Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Nicolaas Johannes Josephus Verhagen (1903 - 1978)

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Nicolaas Johannes Josephus Verhagen
Persoonsinformatie
Volledige naam Nicolaas Johannes Josephus Verhagen
Roepnaam Nico
Geboorteplaats 's-Hertogenbosch
Geboortedatum 2 maart 1903
Overl.plaats Schijndel
Overl.datum 28 juni 1978
Partner(s) Henriëtte Maria Josephina Swinkels‏‎
Beroep(en) gemeentesecretaris
Bidprentje Nicolaas Johannes Josephus Verhagen (1903-1978).jpg

Henriette Josepha Maria Swinkels (1903-1988).jpg

Nicolaas Johannes Josephus Verhagen (1903 - 1978)[bewerken | brontekst bewerken]

Nicolaas Johannes Josephus (Nico) Verhagen werd geboren op 2 maart 1903 in ’s-Hertogenbosch, zoon van Gerardus Josephus Verhagen geboren in Veldhoven (1877 – 1957) van beroep stationschef/ trambeambte en Adriana van der Pol geboren in Sint Michielsgestel (1869 – 1951), als eerstgeborene in een gezin met vijf kinderen. Nicolaas, van beroep gemeentesecretaris, overleed op 28 juni 1978 in Schijndel.

Nicolaas Johannes Josephus Verhagen trouwde op 10 mei 1932 in Schijndel met Henriëtte Maria Josephina Swinkels.

Henriëtte Maria Josephina Swinkels werd geboren op 14 januari 1903 in Schijndel, dochter van Adrianus Swinkels geboren in Lieshout (1855 – 1935) van beroep bierbrouwer en Johanna Theodora van de Donk geboren in Lieshout (1863 – 1951), als zevende kind in een gezin met acht kinderen. Henriëtte overleed op 20 juli 1988 in Schijndel.

25 jarig jubileum[bewerken | brontekst bewerken]

De heer N.J.J. Verhagen was op 16 mei 1955 vijfentwintig jaar secretaris van de gemeente Schijndel.
Hij was zijn loopbaan begonnen als volontair ter secretarie van de gemeente Sint-Michielsgestel met ingang van 1 juli 1921 tot 1 augustus 1924. Vanaf laatstgenoemde datum tot 1 januari 1927 was hij ambtenaar ter secretarie te Breda. Ingaande 1 januari 1927 werd hij benoemd tot eerste ambtenaar ter secretarie van Schijndel tevens waarnemend gemeentesecretaris. Op 16 mei 1930 volgde zijn benoeming tot gemeentesecretaris en ambtenaar van de burgerlijke stand.
Van 1 januari 1932 tot 1 mei 1938 was hij ook agent der arbeidsbemiddeling en vanaf 1930 was hij administrateur, maar in feite directeur, van het gemeentelijk electriciteitsbedrijf. Vanaf de oprichting op 1 januari 1951 bekleedde hij dezelfde functie bij het gemeentelijk gasbedrijf.
Hij had nog meer nevenfuncties: secretaris van meerdere raadscommissies, administrateur van de woningbouwvereniging "Huis en Erf", secretaris van de lagere landbouwschool, secretaris van de Piusstichting (het bestuur van de B.L.O.-school), bestuurslid van de R.K. Huishoudschool, lid van het plaatselijk comité tot steun van de R.K. Universiteit, bestuurslid van de Sint Vincentiusvereniging parochie Boschweg, secretaris van de Bioscoopcommissie, voorzitter van de harmonie Sint Cecilia, voordien was hij vanaf 1930 haar secretaris, secretaris van de Schijndelse muziekschool, secretaris van de Stichting "Bad Molenheide" en erelid van de plaatselijke voetbalvereniging.

Koninklijke onderscheiding[1][bewerken | brontekst bewerken]

Hij werd in 1965 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

40 jarig jubileum[2][bewerken | brontekst bewerken]

Notulen van de buitengewone, openbare vergadering van de raad van de gemeente Schijndel, belegd ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van N.J.J. Verhagen, in dienst van de gemeente Schijndel, waarvan bijna 37 jaren als gemeentesecretaris, gehouden in het gemeentehuis op 31 december 1966 om 16.00 uur.

Voorzitter: Mr. A.Th.J.H. van Tuijl.
A.J.L. van Bokhoven, loco-secretaris.
Alle leden zijn aanwezig.

Als de secretaris, vergezeld van zijn echtgenote en zijn kinderen, de vergaderzaal betreedt wordt hij met handgeklap begroet door de gemeenteraad en een groot aantal genodigden.

