U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Patronaat
Patronaat Kluisstraat 11 – 11a (1907 - 1984) [1]
Op initiatief van het kerkbestuur van de Sint Servatiusparochie centrum is in 1907 dit architectonisch interessante Sint Josephpatronaat gebouwd en de eerste steen daarvan was een fraai tegeltableau met de afbeelding van Sint Servatius.
Architect Stuyt heeft het ontworpen en het is gebouwd door de firma Van der Heijden uit Boxtel. De geestelijkheid had de intentie om vooral de katholieke opvoeding te bevorderen en de mogelijkheden voor ontspanning te vergroten. Het was voor die tijd een mooi centraal gelegen sociaal-cultureel centrum met o.a. een kegelzaal. In WO II fungeerde het als stafgebouw voor de militairen en nadien heeft het gebouw andere functies gekend. De eerste steen is gelegd op 13 mei 1907 op de feestdag van Sint Servatius ten tijde van het pastoraat van pastoor-deken Norbertus N.W.L. Baekers. Het gebouw is in 1984 afgebroken.
Bouw, functie en sloop Patronaat
De bouw is dus voltooid in 1907 en wie er bij betrokken waren wordt duidelijk uit de aangehaalde oorkonde. Uiteraard had dit patronaatsgebouw, speciaal bedoeld voor lering en ontspanning van katholieke jongeren, een uitgesproken parochiële functie voor vieringen, lezingen, conferenties en recreatieve en culturele activiteiten voor de jeugd zoals filmvoorstellingen en toneeluitvoeringen en er was zelfs een kegelzaal in gevestigd. Het gebouw, naar het ontwerp van architect Stuijt, is aanbesteed en gebouwd door de firma Van der Heijden uit Boxtel en voor WO II heeft de Schijndelse architect C.J. Chris van Liempd er nog een nieuwe vleugel aan gezet. Bij de entree was een grote hal, vervolgens kwam een lange, brede gang. Rechts daarvan lag de grote zaal, met een opgezet toneel. Deze zaal bood plaats aan ca. 500 personen, had hogere gewelven en een uitstekende akoestiek. (later werd in deze ruimte de openbare bibliotheek gevestigd). Links aan die brede gang lagen kleinere lokalen, waartegen later nog een vleugel is aangebouwd. Dit was nodig omdat steeds meer verenigingen gebruik maakten van het patronaat. Een trap leidde naar boven en daar had men toegang tot het balkon in de grote zaal. Verder waren er nog een leslokaal en andere vergaderruimtes. In een van de zaaltjes was de parochie bibliotheek ondergebracht. Gedurende verschillende jaren was Ans van Schayk de eerste bibliothecaresse. Vaak werd zij geassisteerd door Adriana Verkuylen, die vrijwillig haar medewerking verleende. Vervolgens kwam Antje Louwers. De boeken waren ingedeeld in de rubrieken A, B, of C. Serie A was bestemd voor iedereen. Serie B was voor de meer ontwikkelde lezers en in serie C zat de min of meer voorbehouden lectuur. Achter het patronaat lag een grote binnenplaats, die later gebruikt werd als speelveld voor de jeugdverenigingen. Schertsend werd wel eens gezegd dat in dit patronaat ‘zowat de gehele Boerenbond Schijndel is grootgebracht en opgevoed’. In 1936 is er een hekwerk geplaatst en is zelfs een overdekte rijwielplaats gerealiseerd. Tijdens WO II (1940-1945) is het patronaat gevorderd door de Geallieerden en werd ingericht als stafgebouw voor de militairen. Na 1945 is het herstel van de oorlogsschade ter hand genomen, waarvan in het parochie-archief nog de nodige details zijn terug te vinden. Saillant detail is, dat pastoor G.L.J. van Dijk aan de bisschop goedkeuring had gevraagd om tijdens de restauratie van de Servatiuskerk, het patronaat te mogen gebruiken als ‘oratorium semipublicum’, waarvoor een aparte zaal werd ingericht. Later deed het gebouw dienst als onderkomen voor de Lagere Technische School (L.T.S.). In 1967 (Bewonerslijst Kluisstraat 15 april 1967), het jaar waarin de muziekschool is opgericht, trok die er in, ook al was het daar qua indeling en outillage niet direct een ideaal gebouw voor. Beneden was de danszaal maar daar zaten geen kleedruimten bij. Kinderen die voor muzieklessen kwamen moesten door de gang waar anderen voor de dansles zich om moesten kleden. “Het was daar beneden altijd rommelig”, weet Jan Buil, de directeur van de muziekschool.
