Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Gele Rijders

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

DE GELE RIJDERS[bewerken | brontekst bewerken]

Bureel Gele Rijders in café van Veghel, gemobiliseerd tijdens de 1e WO in Schijndel. Adjudant-onderofficier Adm. J.J.H. Schmitz met personeel van de Korpsstaf.
Voor meer details klik hier.

Terugblik op de activiteiten van het Korps Rijdende Artillerie tijdens de mobilisatie-periode in de Eerste Wereldoorlog. Die terugblik is vooral gericht op de "Gele Rijders", omdat deze gedurende de jaren 1916-1919 in Schijndel gelegerd waren. Vooral ook omdat verscheidene van deze "Gele Rijders" zich in 1918, na de capitulatie van Duitsland, voorgoed in Schijndel vestigden. Hierna volgt de complete lijst van namen: Willem Bijsterbosch, Johan van Kampen, Jan Kamphorst, Herman Kraaijvanger, Hend Looman, Dorus Martens, Hein Memel, Stef Peters en Willem van Woezik.

Tijdens de naspeuringen bij de nazaten van onze Schijndelse "Gele Rijders" kwam er nog aardig wat fotomateriaal voor de dag. Tientallen gesprekken met vele "oudjes" uit Schijndel, (let wel: 85-plussers waarvan velen zich nog jong voelden), brachten nog heel wat informatie aan het licht. Zeer verrassend was het bezoek aan de dames Mien Hermes van Veghel en Iet van den Elzen van Veghel. Het Korpsbureel van de "Gele Rijders" in Schijndel was gevestigd in het "tramstation" van Toontje van Veghel, de vader van bovengenoemde dames. Met adjudant Smitz heeft de familie van Veghel nog jarenlang contact gehouden en Mien herinnert zich ook nog een vakantie die ze in Arnhem bij de adjudant heeft doorgebracht. Elke week ging de foerier in Heeswijk met paard en wagen proviand halen. Volgens de gezusters kwam men daar met de boot aan. Broer Tijn mocht dan vaak mee op de wagen en als ze dan terugkwamen vertelde hij vol trots dat hij een grote pot bier gehad had. (Bij de Heeswijkse brug stond het café van Blommers). Bier was ook bij de "Gele Rijders" geliefd. Hoewel de meesten volgens de gezusters van Veghel keurige jongens waren, waren er ook wel "echte zuipers" bij. Soms waren er echte braspartijen. Bertha van de Biggelaar, dienstmeisje bij de familie van Veghel riep eens uit: "Die jongens van de infanterie, dat waren nog eens nette jongens. Maar die Gele Rijders: zuipers zijn het, grote zuipers!" Zoiets lieten de "Gele Rijders" natuurlijk niet over hun kant gaan en ze pakten Bertha dan ook eens stevig beet en eisten van haar dat ze zou zeggen: "Liever een kus van een "Gele Rijder" dan van een infanterist". Eerst wilde Bertha nog niet erg, maar toen de greep steviger werd riep ze dan ook luid: "Liever unne kus van een "Gele rijer" dan van een infantrist". Mien van Veghel: "eens zaten er een paar bij ons aan de bar en die hadden al genoeg op volgens vader. Maar ze dreigden de boel kapot te slaan als ze niet meer kregen. Net toen kwam de adjudant van verlof terug. Hij hoorde het spektakel, maakte vlug de deur op slot en slingerde alle aanwezige "Gele Rijders" op de bon. Met als gevolg "het cachot". Ook Hein van den Brand, geboren in 1909, kan zich nog herinneren dat er "goeie drinkers" bij zaten. Hij woonde toen "op het Elschot". In die buurt waren nogal wat "Gele Rijders" ingekwartierd. Elke middag gingen ze eten halen in een grote tent, die tegenover het patronaat in de wei stond (waar nu de flat "de Cluse" en de woningen aan de Boterweg zijn). Vooral in het weekend, als ze soldij hadden gekregen, gingen er veel "Gele Rijders" naar het café van Perke (Du Perko, vroeger "Hoek van Holland" genoemd). Daar legden ze even aan, maar dat even ontaardde wel eens in een grote braspartij. Ze werden dan door een van de officieren opgepakt en "in de petoet" gesmeten. Aldus het relaas van Hein van den Brand. Jan Verhagen, onze boombeeldhouwer, kan er ook nog over getuigen. Hij moest samen met zijn zusje, de latere zuster Adrelina, wel eens bonnen gaan halen in het "Raodhaus". Daar zaten wel eens van die mannen in "den bak" en zij zongen er lustig op los. Wie weet is dat wel de reden dat Jan nu uit volle borst meezingt met het Smartlappenkoor! Hij herinnert zich ook dat Mina Weienberg daar toen werkte en de opgesloten "Gele Rijders" eten bracht.