De voorzitter opent de vergadering met het gebruikelijke gebed en spreekt de secretaris als volgt toe:

Geachte Jubilaris,

Per 1 januari 1927 zijt gij op 23-jarige leeftijd in dienst van deze gemeente getreden als eerste ambtenaar ter secretarie.
Reeds in 1930 volgde uw benoeming tot secretaris, zodat gij meer dan 90% van uw Schijndelse diensttijd aan het hoofd hebt gestaan van de secretarie.
Bij uw zilveren jubileum als gemeentesecretaris dat op 14 mei 1955 is gevierd, mocht ik uitvoerig uw grote verdiensten als secretaris belichten. Ik heb toen ook gesproken over de vele eigenschappen, die een goed secretaris moet bezitten, zoals bekwaamheid, hulpvaardigheid, eerlijkheid, betrouwbaarheid en organisatietalent.
Ik zal vandaag niet in herhaling treden, maar ik wil er nog een eigenschap aan toevoegen, die destijds door mij niet voldoende is belicht, doch wel door het toenmaals oudste raadslid, de heer van Liempd, nl. uw grote bezorgdheid. De heer van Liempd noemde daarbij als voorbeeld de granaatweken, toen u ’s avonds rondging om op de mensen te letten en hen te helpen als het nodig was, terwijl uw eigen gezin toch ook uw aandacht vergde.
Ik ben van mening, dat het vooral uw grote bezorgdheid is geweest, die zo lang aan uw schijnbaar ijzeren gestel heeft geknaagd, dat enkele jaren geleden uw lichamelijke conditie in gevaar kwam.
Ik wil daarom thans een poging doen om u duidelijk te maken, dat gij nog maar één zorg hoeft te hebben nl. uw pensioengerechtigde leeftijd bereiken en dan nog vele jaren van een wel verdiende rust -een otium cum dignitate- te genieten.
Geachte Jubilaris, gij hebt los van uw veel omvattende functie van secretaris ruim 35 jaren het elektriciteitsbedrijf van de gemeente geleid en ruim 12 jaar het gemeentelijk gasdistributiebedrijf. Dankzij uw toewijding, uw spaarzaamheid en uw koopmanschap heeft de gemeente aan het gasbedrijf een bedrag overgehouden van f 349.061,57 en aan het elektriciteitsbedrijf de kapitale som van f 1.876.015,22, derhalve in totaal het enorme bedrag van f 2.225.076,89.
Als wij nu de salarissen optellen die gij in de afgelopen 40 jaren hebt genoten en daarbij voegen de bescheiden honoraria, die gij voor nevenfuncties hebt ontvangen, blijkt, dat dit slechts een fractie is van het zo juist vermelde totaalbedrag, ook indien ik het door u ontvangen salaris zou herberekenen op basis van huidige waarde van de gulden. Ik durf dan ook zonder enige overdrijving te stellen, dat er in heel ons land geen gemeentesecretaris is te vinden, die zo concreet en exact als u kan tonen, dat de gemeente veel geld aan hem heeft overgehouden.
Geachte Jubilaris, er rust op u nog maar één taak u zelf zoveel mogelijk te ontzien en op uw lauweren gaan rusten. U begrijpt wel wat ik bedoel, niet thans met pensioen gaan, immers daardoor zoudt gij u zelf en uw gezin tekort doen en zou de gemeente nog erger bij u in het krijt komen te staan.
Bij uw 25-jarig jubileum als secretaris heb ik ook uw andere nevenfuncties genoemd zoals eerste ambtenaar van de Burgelijke Stand, secretaris van de plaatselijke bioscoopcommissie, secretaris van de Piusstichting, secretaris van de commissie van toezicht op de Landbouwschool en secretaris van de Bouwvereniging Huis en Erf. Voorts uw voorzitterschap van de Koninklijke Harmonie St. Cecilia, uw bestuurslidmaatschap van de Muziekschool en uw lidmaatschap van de St. Vincentiusvereniging.