En hij vervolgt: "Een grote brede houten trap bood toegang tot de bovenverdieping. Daar waren de leslokalen voor de muziekleerlingen. Achter een grote deur naar het balkon hadden we het schoolarchief ondergebracht. Aan de andere kant lag de patronaatszaal. Die had de bibliotheek in gebruik. Deze is in 1983 naar het gebouw In den Herd verhuisd. Daarna hebben wij die ruimte nog een jaartje in gebruik gehad als extra danszaal”.
Ook is het gebruikt voor culturele uitvoeringen en doe-middagen onder leiding van de Creatieve Werkgroep geformeerd vanuit de leerkrachten van de Schijndelse, toen nog, lagere scholen, die in 1985 werden omgedoopt tot ‘basisscholen’.
Schijndelaar Ad Cooijmans kan zich de situatie uit 1983 nog goed herinneren. “Toen hield ik een expositie in de lege ruimte die de bibliotheek achterliet. De gaten van de boekenrekken had ik dichtgesmeerd. En met Boerenbondplastic had ik de ruimte ingepakt. Dat was heel apart. Een serene ruimte was het geworden, waar ik mijn schilderwerk en kunstobjecten tentoonstelde.” Een jaar later verhuisde de muziekschool naar het nieuwe gebouw aan de Hertog Jan II laan. Het patronaatsgebouw ging in 1984 tegen de vlakte. Later bouwde de firma Van Tartwijk Bouwbedrijven er een kantoor. Tot ongenoegen van velen werd het monumentale patronaatsgebouw gesloopt. Een van Schijndels heemkundigen, te weten Theo van den Dungen, liet zijn emoties de vrije loop en schreef hierover het volgende: “Stuk historie van Schijndel gesloopt. De slopers hebben hun werk snel en grondig verricht. Waar eens Schijndels patronaat, het parochiehuis, pronkte, resten nu nog wat overblijfselen in de vorm van enkele hopen puin. Een dragline doet het allerlaatste werk en een gapende wond blijft achter. Een stuk geschiedenis van Schijndels sociaal en kultureel leven is niet meer. Een leegte blijft achter. Vooral een leegte, maar ook een stuk nostalgie, bij de oud-Schijndelaren die menig uur in hun patronaatsgebouw hebben doorgebracht ten tijde van het oude “Roomsche Leven”. Het laatste bolwerk is verdwenen”.
Het tegeltableau van de H. Servatius [2]
In het voormalige Openbare Bibliotheekgebouw, dat later naar Steeg 9 zou verhuizen, was een gevelsteen ingemetseld, die ons herinnerde aan het oude patronaatsgebouw uit 1907.
Op dit fraaie tegeltableau staat: "Sanctus Servatius Patronatus Schijndel". Aanvankelijk had men de intentie het patronaat te verluchtigen met het gemeentewapen van Schijndel, in plaats daarvan is het tegelplateau aangebracht.
Nader onderzoek naar de maker van dit fraaie kunstwerk in het parochie-archief bracht een rekening en verantwoording aan het licht ten aanzien van de bouw en het eenjarig onderhoudscontract waarin de kosten van de eerste steen 28 gulden bedroegen.
Het tegelplateau is dus de eerste steen van het patronaatsgebouw.
Bovendien bleek zich tussen de archiefstukken een fraaie perkamenten oorkonde te bevinden, die was opgemaakt ter gelegenheid van de eerste steenlegging van het patronaatsgebouw Sint Joseph op 13 mei 1907. De oorkonde zat verborgen in een kokertje met daarin het perkamenten archiefstuk. De tekst van deze oorkonde, die hierna in extenso volgt, geeft een idee wie bij die eerste steenlegging waren betrokken.
De tekst van de oorkonde luidt als volgt:
“In de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes Amen. Op heden, den feestdag van St.Servatius, in het jaar onzes Heeren negentien honderd en zeven toen Z.H. Pius de Tiende de Kerk Gods bestuurde en Z.D.H. Mgr. W. van de Ven Bisschop van ’s-Hertogenbosch was, in het negende jaar der Regering van H.Majesteit Wilhelmina Koningin der Nederlanden, ten tijde der H.Missie, is van dit Sint Josephs Patronaatsgebouw de eerste steen gelegd door de Zeereerwaarde Heer Norbertus Willibrordus Leonardus Baekers, pastoor der Sint Servatiusparochie centrum, in tegenwoordigheid van de Weleerwaarde Heeren Jacobus van der Vleuten en Adolphus Adrianus Josephus Karthon, kapelaans en Johannes Franciscus Maria Sanders, rector der Zusters van Liefde, van de heeren Kerkmeesters Franciscus Manders, Henricus P. van Liempd, Johannes Verhagen en Antonius van Heertum, de bouwmeesters Joseph Cuijpers en Jan Stuijt, den hoofdopzichter Jac. Heemskerk, den opzichter Arnoldus Merks, de aannemers Marinus de Koning en Arnoldus van de Laar en vele belangstellenden, ten blijke deze oorkonde is onderteekend, Schijndel XIII mei MCMVII.
