U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Kruisvereniging: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 124: | Regel 124: | ||
| 1929|| 1959|| J.P. van Bussel|| 2e secretaris sinds 1931. | | 1929|| 1959|| J.P. van Bussel|| 2e secretaris sinds 1931. | ||
|- | |- | ||
| 1929|| 1945|| Chr. Wouters|| Als vertegenwoordiger van [[Wijbosch]]. | | 1929|| 1945|| [[Christianus Wouters (1877 – 1948)|Chr. Wouters]]|| Als vertegenwoordiger van [[Wijbosch]]. | ||
|- | |- | ||
| 1929 || 1945|| Adr. van den Oetelaar|| Als vertegenwoordiger van de [[Boschweg]]. | | 1929 || 1945|| Adr. van den Oetelaar|| Als vertegenwoordiger van de [[Boschweg]]. | ||
Regel 138: | Regel 138: | ||
| 1945|| || [[Franciscus Joseph Carmelus Hartman (1911 - 1995)|F.J.C. Hartman]]|| Voorzitter sinds 1946. | | 1945|| || [[Franciscus Joseph Carmelus Hartman (1911 - 1995)|F.J.C. Hartman]]|| Voorzitter sinds 1946. | ||
|- | |- | ||
| 1945|| 1957|| Ant. Verkuijlen|| | | 1945|| 1957|| [[Antonius Verkuijlen (1882 - 1957)|Ant. Verkuijlen]]|| | ||
|- | |- | ||
| 1945|| || J.J. Duffhues|| | | 1945|| || J.J. Duffhues|| | ||
Regel 150: | Regel 150: | ||
| 1947|| || [[Joseph Joannes Antonius Teurlings (1908 - 1996)|J.J.A. Teurlings]]|| Secretaris | | 1947|| || [[Joseph Joannes Antonius Teurlings (1908 - 1996)|J.J.A. Teurlings]]|| Secretaris | ||
|- | |- | ||
| 1950|| || G. van Herpen|| Vertegenwoordiger van de Hoevenbraak | | 1950|| || [[Gerardus van Herpen (1917 - 2016)|G. van Herpen]]|| Vertegenwoordiger van de Hoevenbraak | ||
|- | |- | ||
| 1951|| || Mevr. G.E.J.M. Jansen-Verzijl|| | | 1951|| || Mevr. G.E.J.M. Jansen-Verzijl|| |
Huidige versie van 15 dec 2024 om 11:55
Kruisvereniging.[bewerken | brontekst bewerken]
Geschiedenis 1908 - 1958.[bewerken | brontekst bewerken]
Op 3 november 1908 werd de Groene Kruisvereniging in Schijndel opgericht. Ons land telde toen nog slechts 300 verenigingen waarbij Noord Brabant nog vrij ongunstig afstak. Als geestelijke vader van de Schijndelse afdeling moet de nog steeds om dit werk geprezen Dr. A.A.M.P. Koolen worden aangewezen.
Dr. Koolen, op 19 mei 1862 geboren in Zevenbergen, vestigde zich in 1889, op 27 jarige leeftijd, als arts in Schijndel. Interessant zal het zijn, om hier de Schijndelaren, welke allen reeds zijn overleden, voor de geest te halen, die op initiatief van Dr. Koolen de oprichtingsvergadering op de reeds genoemde datum bijwoonden. Het waren de heren H. van Balkom, A.C.J. van Heertum (hij werd gekozen tot penningmeester maar zag zich reeds in het jaar van oprichting genoodzaakt die functie neer te leggen), W. Kriellaars, H.L. Manders (burgemeester), H. Meijer (kapelaan), J.B. Michels (hoofd ener school, die de functie van eerste secretaris op zich nam), J.M.C. van Overbeek (kapelaan), J.F.M. Sanders (rector van het moederhuis), Dr. J.N.J. Smulders (gekozen tot vicepresident), Adr. Swinkels, G.M. van Velthoven (tweede secretaris), R.L.A. van de Wakker (hoofd ener school, die de heer van Heertum opvolgde als penningmeester). Dokter Koolen werd vanzelfsprekend als president gekozen, terwijl de heer Michels, wiens naam in Schijndel nog met ere wordt genoemd, gedurende zestien jaren de door hem aanvaarde taak bleef vervullen.
