto nam alles in grote dankbaarheid aan.
Respect en waardering voor enige zeer opvallende personen tijdens deze enerverende periode. Zuster Veronica, die „letterlijk alles voor allen en aller moeder was”. De heer Hovenier die als helper, raadgever, tussenpersoon bij onderhandelingen, weldoener als het ging om levensmiddelen, diep respect afdwong bij alle bewoners. Degenen die zich in hebben gezet voor het transport van winkelwaren, slachtvee en zoveel andere zaken, waarbij in de kronieken genoemd worden Cor van Ham, Wim Doreleijers, Jan van den Broek en Christ van Bakel, die er dag in dag uit op uit trokken met het paard en de kar van „boer van Weert‟ om door het hele dorp van alles te vervoeren richting Moederhuis en Huize Lidwina.

Er was heel wat nodig.[bewerken | brontekst bewerken]

Onderzoek in de gemeentelijke archiefdocumentatie maakt in een oogopslag duidelijk, dat klooster en ziekenhuis ineens voor gigantische uitgaven werden gesteld, maar geeft ook inzicht in de prijzen van toen. Zo is er een lijst van medicamenten, samengesteld op het moment dat men de voorraad van de overleden Dr. A.P.H. Cals moest aanspreken voor een bedrag van f 137,80.
Om zo maar wat producten er uit te lichten...:

  • 2 kilo boorzalf voor f 2.96
  • 1000 stuks staalpillen f 2,09
  • 10 flessen insuline f 4,32
  • 12 rolletjes kleefpleister f 3,60
  • 3 liter parafine f 3,87
  • 8 flacons Davitamon A-D f 9,06
  • 12 buisjes vitamine D f 7,44
  • 3 kilo vaseline f 6,66
  • 5000 tabletten kalk f 15,-
  • 250 gram zinkolie f 1,52
  • 500 tabletten aspirine f 5,-
  • 1000 stuks gentiaan violetpillen f 7,20

Nog interessanter is het overzicht van de door het bestuur „van het vluchtoord St. Lidwina gedane uitgaven betrekking hebbende op de evacuatieperiode 17 september 1944 – eind oktober 1944‟.
Elke uitgavenpost is vervolgens op een bijlage (zie tussen de haakjes) nader gespecificeerd. Het totaaloverzicht:

  • gasolie f 23,10 (A.1)
  • vleesch f 2037,- (A.2)
  • fruit f 670,- (A.3)
  • kleeren f 143,75 (A.4)
  • aardappelen f 1063,38 (A.5)
  • dem f 48,- (A.6)
  • eelpitten f 94,43 (A.7)
  • brood f 950,-
  • kruidenierswaren f 163,30 (A.8)
  • melk f 892,50 (A.9)
  • kruideniers- en grutterswaren f 688,05(A.10)
  • kruidenierswaren f 935,04 (A.11)
  • genees- en verbandmiddelen (niet voor de personen verpleegd in de zieken afdeling) f 366,93 (A.12)
  • electrische stroom f 107,51 (A.13)
  • huur tractor voor opwekken stroom na uitvallen PNEM f 237,- (A.14)
  • brandstoffen f 41,- (A.15)
  • idem f 87,- (A.16)
  • kelderverlichting f 392,20 (A.17)
  • vet f 25,- (A.18)
  • totaal f 8965,19

Door het luchtbombardement, de ontruimingsbevelen en de beschietingen ontstond een echte noodtoestand, die grote kosten heeft veroorzaakt, waarbij men onderscheid moet maken tussen het vluchtoord moederhuis van de zusters van Schijndel, het vluchtoord St. Lidwinagesticht, het vluchtoord Geerkens samen met enige kleinere schuilplaatsen en tenslotte de vervangingskeuken van Geerkens. Deze vier vluchtoorden zijn in gebruik geweest van ca. 27 september – 24 oktober 1944 = 28 dagen. Het aantal vluchtelingen in de schuilplaatsen bij vluchtoord Geerkens bedroeg ca. 380. In een gemeentelijk verslag t.a.v. broodvoorziening in die dagen, dat overigens pas veel later is ingestuurd naar de dienst maatschappelijke zorg van het ministerie van BZ, wordt de ontstane noodtoestand als volgt omschreven:

“In die omstandigheden werd aan de bakkers die nog in Schijndel aanwezig waren door het gemeentebestuur in combinatie met V.V.O. bevolen in de nog bruikbare bakkerijen brood te bakken voor de opgejaagde bevolking en voor de inwoners die nog in huizen konden blijven. Dit brood werd aanvankelijk gratis verstrekt. Door het uitvallen van de elektrische stroom, welke in normale tijden deegkneedmachines drijft, werd van de bakkers bovenmate zware en langdurige arbeid vereist. Bovendien moesten zij hun werk in permanent levensgevaar verrichten. Als tegenprestatie werden de bakkers gratis bevoorraad. De kosten daarvan hebben f 5193,70 bedragen. Een declaratie van dit bedrag bieden wij u hier aan vergezeld van een afschrift van de bewijsstukken”.


Ziekendienst Schijndel.[bewerken | brontekst bewerken]

In januari 1943 wordt er op gemeentelijk niveau druk gecorrespondeerd over de verstrekking van een vergunning voor ziekentransport onder de drie garagehouders te Schijndel nl. de firma Fassbender, van Hooft en Vugts. Het effect is, dat nog tijdens die oorlogsjaren een lokale ziekendienst in het leven wordt geroepen, dag en nacht bereikbaar onder telefoonnummer 352.
Op 4 maart 1943 schrijft immers Mr.D. van Setten namens de rijksverkeersinspectie uit Den Bosch aan het gemeentebestuur van Schijndel de volgende brief:

“Met ingang van 8 maart 1943 is door mijn inspectie opgericht een ziekendienst Schijndel.
Deze ziekendienst heeft tot doel de verzorging van het ziekenvervoer in het rayon Schijndel; dit rayon omvat de gemeenten Schijndel, St.Oedenrode, alsmede het dorp Eerde (gem. Veghel). Het ziekenvervoer in dit rayon zal in het vervolg geheel moeten plaats vinden met de gastaxi's van den Ziekendienst Schijndel. De benzinewagens, welke op enkele plaatsen binnen dit rayon blijven gestationeerd zijn slechts bedoeld als reserve en mogen alleen in noodgevallen worden gebezigd, wanneer een gastaxi uit Schijndel niet tijdig ter plaatse aanwezig zou kunnen zijn. Aanvragen voor ziekenvervoer moeten uitsluitend worden gericht tot den uitvoerder van den dienst, den heer P.M. Vugts te Schijndel, die onder nr. 352 dag en nacht bereikbaar is. Hier zullen steeds voldoende wagens aanwezig zijn.
Voor elke rit moet een doktersattest worden afgegeven, waaruit blijkt, dat het vervoer van de(n) patiënt(e) per auto absoluut noodzakelijk is. Het tarief voor vervoer via den Ziekenhuisdienst bedraagt met goedkeuring van den secretaris-generaal van het Departement van Waterstaat (sectie tarieven en prijzen) 30 ct. per km. van garage tot garage. Voor ritten liggende binnen een periode tijdens welke het verkeer met motorvoertuigen slechts met bijzondere toestemming van overheidswege geoorloofd is, wordt dit tarief met 50% verhoogd. Met moeilijkheden of klachten over het functioneren van den dienst kunt u zich steeds tot mij wenden – ondertekend de Rijksinspecteur van het Verkeer“.

De naoorlogse periode.[bewerken | brontekst bewerken]

Schijndel was weliswaar bevrijd, maar de oorlog nog niet geheel achter de rug, want nog niet iedereen voelde zich vrij. Dat zou nog enige tijd duren. Uiteindelijk is het dan zover...ons land is geheel bevrijd van het „Duitse juk‟ en dat moet gevierd worden. Ook Schijndel blijft niet achter.
Op 2 juni 1945 worden er bevrijdingsfeesten georganiseerd en voor die gelegenheid wordt er ijverig gebouwd aan allerhande opgetuigde praalwagens. Ook Huize Lidwina bouwt fanatiek aan een eigen praalwagen die in de feeststoet wordt voortgetrokken en waarop zelfs twee jonge mensen verliefd raken en vanaf die dag onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn gebleven.
Een andere feestelijke gebeurtenis is de boodschap vanuit Den Haag van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de afdeling der koninklijke onderscheidingen no.5149 bestemd voor Zuster Veronica Seelen, op dat moment overste van het Lidwinaklooster.
Het authentieke document luidt:

“Wij, Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje – Nassau, enz. enz. – op de voordracht van Onzen Minister van Binnenlandse Zaken, hebben goedgevonden en verstaan, te benoemen tot RIDDER in de ORDE VAN ORANJE – NASSAU H. Seelen, overste van het St.Lidwina-gesticht te Schijndel”.

Op zaterdagmiddag 28 september wordt deze benoeming feestelijk gevierd voor de gehele dorpsgemeenschap. De voortuin is voorzien van de nodige vlaggen in rood-wit-blauw en oranje en de toegangstrap van het huis verrijkt met fleurige bloemen. Onder leiding van de heer H.J. Tibosch brengt de harmonie een muzikale hulde en de toespraak van de burgemeester was duidelijk. In feestelijke bewoordingen memoreert hij aan de onvermoeide zorgzaamheid, zelfopoffering en toewijding, moed en beleid van zuster Veronica en de haren en speldt meteen daarna het insigne van de ridderorde op. De harmonie zet het Wilhelmus in. In de refter van het klooster wordt de hulde voortgezet.