Handtekeningen van: N.W.L. Baekers, pastoor; J. van de Vleuten; A.A.J. Karthon; J.F.M. Sanders; H. Schoth CSSR; A. van Dam CSSR; H. de Groot CSSR; F.R. Manders; H. van Liempd, J. Verhagen, A.C.J. van Heertum; F. Manders, burg; J.W. Timmermans; E. Timmermans, J. Cuijpers, J. Stuijt; J. Heemskerk; M. de Koning; A. van de Laar en A.M. onleesbaar.
Ten tijde van de afbraak van het Patronaat in 1984, is het tegeltableau zorgvuldig uit het gebouw verwijderd. Achter in het tableau vond men een kokertje met daarin een rolletje perkament. Dit rolletje blijkt de bewuste oorkonde te zijn.
Brand in de voormalige bibliotheek[3]
Schijndel werd, alweer enige tijd geleden, opgeschrikt door een felle uitslaande brand in het voormalige gemeenschapshuis In d’n Herd waarin voorheen ook de bibliotheek gehuisvest was.
Hieraan wordt aandacht besteed omdat het vanuit heemkundig oogpunt van belang is. Dit omdat bij de ingang van de bieb in de buitengevel een tegelplateau van Sint Servatius is ingemetseld, afkomstig van het vroegere patronaat en De heemkundekring Schijndel vond het van belang om er voor te zorgen dat dit niet verloren ging. Daarom is contact opgenomen met de burgemeester en gevraagd om dat tegelplateau te redden van de sloop en gelukkig kunnen we melden dat de gemeente er voor zal zorgen dat het eruit gehaald zal worden. Het tegelplateau was van Hans Brus omdat die het pand gekocht heeft van Peer Wouters. Hans heeft erin toegestemd dat het weer eigendom wordt van de gemeente die er een passende bestemming aan zal geven.
Monumenten Inventarisatie Project 1990. [4]
Patronaatshuis Bibliotheek
Tegeltableau afkomstig van het hier gestaan hebbende patronaatshuis uit 1907 met afbeelding van Sint Servatius met staf en sleutel.
Gaafheid. Cultuurhistorische waarde.
Het polychrome tegeltableau is tegenwoordig geïncorporeerd in de nieuwe bibliotheek.
Herinneringen van A. J. Verkuylen[5]
De eerste en de tweede wereldoorlog hebben het Patronaat niet zo maar onberoerd gelaten. Tijdens de eerste wereldoorlog werden er Belgische vluchtelingen in ondergebracht. Niet alleen daar trouwens, want in een houten huis tegenover ons huis (nu Rietbeemdweg) woonden toen ook Belgische vluchtelingen. De tweede wereldoorlog brak uit, Nederland mobiliseerde in 1939. In het Patronaat nam de staf van de 5e Divisie zijn intrek. Ikzelf lag toen in Boekel, waar ik foerier was van de Staf 17 R.I., totdat er een telefonisch bevel kwam me binnen 3 dagen te melden bij Luitenant Kolonel de Jong van de Staf 5e Divisie. Kapitein Gruppelaar had een onderofficier nodig die de S.D.O. (Militaire Administratieschool) doorlopen had. En zo zat ik nu weer, voor militaire administratie, in het Patronaat. Nederland capituleerde en werd bezet gebied. Geleidelijk begon de demobilisatie van ons leger, en wat er de eerste tijd in het Patronaat gebeurde weet ik niet precies. Ik heb daar in het begin van de bezetting nog wel een toneelstuk van de R.K.W.V. geregisseerd: "Schip in nood". Op zekere dag ontdekten we dat een van onze spelers bij de N.S.B. was, maar wat we ook over Hitler en de andere bezetters zeiden, hij heeft ons nooit verraden. Hij is, naar ik meen, naar het Oostfront vertrokken en nooit meer teruggekomen. Eigenlijk jammer, hij was gewoon dom en arm. Later had ik zijn zoontje in de klas die tijdens een les "Sieg Heil" riep. Toen ben ik in de militaire houding gaan staan en heb geroepen "Kop dicht". Ik stond dus weer voor de klas. Het Patronaat had een hoge toren en daarin was een leslokaal gevestigd. Toen de school in de Pompstraat ruimtegebrek kreeg, werd ik met een klas naar het Patronaat gedirigeerd, naar het leslokaal in de toren. Dit lokaal had aan drie kanten veel glas en was niet bepaald veilig, omdat er boven Schijndel nogal eens luchtgevechten waren en dan zouden de kogels van alle kanten binnen kunnen vliegen. Daarom leerde ik mijn leerlingen om, als ik de situatie gevaarlijk vond, ordelijk naar beneden te gaan en in de brede gang te gaan zitten. Die bood aan alle kanten bescherming door zijn dikke muren. (Zelf ging ik dan buiten staan kijken, als goed voorbeeld.....).