De doelstelling van deze kruisvereniging werd in den beginne als volgt omschreven: De bevordering der volksgezondheid door het opsporen der oorzaken van vele ziekten en het aanwenden van gepaste middelen om die te voorkomen en te bestrijden. Zij trachtte haar doel te bereiken, door het houden van lezingen, het verspreiden van lectuur en een betere verpleging der patiënten. Hieraan moet nog worden toegevoegd de strijd tegen de tuberculose. Dokter Koolen noemde de strijd tegen deze ziekte, welke toen nog veelal de tering werd genoemd, de schoonste taak, welke tot de werkzaamheid van de kruisvereniging zou behoren. Grote belangstelling voor dit werk werd aanstonds reeds getoond door de Schijndelse geestelijkheid. Vanaf de preekstoel werd een krachtaardig beroep op de parochianen gedaan, om bij deze nuttige vereniging aan te sluiten. Tijdens de eerste algemene vergadering, welke op 1 december 1908 werd gehouden, spoorde Deken N.W.L. Baekers de talrijke toehoorders aan tot deelname aan deze zo heilzame instelling. Hij ging hierin voor, door een schenking aan de jeugdige vereniging en het aanvaarden van het hem aangeboden erelidmaatschap.
Deze eerste algemene vergadering gaf aanleiding grote verwachting te koesteren voor de ontwikkeling dezer instelling. De kleine zaal van het patronaat bleek niet toereikend te zijn om de talrijke belangstellenden te bevatten, zodat men zijn toevlucht moest nemen tot de grote zaal.
Dokter Koolen, de spreker van die avond, vertelde dat vele zieken aan huis eerder mishandeld dan behandeld werden, vooral door het toedienen van prikkelende dranken tot brandewijn toe. Nog tijdens diezelfde vergadering zegde dokter Koolen reeds toe, dat door hem en zijn collega Smulders, aan iedereen eenmaal per week gelegenheid zou worden gegeven tot een kosteloos geneeskundig onderzoek. Dit kan worden gezien als de voorloper van het consultatiebureau voor T.B.C.-onderzoek.
Terstond gingen de gedachten reeds uit naar een aan te stellen enquêtrice. De beide artsen zouden hiertoe, in overleg met rector Sanders, een werkplan opmaken en dit aan de overste van het liefdegesticht voorleggen.
Als u nu denkt, dat het van den beginnen af met deze kruisvereniging van een leien dakje ging, dan moeten wij U zeggen, dat dit geenszins het geval was. Zoals de meeste verenigingen, moest ook zij, niet alléén gedurende de eerste jaren van haar bestaan, maar nog vele jaren later, met de uiterste krachtinspanning en met taaie volharding de vereniging blijven propageren. Uit de eerste vier jaarverslagen welke nog voorhanden zijn, n.l. vanaf het jaar 1910, en die met zoveel zorg door de secretarissen de heer G.M. van Velthoven en in vele jaren ook de door in hoog aanzien staande heer J.P. van Bussel werden samengesteld, blijkt duidelijk met welke moeilijkheden men te kampen had. De eminente heer van Velthoven, die vanaf 1931 de voorzittershamer heeft gehanteerde, memoreerde dat het publiek in den beginne nog weinig of geen begrip toonde voor deze instelling. Tal van verkeerdheden moesten worden weggenomen.