De gezusters van Veghel vertelden dat bij hen (in het tramstation) de proviand altijd aankwam. De koks van de verschillende groepen, Wijbosch, Heikant en het patronaat, kwamen het daar ophalen. Andries van den Boogaard, geboren in 1906, woonde toen in de Heuvelstraat, wat toen ook d' Elschot heette. Hij weet nog dat er "Gele Rijders" in het patronaat haver, hooi en stro gingen halen. Voor het patronaat liep dan zo'n "Gele Rijder" met een grote sabel en een kolbak op zijn hoofd op en neer. Als Andries dan van school naar huis moest durfde hij er niet goed langs. Vooral de "Gele Rijders" met een grote snor zagen er angstaanjagend uit. Maar, gaat Andries verder, het kan ook zijn dat die angst veroorzaakt werd door het patronaat. Daar was hij namelijk ingeënt tegen de pokken en daarmee had dokter A.A.M.P. Koolen hem toen flink te pakken gehad.

Behalve gewone soldaten lagen er ook officieren en onderofficieren in Schijndel. De hoge officieren hadden hun officiersmess in Hotel "De Zwaan". Ook bij Johan Doyen de bakker, kleinzoon van de vroegere eigenaar van "De Zwaan", gebruikten ze hun maaltijden. In de “boerderij” van Van de Schoot in het Wijbosch lag een hogere officier. Waarschijnlijk had hij de leiding over de A.M.T. groep. De A.M.T. groep, de munitietrein, was vermoedelijk voor het grootste gedeelte in het Wijbosch ingekwartierd. Zij waren ook verantwoordelijk voor vervoer van paarden en wagens. Driekske van der Heijde weet nog dat er op de boerderij van Van Weert een stel "Gele Rijders" lagen.

Hein Memel[bewerken | brontekst bewerken]

De nu 90-jarige Harrie Heesakkers herinnert zich dat er bij zijn ouders ook "Gele Rijders" lagen. Een van hen was Hein Memel. "Dè waor unne goeie mins", volgens Harrie. Hij was niet de enige die dat vond. Ook Pieta Smits (geboren 1895) had wel een oogje op de flinke, knappe Hein, afkomstig uit Arnhem (de stad van de "Gele Rijders"). Hein Memel, toen 23 jaar oud, vond Pieta ook wel aantrekkelijk en dit resulteerde in "vaste verkering". Hein trouwde Pieta na zijn diensttijd en bouwde een stuk aan Pieta's ouderlijk huis aan (hij was timmerman van beroep) waar hij ging wonen met Pieta. Hij ging werken op Steenfabriek De Molenheide. Ze kregen samen 6 kinderen. Helaas stierf Pieta reeds op de jonge leeftijd van 38 jaar. Hein heeft zich vrij snel opgewerkt tot aannemer en zette samen met Van Geffen uit Eerde een eigen bedrijfje op. Hij hertrouwde met Caroline J. Cornelissen, de weduwe van Daan (Daontje) Hermes, die reeds 3 kinderen had. Hij restaureerde een cafeetje aan het Kerkpleintje bij de St. Servatiuskerk en runde dit gezellig kroegje tot net na de bevrijding. Tijdens de granaatweken sloeg ook bij Hein het noodlot toe. Terwijl het bevrijdingsleger Schijndel binnentrok beschoten de Duiters panden in de Kerkstraat. De 12-jarige dochter van Hein kwam daarbij om het leven, evenals de toen 2-jarige tweeling van Jan Kuenen-Bosmans.