Een praalwagen van Lidwina tijdens de bevrijdingsfeesten op 2 juni 1945.

Een praalwagen van Lidwina tijdens de bevrijdingsfeesten op 2 juni 1945.
Rij A: 1. Marietje Vermeer als Lidwina, 2. een dochter van Heintje van Liempd als gewonde, 3. een verpleegster van Lidwina als „non‟, 4. Marietje Meuffels als verpleegster, 5. Frans Timmermans als arts, 6. een zekere Langenhuizen als gewonde, 7. Mientje Kuenen als „non‟.
Rij B: 1. een dochter van Heintje van Liempd als gewonde, 2. Sjef van Kaathoven als Prins Bernhard, 3. An van de Ven als Prinses Juliana, 4. Marietje Gevers als Amerikaanse militair, 5. Trees Doreleijers als gewonde Amerikaans militair, 6. Harrie Kuenen als voerman. (bij Lidwina en de arts is toen de liefdesvonk overgeslagen).









Bijzondere viering van het koperen feest.[bewerken | brontekst bewerken]

Zuster Veronica Seelen in oorlogstijd overste van Lidwina die diverse onderscheidingen heeft gekregen voor haar heldhaftig en moedig optreden.

De eerste 12 ½ jaar is de jonge stichting uitgegroeid tot een niet meer weg te denken sociaal-medisch en maatschappelijk instituut. Terecht dat de Schijndelse gemeenschap op 9 februari 1947 wil stilstaan bij deze „koperen mijlpaal‟. Een feestcomité wordt in het leven geroepen waarin zitting nemen: pastoor Pessers, J.W. Hovenier, P. van Tartwijk, G. Polfliet en H. van Schijndel uit de Pompstraat, Ant. van den Dungen uit de Sint Servatiusstraat, Mar. Timmermans en J. van Veghel uit de Keur, H. van den Heuvel uit de Hoofdstraat, W. van der Heijden uit Wijbosch, H. Verhagen uit de Voortstraat, F. van Roozendaal uit de Heikantstraat en J. van Liempd van de Boschweg. Burgemeester W.J.N. Wijs maakt de viering officieel via de krant bekend en onthult, dat op deze dag aan Zuster Veronica de “Medal of Freedom” zal worden uitgereikt, die haar ten deel is gevallen.
Hierover ontving ze al op 23 december 1946 bericht van het “Holland Office, 7709 Mis-X Detachement Military Intelligence Service, United States Army.” Eigenlijk had ze die op 18 januari 1947 in de stadsschouwburg te Maastricht in ontvangst moeten gaan nemen, maar heeft daarvan uiteindelijk, ondanks het fraaie aanbod van de firma Jansen de Wit om in hun „verwarmde auto‟ te reizen, afgezien. Het feest wordt groots gevierd en de plaatselijke en regionale krant besteden er ruim aandacht aan. In allerlei toonaarden wordt door tal van sprekers met dankbaarheid herinnerd aan de grote rol die Huize Lidwina onder leiding van zuster Veronica speelde in de oorlogsjaren.

Namens alle 700 evacués biedt de heer Hovenier twee gebrandschilderde ramen aan voor de kapel, het ene met de H. Lidwina en het andere met een afbeelding van de H. Elisabeth, de patrones der liefdewerken. De vertegenwoordiger namens de Amerikaanse Ambassade, de heer Wannee, speldt eerst deze hoge onderscheiding op en leest vervolgens de tekst van de bijbehorende bulle:

“H. Seelen, Nederlandse onderdaan, streed allermoedigst voor de zaak der vrijheid, door het verlenen van hulp van uitzonderlijk belang aan de leden van de Amerikaanse en Britse legerkrachten, die waren ondergedoken om de gevangenneming te ontgaan in de door de vijand bezette delen van Europa. De moed, de dapperheid en buitengewone toewijding aan de gemeenschappelijke zaak der vrijheid, door deze persoon getoond in het ondernemen van zulke gevaarlijke plichten, wetende welk een prijs er moest betaald worden in geval van betrapping, waren beslist een factor die bijdroeg tot het beëindigen der vijandelijkheden in dit oorlogsgebied en verdienen de hoogste graad van lof”.

Ook van de zijde van de Britse regering had zuster Veronica al een getuigschrift ontvangen.
Ook bij haar gouden kloosterfeest in 1957 stond de krant weer even bol van het spectaculaire nieuws uit 1947 en schreef de correspondent:

“Zo heeft zuster Veronica zich een plaats veroverd in de harten van honderden Schijndelaren die haar nooit zullen vergeten en die in gedachten zullen meeleven met het Gouden Kloosterfeest, dat op 9 oktober in Berghem bij Oss gevierd wordt”.

Opheffing ziekenhuis en andere bestemming.[bewerken | brontekst bewerken]

Een groepsfoto van de grote kloostergemeenschap van Lidwina bij gelegenheid van het vertrek van zuster Herma Oude Egberink naar Curaçao.

Een groepsfoto van de grote kloostergemeenschap van Lidwina bij gelegenheid van het vertrek van zuster Herma Oude Egberink naar Curaçao.
Rij A: 1. Eligia Willems, 2. Marie Ardina van Kleef, 3. Theodorine Rovers, 4. Plechelma Pennings, 5. Harlindis Slits, 6. Marie Odilia Wilms, 7. Agnes Marie Broeder, 8. Alosia Marie Bosman, 9. Lydia Schoenmakers, 10. Ernestine van de Horst, 11. Henrice Marie van de Zanden, 12. Huberta Marie Donkers, 13. Xavera van Weert, 14. Anne Marie Moonen, 15. Canisa van den Broek.
Rij B: 1. Francica Romana van de Vorst, 2. Hermana Lambooij, 3. Agatha Vos, 4. Aloysio Voets, 5. Beata van de Weijer, 6. Franciscus Regis van de Kruijs, 7. Lidwina van Breda, 8. Josephino van Beers, 9. Henriëtto Roovers, 10. Martinia de Laat, 11. Johanna de Matha Jilissen, 12. Antonella Jilissen, 13. Antonilla van den Onzenoord, 14. Theresa Rutten, 15. Hubertine Waijers.
Rij C: 1. Adelia de Klein, 2. Marcellina Smits, 3. Josepho van den Hurk, 4. Veronica Seelen [moeder-overste], 5. Herma Oude Egberink, 6. Antonine van de Wetering, 7. Claudia Borghouts, 8. Alphonse van den Heuvel, 9. Adriana Brekelmans, 10. Marie Martina Scheepers, 11. Cassiana Teunissen, 12. Antonio Deelen.

Huize Lidwina in het zilver.[bewerken | brontekst bewerken]

Het zilveren bestaan van Huize Lidwina, dat op 9 augustus 1959 gevierd zou moeten worden, schuift men enige tijd voor zich uit vanwege de retraite van de zusters. In een inmiddels benoemde feestcommissie hebben o.a. zitting de eerwaarde heren pastoors van Dijk, Pessers, Chr. Vinken en W. Hanegraaf, burgemeester A.Th.J.H. van Tuijl en de doktoren Verstraaten en van de Meerendonk.
De herdenkingsdag wordt vastgesteld op zondag 23 augustus. Een fraaie voorkaft in kleur siert het programmaboekje van die dag. Onder grote belangstelling van de gehele dorpsgemeenschap worden de zusters en het verplegend personeel in het feestzonnetje gezet en wordt door de feestcommissie een bedrag van f 1000,- aangeboden, bijeengebracht uit spontane giften van de bevolking. In diverse toonaarden wordt het moedig optreden tijdens de oorlogsjaren weer in herinnering gebracht en steekt men het respect voor Huize Lidwina niet onder stoelen of banken.

Videobeelden van Huize Lidwina in het zilver.[bewerken | brontekst bewerken]

Videobeelden 25 jarig jubileum Lidwina

De dagelijkse gang van zaken.[bewerken | brontekst bewerken]

Na alle feestelijkheden gaat men weer over tot de orde van de dag. Ziekenverpleging en bejaardenzorg is immers een continue proces. Waar we nu spreken over budgetten op maat en zoveel gulden per ziekenhuisbed, lagen toen de bedragen uiteraard op een beduidend lager niveau.
Voor de armlastige patiënt, zoals blijkt uit een schrijven uit 1947, is er direct na de oorlogsjaren het armbestuur, het ziekenfonds of het kerkelijk fonds waar men op terug kan vallen. De verpleging voor eerste-klas-patiënten komt neer op f 5,50 per patiënt per dag, de tweede klas op f 4,50 en voor de derde klas rekent men f 2,50. Gebruik van de operatiekamer betekent resp. f 25,-, f 15,- en f 10,-; die van de narcose f 15,-, f 12,75 en f 8.75; laboratoriumonderzoeken verricht men al voor f 1,- en bij de röntgenafdeling kosten de grote foto's f 20,-, het tweede soort f 15,-, formaat 18x24 f 12,50 en voor kleine foto's wordt slechts f 6,- in rekening gebracht.
In 1955 wordt een nieuw laboratorium ingericht, gebouwd door een zekere Goossens. Achter de monumentale gevel doet iedereen zijn of haar werk, totdat in 1960 de eerste geruchtenstroom op gang komt, als zou Huize Lidwina de status van ziekenhuis gaan verliezen en worden opgeheven, om plaats te maken voor uitsluitend bejaardenzorg. Navraag door een plaatselijke correspondent bij het hoofdbestuur leveren noch bevestiging noch ontkenning op. Men veronderstelt dat de concurrentie vanuit Den Bosch en Veghel te groot is geworden. De regionale uitstraling van het Schijndelse ziekenhuis blijft te beperkt. De bezorgdheid rond een eventuele opheffing ervan bleek niet uit de lucht gegrepen.
In een brief, afkomstig van het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid aan de directie van Huize Lidwina de dato 18 juni 1962, waarin de mededeling wordt gedaan dat „de inrichting is afgevoerd van de lijst van ziekenhuizen, welke in buitengewone omstandigheden in beginsel zijn aangewezen voor het onderbrengen van oorlogsgewonden‟.