Met diverse door het bestuur uitgewerkte plannen moest getracht worden het publiek vertrouwd te maken, vooraleer er van een eigenlijk gezegde functionering van de vereniging sprake kon zijn. Ingeroeste dwaalbegrippen met betrekking tot de hygiëne moesten worden uitgeroeid. Het woord van de medicus moest het afleggen tegen tal van praatjes van de moeders die ze weer van hun moeders hadden gehoord, van de buurvrouw en van degene, die zich baker noemden. Heel verkeerde opvatting van wondbehandeling heerste er. Het bestuur zag zich voor een schier bovenmenselijke taak gesteld om ook nog de grote bijgelovigheid te overwinnen.
Zoals we reeds gezien hebben, behoorde tot de taak der vereniging ook, het houden van lezingen om het publiek van de goede zaak te overtuigen. De eerste lezing met lichtbeelden werd gehouden tijdens de algemene vergadering van 8 januari 1909 door Dr. van Gorkum uit ’s-Gravenhage. Hij behandelde het onderwerp: de tuberculosebestrijding. Op 25 februari van hetzelfde jaar hield Dr. Smulders een lezing over de voeding der kinderen, terwijl burgemeester van Lanschot uit Vught als voorzitter van de gezondheidscommissie, toen een causerie hield over het bewonen van woningen. De heer Wintermans uit Eindhoven sprak op 19 november 1909 over stalverbetering en melkbehandeling. Ook de president van de vereniging hield op 22 december van hetzelfde jaar een inleiding over besmettelijke ziekten en tuberculose. Over de voeding van het kind na het eerste levensjaar hield het bestuurslid meester J.B. Michels op 5 mei 1910 een voordracht. Men kan niet zeggen , dat het bestuur niet voor voldoende propaganda zorgde.
Wij hebben u reeds verteld, dat de vereniging ook uitzag naar een geschikte enquêtrice (huisbezoekster). Aan deze benaming ziet u weer, dat bij de oprichters de gedachte heeft voorgezeten om de strijd aan te binden tegen volksvijand nummer één, de tuberculose. In het eerste jaarverslag, dat voorhanden is, wordt gezegd dat de wijkverpleegster niet minder dan 1.211 bezoeken bracht als zodanig, plus nog 349 als enquêtrice voor de bestrijding van tuberculose. Wij moeten er terstond aan toevoegen dat de enquêtrice werkte voor een jaarwedde van f. 150,- en dat zij zelf de kosten van het vervoer met het rijtuig en de tram moest betalen. Men zal wel begrijpen dat zij wel dikwijls de tram voorbij heeft zien rijden en dat er van een tram- of rijtuigreisje niet veel terecht is gekomen. Deze kranige zuster was zuster Hermina Melis van de eerwaarde Zusters van Schijndel. In de bestuursvergadering van 14 januari 1909 werd de mededeling gedaan, dat de Bisschop van Den Bosch had goedgevonden, dat bij wijze van proefneming een enquêtrice der vereniging werd aangesteld in de persoon van een der gediplomeerde zusters-ziekenverpleegsters van het Liefdegesticht.
Het lijkt ons wel interessant hier even op te merken dat aan “vrouw van Herpen” voor het tienmaal aanmaken der kachel in de vergaderzaal, in het jaar 1914, f. 1,50 werd uitgekeerd. Het loon voor de bode der vereniging Joh. Schuurmans, werd in 1910 vastgesteld op f. 1.50 per dag, terwijl voor kleinere diensttijden 15 cent per uur zou worden betaald. In 1915 werd besloten de jaarwedde van zuster Hermina te verhogen tot f. 200,-.
Herhaaldelijk werd de wens uitgesproken, dat zuster Hermina van een rijwiel gebruik zou kunnen maken. In 1922 werd aan de Algemene Overste toegestaan hiertoe over te gaan. Het bestuur stelde f. 150,- beschikbaar voor een bij W. Vugts aan te kopen rijwiel. Het aantal huisbezoeken steeg het daarop volgende jaar maar liefst 50%.