Dorus Martens[bewerken | brontekst bewerken]

In het Wijbosch was ook "Gele Rijder" Dorus Martens (15-02-1897) ingekwartierd. Hij was de jongste van de in Schijndel achtergebleven "Gele Rijders". Hij was afkomstig uit Elst en gelegerd bij boer Steenbakkers waar hij "unne goeien aard" had. Wellicht had dochter Jana (Adriana) daaraan bijgedragen. In ieder geval huwde hij haar. Doruske begon een betonbedrijf in de Stationsstraat (nu ter hoogte van Plein 1944). Het waren voornamelijk "putringen" die hij fabriceerde. Helaas zijn tijdens de granaatweken en de beschietingen werkplaats en woning totaal afgebrand en is met de inboedel ook alle fotomateriaal in vlammen opgegaan. Ook Dorus verloor al vroeg zijn vrouw Jana en bleef achter met 4 kinderen. Hij hertrouwde in 1956 met de weduwe Antonia van Doorn van de Sanden. Hij stierf in 1966 op 69-jarige leeftijd aan de gevolgen van een verkeersongeval.

Willem van Woezik[bewerken | brontekst bewerken]

Of er in het Hermalen "Gele Rijders" gelegen hebben is niet bekend. Wel is bekend dat er gelegerd waren bij van Boxtel, op de Schoot. Een van hen was Willem van Woezik, soldaat bij de Rijdende Artillerie. Willem was geboren in Wijchen op 20 augustus 1882 en toen hij in Schijndel gelegerd was, was hij bijna 24 jaar oud. Aanvankelijk was hij ingekwartierd op de boerderij van Van Boxtel, maar al snel had hij ontdekt dat er bij de buren een zeer aantrekkelijke deerne rondliep die hem ook welwillend toelachte. Willem dacht toen: dat moet anders kunnen, en hij rustte niet voordat de kwartiermeester hem overplaatste naar de boerderij van Verhoeven-Venmans op de Schoot. Nu was hij waar hij zijn wilde. De liefde tussen dochter Marie en Willem bloeide snel op en Willem liet er geen gras over groeien. De moeder van zijn geliefde was echter niet van plan haar dochter al af te staan. Dit leidde er toe dat Willem het veld moest ruimen en weer werd overgeplaatst, nu naar de boerderij van Van Rooij op de Keur. Maar Willem was niet te temmen. Hij had al vaker voor hetere vuren gestaan, zoals we lezen in zijn levensloop die gemaakt is ter gelegenheid van zijn vijftigjarig huwelijksfeest. Ook nu trad hij kordaat op en wachtte niet tot het einde van zijn diensttijd. Op 30 april 1918 trouwde hij zijn Marie. Dit huwelijk zou maar liefst 61 jaar duren! Na zijn diensttijd nam Willem zijn oude beroep van metselaar weer op. Later werd hij aannemer en vader van maar liefst 9 kinderen. In de borderellen van notaris Jan Gijsbert van Beverwijk staat dat Willem een stuk bouwland kocht aan de Schoot. Daar bouwde hij zijn eigen "nis", waar hij met zijn Marie tot op zijn oude dag bleef wonen. Willem hield van een goed leven. Hij is maar liefst 87 jaar geworden, waarvan hij er 61 met zijn Marie heeft doorgebracht. Hij overleed op 3 januari 1980. Zijn vrouw, geboren op 16 augustus 1887 stierf op 13 maart 1987. Afgaande op de verkregen informatie zijn er geen aanwijzingen dat er in het Elde, de Borne en Oetelaar Gele Rijders hebben gelegen. Ook niet in het Olie-eind, het Lieseind of de Molenheide. Voor zover kon worden nagegaan waren ze vrijwel allemaal dicht bij de kom van Schijndel ingekwartierd.

Willem Bijsterbosch[bewerken | brontekst bewerken]

In de Hopstraat was op de boerderij van Janus Verhagen, oftewel Januske den Otter, soldaat Willem Bijsterbosch gelegerd, Hij was geboren in Uilenburg bij Apeldoorn op 16 augustus l890 en toen hij in Schijndel gelegerd werd was hij 26 jaar oud. Van huis uit was Willem landbouwer, dus de omgang met paarden was hem zeker niet vreemd. Ook deze Willem had al vrij snel een meisje gevonden in Schijndel, waarmee hij binnen het jaar trouwde. Zijn uitverkorene was Drieka van Lijssel en hij trouwde haar op 14 mei 1917. Helaas is er van Willem Bijsterbosch geen foto waarin hij in dienstkleding op staat. We plaatsen daarom een foto die gemaakt is ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk. Willem nam dan ook van alles aan in een periode waarin het economisch moeilijk was. Hij vervoerde bomen, verkocht, of zoals dat toen heette, ventte met petroleum en heeft ook een tijd in de hoepelmakerij van Janus Steenbakkers (den Diets) gewerkt. Het huisje, waarin de familie Bijsterbosch jarenlang gewoond heeft, stond aan de Boschweg, maar heeft zoals met meer huizen het geval was, plaats moeten maken voor de verbetering van de provinciale weg. Willem woonde niet alleen daar maar had er ook een winkeltje bij. Daar hielp zijn vrouw Drieka meestal de klanten. Ondanks zijn harde werken, of misschien wel juist daardoor, bereikte Willem de respectabele leeftijd van 85 jaar. Zijn vrouw, geboren op 23 november 1894, overleed op 26 augustus 1954.