De opheffing komt dichterbij[bewerken | brontekst bewerken]

Ruim vijf jaren later wordt de aanvankelijke bezorgdheid over opheffing bewaarheid. Met ingang van 21 juli 1967 wordt de voorlopige erkenning ingetrokken en vervalt, zo schrijft men, de bijlage behorend bij de beschikking ziekenhuisverpleging ziekenfondsverzekering in rubriek 1 van de „Algemene Ziekenhuizen onder Noord Brabant – Schijndel St. Lidwinagesticht ‟.
Enige maanden na die intrekking volgt een tweede brief.
Met ingang van 1 december 1967 zullen alle klinische opnamen en klinische behandelingen worden stopgezet en ten aanzien van alle poliklinische behandelingen zou nog nader bericht volgen, maar het lag wel in de bedoeling ook deze te stoppen op het moment dat met de verbouwing van het huis begonnen wordt. Goed een jaar later volgt eenzelfde mededeling voor de afdeling „röntgendiagnostiek en therapie‟. Dat betekent ook tegelijkertijd sluiting van de kraamafdeling, maar men heeft gelukkig nog wel de nodige clementie met een hoogzwangere medewerkster nl. de echtgenote van de op 15 juli 1968 benoemde chef-kok Ad van der Heijden. Kort na de definitieve sluiting immers, wordt op 4 januari 1969, hun zoon Patrick geboren, die vanaf het eerste moment dus al historie schreef en door het leven zal gaan als „de laatste baby van Huize Lidwina‟. Door sluiting van het ziekenhuisgedeelte heeft Huize Lidwina een geheel andere status gekregen. Men richt zich vanaf dat moment uitsluitend op de huisvesting en verzorging en verpleging van bejaarden. In de maanden september-oktober 1967 verhuist al een groep van zo'n 40 bejaarden naar het inmiddels gereed gekomen Mgr. Bekkershuis. Het ombouwen van het ziekenhuisgedeelte van Huize Lidwina en andere renovaties worden in 1968-1969 ter hand genomen. Voor de leiding, die vanaf 1 februari 1944 tot aan de sluiting in handen was van de bekende zuster Henriëtto Rovers betekent dit alles „andere tijden, andere eisen‟ en... het roer wordt overgegeven. Als allround en veelzijdig „hoofdzuster‟ en directrice, die van alle markten thuis was, zowel op de operatiekamer, op de ziekenzalen als op de kraamafdeling van haar collega Zuster Mariëtte Donkers en verpleegster Leida Jansen en 13 andere collega's, wist zuster Henriëtto op een inspirerende wijze leiding te geven en kreeg het Schijndelse ziekenhuis grote bekendheid in de regio. Zij is ook het directe aanspreekpunt geweest voor de diverse specialisten uit de andere ziekenhuizen uit de regio die operaties verrichtten en consulten hielden. Zo kennen we uit de archieven de namen van o.a. dokter Drijvers chirurg, dokter van Erp vrouwenarts en chirurg, dokter Flia chirurg, dokter Liem uroloog, dokter Simons de keel-neusoorarts, dokter Tonino en fysiotherapeut Jetten.
Patiënten van weleer zullen zich vast en zeker nog wel andere namen herinneren! De ziekenhuisperiode wordt in 1969 definitief afgesloten en Huize Lidwina wordt vanaf dat moment een uitgesproken bejaardenhuis met een capaciteit van 60 bejaarden en in de kloosterafdeling 45 kloosterzusters. De leiding komt dan in handen van directrice Zuster Lucilla van der Heijden.

Het keukenpersoneel onder leiding van chef-kok Ad van der Heijden.

De nieuwe start in een gerenoveerd gebouw.[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de verbouwingsactiviteiten staat zuster Henriëtto nog even goed in de schijnwerpers vanwege haar zilveren ambtsjubileum als directrice. In mei 1969 is men bijna klaar met bouwen. Het ziekenhuisgedeelte is dusdanig omgebouwd dat het zo goed mogelijk geschikt is gemaakt voor bejaardenzorg en in de kloostervleugel zijn ook de nodige aanpassingen doorgevoerd zoals bv. een nieuwe refter en recreatiezaal, die op 15 juni 1969 in gebruik worden genomen, evenals de „eigen kamers‟ van de zusters.
Goed een maand later, 23 juli 1969, strijkt de chef-kok met zijn kookstaf neer in de geheel vernieuwde keuken. Ze hadden zich tijdens de verbouwing moeten behelpen met de provisorisch ingerichte keuken in de voormalige boerderij. Een modern ingerichte keuken met uiteraard moderne apparatuur, geschikt voor maaltijdbereiding voor de bewoners van Huize Lidwina, maar ook voor de bejaarden in het dorp. De leidinggevende positie van zuster Lucilla wordt per 1 september 1971 overgenomen door Mejuffrouw Ria Hijl, later Ria Verstijnen-Hijl, een goede bekende van de congregatie van de Zusters van Schijndel vanuit haar Curaçaose periode.
De dagelijkse leiding berust bij haar, zij het per delegatie en onder directe verantwoordelijkheid van het bestuur van de Zusters van Liefde. Zuster Lucilla treedt terug en aanvaardt de functie van adjunct-directrice tot aan haar pensioen in 1976. Ze wordt dan opgevolgd door zuster van Roessel. Nieuwere beleidslijnen worden op papier vastgelegd, gevoed door vernieuwde visies op een eigentijdse organisatiestructuur. Ook de positie van de zusters in Huize Lidwina is een andere geworden. Alle zusters die werken in het bejaardenhuis komen in loondienst en worden gebonden aan vaste werktijden. Bovendien heeft de leidster van het zusterconvent, zuster Rian van Dongen, de taak om, samen met Ria Verstijnen, te werken aan een goede integratie tussen bewoners en zusters.

Nieuwe wegen in de bejaardenzorg.[bewerken | brontekst bewerken]

Een doorkijk bij de in de achtertuin gebouwde bejaardenwoningen die inmiddels al weer uit het straatbeeld zijn verdwenen

De ontwikkelingen gaan door. Een eerdere gedachte om van Huize Lidwina een verpleeghuis te maken hebben het nooit gehaald. Op 9 mei 1966 wordt de Stichting Schijndelse Verzorgingscentra in het leven geroepen. Bejaardenhuizen worden langzaam maar zeker verzorgingshuizen. Er ontstaan indicatiecommissies die beoordelen wie voor opname in zo'n verzorgingshuis in aanmerking komt. Rondom bejaardenhuizen ziet men de bouw van zgn. „aanleunwoningen‟ opkomen, waarvan de bewoners zelfstandig wonen en tegelijkertijd tot op zekere hoogte kunnen profiteren van de faciliteiten van het aangrenzend bejaardenhuis. Die worden ook rondom Huize Lidwina gerealiseerd. Begin december 1972 worden de fruitbomen in de tuin gerooid als voorbereiding op de bouw van een serie van 32 bejaardenwoningen. Oktober 1973 wordt het door de gemeente aangekochte terrein bouwrijp gemaakt. Het nieuw te bouwen complex zal de naam krijgen van Lidwinahof en de straat Lidwinastraat. Goed 'n jaar later, tussen 19 en 23 oktober, worden alle bejaardenwoningen betrokken. In 1974 wordt door een werkgroep van deskundigen een inventarisatie gemaakt van de capaciteit en zorgbehoeften binnen Schijndel.
Op dat moment telt de gemeente 671 bejaarde vrouwen en 463 bejaarde mannen. Van die 1134 bejaarden zijn er 980 incl. 100 invaliden, aangesloten bij bejaardenbonden.
Qua huisvestingsmogelijkheden zijn er twee categorieën te onderscheiden nl. de bejaarden- of aanleunwoningen nl. 29 bij het Mgr. Bekkershuis, 32 op Lidwinahof en 30 woningen gepland in het Jansenpark en daarnaast zijn er drie huizen met de volgende capaciteit: Mgr. Bekkershuis 7 tweepersoons- en 56 eenpersoonskamers, Huize Lidwina met 22 tweepersoons- en 22 eenpersoonskamers en een bescheiden verpleeggedeelte en tenslotte verpleeghuis Sint Barbara met 55 eenpersoonskamers, drie zalen met 5 bedden en nog eens drie zalen met 7 bedden. Dit laatste huis is specifiek gericht op verpleging van de religieuzen van de congregatie van de Zusters van Schijndel en andere congregaties.
Dit werkgroepoverleg getuigt van gezamenlijke zorg en meer naar elkaar willen toegroeien. Ieder afzonderlijks huis is geen eiland meer, maar opereren vanuit een gezamenlijke visie wordt het nieuwe motto.