In 1931 werd zuster Hermina overgeplaatst. Ongeveer 23 jaren had zij haar beste krachten gegeven aan het welzijn der zieken. Op 22 september 1931 werd zij tijdelijk vervangen door zuster Jacobina die reeds na vier maanden werd overgeplaatst waarna zuster Theofora de opvolgster werd die niet minder dan gedurende vijftien jaren aan deze vereniging verbonden bleef. Ingaande 15 september 1943 volgde de aanstelling van een tweede wijkverpleegster. Zij was de eerste lekenverpleegster, zuster Maria Geerkens. In 1959 werd een derde verpleegster in dienst genomen.
De vereniging heeft bijna 12 jaar bekend gestaan onder de benaming Groene Kruis. In 1920 gaf kapelaan Meijer het bestuur in overweging om te voldoen aan het verlangen van het Doorluchtig Episcopaat om de vereniging om te zetten in een afdeling van de Wit-Gele Kruisvereniging, welke als een specifiek katholieke organisatie bekend stond. Het Groene Kruis was een neutrale vereniging.
Hoewel dit voorstel in den beginne op veel tegenstand stuitte van de oprichter Dr. Koolen, werd in de Algemene Vergadering van 27 juni 1920 besloten om de vereniging om te zetten in een afdeling van het Wit-Gele Kruis. Al spoedig toonde de gemeenteraad belangstelling voor het werk van de vereniging. Voor het jaar 1915 ontving zij een subsidie van f. 100,==. Dit bedrag is in de loop der jaren, en vooral na de tweede wereldoorlog, zeer belangrijk gestegen.
Tuberculosebestrijding.[bewerken | brontekst bewerken]
De kruisvereniging heeft zijn bestaan te danken aan de tuberculosebestrijding. Dit werk stond gedurende vele jaren als punt 1 op haar werkprogramma. Vanaf het begin besteedde het bestuur grote uitgave voor het T.B.C.-werk. In 1911 werd door de vereniging f. 100,- vastgezet voor toekomstige uitzending van tuberculoselijders naar het R.K. Sanatorium te Groesbeek.
In 1913 werd een T.B.C.-patiënt uitgezonden naar een vakantiekolonie. Langzamerhand kwam de vereniging meer bij machte om grotere uitgave aan deze zorg te besteden. In 1920 werd een bedrag van f. 500,- uitgegeven voor de verpleging van een patiënte in het sanatorium Dekkerswald. Tot de verpleging van een tweede patiënt gedurende 3 maanden in het sanatorium te Groesbeek werd besloten, f. 90,- beschikbaar te stellen voor twee patiënten, wat de een betrof voor versterkend voedsel en de ander als gedeeltelijke bijdrage in de verpleegkosten in een ziekenhuis.
Ten behoeve van vier patiënten werd in 1922 f. 360,- uitgegeven voor de verstrekking van versterkend voedsel.
De vereniging gaf in 1933 rond f. 1.600,- uit voor de bestrijding van deze ziekte. In 1948 stonden nog 45 personen onder toezicht. Dank zij de milde giften welke in de loop der jaren door de ingezetenen werden gedaan en door de ijverige collectrices werden ingezameld, konden deze hoge bedragen voor uitzending van T.B.C.-patiënten worden gedaan.
Voor het eerst werd in 1911 gecollecteerd met het Koningin Emma T.B.C.-bloempje. De opbrengst bedroeg f. 127,-. Ter bestrijding van deze ziekte getrooste de vereniging zich in het begin ook belangrijke uitgaven voor de verbetering van de woningtoestanden. Herhaaldelijk wordt in de jaarverslagen daarvan melding gemaakt. In 1917 werden drie woningen verbeterd door het aanbrengen van een tuimelraam. Nog in het verslag over 1930 lazen we dat op twee plaatsen de ventilatie in de slaapkamer werd verbeterd op kosten van de vereniging. Ook mag nog wel worden vermeld dat de vereniging lighallen in bruikleen verstrekte. In 1915 werd reeds de derde lighal aangeschaft.