Herman Kraaijvanger[bewerken | brontekst bewerken]

In de Hopstraat was ook de huzaar-brigadier Herman Kraaijvanger ingekwartierd. Hij werd geboren op 8 oktober 1891 te Well bij Didam. Zijn inkwartieringsadres was de boerderij van Van de Akker. Herman was al een beetje aan het Brabantse leven gewend, want al voor zijn oproep werkte hij als landbouwer in Bladel. Het boerenleven trok hem wel en om als boer goed te kunnen werken kun je maar het beste een vrouw kiezen die daar ook verstand van heeft. Herman vond zo'n vrouw bij Sjef van Liempd in het Elschot. Op 3 juli 1919 trouwde hij met diens dochter Marie. Hoewel "het boeren" veel werk betekende, zeker als daar de kost voor elf kinderen mee verdiend moet worden, wist Herman Kraayvanger toch nog tijd vrij te maken voor zijn hobby: paarden. Samen met De Graaf, Verhagen en Van de Spank richtte hij de “Rijvereniging Het Ros Beyaert" op. De leden van deze vereniging sleepten veel prijzen in de wacht. "Het Ros Beijaard" had niet alleen in Brabant, maar ook ver daarbuiten een goede naam. Hij overleed op 16 februari 1974, dus ruim 82 jaar oud. Zijn vrouw Marie, geboren op 26 augustus 1895, overleed op 21 november 1988. Ondanks haar drukke leven op de boerderij en met haar grote gezin was ze dus maar liefst 93 jaar geworden. Zij mocht dus met recht een sterke vrouw genoemd worden!

Hend Looman[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende persoon in de rij van Gele Rijders, althans voor zover ze in Schijndel zijn blijven wonen, is soldaat (huzaar) Hendrikus Looman. Evenals de meeste Gele Rijders is hij ook afkomstig uit Gelderland, en wel uit Didam. Hij werd daar geboren op 8 juli 1889. Hend was de "nestor" van de Schijndelse Gele Rijders. Hij was 27 jaar en daarmee de oudste van de Gele Rijders die hier ingekwartierd werden. Voordat Hend in dienst kwam was hij een poos koetsier. Of dat in Didam, in Lent of elders was is niet bekend. Hend schijnt in die periode nogal eens "verhuisd" te zijn. Later is hij ook nog particulier chauffeur geweest. Volgens zijn kinderen waarschijnlijk van een arts. Ook Hend had hier in Schijndel zijn meisje rap gevonden. Maar wat wil je, als je ingekwartierd wordt bij een boer die een knappe dochter thuis heeft. Zijn uitverkorene was Anna Dirks, die woonde op de Houterdsedijk E 80. Zij was geboren op 4 maart 1895. Hend en Anna trouwden op 3 juli 1917. Waar zij gedurende hun eerste huwelijksjaren gewoond hebben is niet duidelijk. Mogelijk was dat in de Hoofdstraat, in het huisje waar nu de boombeeldhouwer Jan Verhagen woont. Later zijn zij gaan wonen op het "thuisadres" van Anna, dat toen Houterdsedijk 14 was gaan heten. Hend is in Schijndel zo’n beetje in zijn "stiel" gebleven. Hij bleef in het "transport", en zijn paard was daarbij onontbeerlijk. In de beginperiode vervoerde hij van alles voor de boeren, o.a. hooi, stro en mest. Ook vervoerde hij kolen, die hij dan afhaalde van het laadstation Schijndel aan de spoorbaan Boxtel-Gennep.

Hend vervoerde ook veel vrachten voor de Boerenbond Schijndel. Verder had hij een groot aandeel in de aanvoer van stenen voor de Boschwegse kerk, de kerk Onze Lieve Vrouw van de Rozenkrans. Die werd in 1928 gebouwd. Was Hend Looman de "nestor" van de Gele Rijders, hij is niet het oudste geworden. Hij stierf op 25 september 1957 en werd dus slechts 68 jaar oud. Zijn vrouw Anna heeft zich nogal verdienstelijk gemaakt als zelatrice van charitatieve instellingen. Anna overleed op 6 februari 1974.