Een nieuwe ontspannings- en ontmoetingsruimte.[bewerken | brontekst bewerken]

Toespraak van directrice Ria Verstijnen-Hijl bij de opening van de ontspanningszaal „de Schaats‟ op 26 januari 1979

De directie van Huize Lidwina overweegt de bouw van een nieuwe recreatiezaal en ontmoetingsruimte. De door architect Sleenhof uit Sint Oedenrode ontworpen schets wordt goedgekeurd en door de firma Schellekens start de bouw ervan in augustus 1978. In recordtempo wordt de nieuwe ontspanningszaal voltooid, zodat die met de kerstdagen al in gebruik genomen kan worden. De lichtinstallatie van de firma Heerkens, het sanitair van de firma Gebroeders Bosmans en de koelinstallatie van de firma Voets staan borg voor een magnifieke feest- en ontmoetingsruimte. De officiële opening volgt op 26 januari 1979.
Na een plechtige Eucharistieviering door pastoor Hanegraaf, met assistentie van de bewonerscommissie en zang door het Boschwegse dameskoor, verricht om 16.30 de inmiddels gearriveerde burgemeester G.M. Scholten de opening door boven de ingang van de kleurrijk aangeklede ontspanningszaal een schaats te onthullen. Hij wordt bijgestaan door mevrouw Wouters, zuster Hélène en het echtpaar van den Oetelaar, de oudste bewoners van de woningen op Lidwinahof en Huize Lidwina zelf. Mevrouw van Haaren laat de bejaardengymgroep een feestelijke openingsdans uitvoeren en s'avonds is het de heer F. van Dorst die met de nodige Brabantse humor de zaal zal inwijden. Daags daarna wordt de familie van de bewoners in de gelegenheid gesteld de fonkelnieuwe ontmoetingsruimte te komen bewonderen. Er was een prijsvraag uitgeschreven om bewoners e.a. te betrekken bij de naamgeving van de nieuwe ontspanningszaal. Uit 79 ingezonden namen koos een jury uiteindelijk de naam „de Schaats”, herinnerend aan de val van Lidwina van Schiedam op het ijs toen zij aan het schaatsen was en 38 jaren lang aan bed gekluisterd bleef. Zelfs twee inzenders hadden hetzelfde idee, zodat na loting Mevr. van Tartwijk als winnares uit de bus is gekomen.

Voorbereidingen voor het gouden feest.[bewerken | brontekst bewerken]

Men maakt zich langzaam maar zeker op voor de viering van het gouden feest van Huize Lidwina. De benoemde feestcommissie heeft grootse plannen. Al op 17 december 1983 richt deze commissie een schrijven aan het gemeentebestuur en dient een verzoek om subsidie in. Men wil graag een uitbundig feestprogramma samenstellen en bovendien een gedenkboekje uitbrengen. Vervolgens doet men het voorstel om het park achter Lidwinahof Veronicapark te gaan noemen als blijvende herinnering aan zuster Veronica en men dient een verzoek in tot plaatsing van een kunstwerk in het park. Er wordt een feestprogramma ontworpen dat wordt uitgesmeerd over september en oktober 1984. De doelgroepen zijn de vaste bewoners, de bewoners van de bungalows, het personeel met kinderen, de zusters en hun eventuele familieleden, het bestuur, kinderen en kleinkinderen van de bejaarden, de leden van de liturgische groep,...kortom iedereen wordt in de gelegenheid gesteld aan de feestvreugde deel te nemen. Speciale acties en spelavonden zijn er aan voorafgegaan om de nodige geldelijke middelen bijeen te sprokkelen. Het ligt in de bedoeling om op de officiële dag de bisschop van Den Bosch, Mgr. Bluyssen, te vragen om in de plechtige eucharistieviering voor te gaan, maar vanwege de gezondheidsproblemen van de bisschop blijkt dit niet haalbaar en gaat men hogerop en nodigt Zijne Eminentie Kardinaal Bernard Alfrink uit. Aanvankelijk wil de kardinaal de gezondheidstoestand van Mgr. Bluyssen nog even aanzien alvorens een definitieve toezegging te doen, maar uiteindelijk gaat hij akkoord. Begin juli 1984 krijgt hij de inhoudelijke informatie over de eucharistieviering, die reeds met hem was doorgesproken door bejaardenpastor Hanegraaf. Ook de toenmalige Commissaris van de Koningin Mr. Dries van Agt wordt aangeschreven met het verzoek het aan te bieden herdenkingsbeeldje te komen onthullen. Dat zal onthuld worden tijdens het bezoek van de Amerikaanse vrienden van Market Garden van de „Usaaf Glider Pilots – IX Troop Carrier Command‟, dit in het perspectief van 50 jaren Huize Lidwina en 40 jaren bevrijding. De gemeente Schijndel reageert positief op de diverse voorstellen en van de provincie komt bericht binnen dat de commissaris de eventuele aanwezigheid bij de onthulling laat afhangen van andere bevrijdingsfestiviteiten her en der in de provincie.

De opening van een grandioos feestprogramma.[bewerken | brontekst bewerken]

De feestcommissie die de eindverantwoordelijkheid had voor het welslagen van alle festiviteiten rond het gouden jubileum van Lidwina in 1984.

De feestcommissie die de eindverantwoordelijkheid had voor het welslagen van alle festiviteiten rond het gouden jubileum van Lidwina in 1984.
Rij A: 1. Ad van der Heijden, 2. Harrie Verstijnen, 3. Bert Steenbakkers, 3. Henk Eijmberts.
Rij B: 1. Ria Verstijnen-Hijl, 2. Zr. Rian van Donge.

Het dienstdoende personeel van Lidwina op de foto bij het 50-jarig jubileum in 1984.

Donderdag 9 augustus 1984 wordt de „feestmaand‟ geopend met een plechtige eucharistieviering door Zijne Eminentie Kardinaal Alfrink, geassisteerd door de Schijndelse pastores en de liturgische werkgroep. Het Boschwegse dameskoor verzorgt de gezangen.
De festiviteiten worden vervolgens in „de Schaats‟ voortgezet, met koffie en gebak, een borreluurtje, de aanbieding van het cadeau door zuster van Roessel en tenslotte een feestelijk diner voor alle aanwezigen. Rond 17.00 begint de officiële receptie. Burgemeester Scholten opent de rij van sprekers en benadrukt nog eens dat zon en warmte symbolisch zijn voor Huize Lidwina. Hij uit zijn dankbaarheid aan het adres van de congregatie van de Zusters van Liefde, die uiteindelijk de eerste aanzetten gaven binnen de Schijndelse samenleving voor zowel onderwijs als de continue zorg voor en verzorging van de medemens. Zuster Aloysa van het hoofdbestuur van de zusters gaat vervolgens in op de diepere religieuze betekenis van Huize Lidwina, speelt in op de concrete zorg en warme betrokkenheid voor de medemens en schetst de rol van alle leidinggevenden en het verplegend personeel en hun sterke onderlinge band, ook onder soms moeilijke levensomstandigheden, waarbij ze doelt op de periode tijdens de granaatweken in 1944.
Dokter Jan Verstraaten benadrukt in een medisch-historisch overzicht de betekenis van het ziekenhuis Lidwina als belangrijke aanvulling op de medische zorg in Schijndel. Hij gaat dieper in op het respect dat het ziekenhuispersoneel afdwong en laat niet na te verklaren, dat destijds het ziekenhuis onder protest is gesloten! Maar ook als „bejaardenoord‟ heeft Huize Lidwina een uitstekende naam opgebouwd, waar vanuit een eigen identiteit wordt gewerkt en belangstelling bestaat voor de persoonlijkheid van de medemens. De directrice tenslotte bedankt de voorgaande sprekers, die hebben willen ingaan op de diepere betekenis van het dagelijkse werk op Huize Lidwina en spreekt onomwonden haar dank uit aan de feest- en evenementencommissie die kosten noch moeite gespaard hebben om er een grandioos feest van te maken. De enorme drukte op deze receptie getuigt ervan hoe diep de verbondenheid van Huize Lidwina en de Schijndelse bevolking in al die jaren is geweest.

De andere festiviteiten in vogelvlucht.[bewerken | brontekst bewerken]

Medio augustus is er een „Lidwinakermis‟ voor jong en oud. De „omroeper‟ Harrie Verstijnen leidt de feestelijkheden voor ruim 240 kinderen in goede banen. Woensdag 29 augustus wordt speciaal gereserveerd als feestelijke dag voor huisgenoten en medewerkers van het huis.
Een belangrijke bijdrage levert de veteranenharmonie “Muziek houdt fit”.
Door de onvolprezen Boschwegse Toneelgroep wordt een pracht van een revue gepresenteerd, die later nog eens voor een breder publiek herhaald zal worden. Woensdag 12 september is het de beurt aan de huisgenoten, hun kinderen en verdere familie en de bewoners van de bungalows in Lidwinahof. Een ware Vader Abrahamshow in de aula van de voormalige L.T.S. De groep “Varieté” en de bekende troubadour Arie van Rozendaal treden ook op. Woensdag 19 september staat in het teken van veertig jaren bevrijding. Enige dagen later wordt een zeer geslaagde reünie gehouden van de 134 zusters die in al die jaren op Huize Lidwina werkzaam zijn geweest of er in het klooster woonden.
Door de heer W. Mertens is voor die gelegenheid een revue geschreven, die door enkele zusters gespeeld wordt. Dinsdag 25 september staat een gezellige reistoer richting Zuid-Limburg op het feestprogramma voor de huisbewoners en de bewoners van de bungalows. Na een bezoek aan het „witte stadje‟ Thorn, een gezellige koffietafel te Maastricht en een rondvaart op de Maas keert het gezelschap weer zoetjesaan richting Schijndel. Zondag 30 september is het de beurt aan de Gildebroederschap van Sint Catharina en Sint Barbara die acte de présence geven in de eucharistieviering en kort daarna een demonstratie vendelzwaaien ten beste geven, waar alle bewoners van konden genieten. In de oktobermaand sluiten twee festiviteiten de cyclus af nl. het personeelsfeest op 6 oktober in de Kafmolen en de slotmanifestatie op maandag 8 oktober met een dankdienst in de kapel voor bestuur, personeel en bewoners. Een feestprogramma met een echt „gouden randje‟ met de complimenten aan de feestcommissie!