Eindelijk kwam de bevrijding. Het Patronaat, hoewel niet ongeschonden, stond er nog en kon weer voor allerlei doeleinden gebruikt worden. Er was in Schijndel heel veel puin te ruimen en op te bouwen, maar het verenigingsleven ontwikkelde zich weer vrij spoedig. Ook het politieke leven. In plaats van de vooroorlogse Katholieke Staatspartij werd er een nieuwe partij opgericht, de K.V.P., Katholieke Volks Partij. Alle vergaderingen van de K.V.P. werden in het Patronaat gehouden. Na de oorlog had Schijndel een groot tekort aan woonruimte en aan ruimte voor het onderwijs. Voor de pas opgerichte Muloschool voor jongens werden een paar lokalen in het Patronaat ingericht. Toen deze school na enige jaren haar gebouw in de Pompstraat kreeg kwam de Lagere Technische School in het Patronaat. Ook de muziekschool werd daar opgezet, maar ook een cultureel centrum. Daar leerden, onder leiding van Theodorus van Oorschot, de jeugd, en ook ouderen, schilderen. Boven had de Amateur fotoclub zijn eigen lokaal.
Herinneringen van het jeugdwerk in het Patronaat
Sint Nicolaas[6]
Maar nu naar een vorm van jeugdwerk, dat eigenlijk geen echt jeugdwerk was, maar dat heel spannend was voor de jeugd van de lagere school. Bedoeld jeugdevenement vond één keer per jaar plaats enkele dagen voor 6 december, dus voor St. Nicolaas. Dan gingen de kinderen van de meisjes- en jongensschool onder begeleiding van het onderwijzend personeel op een middag naar het Patronaat (met "vol verwachting klopt ons hart"). De hele grote zaal zat vol en dan kwam het grote ogenblik: St. Nicolaas, gehuld in een wijde mantel en getooid met staf en mijter, kwam statig binnenschrijden. (De goede hoogheiligman kon niet gewoon "lopen" maar alleen schrijden; er waren vroeger meer hoogwaardigheidsbekleders die slechts konden "schrijden"). Zwarte piet daarentegen kon niet schrijden; die sprong en liep als een halve wilde door de zaal, rammelde met zijn ketting, zwaaide met zijn zak, zwaaide met zijn roe en zijn witte tanden blaakten knarsend tussen zijn rode lippen in zijn roetzwart gezicht. En het geluid van de menigte kinderen die St. Nicolaas liedjes zongen, deed de ruiten en gewelven trillen. Wat een daverende gebeurtenis! Dan plukte zwarte piet een paar deugnieten of belhamels uit de massa, sleepte die voor de heilig man, die hen dan streng en toch vaderlijk vermanend toesprak. Dit alles werd begeleid door grommend gegrijns en dreigende gebaren van zwarte piet, die evenals de kinderen toekeek wie er in de zak gestopt moest worden. Maar dat bleef meestal een bedreigende dreiging. Vervolgens begon de grote optocht, want rij voor rij trokken we voorbij St. Nicolaas om het eerste cadeautje in onze kleine handjes te ontvangen. En dan blij naar huis. Maar wel langs de winkel van Marineske van Liempd, waar allerlei speelgoed uitgestald stond: paarden, treinen, poppen, bouwdozen, blokkendozen, geweren enz. Op 6 december was het groot feest; ”s Morgens speelgoed op tafel uitgestald, vrij van school: Wat wil je nog meer!