"Een vreemde eend...."[bewerken | brontekst bewerken]

Eerder is vermeld dat de Gele Rijders vrijwel allemaal uit de omgeving van Arnhem afkomstig waren. Arnhem was "het nest" van de Gele Rijders of zoals de officiële naam is " Korps Rijdende Artillerie “. En nog steeds vinden we daar de kazerne met daaraan verbonden een museum. Bij de navorsingen naar de herkomst van "onze" Gele Rijders was het dan ook vreemd te horen dat een van hen uit Rietveld (Woerden) afkomstig was. Het betreft hier:

Jan van Kampen[bewerken | brontekst bewerken]

Jan van Kampen Links naast de boom.
Voor meer details klik hier.

Bij nadere informatie bij zoon Wim van Kampen bleek dat zijn vader Johan van Kampen eigenlijk tot het korps der Rode Huzaren behoorde, welk korps in de jaren van de Eerste Wereld Oorlog te Veghel gelegerd was. Jan van Kampen, geboren op 7 februari 1892 te Rietveld, was van beroep rijtuigen/wagenmaker. En aangezien er bij het in Schijndel gelegerd Korps Rijdende Artillerie een wagenmaker ontbrak, werd de huzaar Jan van Kampen naar Schijndel gedirigeerd en tot Gele Rijder gebombardeerd. Aanvankelijk werd hij ingekwartierd bij de Schijndelse wagenmaker Dorus Heesters, vader van onze kunstschilder Jan J.H. Heesters, die in de Pompstraat zijn bedrijf had. (nu Jan Heestershuis). Maar het" boterde" niet zo goed tussen de vrouw van Dorus Heesters en Jan van Kampen, volgens het relaas van zoon Wim, dus werd Jan overgeplaatst naar bakker Ruys aan het Kerkplein. Als werkplaats werd hem toen een gedeelte van de klompenmakerij van Lammers toegewezen. Al was Jan van Kampen dan uit de Pompstraat "verbannen", weg te houden was hij daar niet. Een paar honderd meter voorbij wagenmaker Dorus Heesters, in de slagerij van Verhagen, had van Kampen een aardig meisje ontdekt. Jan was weldra verkikkerd op dat meisje en wist haar over te halen met hem te trouwen. De bruiloft vond plaats op 14 mei 1917. Na zijn diensttijd is Jan van Kampen in de Groote Straat (nu Hoofdstraat 18) een eigen wagenmakerij begonnen. Eind twintiger jaren breidde hij zijn bedrijf uit en vestigde zich in de Voortstraat. Uit zijn huwelijk met Mina Verhagen werden vier zonen (Cor, Janus, Jan en Wim) en twee dochters (Truus en Jet) geboren. Op 13 januari 1950 stierf Jan van Kampen als eerste van de in Schijndel achtergebleven "Gele Rijders". Jan was toen nog geen 58 jaar oud. Zijn vrouw Mina overleed op 3 februari 1976, op de leeftijd van ruim 81 jaar.

Jan Kamphorst[bewerken | brontekst bewerken]

Het is volkomen begrijpelijk dat de Schijndelse meisjes oog hadden voor de Gele Rijders in vol ornaat. Denk je eens in, zo’n donkerblauwe "dolman" (jack) met goudgele tressen en blinkende gouden knopen, dat moet oogverblindend geweest zijn! Voor Jans Schevers uit den Heikant was Jan Kamphorst, dan ook oogverblindend. Verkering bleef niet uit en er waren ook al trouwplannen. Er was voor hen zelfs al een boerderijtje op het Lieseind gereserveerd. Helaas overleed de aanstaande bruid als gevolg van een vrij acute TBC-aanval. Jan Kamphorst vestigde zich na zijn diensttijd toch in het Lieseind, waar hij een boerenbedrijf had. Na enige tijd trouwde hij met Joanna de Laat uit "de Noenes", Haaren. Jan Kamphorst, geboren op 8 april 1894 te Voorst in de buurt van Zutphen, overleed te Schijndel op 26 februari 1968. Zijn vrouw Joanna stierf op 11 januari 1990 te Vught.