Een sfeerbeeld van de gespeelde revue en andere festiviteiten.
Een sfeerbeeld van de gespeelde revue en andere festiviteiten.

Enkele bijzondere hoogtepunten.[bewerken | brontekst bewerken]

Onder leiding van regisseur Marinus Cromsigt presenteert de Boschwegse Toneelgroep een fantastische revue, geschreven door de heer Effting. Hierin laat men vele historische details van Huize Lidwina letterlijk „de revue passeren‟ en alle belangstellenden genieten met volle teugen. Ook op de „dag van de religieuzen‟ voert men de revue op. Onder de 134 zusters die in de feestzaal hebben plaats genomen bevinden zich maar liefst zeven pioniersters van het eerste uur.
De hele historie van Huize Lidwina trekt op een ludieke en creatieve manier aan hen voorbij en af en toe ligt men werkelijk dubbel van het lachen.
Vele zusters herkennen zich spontaan in de nagebootste gebeurtenissen. Hartverwarmend is ook de plechtigheid op 19 september rond de onthulling van het kunstwerk in het Veronicapark. Ontroering speelt de beide Amerikaanse piloten Jim Swanson en George Brennan parten als ze Huize Lidwina voor zich zien, de plaats waar men hun leven wist te redden, toen ze tijdens de operatie Market Garden door Duitsers waren neergehaald. Ze hebben zich ongetwijfeld de moedige gastvrijheid van de zusters herinnerd. Het kunstwerk genaamd „de Kloek‟ is ontworpen en vervaardigd door Dolf Wong uit Neer (L). Het stelt een kloek voor die haar kuikens beschermt tegen de aanvallende adelaar. Wim van den Broek, de tuinman, siert de grasmat aan de voet van de sokkel met twee uit bloemen opgebouwde Amerikaanse vlaggen en geeft daarmee de onthulling extra cachet. Door de harmonie en drumfanfare Sint Cecilia wordt het Nederlandse en Amerikaanse volkslied gespeeld, een moment waarop de ruim honderd aanwezigen misschien wel van alles in zich op voelden komen, zeker tijdens het dankwoord van piloot Brennan. Jim Swanson moet met de nodige emotie hebben teruggedacht aan die 18e september 1944, precies 40 jaren geleden, toen hij met een vracht van twee ton munitie in zijn gesleepte zweefvliegtuig (glider) vanuit Eindhoven op weg ging naar het toen al bevrijde Son.
De vlucht was een onderdeel van de operatie Market Garden. In het squadron van Swanson vlogen toen 20 van die „gliders‟ mee waarvan er 19 werden neergeschoten.
Het is volgens hem een wonder dat hij met nog drie andere bemanningsleden door het verzet is opgepikt en uiteindelijk in Huize Lidwina onderdak kreeg en nog wel naast de ruimten die waren ingenomen door de Duitse staffunctionarissen.
Hij roemde in allerlei toonaarden de moed en de hulpvaardigheid van de zusters van Huize Lidwina.

Bestuursoverdracht en politieke discussies.[bewerken | brontekst bewerken]

Een heldere intentieverklaring.[bewerken | brontekst bewerken]

De visie op bejaardenzorg en verpleging is voortdurend aan veranderingen onderhevig.
Soms raken ontwikkelingen in een stroomversnelling. Dat kan misschien achteraf ook gezegd worden van de bestuursoverdracht voor Huize Lidwina. Op 18 juli 1987 immers presenteren de beide besturen nl. dat van de congregatie van de Zusters van Liefde en de Stichting Schijndelse Verzorgingscentra een intentieverklaring. Men wil graag een werkgroep in het leven roepen, die de bestuurlijke overdracht en de organisatie van een nieuw samenwerkingsverband tussen beide organisaties nader gaat uitwerken. Deze werkgroep wordt geformeerd vanuit de beide bestuurscolleges, aangevuld met de betrokken directies van zowel Mgr. Bekkershuis als Huize Lidwina. De basis voor deze overdracht is gelegen in de vernieuwde visie op de kwaliteit van de ouderenzorg in Schijndel en op het beleid dat de zusters ontwikkelen ten aanzien van hun bejaardenhuizen die door leken worden gerund. Kleinere bejaardenhuizen met 45 bewoners worden samengevoegd. Dat past op dat moment ook binnen de politieke opvattingen in de provincie Noord Brabant. Juist één bestuurlijk orgaan zal beter en doelmatiger kunnen werken, de directe samenwerking tussen de beide bejaardenhuizen zal nauwer worden en de kwaliteit van zowel huisvesting als zorgverlening aan de ouderen zal daarmee gediend zijn, is de redenering. De bedoeling is dat de werkgroep binnen een half jaar een plan van aanpak zal overleggen. Bij de overdracht zullen geen ontslagen vallen onder het personeel. Bij deze toekomstige overdracht is het de bedoeling duidelijke afspraken te maken over de nieuwe directie, toen eenmaal bekend was dat mevrouw Ria Verstijnen-Hijl op 60-jarige leeftijd haar functie zou gaan neerleggen. De uiteindelijke intentie is dat de beide Schijndelse bejaardenhuizen alsook de bejaardenwoningen van Deken Baekershof en Lidwinahof en de aanleunwoningen onder één directie gaan vallen, op het moment dat ook de directrice van het Mgr. Bekkershuis, zuster Jeannette Marie Hendriks, met pensioen gaat. Tevens zal men afspraken maken over de groep zusters die nu nog in Huize Lidwina woont.

Afscheid van mevrouw Verstijnen-Hijl.[bewerken | brontekst bewerken]

Directrice van Lidwina Mevr. Ria Verstijnen-Hijl (1971-1987) die de leiding heeft overgenomen van zuster Lucilla.

In november 1987 wordt door zuster Florentina van Calsteren het afscheid van de directrice van Huize Lidwina aangekondigd. Op 1 december immers zal mevrouw Verstijnen-Hijl, na 16 directiejaren, haar functie neerleggen. Daarom wil men op maandag 30 november deze levensperiode van de directrice graag feestelijk afsluiten.
Kort voor haar feest volgt een interview in het Schijndels Weekblad. Ze gaat daarbij in op haar functioneren als leidster in een tehuis voor werkende meisjes en later als directrice van het kinderinternaat te Santa Rosa in Willemstad op Curaçao, een internaat onder verantwoordelijkheid van de Zusters van Schijndel. De band met de congregatie was al gesmeed. De overstap naar een bejaardenhuis in Nederland was overigens wel even wennen! Ze pakt haar nieuwe taak met enthousiasme aan. Vanuit haar sociaalpedagogische opleiding en vorming ligt het hoofdaccent binnen haar directieperiode primair op het sociale vlak.
Huize Lidwina wil een open instelling zijn, is de mening van de scheidende directrice. Een van haar meest markante slogans is, dat het werk van een directrice moet bestaan uit „begeleiding‟ in plaats van „leiding‟. Directrice mevrouw Verstijnen heeft veel energie gestopt in haar „job‟ en terecht werd haar dan ook door burgemeester Scholten het koninklijk goud opgespeld en mocht zij zich voortaan Ridder in de Orde van Oranje-Nassau noemen.

Benoeming van een nieuwe directeur.[bewerken | brontekst bewerken]

Met ingang van 1 juni 1988 zal de uit Sint Oedenrode afkomstige heer Wim van Meijl de leiding overnemen. Hij heeft 12 jaren lang in zijn functie als hoofd van de gezins- en bejaardenzorg in Sint Oedenrode en bij de Stichting „De Peelrand‟ in Beek en Donk ruime ervaring opgedaan en krijgt de opdracht de eenhoofdige directie van beide Schijndelse bejaardenhuizen vorm te geven. Al vrij vroeg in zijn nieuwe functie maakt hij de definitieve overdracht mee van Huize Lidwina, dat op 8 juli van dat jaar bij notariële acte, gepasseerd voor notaris Ch. van Haaren, wordt overgedragen aan de Stichting Schijndelse Verzorgingscentra. Het door de congregatie van de zusters gebouwde zieken- en bejaardenhuis is vanaf dat moment geen eigendom meer van de congregatie. De nieuwe directeur wordt geconfronteerd met budgettering en bezuinigingsronden. Het totale dienstenpakket zal moeten worden aangepast. Het op til zijnde veranderingsproces vraagt om een goede enthousiaste manager, om inventiviteit, creativiteit, flexibiliteit en gezonde realiteitszin. Dat was ook de slotconclusie van de scheidende directrice mevrouw Verstijnen.