Spelletjes op zondag[7]
Wat we nu serieus echt jeugdwerk noemen heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt: van patronaatswerk in de vorm van bezighouden op zondagmiddag tot uitstekend georganiseerde jeugdbeweging, idealistisch, enthousiast, met godsdienstige idealen, een sociale instelling. Nog menigmaal hoor ik vroegere leden zeggen: "Wat was het vroeger gezellig in het Patronaat, bij de Jonge Wacht op zondagmiddag en op de eigen clubavond in de week". Als oudste vorm van jeugdwerk, die ik nog ken, was er de zondagsbijeenkomst van jongens van circa 12 jaar en ouder in een zaal van het patronaat. Er was namelijk ‘s zondags (en door de week ook niet) voor de jeugd niets te doen, dus deze bijeenkomsten werden opgezet met als doel de jeugd bezig te houden. Tevens om ze van de straat af te houden en enige extra godsdienstige vorming te geven. Veel jongens kwamen er bijeen, er waren echter geen speciale clubs en geen speciale jeugdleiders. De jongens konden er biljarten, dammen, kaarten, mens erger je niet spelen en zich met nog andere spelen vermaken. Op de grote binnenplaats was er gelegenheid voor balspelen, krijgertje, bokspringen en andere, destijds gebruikelijke, spelen.
Bijbelse Geschiedenis[8]
Een kapelaan, ik herinner me onder andere nog kapelaan Steenbakkers, was er aanwezig. Hij hield toezicht en tussendoor nam hij de groep mee naar het leslokaal boven in de toren (voor mij een heel speciale herinnering). Dan kregen de jeugdigen een half uur tot drie kwartier les in Bijbelse Geschiedenis. Deze vorm van jeugdwerk heb ik slechts even meegemaakt, want ik was goed 12 jaar toen ik naar kostschool ging in Nijmegen. Na mijn studie aldaar volgde ik nog de hoogste klas van de Latijnse School in Gemert en verbleef daarna 5 maanden in België. Half januari 1931 kwam ik op de Kweekschool voor Onderwijzers in Eindhoven. En juist in die tijd begonnen de grote veranderingen in het jeugdwerk zich te ontwikkelen. In België begon kanunnik Cardijn met het organiseren van de jonge arbeiders, waaruit de beweging van de KAJotters ontstond. Deze beweging stond m.i. model voor wat hier de beweging van de Jonge Werkman zou worden.
Nieuwe opzet van het jeugdwerk[9]
Wat Schijndel betreft (ik studeerde nog in Eindhoven) kreeg ik op een dag in 1931/1932 een uitnodiging voor een vergadering op de pastorie bij Kapelaan van Helvoirt. Het personeel van de jongensschool St. Lambertus was aanwezig en nog enige andere heren. Daar werd toen uitvoerig gesproken over een nieuwe opzet van het patronaats werk. Om te beginnen zouden er naast de gewone ontspanningsmogelijkheden ook clubs worden gevormd. Zo begonnen Frans van Osch en ondergetekende een gymnastiekclub en Karel Sax begon met een mondharmonicaclub. Het voetballen kwam ook aan de orde en 's zondags zouden er steeds een paar leiders aanwezig zijn om met de directeur, in dit geval Kapelaan van Helvoirt, diverse activiteiten te ontwikkelen.
Frans van Osch en ondergetekende gingen met onze gymnasten naar het gymnastieklokaal van de Sint Lambertus School in de Pompstraat. De groep werd in twee groepen gesplitst: een groep ging in de zaal gymoefeningen doen, de andere groep ging buiten een spel spelen, en na enige tijd werd er gewisseld. De Pompstraat is er nog, zij het zonder pomp, bedoelde school bestaat nog slechts in de herinnering van hen die er als kind naar toe gegaan zijn en voor hen die er lesgegeven hebben. Zelf ben ik er geweest als leerling en als onderwijzer. Van mijn collega’s daar zijn er reeds velen overleden, nl. J. van Bussel, J. Schenk, Frans van Osch, Karel Sax, Rombouts, C. Degreef, Jaap Koning, Erkelens. Karel musiceerde geregeld met zijn mondharmonicamusici. Dit bood ons de gelegenheid om jaarlijks een paar uitvoeringen te geven. Muziek, korte voordrachten, gymnastiekoefeningen, waarbij het opbouwen van pyramides het hoogtepunt vormden, waren succesvol en we mogen zeggen dat het jeugdwerk toen reeds een bloeiend bestaand leidde. Ook aan godsdienstige en sociale vorming werd vanaf het begin serieuze aandacht geschonken.