Ik meen te weten, dat gij deze functies thans nog grotendeels bekleedt, en het wordt m.i. de hoogste tijd voor u om te zeggen: “Laat anderen dit nou maar eens opknappen”. Ik hoop, dat gij het niet bij woorden zult laten!
Geachte Jubilaris, de gemeente staat niet alleen bij u in het krijt, maar ook bij uw echtgenote. Mevr. Verhagen, ik voel mij gedrongen u thans enige genoegdoening te verschaffen voor de vele uren, dat u het zonder uw man hebt moeten stellen. Tevens wil ik u namens het gemeentebestuur danken voor de steun, die u steeds aan uw man hebt verleend bij de vervulling van zijn omvangrijke en verantwoordelijke taak. Gij zijt beiden met uw prachtig gezin steeds een lichtend voorbeeld geweest voor de Schijndelse gemeenschap.
Geachte Jubilaris, ik zou nog veel meer kunnen uitweiden over grote verdiensten, vooral over uw grote bezorgdheid voor het wel en wee van Schijndel, dat u zo dierbaar is geworden, omdat gij er, bijna, uw gehele ambtelijke leven aan hebt besteed.
Ik denk hierbij ook aan de dagen na Schijndels bevrijding, toen deze gemeente er schier hopeloos voorstond en gij op de treeplank gingt zitten van de auto van Dr. Z.J. van der Meer, directeur-generaal van de wederopbouw, met een bouwplan van ik weet niet hoeveel woningen, want ik heb het maar van horen zeggen!
Als eenvoudig gemeentesecretaris wist gij, dat gij die hoge functionaris niet gemakkelijk via de normale weg te spreken zoudt krijgen, maar gij redeneerde zo bij u zelf “Tegen etenstijd zal hij toch wel bij die auto komen en dan zal ik op z’n gemoed werken voor het zwaar getroffen Schijndel”.
Ik denk voorts aan uw nimmer aflatende pogingen om steeds meer woningen te bouwen. Toen ik in 1952 in Schijndel kwam, was het juist het 3e jaar van een 3-jaarlijke bouwvolume en dat was in de eerste 2 jaren reeds volledig benut. Op de provinciale griffie had men met mij te doen, dat ik als pas beginnend burgemeester geen bouwvolume had en ik kreeg een extra toewijzing van 30 woningen. Dit was dus eigenlijk aan uw voortvarendheid te danken!
Nog slechts een week geleden, secretaris, zijn uw aanhoudende pogingen nog beloond met de machtiging tot gunning van 41 woningen, waardoor de gemeente Schijndel zelfs in dit jaar van bestedingsbeperking 30 woningen meer in uitvoering heeft kunnen nemen dan oorspronkelijk gepland was.
Secretaris, ik ben er mij van bewust, dat mijn toespraak onvolledig is en niet zo gedegen als in 1955. Dit is ook wel hieraan te wijten, dat ik u toen nauwelijks 1 jaar kende en thans bijna 15 jaar. Vandaag heb ik meer uit het hart gesproken en heb ik blijk willen geven van de steeds groeiende genegenheid, welke uit onze hechte samenwerking is ontstaan.
Ik moge eindigen met u en de uwen het allerbeste toe te wensen en u namens de gemeente Schijndel de traditionele enveloppe te overhandigen.
Tenslotte moge ik aan u, mevr. Verhagen, mede namens mijn vrouw, een persoonlijk cadeau aanbieden als genoegdoening voor de ontelbare uren, dat gij uw man hebt moeten missen.