Een gemeentelijke nota verschijnt.[bewerken | brontekst bewerken]

In mei 1988 stuurt de gemeente Schijndel een nota over het ouderenbeleid naar zo'n 20-tal organisaties in en buiten Schijndel, die te maken hebben met de zorg voor ouderen. Een groot aantal instellingen sturen een, soms lijvige, reactie in. Alle reacties worden vervolgens verwerkt en in september volgt de definitieve versie van de gemeentelijke nota betreffende het ouderenbeleid. De Stichting Schijndelse Verzorgingscentra (SSV) reageert hierop en verzoekt de gemeente uitdrukkelijk aandacht te schenken aan een groeiend tekort aan verzorgingsbedden. De stichting spreekt zelfs van een „zorgelijke ontwikkeling‟. Beide bejaardenhuizen beschikken samen over 113 bedden, gebaseerd op de zgn. 7% - regeling, waarbij het aantal bedden wordt bepaald op 7% van de inwoners boven de 65 jaar. De provincie staat een nieuwe regeling voor en wil het percentage terugbrengen naar 6,2% of nog lager. Daarom zal het tekort aan verzorgingsbedden in Schijndel nog verder teruglopen.
Bovendien, zo wordt gesteld, kan Schijndel ook niet profiteren van „overschotten‟ elders in de regio, omdat ook zij te weinig bedden hebben.
Overleg met de provincie is dan ook dringend gewenst.
Het verpleeghuis Sint Barbara kent nog wel een beddenoverschot, dat wil zeggen dat er meer verpleegbedden zijn dan in wezen wordt toegestaan. De voorspellingen geven aan dat ook dit overschot in 1995 zal omslaan in een tekort.
Uitbreiding zal dan nodig zijn en verder wil de gemeente Schijndel bekijken wat er gedaan kan worden aan de situatie dat twee samenlevende ouderen gescheiden moeten leven als een van hen hulpbehoevend wordt. Allemaal politieke thematieken die gevoelig liggen en de nodige consequenties hebben. Op basis van de reacties is ook een bijstelling van de cijfers doorgevoerd voor wat betreft het aantal woningen voor ouderen. Stelde men aanvankelijk dit aantal op 354, bij nader inzien blijkt dit 374 te zijn. In de periode 1989-1990 beschikt Schijndel dus over voldoende woningen. Pas in 1992 zal een uitbreiding moeten komen van 95 woningen. Overleg met het stadsgewest is gewenst en men wil graag een diepgaander onderzoek naar de werkelijke woningvoorraad en de geschiktheid daarvan voor de Schijndelse ouderen. Via onderzoek komt er misschien meer inzicht in de hele materie. In de ontwerpnota worden vele zorgpunten zorgvuldig op een rij gezet en zal verder over de toekomst van de Schijndelse ouderenvoorzieningen worden nagedacht.

Mogelijkheden tot dagopvang.[bewerken | brontekst bewerken]

Een van die zorgpunten is de dagopvang voor ouderen. Volgens directeur Wim van Meijl is het verstandig hierbij ruimschoots gebruik te maken van de beschikbare ruimten op de tweede etage van Huize Lidwina. Daar bleef tot op heden veel ruimte onbenut! In overleg met de brandweer wordt deze etage brandveilig gemaakt. Overal worden brandmelders gehangen, die rechtstreeks in verbinding staan met de brandweer in Den Bosch. Ook de aanwezigheid van een lift wordt als een groot voordeel gezien, omdat de mensen de betreffende ruimten zonder veel moeite kunnen bereiken. Tenslotte gaat het in feite om een groep van ongeveer tien personen. Vóór 10 oktober wil men nog de vereiste subsidieaanvraag versturen, zodat per 1 januari 1989 de opvang van start kan gaan. Met de dagopvang van de ouderen wil men bereiken dat deze mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Een werkgroep bestaande uit de directie van Mgr. Bekkershuis en Huize Lidwina, een ambtenaar van de gemeente, vertegenwoordigers van de Bossche Ommelanden, het regionaal kruiswerk en vertegenwoordigers van de Stichting Gecoördineerd Bejaardenwerk Schijndel, krijgt de opdracht de plannen verder uit te werken en een kostenberekening te maken t.a.v. inrichtingskosten, administratie, vervoer, huur, maaltijden, vrijwilligers- en personeelskosten en daarover te rapporteren. De plannen komen uiteindelijk rond en in mei 1989 bericht een journalist over een „eerste kennismaking met het project dag verzorging‟ op Huize Lidwina.
Schijndelse ouderen die nog zelfstandig wonen, maar wel enige vorm van verzorging behoeven, kunnen voortaan op dinsdag en donderdag aan dit dagverzorgingsproject deelnemen. De leiding berust bij twee bejaardenverzorgsters, die op die dagen twee groepen leiden. Verder zijn er 11 vrijwilligers die de nodige hand- en spandiensten verrichten.

Gedeputeerde Lambert van Nistelrooij op werkbezoek.[bewerken | brontekst bewerken]

Dat het statige gebouw Huize Lidwina als bejaardenhuis aan een grondige renovatie toe is na ruim 60 jaren verwondert niemand. Renovatieplannen heeft men en de realisering ervan hoopt men in 1995 waar te kunnen maken. Er wordt echter het nodige roet in het eten gegooid. Door het bekende „plan Simons‟, ontwikkeld in het kader van de totale gezondheidszorg, dreigt de hoognodige verbouwing tussen wal en schip te raken. Men is van zins in juli 1992 de provinciaal gedeputeerde de heer Lambert van Nistelrooij uit te nodigen om de problemen van Huize Lidwina en andere samenhangende ouderenbeleidszaken aan hem voor te leggen. In het verzorgingshuis aan de Jan van Amstelstraat wonen 50 ouderen, maar gezien de beschikbare ruimte is er plaats voor het dubbele. De brandonveilige tweede verdieping met z'n 220 rookmelders en het vele hout gaan aanpassen is geen reële optie.
Een ander probleem van Huize Lidwina zijn de kleine kamertjes zonder toilet. Wonen, slapen en wassen op 12-18 m2 is echt niet meer van deze tijd. Vanwege het ontbreken van een eigen toilet, neemt de postoel een prominente plaats in in de toch al te kleine behuizing. Directeur van Meijl wil het liefste zo snel mogelijk concrete plannen maken. Naast de bouwplannen voor Huize Lidwina, zijn ook het samengaan met het Mgr. Bekkershuis en samenwerking met verpleeghuis Sint Barbara in beeld. In de adviescommissie voor ouderenzorg, waarin naast de directies van de afzonderlijke huizen ook huisartsen, gezinszorg, wijkzorg, ouderenwerk en gemeente vertegenwoordigd zijn, probeert men alle zorgaspecten goed op elkaar af te stemmen. Er is een tekort aan bedden, want er bestaat anno 1992 een wachtlijst van 35-40 mensen. Tegelijkertijd is de behoefte aan een verpleeghuis sterk gegroeid.
Sint Barbara, primair een verpleeghuis voor religieuzen, neemt weliswaar leken op, maar slechts in beperkte mate. Concreet betekent dit alles, dat de Schijndelse ouderen verspreid wonen in maar liefst 12 verpleeghuizen in omliggende gemeenten tussen Boxtel en Ammerzoden. Wat enig licht in de zaak kan brengen is een mogelijke uitbreiding van verpleeghuis Sint Barbara met 40 nieuwe plaatsen. Daarmee komt de totale capaciteit op 120 plaatsen. Gedeputeerde van Nistelrooij doorziet de problemen en breekt nog eens een lans voor het langer zelfstandig wonen van ouderen, vindt dat de dagopvang een goed initiatief is en feliciteert Schijndel, dat men daar gezamenlijk de handen ineen wil slaan om de problemen in samenhang met elkaar zo goed mogelijk op te lossen. Om het langer zelfstandig wonen van ouderen te bevorderen is ook een initiatief als maaltijdvoorzieningen (in 1992 meer dan 30.000 per jaar) van grote waarde. Het werkbezoek wordt als zeer zinvol en productief ervaren.
De gedeputeerde belooft serieus mee te denken! Medio 1994 wordt aan Monique Schippers studente aan de Katholieke Universiteit Brabant de opdracht gegeven onderzoek te doen naar de woon- zorgbehoefte van de Schijndelse ouderen in het perspectief van bovengeschetste ontwikkelingen. De conclusies van dit onderzoek hebben geleid tot de volgende plannen: Huize Lidwina centrum maken voor zelfstandig wonende ouderen; Mgr. Bekkershuis ombouwen tot woon- zorgcentrum voor 113 ouderen (capaciteit Mgr. Bekkershuis 63 + Huize Lidwina 50) en categoriaal verpleeghuis Sint Barbara bestemmen voor religieuzen en Schijndelse verpleegbehoeftigen.

De laatste periode voor Huize Lidwina[bewerken | brontekst bewerken]

Nog één keer een bescheiden feestviering.[bewerken | brontekst bewerken]

Ondanks de onzekere toekomst laat een feestcommissie er zich niet van weerhouden om ook het diamanten bestaan van Huize Lidwina niet ongemerkt voorbij te laten gaan. De directie, de heren Wim van Meijl en Hans Verwegen betitelen het vooral als een intern feest voor de „eigen mensen‟. Het wordt wat hen betreft niet zo'n uitbundig festijn als bij het 50-jarig bestaan. Op 4 oktober 1994 worden de feestelijkheden geopend met een jubileumviering voor alle direct betrokkenen. Tien dagen later is het de beurt aan de zusters om feest te vieren, enigszins overschaduwd door hun aanstaande vertrek uit de kloostervleugel. Goed een week later volgt een gezellige middag voor bewoners, vrijwilligers en hun kinderen in de aula van het voormalige LTS gebouw. Op 27 oktober worden alle „eigen talenten‟ aangeboord en zal het personeel zelf voor het nodige amusement zorgen voor de eigen bewoners. De eerste novemberdag wordt het hele gezelschap mee teruggenomen naar „die goeie ouwe tijd‟ middels de vertoning van een diaserie over oud en nieuw Schijndel, verzorgd door de heer Toon Vermeer en de sfeer van die tijd wordt ook nog eens helemaal teruggehaald door allerlei oude ambachten.
Facetten van de rijke historie van het huis zijn gegoten in een indrukwekkende expositie en een daarbij georganiseerde „open dag‟ biedt vele Schijndelaren de gelegenheid om „achter de schermen van Huize Lidwina‟ te komen kijken.
In de daarop volgende feestavond gaat men „back to the sixties‟! Zo kreeg het diamanten bestaan toch de nodige kleur.