De Jonge Wacht
De eerste groep bestond uit hun directeur kapelaan van Helvoirt bestond uit en leiders Sjef van Roessel en Frans van Osch en leden Cor van Thiel, Pieter van de Spank, Toon van de Dungen, Janus Verkuylen en Toon de Hommel. Ieder had in een zich geleidelijk vormend clubsysteem zijn eigen taak, terwijl ook de gebruikelijke spelen bleven bestaan. Uit deze vorm van jeugdwerk ontstond de Jonge Wacht, waarvan de leden in groepen van 8 tot 10 leden werden ingedeeld; ze droegen uniformen en iedere groep had zijn eigen leiders. ‘s Zondags kwamen alle groepen samen in het Patronaat en door de week had iedere groep nog zijn eigen clubavond met zijn eigen leider. Natuurlijk had de Jonge Wacht zijn eigen vaandel, waarop hetzelfde embleem stond als wat op hun uniform stond. Het embleem was P = p x; dit werd vertaald als beginletters van de naam Christus, wat natuurlijk niet klopte. Je kunt van de letters P en X toch moeilijk de naam Christus maken. Daarom legden we onze jongens uit dat het hier de Griekse letters Chi = onze Ch en Rho = onze R betrof. Dat waren de beginletters van de Griekse naam Christos = Christus (Ik gebruik hier maar niet de Griekse lettertekens, want ik denk dat de drukkerij deze niet meer zal hebben. Het gaat hier om de klassieke lettertekens uit het oude Grieks)
Diverse activiteiten De Jonge Wacht[10]
Wat de godsdienstige vorming betrof kwamen op de clubavonden dus onderwerpen ter sprake van religieuze aard, liturgie en dergelijke en vooral de Jonge Wacht wet en de trouw aan Christus Koning kregen de aandacht. Ook hulpvaardigheid en sociale eigenschappen werden niet vergeten. Maar er was zeker ook ruim tijd voor spel en ontspanning; er gebeurde van alles, o.a. het leggen van diverse knopen en andere vaardigheden, spoorzoeken, speurtochten, het natuurleven bekijken en het beoefenen van binnen- en buitenspelen. Iedere Jonge Wachter had een kaart, waarop, laten we zeggen, meerdere vaardigheden, kennisopdrachten gedrukt stonden. Telkens als een Jonge Wachter aan bepaalde eisen op een zelf gekozen gebied had voldaan werd dit punt op zijn kaart door de leider afgetekend. Zo ontstonden er zekere graden van bekwaamheid. Natuurlijk werd er ook veel gezongen, want de Jonge Wacht had een eigen zangbundel. Daarnaast kon een leider nog liederen kiezen uit eigen zangbundels. Zo had ik bijvoorbeeld twee zangboeken, getiteld "Zangzaad", met vele heel vlotte liederen. Ik heb ze uitgeleend en dus niet teruggekregen!
Installatie tot Jonge Wachter[11]
De installatie van nieuwe leden was altijd sober, doch in stijl. Ieder nieuw lid beloofde trouw aan de Jonge Wacht en bracht de officiële groet. Naarmate het aantal leden groeide hadden we ook meer leiders nodig en zo herinner ik mij als nieuwe leiders Piet van de Veerdonk, Jo van den Oetelaar, Jan Wierema en Jo van Liempd. Boven de leiders en hun groep stond de hoofdleider, die regelmatig contact hield met de leiders en hun groep en hen zo nodig adviseerde en bijstond. Daarnaast had hij nog zijn eigen groep. Boven de hele beweging stond de directeur, die geregeld met de hoofdleider en leiders bijeenkomsten hield, waar besproken werd hoe de Jonge Wacht het best kon functioneren, hoe de leiderstraining kon geschieden en dergelijke. De eerste directeur was kapelaan van Helvoirt, daarna kwam kapelaan Korsten en de laatste was kapelaan Verwiel.
"Incident"[12]
Even een "incident" vertellen. We maakten met onze Jonge Wachters een bedevaart per fiets naar Handel. Toen we door Veghel fietsten konden onze jongens het niet laten om tegen de Veghelaren te roepen: "Kuuskes", hetgeen ad rem werd beantwoord met "Hopbellen". Toen we in Handel aan de terugtocht begonnen heb ik gezegd: "Jongens, nou in Veghel niet weer "Kuuskes" roepen, begrepen! " Met algemene instemming werd dit "bevel" geaccepteerd, doch toen we midden in Veghel waren begon de hele "bende" spontaan te roepen: "Boe, boe", en dan sta je machteloos en moet je kunnen lachen om zo’n vondst. Onder de vakantie ging ik met mijn groep wel eens fietstochten maken. s’ Morgens vroeg weg, zo mogelijk onderweg even een H. Mis bijwonen en dan verder, bijv. naar Breda of Arnhem en mijn groep, bestaande uit Adri van den Brand, Wim Langenhuizen, Adri Steenbakkers, Tony van Extel en Lambert van Rooij vonden deze tochten heerlijk. Het waren leuke tochten.