Stephan Peters[bewerken | brontekst bewerken]

De laatste in de rij van de Gele Rijders die in Schijndel is gebleven is Stephan Peters, die de roepnaam Stef droeg. Hij was geboren in Millingen aan de Rijn, bij de Duitse grens, op 25 januari 1895. Henk van Roessel vertelde dat hij zijn moeder meerdere malen had horen vertellen dat zij Stef Peters de reveille had horen en zien blazen op de hoek Hoofdstraat-Kerkstraat-Pompstraat. De trompetters hadden meestal een dubbele functie. Zo ook Stef Peters, die naast trompetter ook "oppasser" was van een van de officieren. Stef was gelegerd bij van Grinsven, een mandenmaker annex winkelier die aan de Wijbosscheweg woonde, ongeveer waar nu de fontein is en garage Vugts. Enkele meters verder, aan de overzijde van de Wijbosscheweg, was de klompenmakerij gevestigd van Johannes van Herpen, beter bekend als Hanneske van Loon.

Dit was tevens een bierhuis, een café verlof B. De Gele Rijders die in deze contreien gelegerd waren gingen regelmatig bij Dina van de Maat, de vrouw van Hanneske van Loon, een biertje drinken en een kaartje leggen. Dit was nogal "logisch", want Hannes van Herpen had behalve twee zonen ook nog drie "skon dochters". De oudste diende in Tilburg, maar kwam regelmatig in de weekeinden naar huis. Het duurde niet lang of Stef Peters mocht de knappe Mina 's zondagsavonds naar Station Schijndel brengen als ze weer naar Tilburg moest. Dit alles leidde uiteindelijk tot een vaste relatie. Na de mobilisatie en het einde van de Eerste Wereldoorlog werd er een drukke correspondentie gevoerd tussen Mina en Stef. Hij werkte inmiddels op een schoenfabriek in Nijmegen en was niet in de gelegenheid om vaak naar Brabant te komen. Mina vond dit uiteindelijk maar niets en stuurde haar Stef daarom een advertentie uit de Tilburgse krant, waarin een schoenfabriek "zwikkers" (schoenmakers) vroeg. Daarmee boekte zij succes, want Stef Peters ging in Tilburg werken. Lang heeft dat niet geduurd. Stef ging zelf schoenen maken, eerst alleen reparatie en daarna ook nieuwe kinderschoenen, welke hij bij Hannes van Herpen voor het raam mocht "etaleren". In 1922 trouwde Mina van Herpen met Stef Peters en zij begonnen een schoenreparatiebedrijf annex schoenwinkel op de hoek Heikant-Dorpsstraat. Later, in de jaren 1928-1929, werden de daar gelegen gronden met de daarop staande huizen opgekocht door de daarnaast gelegen fabrikant Jansen de Wit. Stef Peters vestigde zich toen in de Hoofdstraat (toen Groote Straat geheten) samen met Harry van Rooy, gehuwd met Dineke van Boxtel, die er een textielzaak begonnen. Stef Peters bleek in Schijndel goed ingeburgerd te zijn en was actief in diverse verenigingen en organisaties, onder andere de damvereniging De Vrolijke Schuivers waarvan hij medeoprichter en vele jaren voorzitter was. Ook was hij vele jaren voorzitter van de Winkeliersvereniging en de Middenstandszegelvereniging. Stef Peters overleed op 10 juli 1969, zijn vrouw Mina van Herpen op 10 september 1988.

Deze triomfboog stond in de Hoofdstraat ter hoogte van de Markt.
De reden voor het feest was dubbel: nieuwe burgemeester Janssens verwelkomen en het einde van wereldoorlog 1.
Voor meer details klik hier.

Klaas Veenendaal[bewerken | brontekst bewerken]