Voor een actie welke in zeer nauw verband staat met de T.B.C.-bestrijding en welke in het kader der werkzaamheden tot een permanente taak van het Wit-Gele Kruis is gaan behoren is het uitzenden van kinderen naar een vakantiekolonie. Het jaarverslag 1910 noemde het reeds van een onberekenbare betekenis, dat een kind in de gelegenheid kon worden gesteld om deel te nemen aan een vakantiekolonie. In dit verband mag wel de naam worden genoemd van de op zo droevige wijze uit het leven weggerukte heer H.G. Bolsius, die zich indertijd op zeer verdienstelijke wijze met deze actie heeft bezig gehouden.
Nadat gedurende de eerste wereldoorlog en ook nog daarna, vele Duitse en Oostenrijkse kinderen ook in onze gemeente een liefdevolle verzorging hadden genoten, was in 1918 de beurt aan onze eigen landgenootjes. In 1918 profiteerden 63 kinderen van de liefdadigheid van de Schijndelse ingezetenen. De gemiddelde gewichtstoename dier kinderen bedroeg 6½ pond. In verband met de verhoogde verpleegprijs in het koloniehuis te Eersel, werden in 1928 slechts 10 kinderen uitgezonden tegen f. 40,- per maand. Ieder der twee doctoren zou 5 kinderen aanwijzen. Het jaar 1936 was uitzonderlijk voor wat de kinderuitzending betreft. Dank zij het gulle aanbod der Schijndelse zusters, bij gelegenheid van de viering van het 100-jarig bestaan, werden niet minder dan 56 kinderen geheel gratis opgenomen in hun koloniehuis te Eersel. Het was ons sociaal voelend bestuurslid de heer Harry Jansen te danken, dat ook Schijndels grootindustrie jaarlijks o.a. de verpleegprijs van enkele kinderen van werknemers van hun bedrijven op zich nam. In 1947 besteedde het Wit-Gele Kruis f. 1.650,- voor kinderuitzending.
In 1953 werd besloten om bij het huisvesting comité Kring Veghel aan te sluiten. De mogelijkheid voor uitzending kon daardoor driemaal worden vergroot. De schoolartsendienst belastte zich in 1955 met de aanwijzing van de kinderen welke in aanmerking kwamen voor uitzending. 66 kinderen werden toen uitgezonden.
Een grote steun om aan die uitzending te kunnen voldoen vormde de opbrengst van de jaarlijkse Emmabloemcollecte en sinds 1937 de Paasei-actie.
De kindercontrole.[bewerken | brontekst bewerken]
In verband met de toen nog grote kindersterfte werd de kindercontrole in 1912 ook reeds tot taak der vereniging gerekend. Ook dit toezicht ging in den beginne met grote moeilijkheden gepaard. In het genoemde jaar moest wegens gebrek aan benodigde gelden worden afgezien van het plan om de zuster-wijkverpleegster een viertal centra in de gemeente te bezoeken, waar de moeders zich met hun zuigelingen kunnen vervoegen.
In het verslag over 1925 lazen we dat de plannen voor een consultatiebureau voor zuigelingen vaste vorm hadden aangenomen. Mevr. Van Dijk uit Breda hield op 29 november 1931 een inleiding tot het stichten van een consultatiebureau voor zuigelingen. Op 18 februari 1932 werd in een van de lokaliteiten van het St. Servatiusgebouw het consultatiebureau voor zuigelingen geopend. De leiders waren de beide doctoren W. van Oppenraaij en H. Verstraaten. Pastoor A. Pessers had in 1935 de aandacht gevestigd op het nieuwe ziekenhuis aan de Boschweg. De excentrische ligging van het gebouw was echter de reden dat men niet tot verplaatsing kon besluiten.