Kleine H. Familie[13]
De Jonge Wacht behoorde ook tot de kleine Heilige Familie, die om de veertien dagen op zondag gehouden werd. Tegen half 6 gingen de jongens tot 12 jaar naar de kerk, waar ook de ouderen dan kwamen. Na deze gebedsbijeenkomst gingen de jongeren naar huis en de ouderen naar het patronaat. Tot 21.00 uur. Dan waren de bijeenkomsten afgelopen.
Om meer systematisch te kunnen werken werden er per zondag twee leiders aangewezen. Die kregen dan een heel programma om af te werken, waarbij hen dan toch de vrijheid werd gelaten om naar eigen initiatief veranderingen aan te brengen. De hoofdleider was er praktisch altijd, evenals Sjef van Roessel, die op uitstekende wijze de financiën beheerde. Dat was ook nodig, want als leden hun uniform niet in één keer konden betalen dan was er bij de penningmeester wel een "afbetalings- systeem" á vijf cent per week. Voor de jeugdleiders werden er regionaal ook bijeenkomsten en cursussen georganiseerd. Zo herinner ik me een besprekings- en trainingsbijeenkomst van een paar dagen op Huize Gerza, gelegen langs de grote weg Den Bosch-Tilburg, vlak bij het toenmalige groot seminarie van ons bisdom. Ook heb ik een cursus van meerdere weekends gevolgd in Den Bosch. Deze cursus werd gegeven op zaterdag van 9.00 tot 16.00 uur en op zondag van 10.00 of 11.00 tot 16.00 uur. Dit was een cursus voor zang, muziek, toneel, volksdansen, spelleiding en dergelijke. Het was heel gevarieerd en, wat heel bijzonder was voor die tijd, deze cursus was gemengd. Derhalve werd mij op 3 mei 1936 de aanstelling "Leider van de Jonge Wacht" uitgereikt met vermelding: "Bisdom Den Bosch, parochie St. Servatius te Schijndel, district Den Bosch". De mobilisatie in 1939 legde de jeugdbeweging stil.
Het patronaat werd in beslag genomen door de Staf Ve Divisie.
Afscheid van de Jonge Wacht[14]
Ik lag in Boekel bij de Staf XVII R.I., doch omdat kapitein Gruppelaar, de verplegingsofiicier, voor hulp op zijn bureau een onderofficier nodig had, die de militaire administratieschool te Middelburg had gehaald, werd ik van Staf XVII RI te Boekel overgeplaatst naar de Staf Ve Divisie. Toen brak in 1940 op 10 mei de oorlog uit, na de capitulatie duurde het nog wel een poos, voordat ik gedemobiliseerd werd. We zijn toch weer met het jeugdwerk begonnen, maar het zou niet van lange duur zijn. We zouden in het Patronaat nog een weekendkamp houden voor de Jonge Wacht, compleet met overnachting, keukens en dergelijke. We waren met onze jongens druk bezig het kamp op te bouwen. Iedere groep moest zijn eigen zithoek hebben, voor eigen activiteiten, er moest een veldkeuken gebouwd worden en ga zo maar door. We waren stevig aan het werk en toen kwam kapelaan Verwiel, toen directeur, naar me toe en zei: "Hoofdleider, het kamp kan niet doorgaan, het is te gevaarlijk wegens de Duitse bezetting". Je wist maar nooit wat de bezetters dachten van al die knapen en leiders in uniform. Hevige teleurstelling! Dus alles wat we reeds opgebouwd hadden werd afgebroken, het kamp afgelast en dit betekende het officiële einde van de Jonge Wacht. Ik weet niet meer hoe we uit elkaar gegaan zijn. Misschien met een groet aan elkaar, misschien opgesteld in carré, waarbij nu voor het laatst de Jonge Wacht groet gebracht werd, een kort afscheidswoord van de hoofdleider, een laatste groet aan Christus Koning en afscheid van leiders en vrienden. Vaarwel, Jonge Wacht, die we moesten beëindigen, maar met pijn!