Het definitieve afscheid van de zusters.[bewerken | brontekst bewerken]

De congregatie van de Zusters van Schijndel heeft heel veel geïnvesteerd in Huize Lidwina.
Zestig jaren van belangeloze dienstverlening, hard werken, goed leiding geven, de doelstellingen van de congregatie waar maken en uitdragen nl. zorg en aandacht voor de medemens in nood.
Op een bewonderenswaardige wijze die respect afdwingt, hebben de zusters, samen met het lekenpersoneel Huize Lidwina grote bekendheid gegeven, maar ook buitenshuis is hun rol van grote betekenis geweest in het onderwijs, de maatschappelijke zorg en de functies in de wijk.
Bij de stichting van Huize Lidwina was er nog sprake van een bloeiende religieuze gemeenschap, een beeld dat we ook nog kennen uit de jaren '60.
Op een bepaald moment is in alle Nederlandse kloosters van actieve congregaties voor onderwijs en zieken- en bejaardenzorg de noodzakelijke verjonging uitgebleven. Ook bij de Zusters van Schijndel was dezelfde tendens te bespeuren.
In kloostergemeenschappen in de ontwikkelingsgebieden is het beeld anders...daar constateert men wel groei van het aantal religieuzen. De vergrijzing in de Nederlandse kloosters neemt steeds grotere vormen aan en het handhaven van alle liefdewerken is door gebrek aan eigen personeel niet meer mogelijk. Geleidelijk aan worden steeds meer kloosters opgeheven en de „liefdewerken‟ in lekenhanden overgegeven.
Het accent wordt sterk verlegd naar het werk in de ontwikkelingsgebieden her en der in de wereld. Ook op Huize Lidwina is het niet anders gelopen, waar langzaam maar zeker het aantal kloosterzusters terugliep. In de periode 1934-1994 zijn heel wat zusters gekomen en na een korter of langer verblijf weer vertrokken. Ze hebben samen zilveren, robijnen, gouden en diamanten kloosterfeesten gevierd en in al die jaren ook gerouwd om hun medezusters, die ze naar hun laatste rustplaats droegen op het eigen kloosterkerkhof, zusters die, zoals reeds eerder vermeld, in maart 1975 allen zijn herbegraven op het congregatiekerkhof aan de Eerdsebaan. Na de sluiting van het ziekenhuis zijn veel zusters naar andere kloostergemeenschappen overgeplaatst. Eind jaren zestig krijgen de leden van de congregatie de gelegenheid burgerkleding te gaan dragen, overigens facultatief. Velen maken hiervan gebruik en anderen blijven trouw aan de oorspronkelijke kloosterkleding. In 1970 meldt zich een groep zusters, die zich op Huize Lidwina als een „nieuwe leefgroep‟ wil gaan vestigen in het inmiddels verbouwde ziekenhuis, naast dus de 30 zusters die de kloostervleugel nog bewonen. In 1971 wordt de nieuwe rouwkapel in gebruik genomen. Vanaf 1972 zijn alle zusters die nog werken in het bejaardenhuis in loondienst gekomen. Uiteindelijk trekken de zusters zich in 1994 geheel terug uit Huize Lidwina. Uit het kloosterarchief is een lijst bekend van 15 moeder-oversten die de leiding hadden over het kloostergedeelte:

Zuster van Tot en met
Zuster Ida Marie van Vlokhoven 09-08-1934 06-12-1940
Zuster Gonzalina Stevens 07-12-1940 04-09-1942
Zuster Veronica Seelen 04-09-1942 03-01-1948
Zuster Marie Arnolda Wouters 03-01-1948 30-09-1953
Zuster Celistina Donkers 30-09-1953 08-01-1959
Zuster Susanna Haarman 08-01-1959 31-08-1962
Zuster Bertilla Stiphout 31-08-1962 13-08-1969
Zuster Marie Servatia Geijsen 17-08-1969 01-08-1971
Zuster Josepha Calascantia Jaspars 29-08-1971 30-08-1972
Zuster Jeanne Marie Raemakers 28-02-1973 01-11-1976
Zuster Bertilla Stiphout waarnemend 01-11-1976 01-04-1977
Zuster Ancille Hendriks 01-04-1977 05-11-1979
Zuster Cypriana (Rian) van Dongen 05-11-1979 11-01-1980
Zuster Cypriana van Dongen herkozen 11-01-1980 01-02-1990
Zuster Marie Jeanetta van der Leemputten 01-11-1990 30-11-1994
De groep zusters die op 30 november 1994 vanuit Lidwina vertrokken zijn en daarmee de periode van de aanwezigheid van religieuzen definitief hebben afgesloten.

De groep zusters die op 30 november 1994 vanuit Lidwina vertrokken zijn en daarmee de periode van de aanwezigheid van religieuzen definitief hebben afgesloten.
Rij A: 1. zuster Lucie, 2. zuster Godeliva, 3. zuster Leonardi, 4. zuster Lucilla.
Rij B: 1. Marie Jeanetta, 2. zuster Adelbertha.

De toekomst van het monumentale gebouw.[bewerken | brontekst bewerken]

Door aan Huize Lidwina de status te verlenen van monument is in ieder geval de historische waarde van het gebouw onderkend. De cruciale vraag echter blijft...wat gaat er met het huis gebeuren als de huidige bewoners en personeel in december 2000 definitief verhuizen naar het totaal gerenoveerde Mgr. Bekkershuis en Huize Lidwina er volledig verlaten bij zal komen te liggen. Als we de krantenkoppen tussen 1996 en 2000 kritisch bekijken is men het er politiek nog niet helemaal over eens wat „straks‟ met het gebouw zal gebeuren. Er heerst nog twijfel alom!
Men is er voorlopig nog niet uit en het zal zowel de gemeente Schijndel, als een eventueel ingehuurd gespecialiseerd bureau of een aan te trekken projectontwikkelaar nog wel enig hoofdbrekens kosten aleer het dilemma uit de wereld geholpen is. Een ding staat nu al wel vast....zoals in 1934 in geheel Schijndel door de generatie van toen opgetogen gesproken werd over het te bouwen ziekenhuis annex pension, klooster en bejaardenhuis, zo zal anno 2000 de huidige generatie, inmiddels nauw verbonden met de boeiende historie van dit markant monument, de ontwikkelingen met levendige interesse volgen.
Huize Lidwina en Schijndel zijn immers onafscheidelijk met elkaar verbonden, zou je zeggen!
De toekomst zal echter uitwijzen hoe eenieder, die verantwoordelijk is voor de toekomst van het monument die emotionele band beleeft, op het moment dat er, in overleg met mensen „die dus emotioneel verder niets met dit gebouw hebben‟ knopen doorgehakt zullen moeten worden. We wensen de plannenmakers veel wijsheid toe!

Goed negen jaren later is huize Lidwina omgebouwd tot een fraai appartementencomplex en is gelukkig veel waarde gehecht aan de historische uitstraling van het gebouw. In die dagen is nog fel geageerd tegen de ombouw van de kapel, het verdwijnen van de kruisweg etc. maar de wijk Boschweg heeft er door een bouwkundige aanpassing een sfeervolle ontmoetingsplek voor teruggekregen, waar menigeen niet alleen trots op is maar ook waardering heeft voor de manier waarop Huis en Erf het heeft gerealiseerd.

Beschrijving uit de gemeentelijke monumentenlijst 1993 [3][bewerken | brontekst bewerken]

Typering, situering en bouwgeschiedenis.[bewerken | brontekst bewerken]

Het grotendeels tweelaags gebouwencomplex met zolderverdieping bestaat uit een langgerekt hoofdgebouw met aanbouw aan de rechter achterzijde in de vorm van een carré met een kapel en een dwarsvleugel in de linker hoek. De nokas van het hoofdgebouw loopt vrijwel parallel aan de Jan van Amstelstraat. Rechts terzijde van het gebouw staat een voormalige T-boerderij (Gasthuisstraat 31a).
Het ziekenhuis St. Lidwina met zusterverblijven voor de Congregatie Zusters van Liefde dateert van 1933 en is gebouwd naar ontwerp in traditionalistische stijl van de architecten H.H. de Graaf en Ch.J. van Liempd. In 1968-1969 werd het zieken- en zusterhuis verbouwd tot verzorgingstehuis onder leiding van architect P.J. Rooijakkers. Deze verbouwing betrof hoofdzakelijk interne wijzigingen: de zusterslaapzalen werden opgedeeld in kleine afzonderlijke slaapkamers en de ziekenkamers werden samengevoegd tot wooneenheden voor ouden van dagen.
De boerderij aan de Gasthuisstraat 31a werd in 1970 ingericht als berging, lijkenhuis, rijwielstalling, garage en hoogspanning ruimte.
Architect Sleenhof ontwierp in 1978 een polygonale centraal bouw als recreatieruimte in de achtertuin die niet voor bescherming in aanmerking komt.