Zoals het meeste nieuwe werk van het Wit-Gele Kruis is gegaan had ook deze instelling in den beginne met moeilijkheden te kampen. Het laten lopen van autobussen vanaf de meest verwijderde punten naar het consultatiebureau werd in 1935 een fiasco.
De ouders van slechts 32% van de in het daarop volgende jaar in Schijndel geboren kinderen maakten gebruik van het gratis consult bij het consultatiebureau. Nog steeds scheen er een zekere aantrekkingskracht uit te gaan van het bureau te Sint Oedenrode.
Per 1 oktober 1940 had men de district kinderarts Dr. Weyers bereid gevonden om de leiding van het consultatiebureau op zich te nemen. In 1942 werd door 54% van de geboren kinderen gebruik gemaakt van de diensten van dit bureau. Om de veertien dagen werd toen zitting gehouden. In 1944 werd geen consult verleend. Er was geen lokaliteit beschikbaar en Dr. Weyers beschikte niet over een vervoermiddel. In juni 1948, toen Dr. Weyers voor de laatste maal zitting hield, adviseerde hij om het bureau voortaan wekelijks open te stellen. Hij werd opgevolgd door mej. Dr. van Schuylenburch.
Het aantal consulten bedroeg in 1948: 1631, terwijl er 239 nieuwe inschrijvingen werden aangenomen. Voor het eerst in 1952 werd ook en consultatiebureau voor kleuters geleid. Wekelijks werd zitting gehouden. In 1953 was de toeloop naar het consultatiebureau zo overstelpend groot dat volgnummers aan de bezoekende moeders moesten worden uitgereikt. In 1957 werden 264 baby’s ingeschreven, terwijl wekelijks door Dr. M. van Schuylenburch en Dr. G. Beyerman-Bosscher op het consultatiebureau voor zuigelingen en kleuters 1.563 consulten werden gegeven.
Moedercursussen.[bewerken | brontekst bewerken]
In 1916 werd een aanvang gemaakt met het geven van de moedercursussen. Ook dit onderdeel van het werkgebied van het Wit-Gele Kruis vergde veel geduld van het bestuur. Een grote strijd moest worden gevoerd tegen de invloed van de school van bakers en buurvrouwen die in de gemeente Schijndel nog groot was. De eerste en goed geslaagde cursus werd gegeven in 1918. De cursus werd van 4 april tot 25 juni wekelijks gegeven door de plaatselijke verloskundige mej. Jannes. Ofschoon velen zich hadden aangemeld, verschenen de eerste les slechts drie vrouwen. Toen men de cursus op zondag hield steeg het aantal deelnemers geleidelijk naar 25. Het geven van deze cursus werd mogelijk gemaakt, doordat het gemeentebestuur zijn belangstelling ook voor dit werk hadden getoond, met een subsidie van f.150,-.
Jammer genoeg vertrok mej. Jannes, na een goed jaar praktijk te hebben uitgeoefend, in 1919 naar Heerlen. Zuster Geldens, provinciaal enquêtrice van het Wit-Gele Kruis, gaf in 1921 een moedercursus. De belangstelling kon beter zijn geweest.
Het jaarverslag over dat jaar zegt, dat onze mensen nog niet graag voor nieuwe zaken te vinden zijn en dat het menselijk is, dat men niet gaarne gewezen wordt op z’n tekortkomingen.
Nadat gedurende enkele jaren een verflauwde, ja zelfs onvoldoende belangstelling voor de moedercursus werd getoond, werd de cursus welke in 1930, onder leiding van de eigen verloskundige mevr. Gooden de Groot werd gegeven, buitengewoon geslaagd genoemd. 30 deelnemers hadden de cursus doorlopen.
In 1932 kon de cursus onder leiding van dezelfde docente niet doorgaan, wegens gebrek aan belangstelling.
