Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Oorlogsherinneringen van Corrie Mettler - van Herpen

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Oorlogsherinneringen van Corrie Mettler - van Herpen[1][bewerken | brontekst bewerken]

Corrie Mettler – van Herpen, 91 jaar, woont nog zelfstandig in de Bunderstraat te Schijndel. Haar man, Christ Mettler, is in 2012 overleden.
Corrie is nog heel vitaal, leest dagelijks de krant, waardoor zij opmerkelijk “bij de tijd” is. Ze heeft een goed geheugen en vertelt graag over het verleden, ook over haar ervaringen tijdens de 2e Wereldoorlog. Vooral over haar broer Gerard en veldwachter Graat kan zij lang en bewogen herinneringen ophalen.

Huis aan de Meijgraaf[bewerken | brontekst bewerken]

Zij woonde, op 16-jarige leeftijd, met haar zus, broers en ouders in hun woonhuis in de Meijgraaf op nummer 11, hemelsbreed niet ver af van de woning van het gezin van Zandbeek. Dit gezin werd tragisch getroffen door een granaat.

Wat gebeurde er: Een granaat sloeg op 27 september 1944 in de schuilkelder van het gezin van Zandbeek. Zij woonden in één van de kleine huisjes, die toentertijd stonden, zo ongeveer tegenover de smederij van de familie van Kasteren op de Boschweg. Het adres toen was: Meijgraaf 29. Vader, moeder en vier (jonge) kinderen van dit gezin overlijden terstond. De oudste dochter Netty, geboren in 1927, verloor haar rechterarm, overigens enkele andere kinderen van dit gezin overleefden de granaatbeschieting ook. Enkele buren verloren bij die granaatbeschieting ook het leven: Piet Potvliet en Frans van Alebeek. Het gejammer en huilen van de gewonden en geschrokken overlevenden was in de Meijgraaf goed te horen, zegt Corrie nu (anno 2019). Hoewel haar vader, Piet van Herpen, twijfelde sterk. Hij wilde zijn huis eigenlijk bij voorkeur niet verlaten, vooral ook omdat het huis een diepe kelder had, die hij veilig genoeg vond voor het gezin. Maar het gehele gezin verhuisde toch, vooral onder stevige aandrang van de plaatselijke veldwachter Graat, direct na die granaatinslag in het huis van de familie van Zandbeek.

Schuilkelder bij Geerkens[bewerken | brontekst bewerken]

Zij gingen met hun bezittingen, geladen op één kruiwagen, naar de schuilkelders van slagerij Gebr. Geerkens, midden in het centrum van Schijndel, op de hoek van de Kluisstraat/Hoofdstraat. De centrale keuken van Geerkens vervulde tijdens de granaatweken de functie van gaarkeuken. Ook de nood-gemeente-administratie was er gevestigd (na 28 september 1944). Er waren meerdere grote kelders onder deze slagerij.
De kelder waarin Corrie en haar ouders, broers en zus verbleven was betrekkelijk klein. In deze kelder verbleven toen, volgens Corrie, een drietal gezinnen, die in totaal circa 25 personen telden én daarmee was deze kelder overvol tijdens de granaatweken. In totaal verbleven er 382 personen in de kelders bij Geerkens[2]. Het was waarschijnlijk niet toevallig dat de familie van Herpen naar de kelders van Geerkens gingen, omdat in die tijd twee broers van Corrie (Jan en Gerard) als slager werkten bij Geerkens.

In één van de kelders onder de ingang van het gebouw van Slagerij Geerkens waren overigens de weeskinderen, en de zusters die hen verzorgden, ondergebracht. Ook het gezin van eigenaar Jan Geerkens zelf, die verderop in de Hoofdstraat (richting Boschweg) zijn woning had, verbleef in de kelders.

Broer Gerard van Herpen[bewerken | brontekst bewerken]

De broer van Corrie Mettler – van Herpen is Gerard van Herpen. Gerard was een zeer bekende Schijndelaar, is onder andere wethouder, locoburgemeester en bestuursvoorzitter van woningbouwvereniging Huis en Erf geweest én 99 jaar oud geworden. Hij is in 2016 overleden.