Beschrijving van het exterieur[bewerken | brontekst bewerken]

Een bakstenen brug met obelisken die worden bekroond door bollampen, geeft toegang tot het terrein dat aan drie zijden is omgracht en omzoomd met knotwilgen. In de voortuin staat een beeld van Maria, O.L. Vrouwe van Banneux.
Het hoofdgebouw heeft een lange tweelaags voorgevel met de hoofdingang in een omvangrijk midden risaliet. De midden risaliet heeft een omvang van negen vensterassen.
In het midden bevindt zich de hoofdingang met open zuilenportiek onder plat. De grote vleugeldeur met panelen wordt geflankeerd door smalle zijlichten en een halfrond bovenlicht met glas-in-lood.
In de zijarmen zijn kleinere zij risalieten met topgevel gebouwd met een omvang van drie vensterassen. Een prismavormige sierstrip in de topgevel eindigt in een tuit op de top.
De gehele voorgevel is voorzien van grote vernieuwde samengestelde ramen op de begane grond en de verdieping. De ramen worden ontlast door rechte strekken met aanzet- en sluitstenen van grindbeton. De onderdorpels zijn eveneens van grindbeton.
Het hoofdgebouw wordt overkapt door een schilddak dat gedekt is met geglazuurde verbeterde Hollandse pannen. Op het voorschild staan enkele langgerekte dakkapellen onder plat. De houten gootlijst kraagt ver over. Op de nok van de midden risaliet staan twee schoorstenen met een verticale geleding van twee kunststenen banden.
De kapel bestaat uit een westwerk van één travee onder zadeldak met flankerende toren, een hoger opgetrokken en breder schip onder zadeldak en een aansluitende, lager en smaller vijfzijdig gesloten absis aan de achterzijde. Alle daken zijn gedekt met geglazuurde verbeterde Hollandse pannen. De houten gootlijst kraagt ver over.
De voorgevel van het westwerk bestaat uit een grote rondboog ingang op de begane grond en een groot paraboolvenster met montants op de verdieping. De ingebouwde toren aan de linkerzijde heeft op de hoek nog juist plaats voor een verticale strip van glastegels. Daarboven bevindt zich aan twee zijden een klok van witte tegels. De klokkenverdieping met galmgaten is ingesnoerd. De ingeknikte naaldspits met leien in maasdekking wordt bekroond door een kunststenen kruis.
De gevels van het schip en de absis worden verticaal geleed door ingesprongen steunberen. De paraboolvensters hebben een kunststenen sluitsteen en bakstenen afgeschuinde dorpels. Tegen de linker zijgevel is een glazen serre/kas gebouwd.

Het eenlaags pand aan de Gasthuisstraat 31a heeft een T-vormige plattegrond en wordt overkapt door een samengesteld dak dat gedekt is met blauwe opnieuw verbeterde pannen. Deze voormalige boerderij is voor andere doeleinden verbouwd. Voor het pand staan vier ltaliaanse populieren en kastanjebomen.

Beschrijving interieur van het hoofdgebouw[bewerken | brontekst bewerken]

De hoofdingang geeft toegang tot een bescheiden hal van baksteen met tongewelf.
Loodrecht op de hal strekt zich over de gehele lengte van het pand een gang uit. Aan deze gang liggen zowel op de begane grond als op de verdieping aan de voorzijde de wooneenheden voor de bejaarden en aan de achterzijde naar de tuin en binnenplaatsen gericht de badkamers, keukens, wc's, trappen en lift (een Starlift uit 1934 in een glazen schacht).
Dit gedeelte van het gebouw is onderkelderd. Hier bevinden zich de werkplaatsen en de winkel. De zolder is met schotten opgedeeld in afzonderlijke ruimten die dienden als droogzolder, strijk- en mangelkamer, zuster- en mannencellen.
De rechter helft van het hoofdgebouw is aan de achterzijde uitgebouwd tot een carré rondom een binnenhof. In de eenlaagse vleugels aan de buitenzijde van de binnenhof zijn de woonvertrekken van de zusters gelegen (de zgn. Kerkstraat).
In de linker achterhoek van het carré staat de kapel. De verbindende centrale as tussen hoofdgebouw en kapel fungeert als dubbele gang over twee verdiepingen naar enerzijds de kapel en anderzijds naar een linker vleugel waarin de refter en vertrekken van de zusters zijn gesitueerd. De baksteenwanden in de gangen worden horizontaal geleed door speklagen van groen geglazuurde baksteen. Bovendien is de onderste helft van de wanden in geglazuurde bruin/rode baksteen uitgevoerd. De tongewelven boven de gangen zijn van gele baksteen. De gang op de begane grond naar de kapel wordt verlicht door vijf paraboolvormige vensters met openslaande ramen. De overige gangen hebben rechthoekige stolpramen. De vensterbanken zijn van zwart marmer.

De kapel. De eenbeukige kapel heeft een omvang van vijf traveeën. Hierop sluit een polygonale /absis aan met een halfrond bakstenen /meloengewelf. De ingang met de zangers tribune erboven nemen twee traveeën in beslag terwijl het schip een omvang heeft van drie traveeën.
Een grote getoogde opgeklampte deur geeft toegang tot de kapel. De eerste en tweede travee bevinden zich onder de zangers tribune en worden overspannen door gedrukte tongewelven van baksteen. Hier zijn links en rechts een biechtstoel ingebouwd met eikenhouten paneeldeuren en lambrisering. De tribune wordt ondersteund door twee achthoekige marmeren zuilen en twee muurpilasters. De verbindende rondbogen zijn gedrukt. Op de tribune staat een orgeltje in gotische stijl. Het spitsboogvenster naar de binnenplaats boven de ingang is voorzien van bakstenen montants.

De opstand van het schip en de absis. De bakstenen wanden met muur- en hoekpilasters en groene speklagen zijn geheel geglazuurd. De pilasterskapitelen met bloktandlijst zijn van zwart marmer. De pilasters vangen de druk op van de paraboolvormige gordelbogen. De lichtbeuk bestaat per travee uit één paraboolvormig venster met glas-in-lood onder een gewelfkap.
Paraboolvormige bakstenen gewelven met graat overspannen de kapelruimte.
De vensters van het schip met glas-in-lood tonen engelen met tekstbanderollen. De afgeschuinde vensterdorpels zijn van zwart marmer. De bakstenen in de muurvelden rondom de vensters zijn uitwaaierend gemetseld. Onder de vensters bevinden zich polychroom geschilderde kruiswegstaties van G. van Geffen uit 1949.
Boven het Maria altaar links van de absis is een paraboolvormig venster aangebracht met een voorstelling in glas-in-lood van de annunciatie. Op dezelfde plek bevindt zich boven het Johannesaltaar rechts van de absis een venster met een voorstelling in glas-in-lood van Maria die brood uitdeelt aan kinderen.
Voor de hoge doorgang naar de absis staat een lage marmeren communiebank in twee delen met vier treden van wit geaderd zwart marmer ertussen. Het hekwerk van messing in de communiebank toont links een vis met mand en korf en rechts een voedende pelikaan. In het schip staan twee rijen eikenhouten kerkbanken op een tegelvloer met zwart en rood geglazuurde strips.
Onder de absis bevindt zich een drink waterbekken ofwel cisterne. Tegen het zwart marmeren hoogaltaar in de absis zijn wit geaderde rode marmer platen geplaatst waarop het inschrift: 'geloofd zij jezus christus'. Op het tabernakel van messing staat het inschrift: 'Frumentum electorum' en vier korenhalmen.
In de absiswand zijn vier paraboolvormige vensters aangebracht met van links naar rechts voorstellingen in glas-in-lood van een pelikaan, die zijn eigen jongen met zijn eigen bloed in leven houdt (symbool van Christus), een kelk met hostie, een schaal met vis en broden en een drinkend hert.
Aan de linkerzijde van de absis grenst een berging en aan de rechterzijde de sacristie.
De deuren en het meubilair in de sacristie zijn van eikenhout. Vier paraboolvormige vensters met glas-in-lood verlichten de sacristie.

Motivatie tot plaatsing op de monumentenlijst[bewerken | brontekst bewerken]

Het pand is een goed en gaaf voorbeeld van een mengeling van architectuurstijlen (traditionalisme en Amsterdamse school elementen) zoals die worden toegepast door de architect Van Liempd.
Met name de monumentale voorgevel, de haaks daarop staande centrale as en de kapel hebben bijzondere architectonische waarde.
Het object vormt met bijgebouwen, grachten en beplanting een karakteristiek geheel.
Het object heeft bijzonder sociale en cultuur-historische betekenis en getuigt van een geestelijke ontwikkeling.

Overige afbeeldingen.[bewerken | brontekst bewerken]

Lidwina zieken- en verzorgingstehuis.[bewerken | brontekst bewerken]

De kapel van het Lidwina.[bewerken | brontekst bewerken]

Video[bewerken | brontekst bewerken]

video film 25 jaar Lidwina

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Alles heeft zijn tijd, Henk Beijers pagina 293 tot en met 329.
  2. MIP gemeente Schijndel 1990, bladzijde 29 en 30.
  3. Gemeentelijke Monumentenlijst 1993.