Vervolgens is het woord aan de heer J.W. Hovenier, lid van de gemeenteraad.

Geachte Secretaris,
Laat ik beginnen met te zeggen, dat het me buitengewoon verheugt, mijn taak als oudste lid van de raad in zittingsduur te kunnen vervullen en u secretaris te mogen toespreken.
Het is voor mij een waar genoegen u, namens de raad der gemeente, te mogen huldigen bij gelegenheid van de herdenking dat gij 40 jaar uw beste krachten hebt gegeven aan de Schijndelse gemeenschap.
Daarmede, secretaris, zijt gij m.i. reeds in één zin getekend “ge hebt uw beste krachten gegeven aan de gemeenschap”, 40 jaren, een mensen leeftijd lang.
Gij bemerkt wellicht, dat ik mijn woorden met zorg heb gekozen. Ik spreek niet over “de gemeente” maar over de “gemeenschap” hetgeen toch nog altijd een veel ruimer begrip is.
En nóg is het de vraag of het gebruik van dit begrip ruim genoeg is om datgene tot uitdrukking te brengen wat ik bedoel.
Want we mogen u, bij een zeldzame gelegenheid als deze, ook wel eens zien, niet alleen als overheidsdienaar, als vooraanstaande figuur in het Schijndelse maatschappelijk leven, maar als privé persoon, als mens tussen de mensen die samen die Schijndelse gemeenschap vormen.
Ik ga hier geen karakterschets van u geven, daar waag ik me niet aan. Het gaat er m.i. niet om wat men is, maar wat men geworden en geweest is. Deze speech wil niet een momentopname zijn op dit ogenblik maar een tijdopname gespreid over 40 jaren activiteit op allerlei gebied, culminerend in het aureool, niet van de ambtenaar, maar van de mens die heel zijn leven als ambtenaar, maar óók en vooral als particulier, de gemeenschap heeft gediend.
Ik heb jaren geleden ook eens een man mogen huldigen, die het waard was gehuldigd te worden, ik bedoel Dr. van Oppenraaij, bij zijn afscheid als arts in deze gemeente. Toen dit afscheid gevierd werd was er toevallig juist een film in première gegaan getiteld. “Mr. Deeds goes to town”. Het verhaal van deze film heb ik toen als motief genomen voor mijn speech voor Dr. van Oppenraaij.
Dit feit is lang genoeg geleden om dit nog eens naar voren te brengen omdat het zo precies aangeeft wat ik in deze speech wil zeggen.
Het verhaal nu in die film was als volgt: Mr. Deeds woonde in een Amerikaans stadje, ongeveer zo groot als Schijndel. Op het laatst van zijn leven werd hij een zwaarmoedig man die somber nadacht over zijn leven, dat, naar zijn mening, grotendeels nutteloos en zonder waarde was geweest. Het moet gezegd worden: in zijn leven was Mr. Deeds niet voor tegenslag bewaard gebleven en allerlei goede voornemens, hij was een sociaal voelend mens, waren eenvoudigweg niet tot uitvoering gekomen of in de uitvoering mislukt. Zo gaat dat in elk leven.
Eén van de redenen waarom wij zelf onze verdiensten tegenover anderen kleineren is niet alleen bescheidenheid (och ‘t is niet de moeite waard. enz. enz. u kent dit wel) maar omdat wij zelf, als we ons leven overschouwen, wél de mislukte initiatieven en vergeefse pogingen om iets te bereiken zien die de anderen niet zien.
Zo zult u secretaris ook ongetwijfeld het gevoel hebben van “wat overdrijven ze weer lekker" maar, geloof me, dat komt vooral omdat wij uw leven meten naar wat u geweest bent en gedaan hebt, en datgene wat u weet aan mislukte initiatieven, (want ge waart een ijverig mens die nooit stil zat) niet mede incalculeren.
Zo ook Mr. Deeds, die zó zwartgallig was, en dus in menig opzicht ook van u verschilde, dat hij het plan opvatte een eind aan zijn leven te maken. Het was tóch doelloos en zonder enige verdiensten geweest, niet de moeite waard om nog langer voort te zetten.
Toen hij dit snode plan ten uitvoer wou brengen en daartoe in een snelstromende rivier was gesprongen werd hij vóór hij kopje onder ging in zijn nek gegrepen door een oude man, die hij niet kende en die hem weer op het droge bracht.