In het voorgaande is aandacht besteed aan de Gele Rijders die na hun diensttijd in Schijndel zijn gaan wonen. Er waren onder de manschappen van het Korps Rijdende Artillerie ook militairen die eveneens verkering kregen met een meisje van buiten Schijndel, met haar trouwde en in Schijndel gingen wonen. Een van hen was Klaas Veenendaal. In een heemblad van de Heemkring Sint Oedenrode wordt melding gemaakt van Klaus Veenendaal, die op 27 juli 1918 trouwt met Jana van Schijndel. Jana was in dienst bij de familie Van Dijk, die een winkel annex café had in de Kerkstraat in Schijndel. Jana zelf kwam uit Sint Oedenrode en was een dochter van Hannes van Schijndel uit Schijndel, die gehuwd was met Dina van Eck uit Sint Oedenrode. Hannes begon in Sint Oedenrode een klompenmakerij. Klaas, die van huis uit protestant was, moest voordat hij met Jana kon trouwen eerst katholiek worden. Hij ging daarvoor in de leer bij de pastoor van Schijndel (mogelijk pastoor N.W.L. Baekers). Klaas en Jana gingen in het Wijbosch wonen. Aanvankelijk verdiende Klaas zijn brood als bouwvakarbeider, maar later werkte hij bij Marte van Schijndel, die in het Hermalen een klompenmakerij had.

Hendrik Broekhof[bewerken | brontekst bewerken]

Hendrik Broekhof was afkomstig uit Loenen. In Schijndel was hij "oppasser" bij luitenant Nijnatten. Henk van Roessel vertelde mij dat zijn moeder wel eens over Broekhof had gesproken. Volgens haar lag Hendrik Broekhof ingekwartierd bij de familie Johannes Andries van der Spank, de gemeentesecretaris van Schijndel. Die woonde in de jaren 1914-1918 in "de Grooten Straat” ter hoogte van de daar nu gevestigde coffeecorner. Rond de jaren 40 woonde er Pietje Jansen, de kapper. Hendrik Broekhof kreeg verkering met Martina (Dina) van Herpen, een zus van Mina van Herpen, die lange tijd huishoudster was bij de dames Van Liempd in de Kluis en later bij pastoor G.L.J. van Dijk. Dina van Herpen kwam oorspronkelijk uit het Wijbosch, waar zij op 14 juni 1895 werd geboren. Op 6 mei 1920 trouwde Hendrik Broekhof, die zelf geboren was op 30 april 1892, met Dina van Herpen. Na zijn diensttijd is Hendrik lange tijd chauffeur geweest van Mgr. Diepen, bisschop van Den Bosch. Hendrik Broekhof heeft op het laatst in "De Herven" in Den Bosch gewoond. Hij overleed op 31 maart 1987. Zijn vrouw Dina was reeds overleden op 29 april 1985.

De oproep om informatie over de Gele Rijders uit de jaren 1916-1919 heeft weinig respons opgeleverd. Via een schoondochter van Johannes van Boxtel, die geboren was op 26 juli 1893 in Schijndel, werd vernomen dat haar oom Dorus Driessen ook in Schijndel bij de Gele Rijders gelegerd was. Dorus was een dorpsgenoot van Stef Peters (Millingen) en werd geboren op 25 mei 1894. Hij trouwde met Mina Hosewol en overleed te Boxtel op 2 oktober 1971. De informant was Joke van Boxtel uit Sint Michielsgestel. Bij de naspeuringen naar Gele Rijders zijn nog wel wat namen gevallen, zoals: "Jacks", die ingekwartierd was bij Antje van Engeland in de Vossenberg. Zij had in die jaren een zogenaamd "Stil kruugske". "Pluim" wist tijdens zijn diensttijd nog wat te handelen in vee en dergelijke. Hij reed wel eens met een vierwielige kar met dubbelspan, volgens Jan Verhagen. "Willemke Prassers (of Prasters)" lag gelegerd bij Janus Hak. Willemke bleek een vrolijke Gele Rijder te zijn, want volgens Jan Verhagen stond Willemke nogal eens te zingen. Dorpsgenoot Harrie Steenbakkers herinnerde zich nog de namen van Jan Snel, Hanneske Heynen, Gijs Ganzeman en Damkot, maar waar ze gelegerd waren wist Steenbakkers niet.

Jan van Weert wist zich te herinneren dat er ene "Seegers" op de boerderij van Van Weert lag op de Steeg. Verdere gegevens had hij ook niet. Toontje Verbruggen (Houterdsedijk) weet nog dat Gele Rijder Abraham Brokshoorn bij Janus Boerkes (zijn eigenlijke naam is van Heeswijk) lag. Abraham Brokshoorn maakte houten raampjes waarin hij figuren spande. Die figuren werden dan door Marie Boerkes geborduurd. Verbruggen herinnert zich ook nog dat als de Gele Rijders met de muziek uittrokken, zij aan allebei de kanten van hun paard een soort pauken hadden waarop stevig getrommeld werd.

Overige afbeeldingen. [bewerken | brontekst bewerken]