Bijeenkomsten in de Molenheide[15]
In 1941 was ik getrouwd en had mijn groep bijeengehouden. Ik was in de Molenheide gaan wonen en daar kwam mijn groep iedere zaterdag nog bijeen, namelijk Adr. Steenbakkers, Adri van den Brand, Tony van Extel, Wim Langenhuijzen, Lambert van Rooij. We kwamen in mijn huis bijeen en trokken de vrije natuur in. We hielden onze spelen, maakten speur- en zoektochten, alles in uniform. Toch moest ik op een gegeven moment zeggen: "Jongens, we moeten ophouden, het wordt te gevaarlijk voor jullie en voor mijn gezin. Dit gevaarlijk spel mogen we niet verder spelen".
Korte epiloog[16]
De Jonge Wacht was een vereniging van en voor de jeugd. Sport en spel, algemene sociale vorming en zeker ook godsdienstige vorming hadden een voorname plaats. Doch dit alles in een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid en mogelijkheden tot persoonlijke creativiteit.
Herinnering
Vaarwel Jonge Wacht met vele fijne en prettige momenten en herinneringen en mooie vriendschap. Ik ontmoet en spreek nog wel eens grote mensen, die in hun jeugd lid waren van de Jonge Wacht en dan zeggen ze: "Wat was het gezellig op de Jonge Wacht op zondag en op onze eigen club". Laat me de overtuiging uitspreken dat priester en jeugdleiders door hun werk in de Jonge Wacht aan hun jonge leden veel waarden voor het leven hebben meegegeven, zij het ten koste van veel werk en vele uren vrije tijd, die zij aan de jeugdbeweging gegeven hebben. Zeker zijn zij daar niet trots op, wel mogen zij daaraan terugdenken met voldoening, al moet ik hieraan toevoegen: "Voor zover zij nog in leven zijn". Want zeer velen van hen zijn overleden, doch ik geloof dat ook in het hiernamaals herinnering blijft leven. Jonge Wacht is nog slechts herinnering, alhoewel mooie herinnering. Derhalve mag ik zeggen: "Het zij zo".
Epiloog[17]
Het Patronaat heeft in de vele jaren van zijn bestaan zeker een "grote staat van dienst" opgebouwd. Het had grote waarde voor de parochie, de samenleving en het culturele en sociale leven. Maar uiteindelijk moest het weg, gesloopt worden. Wie die beslissing genomen heeft weet ik niet. Ik ben bouwkundig niet deskundig, maar het motief dat het gesloopt moest worden omdat het in zeer slechte staat verkeerde geloof ik echt niet. Dat zal wel aan mij liggen! De foto bij dit artikel roept zeker gemengde, mogelijk zelfs emotionele, gevoelens op bij zeer veel mensen die het Patronaat "gekend en beleefd" hebben zoals ik. Vele uren heb ik er doorgebracht als jeugdleider, voor vergaderingen, toneel, als lid van de amateur fotoclub en velen met mij. Maar het Patronaat "moest" weg en zoals Jo Mathijsen het heel treffend zei: "Met het Patronaatsgebouw ging een stukje van mijn ziel mee" [18]. Ik durf daaraan toe te voegen: "van vele zielen". Weg Patronaat, verworden tot puin, zoals ook de villa's van Harry Jansen, Harry Bolsius, Frits Bolsius, de tuinen bij de villa van A.J.M. Toon Bolsius, het St. Servatiusgebouw. Ook allemaal met veel herinneringen, zoals de St. Vincentiusvereniging. Nog staat er de prachtige St. Servatiuskerk met zijn massieve toren, de statige pastorie met het kostershuis en hier voel ik nog iets van de sfeer van vertrouwelijkheid. Maar de sfeer van het centrum van Schijndel ervaar ik als een leegheid vol lawaai en zonder intieme kleur. De sfeer rond de oude kerk, de wei met lindeboom, de Kerkstraat, de Hoofdstraat met rustieke gevels, dat alles is weg, voor altijd weg.
Wat ik niet vergeet is het Schijndel van "toen", uit mijn jeugd. Het Schijndel van het Brabantse zand, waar de luchten wijder en weidser waren. Waar rogge, haver en boekweit groeide. Waar de Schijndelse mens geboren werd, opgroeide, vrijde, trouwde, kinderen kreeg en grootbracht en dan tevreden stierf en ging rusten in "Den Hof van Vrede". Dit nadat de zegen van de priester hem uitgeleid had en de bronzen klokken hem uitgeluid hadden. Mijn brandende vraag: "Had het Patronaat niet gerestaureerd kunnen worden, of .....?" Vaarwel, wij zullen nog vaak denken aan het gebouw dat het Patronaat heette en dit terugdenken zal vervuld zijn van nostalgische gevoelens. Het zij zo....
Fotoalbum
Fotoalbum Patronaat
Bronnen, noten en/of referenties
|