Die oude man was een engel door God gezonden, niet alleen om hem het leven te redden, maar ook om hem het verkeerde van zijn snode daad te doen inzien.
Beiden gingen naar het stadje terug en toen deed Mr. Deeds allerlei vreemde ervaringen op. Hemelse machten hadden op voorspraak van de engel ingegrepen en het stadje liet zich aan de verbaasde blikken van Mr. Deeds zien alsof deze nooit bestaan had.
Toen pas zag hij dat zijn leven wel veel betekend had, dat zijn bestaan zijn stempel had gedrukt op de kleine gemeenschap. Mr. Deeds, die dacht een leven geleid te hebben, dat in zijn ogen niet veel te betekenen had, gingen in werkelijkheid open toen hij geconfronteerd werd met wat zijn stadje zou zijn geweest als hij er niet geweest was.
De film was de moeite waard om te zien. Zij bevatte een behartenswaardige les en was bovendien nog mooi ook.
Waarom vertel ik uw dit verhaal? U hebt het natuurlijk al lang begrepen.
Het zou de moeite waard zijn ons mooie Schijndel eens te kunnen bezien, er met de mensen te praten, er rond te wandelen in een situatie alsof u secretaris er niet waart geweest of uw plaats door een ander was ingenomen.
Ik ben er van overtuigd, dat het beeld dat onze gemeente dan zou bieden een geheel ander zou zijn. Dan zouden wij gemakkelijk kunnen constateren hoezeer 40 jaren werk, in en buiten het ambtelijke vlak, zijn stempel heeft gedrukt op de gemeenschap.
In 40 jaar kan veel gebeuren, maar in 40 jaar vervaagt ook veel. De contouren worden gaandeweg vager, allerlei dingen gaan reeds geheel aan ons voorbij.
Wij zijn helaas niet in staat u een wandeling aan te bieden door een Schijndel, waar uw 40 jarige arbeid op allerlei terrein achterwege is gebleven. Dan zou uw betekenis echter voor deze gemeente pas blijken. Zegt u niet “voor mij zou er een ander geweest zijn” want daarmede kunt u aan mijn verhaal zijn betekenis niet gaan ontnemen. Het gaat er immers niet om of men 40 jaar zijn arbeid in deze gemeente verricht, daarvoor hoeft men slechts in leven te blijven, en dat is geen verdienste. Het gaat erom op welke wijze men zijn werk doet, zowel in als buiten het ambt.
40 Jaar is een lange tijd. Het zal ook u niet gelukt zijn het in die tijd iedereen naar de zin te maken, integendeel, was dit wel het geval, dan zou het beeld minder markant zijn en zeker van mindere betekenis. Wanneer men zonder gevaar te worden tegengesproken, kan zeggen dat u uw stempel op deze gemeente hebt gedrukt, dan betekent dit niet alleen veel werk, veel verantwoordelijkheid, maar óók tegenslag, tegenwerking en onbegrip. Maar in het totale beeld zien wij in u een figuur die wij om zijn grote verdiensten voor onze gemeenschap terecht lof mogen toezwaaien.
In een adem betrekken wij daarbij uw echtgenote.
Mevrouw Verhagen u zult zeker met méér trots en voldoening naar mij luisteren dan uw man. Die heeft er zozeer geen behoefte aan dat voor hem de loftrompet wordt gestoken. Maar u moogt trots zijn op uw echtgenoot, zonder enige reserve en u moogt er ook voldoening van hebben, want uw man zou niet de man zijn geweest zoals wij hem schetsen, zonder u.
U en geheel uw gezin mogen er terecht trots op zijn. Ik zou echter onvolledig zijn wanneer ik u alleen maar in mijn hulde betrok als echtgenote van onze jubilaris. Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik u er bij te betrekken om uw persoonlijke verdiensten voor onze gemeenschap, vooral op sociaal—charitatief terrein.
Zoals gebruikelijk staan we bij een gelegenheid als deze niet met lege handen. Wij hopen dat deze mooie schaal een plaatsje mag krijgen in uw woning en een voortdurende prettige herinnering mag zijn aan dit feest.