In verband met het vertrek van mevr. Gooden de Groot in oktober 1932 naar ’s-Gravenhage, kwam het vraagstuk van de moedercursus weer op losse schroeven te staan. In 1933 en 1934 werd door zuster Smits, provinciaal enquêtrice van het Wit-Gele Kruis, met succes een moedercursus gegeven.
In 1940 werd voor het eerst een moedercursus gegeven door de volijverige zuster Theofora.
Vijf en dertig deelneemsters volgden in 1949 de uit 9 lessen bestaande moedercursus. Zuster Lebens, de district verpleegster van het Wit-Gele Kruis, gaf in1952 tweemaal een moedercursus van 9 lessen aan 58 deelneemsters.
In 1953 waren de twee laatste lessen van de moedercursus ook voor de man of verloofde toegankelijk.
Kraamverpleging.[bewerken | brontekst bewerken]
Toen door het vertrek van mevr. Gooden uit deze gemeente, de situatie, voor wat betreft de verzorging van moeder en kind, plotseling veranderde, besloot men een kraamverzorgster in dienst te nemen. Op 30 november 1932 viel de keus uit 28 sollicitanten op mej. van Riet uit Cuyk (later getrouwd met F.A. van Hooft). Zij was van verschillende zijden als zeer actief en zorgzaam aanbevolen. Ook mej. van Riet heeft zich met de uiterste krachtinspanning door de moeilijke beginperiode weten heen te slaan. Men was nogal te zeer in de verbeelding, dat de kraamverzorging feitelijk voor een groot gedeelte der moeders overbodige weelde was.
Op 6 maart 1933 had zij nog geen praktisch werk kunnen verrichten. Later in dat jaar was dat wel het geval.
In 1935 had deze ijverige kraamverzorgster 99 patiënten verzorgd. In 1936 had zij c.a. 2.300 bezoeken afgelegd. Het verslag van 1941, het jaar waarin mej. Van Riet trouwde, maakt melding van 168 kraamvrouwen die in dat jaar van haar diensten gebruik hadden gemaakt. Ingaande 1 oktober 1941 werd zij opgevolgd door de om haar werk geprezen mej. A. van Diepen uit Eindhoven. Rond 1946 is er een tweede kraamverzorgster in tijdelijke dienst geweest, zuster van de Heuvel uit Deurne. In 1949 werd een tweede kraamverzorgster aangesteld, zuster Elshof. Door de twee kraamverzorgsters werd in 1949 aan 250 kraamvrouwen hulp verleend. De taak van kraamverpleegsters werd vanaf 1948 enigszins verlicht. In dat jaar maakten twee kraamvrouwen gebruik van het pas opgerichte kraamcentrum Veghel. In 1949 bedroeg dit reeds 33 en in 1957 werd door dit kraamcentrum 57 maal interne kraamhulp verleend. In datzelfde jaar verzorgden de eigen kraamverzorgsters 241 kraamvrouwen en legden zij 5014 bezoeken af. Sinds 1959 is er zelfs een derde kracht in dienst van de vereniging.
E.H.B.O.-werk.[bewerken | brontekst bewerken]
Reeds in 1912 en 1913 werd er een cursus E.H.B.O gegeven. Het bestuur had n.l. gevolg gegeven aan de uitnodiging van de commissie in het belang van Eerste Hulp bij Bedrijfsongevallen om zich te belasten met de organisatie van een cursus. De opening daarvan werd vastgesteld op 1 december 1912. Dr. Smulders zou worden aangezocht de leiding op zich te nemen. Zou deze arts niet bereid gevonden worden, dan zou Dr. Koolen dit werk zelf doen. De cursus was beslist een succes, 17 deelnemers en 1 toehoorder hadden de cursus doorlopen. In 1928 werd met het continue E.H.B.O.-werk een aanvang gemaakt. Het was toen op uitnodiging van de Koninklijke Nationale Bond Het Oranje Kruis. De cursus werd gegeven door Dr. van Oppenraaij en liep, met een onderbreking van 3 weken, van 23 mei tot 16 september 1928, 13 lessen aan 26 leerlingen werden gegeven.