In een speciale bijlage van het Brabants Dagblad van 29 september 1984 over de 2e Wereldoorlog, dus veertig jaar na de bevrijding, komt Gerard uitgebreid aan het woord, na een inleidende voorbeschouwing. Een deel van deze passage is hieronder opgenomen:
“Slagerij Geerkens trok veel vluchtelingen omdat er vanaf het begin eten te krijgen was. Geleidelijk groeide de slagerij uit tot de gaarkeuken van Schijndel. Gerard van Herpen (27 jaar destijds) werkte er als slager. In de granaatweken trotseerde hij dagelijks de aanhoudende beschietingen door er met nog drie andere jonge mannen op uit te gaan om eten te halen bij de boeren. Vee, dat bij oorlogshandelingen was gedood, haalden ze op of ze slachtten het in de wei. Van Herpen, die een jaar later door de gemeente voor zijn moedig gedrag werd onderscheiden: “Op onze voedseltochten werden we wel eens aangehouden door de Duitsers. Maar als ze een deel van het vlees kregen, lieten ze je wel gaan. Op een dag liep een karwei minder goed af. Rien van Oord werd aan De Steeg dodelijk getroffen bij een granaatexplosie, juist toen Duitse soldaten het vlees op ons karretje in beslag hadden genomen.”
Gerard van Herpen, die toen nog niet zo lang getrouwd was en trotse vader was van een dochtertje, vervolgt zijn verhaal in de krant:
“In de grote, vochtige kelders van Slagerij Geerkens waren niet meer dan twee toiletten voorhanden. Door een gebrek aan ontsmettings- en geneesmiddelen kon er weinig worden uitgericht tegen vuil, de vlooien, luizen en ziekten. De mensen lagen op dekens en matrassen op een dik pak houtwol. Ze sliepen op de pekelbakken tegen de wanden van de koelcellen”, herinnert Van Herpen zich.
De broer van Gerard van Herpen, Jan van Herpen, was in die tijd ook slager bij Slagerij Geerkens. Hij kreeg in de oorlog extreem veel last van eczeem, vooral op zijn handen. Dat was destijds met de beperkt voorhanden geneesmiddelen ook niet te genezen of draaglijk te maken, hij moest daardoor zijn werkzaamheden als slager beëindigen. Ook kapelaan Frederik Woestenburg, spil van het verzet in Schijndel, verbleef tijdens de granaatweken in 1944 ‘s-nachts in de kelders van de slagerij van Geerkens. Hij liep daar een ingewandsstoornis op. Daar bleef hij mee tobben, ook na de bevrijding, het duurde zelfs tot 1968 tot de specialisten de juiste oorzaak hadden vastgesteld en het juiste dieet konden voorschrijven. Onderscheidingen die kapelaan Frederik Woestenburg na de oorlog kreeg voor zijn heldhaftig optreden in de 2e Wereldoorlog: Medal of Freedom (USA); Kings medal for courage in the cause of freedom (Engeland); La croix du combattant de l’Europe (federatie oudstrijders) en Het Verzetskruis (Nederland).

Veldwachter Jean Marie Graat[bewerken | brontekst bewerken]

De verhuizing van het gezin van Piet van Herpen gebeurde ook onder grote druk van de al enkele jaren bij de familie van Herpen inwonende (jonge) veldwachter Jean Marie Graat, roepnaam Sjeng. Hij vond het daar aan de Meijgraaf te gevaarlijk voor de familie van Herpen. Veldwachter Graat woonde in september/oktober 1944 in het huis van het gezin van Piet van Herpen aan de Meijgraaf. Hij bleef overigens, na het vertrek van de familie naar de schuilkelders van Geerkens, zelf wel wonen in het huis aan de Meijgraaf 11. Bij naderend gevaar (granaten) kon hij schuilen in de diepe kelder van het huis. Graat werd gedurende de oorlog steeds meer een held in Schijndel, hij zorgde voor het vervoer van gewonden naar het ziekenhuis (Sint-Liduina) en voor het vervoeren en begraven van de gevallen slachtoffers, met zeer groot gevaar voor eigen leven.
In het boekje uit 1946 met de titel “Schijndel in de frontlijn”, staat over het begraven van de slachtoffers de volgende passage: “Het waren wachtmeester Graat, zijn helper Mathijsen en de drie met het eenige paard en wagen die op straat verschenen Jan v. Weert, kleermaker v. d. Broek en Christ van Bakel.” In het dagboek van Willy Doreleijers is te lezen: “Dappere mannen verrichtten dit werk van naastenliefde. Ondanks aanhoudend granaatvuur op de meest onverwachte ogenblikken, deden zij hun vrijwillige werk. Degenen die mij bekend zijn, vermeld ik hier: onze buurman en zijn zoon Jan en Piet Rooijakkers, de wachtmeester Jean Graat, Nico Kerkhof en Jan Toelen. Toen deze mannen in de namiddag op het kerkhof der parochie van St. Servatius (dorp) enkele doden aan het begraven waren, werden drie van hen door een op het kerkhof neerkomende granaat in de benen getroffen.”
Ook in het boek “Het verzet in Schijndel tijdens de Duitse bezetting” van Simon van Berkum en Frans Hartman staat een passage over Graat: “We hadden een systeem ontwikkeld, met medewerking van twee politieagenten, om als er razzia’s zouden komen de onderduikers te waarschuwen. De agenten, van Herpen (d’n dikke Rijks) en naar ik meen Graat, zouden als er razzia’s kwamen, dat laten weten”

Jean, Marie Graat is geboren in 1918 te Strijp (Eindhoven). Op 1 maart 1943 vestigde hij zich in Schijndel, op het adres Sint-Servatiusstraat 63 (inwonend bij het gezin van veldwachter van Osch). Op 28 juni 1944 verhuisde hij naar Meijgraaf 11 (inwonend bij het gezin van Piet van Herpen), na zijn huwelijk woonde hij in de Hoevenbraaksestraat. Hij moest als dienstplichtig soldaat na de oorlog naar Nederlands Indië. Jean vertrok op 1 oktober 1946 met de boot Java naar Indië en kwam op 30 oktober 1949 weer terug, hij was er sergeant/fourier. Hij werd daarna weer wachtmeester van de Rijkspolitie (in Schijndel). Hij vertrok op 19 april 1952 naar Empel en vervolgens naar Baarlo. Daarna is hij van 1969 tot zijn pensioen (in 1978) groepscommandant in Nederweert geweest. Hij overleed plotseling op 21 februari 1987. Veldwachter Graat ontving voor z’n moedig optreden in de 2e Wereldoorlog de Medal of Freedom (op 18 januari 1947).

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse jaargang 27 2020 nr. 1, bladzijden 12 tot en met 15
  2. informatie uit: Schijndel in de frontlijn