Het woord wordt verleend aan de heer P. van Boxtel, lid van de gemeenteraad en oud-wethouder.

Geachte Jubilaris,

Er is van meerdere zijden het woord tot u gericht en ik wil dit thans ook doen namens een driemanschap, dat in het verleden zeer nauw met u heeft mogen samenwerken, nl. de drie oud-wethouders, de heren de Visser, Hovenier en ondergetekende.
De wethouders weten van nabij, wat het ambt van secretaris betekent voor de gemeente. De burgemeester is het hoofd der gemeente, ons aller burgervader, doch de secretaris is het mechanisme, is de spil, waar heel de gemeentelijke apparatuur om draait, in en zelfs ook buiten de gemeente. Het ambt van secretaris is zo belangrijk, dat zonder een goede secretaris, het bijna onmogelijk is iets tot stand te brengen. Daarom is het van het allergrootste belang, dat er een goede samenwerking is tussen de secretaris en de ambtenaren en de takken van dienst. Doch vooral moet er een goede samenwerking zijn tussen het college van burgemeester en wethouders enerzijds en de secretaris anderzijds. In dit college neemt de secretaris een bijzondere plaats in. Dit weten wij uit ondervinding, in verband met de wekelijkse vergaderingen en verdere bijeenkomsten.
In deze vergaderingen moet een zeer groot aantal besluiten genomen worden.
U hebt, geachte jubilaris, bij het nemen van besluiten, uw stempel gedrukt, dank zij uw grote ervaring op het gemeentelijk beleid. Uw helder verstand en uw grote mensenkennis zijn in deze dikwijls van dienst geweest. U hebt een zeer grote werklust aan den dag gelegd, en dit op een manier die respect afdwingt, en anderen ten voorbeeld strekt, u was iemand die vooruit wilde en van afwerken hield. Uw gezegde was “altijd voortmaken, anders komen we niet klaar vandaag”. En als er dan om een of andere reden de vergaderingen onderbroken werden, moest dit later worden ingehaald.
Wat de vergaderingen van Burgemeester en wethouders betreft komen uw werklust en uw temperament naar voren, wanneer na de nodige voorbereidingen de stukken door de betrokken afdeling nog niet geheel klaar waren, dan slaakte u wel eens de verzuchting "Dat ze toch voortmaken!”
Ik wil er echter direct aan toevoegen, dat dit geenszins bedoeld was als een aanmerking op een van de ambtenaren. Hieruit bleek overduidelijk uw grote werklust en grote voortvarendheid, die u steeds aan de dag legde.
Dat u van voortmaken hield, blijkt uit het volgende staaltje, dat ik zelf tijdens mijn wethouderschap heb meegemaakt. Op een keer hadden wij vergadering van burgemeester en wethouders, ik weet niet precies of er de heer Hovenier of de heer van Herpen bij was. Het was zo, om 11 uur zou de inspectrice van het lager onderwijs in de vergadering van burgemeester en wethouders komen praten over toewijzing van schoollokalen (waarvoor de gemeente Schijndel mevrouw op de Coul grote dank verschuldigd is).
Ik weet dat de secretaris van tevoren zei (we zaten toen nog in villa Rozenburg) “we hebben het toch al zo druk, en het is vrouwvolk dat ben je zo maar niet kwijt. We laten haar aan het einde van de tafel, kort bij de deur, plaats nemen, dan kan ze er het vlugste weer uit, als we klaar zijn”. Maar u weet wel hoe of dat gaat, eerst de mantel uittrekken, die door de secretaris netjes op de overloop aan de kapstok werd gehangen. Toen een nadere kennismaking met het college van burgemeester en wethouders en vervolgens een tas koffie, en een inleidende bespreking, die nogal wat tijd vergde en toen het dan zover was dat zij de gemeente weer aan lokalen had geholpen, bedankte de burgemeester mevrouw op de Cour voor haar komst. De secretaris was al opgestaan om haar mantel te halen, zodat ze vlug klaar was om te vertrekken.
Geachte jubilaris, u hebt van O.L. Heer een grote wilskracht gekregen, op u is ongetwijfeld het gezegde van toepassing “De wil is de motor onzer daden”. De motor van u was er een met zeer veel P.K.’s. Hij kon heel veel werk verzetten. U hebt de motor, die in u is, altijd op volle toeren laten draaien. Hij moest een paar keren goed worden nagezien om weer geheel opnieuw zijn werk te doen. Ik zou zeggen, secretaris, houdt hem goed in ere en smeert hem wanneer dat nodig is.
De langste tijd in dienst van de gemeente hebt u wel gehad en ik zou u willen aanraden, voor de korte tijd dat u hier nog als secretaris bent, doe het een beetje kalmer aan, niemand in deze zaal zal u dat kwalijk nemen. Ge zult er toch wel komen. En dan hebt u nog een zeer grote kans, dat de motor in u nog lang draait, zodat u na uw pensionering nog van een lange en welverdiende rust zullen kunnen genieten, iets dat wij u allen van ganser harte gunnen. Datzelfde hoopt ook u, dat weet ik zeker, want ik heb tijdens mijn wethouderschap, u eens horen zeggen, toen een oud-burgemeester 85 of 90 jaar werd (ik meen dat het de burgemeester van Schiedam was) “Ik gun dat hem van harte, evenals mezelf”. Dus nogmaals, houdt uzelf goed in acht.
Ik wil u namens ons drieën nogmaals van harte feliciteren met uw 40-jarig ambtsjubileum, doch wij willen het niet bij woorden laten. Wij hebben gemeend, als dank voor de goede en prettige samenwerking in het verleden, een stoffelijke blijk van waardering te moeten aanbieden. Ik hoop dat dit u tot voldoening moge strekken, en dat dit cadeau in overleg met uw vrouw een passende plaats in uw woning mag krijgen.
Ik heb met opzet uw vrouw genoemd want deze spreekt bij het inrichten van de woning ook een woordje mee.
Oud-wethouder de Visser overhandigt de jubilaris een antieke vuurpot.

De heer A.J.L. van Bokhoven, loco-secretaris, spreekt de jubilaris als volgt toe.

Secretaris,
U herdenkt vandaag de dag, waarop u 40 jaar geleden in dienst trad van de u zo dierbaar geworden gemeente Schijndel.
40 Jaren, waarvan 37 jaar als secretaris, is een gebeurtenis welke in Schijndel nog maar weinig is voorgekomen. Voor wat het ambt van secretaris betreft, is dit hoge getal dienstjaren tot nog toe slechts éénmaal overtroffen. Sinds de aanvang van de 19e eeuw bent u n.l. de 7e secretaris van Schijndel. Het was uw naamgenoot of -beter bekend als burgemeester Verhagen- die het secretarisambt 38 jaar heeft bekleed.
Uw onmiddellijk voorganger, secretaris de Bruijn kwam, na 14 jaar zijn ambt te hebben vervuld, onverwacht in het jaar 1930 te overlijden. Onder diens leiding bent u nog 3 jaren werkzaam geweest als eerste ambtenaar ter secretarie, zoals dat toen nog heette.
Op de leeftijd van nog slechts 27 jaar, werd u geroepen als raadsman van burgemeester en wethouders, tevens als hoofd van de secretarie. U was toenmaals ongetwijfeld een van de jongste secretarissen van de provincie.
Bij de aanvang van uw ambt zetelde u aan een groot viermans schrijfbureau met, om u heen, zegge en schrijven drie ambtenaren. Thans zijn er dit ter secretarie alléén reeds 26.
Er valt dan ook moeilijk een vergelijking te trekken, alléén reeds tussen de te behandelen stukken van het jaar 1927 en die van thans. Wel meen ik te mogen veronderstellen, dat heden ten dage de flinke weekportefeuille met de stukken voor de vergadering van burgemeester en wethouders omvangrijker is, dan in het jaar 1927, een portefeuille met die stukken van drie maanden.
In de administratieve sector draagt de aanstelling van ons allen, op een uitzondering na, uw signatuur.
Wij hebben steeds gaarne onder u gewerkt. U bent royaal van opvatting, dat wil zeggen, u kunt vrij snel over het minder prettige heen stappen.
Wij hebben zeer veel van u geleerd, uw enorme werklust en doorzettingsvermogen zijn ons steeds een lichtend voorbeeld geweest. Uw tempo inspireerde de ambtenaren tot grote ijver.
Zelden zal het geweest zijn dat u een ambtenaar, in verband met diens houding of gedragingen, ter verantwoording riep. U bezit de gave om met weinig overredingskracht iemand te laten blijken, wat u verlangt. U windt er geen doekjes om, waardoor men spoedig weet, hoe u over een of ander iets denkt.
Als men bij u komt en vertelt dat er een abuis is gemaakt, wordt u daar niet gemakkelijk boos om. Nadat u het geval hebt aangehoord, doet u snel de oplossing aan de hand en voegt er aan toe: Kijk goed uit en zorg, dat zoiets niet meer gebeurt.
Naar onze mening hebt u een scherp en helder inzicht.
Al die jaren hebt u de volle aandacht aan alles wat verricht moest worden besteed. Niets ontgaat u, hoe weinig belangrijk een brief ook is. Krijgt u een dergelijk stuk niet snel genoeg ter tekening, dan kan men prompt een telefoontje verwachten, waarbij u informeert, hoe het staat met “die brief” en zegt: Zorg er voor, dat het antwoord vanavond ter tekening ligt.
Secretaris, wij zouden nog veel meer kunnen memoreren, maar wij willen het hierbij laten. Wel willen wij dit nog onder uw aandacht brengen.
Onder elkander merken wij wel eens op: De secretaris is vandaag toch wel een beetje haastig, dat hij toch goed om zijn gezondheid denkt.
Wij danken u oprecht secretaris voor al hetgeen u al die jaren voor ons bent geweest en hebt gedaan.
Secretaris, namens het voltallig personeel hetwelk ten gemeentehuize werkzaamheden verricht, het staf - en overig personeel van de dienst van openbare werken, met inbegrip van de gemeentewerklieden, alsook het personeel van de technische school, feliciteer ik u van ganser harte met uw 40-jarig Schijndels jubileum en wij hopen, dat de goede God het u mag geven, dat u voorlopig vast, het nog resterende aantal jaren, in goede gezondheid zult mogen blijven vervullen.
In onze gelukwensen betrekken wij gaarne mevrouw Verhagen en de hier aanwezige kinderen, de schoondochter en de schoonzoon, alsmede de verdere familieleden.
Secretaris, het gezamenlijk personeel, zoals ik dat zo even mocht noemen, heeft spontaan besloten u een blijvend aandenken aan deze dag te schenken. Het bestaat uit een Perzisch tapijtje.
Wij hopen, dat het naar uw zin zal zijn en dat u er een plaatsje voor in uw woning zult vinden waardoor u nog dikwijls aan deze voor u zo glorievolle dag zult terugdenken.

Als laatste wordt door de H.E.H. Deken G.L.J. van Dijk, pastoor van de parochie van de H. Servatius, het woord tot de jubilaris gericht.

Er is vanmiddag reeds veel gesproken. Uw verdiensten zijn door alle sprekers belicht, zodat het voor mij moeilijk zal zijn, niet in herhalingen te treden. Echter, als lovende woorden op zijn plaats zijn, mogen zij gerust tweemaal gezegd worden!
Het is mij dan ook een genoegen bij deze huldiging het woord tot u te richten namens de geestelijkheid en een gelukwens uit te spreken.
Zojuist is u hulde gebracht voor de eminente wijze, waarop door u het ambt van gemeentesecretaris is vervuld. Daarbij kwamen tot uiting uw bekwaamheid en uw verantwoordelijkheidsgevoel voor de belangen van de gemeente, de toewijding en het plichtsbesef waarmede u de belangen van de ingezetenen hebt behartigd, het succes dat u daarbij hebt geboekt. U heeft zich zozeer ingespannen, dat uw vurige ijver moest worden ingetoomd.
Een gemeentesecretaris heeft een invloedrijke positie. Is hij niet vaak de man achter de schermen, voorlichtend, raadgevend, aansporend, voorzeker in alle bescheidenheid maar invloedrijk? Ik vraag mij af of de voorganger van onze burgemeester, bij de geleidelijke evidente aftakeling van zijn geesteskrachten na de oorlog, u zou hebben kunnen missen. Wij beseften, hoe gij als nobele mens zijn onmisbare en daadwerkelijke steun waart wat hij in die jaren aan u te danken had.
Intussen hebt gij u niet tevreden gesteld met de consciëntieuze vervulling van uw ambt als hoofd van de gemeentesecretarie; u staat te midden van het gemeenschapsleven in ons dorp.
Ik denk aan de muziekschool, die waardevolle instelling, door ouders en kinderen gewaardeerd.
Ik denk op de eerste plaats aan uw voorzitterschap van de Koninklijke Harmonie. Dit memoreer ik met nadruk. Dit is niet zomaar een erebaan, voor een man die in aanzien staat; de waarneming het bekleden van het voorzitterschap vergt veel tijd, ambitie, energie en volharding.
Buitenstaanders hebben er geen erg in hoeveel inspanning en burgerzin van het hoofdbestuur, medebestuur, werkende leden, vooral van de voorzitter, wordt gevraagd.
Ik breng u dan ook hartelijke dank voor hetgeen u voor de harmonie gepresteerd hebt. Ik hoop, dat gij het voorzitterschap zult blijven bekleden.
Ik betuig u voorts mijn dank voor uw werk in de Piusstichting waarin u op de bres hebt gestaan voor het buitengewoon lager onderwijs.
Over een aspect van uw mooi en verdienstelijk leven moet ik nog iets zeggen. Het katholieke volk stelt er prijs op, dat zijn voormannen als katholieken naar buiten op treden en actieve parochianen zijn. U heeft het zover gebracht, dat ge als leekapostel op de preekstoel hebt gestaan om de belangen van de parochie uiteen te zetten, te verdedigen en de dierbare gelovigen te sporen tot financiële steun. En met succes!
In de aanwezigheid van uw echtgenote mag ik en durf ik ook gerust zeggen, dat zij het met haar man goed getroffen heeft. U hebt samen een prachtig gezin opgebouwd. Dit is toch het kostbaarste wat O.L. Heer u in die 40 jaren geschonken heeft.
Mijnheer de secretaris en mevrouw het was mij een genoegen van hoogachting, vriendschap en waardering bij dit jubilee te kunnen getuigen.
O.L. Heer geve u een lang leven en zegene u en uw gezin.

Alle toespraken worden met luid applaus onderstreept.

Vervolgens spreekt de jubilaris een dankwoord in de volgende bewoordingen.

Voor de gelegenheid die mij wordt geboden, een dankwoord te spreken zeg ik u hartelijk dank. Laat ik echter beginnen met te zeggen, dat ik nu wel gewaar word, dat men sprekende vanaf de plaats, waar gewoonlijk de raadsleden zitten, niet al te veel te vertellen heeft.
Er zijn tot mij zeer waarderende woorden gesproken men zou erdoor van zijn stuk geraken! Aan alle sprekers mijn oprechte dank voor de waardering, die zij tot uitdrukking hebben gebracht voor mijn werk in Schijndel. We moeten echter bedenken, dat dit werk niet dan door de ontmoeting met mensen van allerlei slag, met de naasten, tot stand gebracht kon worden. Hen ben ik dan ook dank verschuldigd, met wie ik heb mogen samenwerken.
Ik had goede ouders, ik heb een lieve vrouw en goede kinderen. Het doet mij goed, dat ook mijn vrouw in de dankwoorden werd betrokken.
De dank van de loco-secretaris, aan mij gebracht, valt evenzeer terug op de ambtenaren, van wie ik steeds hulp en steun heb ondervonden. De ambtenaren hebben het misschien onder mijn leiding niet altijd even gemakkelijk gehad. Mijn excuses, indien ik wel eens te hard ben geweest. Gelukkig hebben zij steeds vertrouwen in mij gehad, zoals ik het had in hen.
Met dankbaarheid zie ik terug op de buitengewoon prettige wijze, waarop in de onderscheidene colleges van burgemeester en wethouders kon worden gewerkt. Ik werd in de gelegenheid gesteld, over de zaken van de gemeente het mijne te zeggen.
Ook de samenwerking met de gemeenteraad en met de raadsleden, die ik mijn vrienden kan noemen, heb ik altijd zeer gewaardeerd. In het belang van de gemeente kon altijd in grote eenheid gewerkt worden, een eenheid die zowel in de colleges van burgemeester en wethouders als in de gemeenteraad gevonden werd.
De H.E.H. Deken dank ik oprecht voor zijn lovende woorden, waarin hij mijn plaats in het maatschappelijk leven heeft geschetst.
Voor de bloemen en de mooie cadeaus, die ons werden geschonken, zeg ik u, mede namens mijn vrouw, oprecht dank.
Het Schijndelse volk is een goed volk, ik ben blij, dat ik een groot deel van mijn leven in Schijndel heb mogen leven en werken!

In een langdurig applaus worden de gevoelens van waardering voor de jubilaris nogmaals tot uitdrukking gebracht.

De voorzitter sluit vervolgens de vergadering met het gebruikelijke gebed.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Gemeentebestuur Schijndel 1960 - 1990, BHIC 5183/4025 (1960 - 1970)
  2. Notulen van de buitengewone, openbare vergadering van de raad van de gemeente Schijndel 31 december 1966