Na het op 22 oktober van dat jaar door Dr. van der Heijden uit den Bosch en Dr. van Oppenraaij afgenomen examen werd aan 23 cursisten een eerste diploma uitgereikt. Het verslag over 1929 geeft aan dat de cursus in dat jaar door Dr. van Oppenraaij werd voortgezet en dat in 1930 de tweede en laatste vervolgcursus zou worden gehouden. Na beëindiging daarvan zouden een 16-tal dames en heren het definitieve diploma kunnen worden uitgereikt en zou tot de inrichting van een reddingsbrigade worden overgegaan.
Van 11 december 1934 tot 29 april 1935 en van 9 november 1935 tot 13 januari 1936 werd, op initiatief van deze vereniging, respectievelijk een vervolg- of diplomacursus gegeven door Dr. Verstraaten. Blijkens het verslag over 1935 hadden zich voor het examen 8 dames en 18 heren aangemeld.
De notulen van de vergadering van 7 maart 1935 vermelden, dat er een nieuwe vereniging zal worden opgericht door de gediplomeerden van de cursus E.H.B.O. Op 30 juli 1937 werd besloten goed te keuren dat de E.H.B.O. een onderafdeling werd van het Wit-Gele Kruis. Zij telden in 1938: 24 leden. In 14 gevallen was in dat jaar eerste hulp verleend.
Nadat deze vereniging tijdens de oorlogsjaren had stilgelegen, werd zij op 9 maart 1948 heropgericht en is sedert die tijd een zelfstandige vereniging. Dr. Verstraaten is gedurende een lange reeks van jaren de cursusdocent geweest.
De oprichting van een wijkgebouw.[bewerken | brontekst bewerken]
In de bestuursvergadering van 4 september 1922 werd in principe besloten om “het volgende jaar” een wijkgebouwtje op te richten. De behoefte daartoe scheen toen vooral gevoeld te worden om centralisatie van de verpleegartikelen te krijgen. Dit voornemen is niet in vervulling gegaan.
Op 7 april 1940 werd door het bestuur een commissie gevormd om de wenselijkheid te onderzoeken, een eigen wijkgebouw op te richten. In die commissie hadden zitting: de voorzitter de heer van Velthoven, de beide doctoren van Oppenraaij en Verstraaten, de penningmeester C. van de Heuvel en de heer J. Zijlmans. Dit plan zal wel in duigen zijn gevallen toen de oorlog op 10 mei van dat jaar uitbrak.
Het zal omstreeks 1943 zijn geweest dat Dr. van Oppenraaij een stuk grond aan de Groeneweg verkocht aan de heer G.M. van Velthoven ten behoeve van het Wit-Gele Kruis om daarop een wijkgebouw te stichten. De overdracht werd aan de voorzitter gedaan, omdat de kruisvereniging sinds 1937 geen rechtspersoonlijkheid meer bezat. In de bestuursvergadering van 28 juni 1945 deed Dr. van Oppenraaij de verheugende mededeling dat hij bereid was de hier bedoelde grond ter waarde van f. 1.600,- aan de vereniging te schenken. Het spreekt vanzelf dat dit aanbod onder grote dankzegging werd aanvaard. Het lijkt waarschijnlijk dat Dr. van Oppenraaij tot deze prijzenswaardige daad besloot omdat de kasgelden van de vereniging tijdens de oorlogsdagen van september/ oktober 1944 geroofd waren toen de bewoners van de buurt, waar ook de penningmeester woonde, door de Duitse bezetting werden gelast onmiddellijk hun woningen te verlaten.
Van die tijd af heeft de bouw van een eigen wijkgebouw, hetwelk “broodnodig” werd geacht, steeds in de volle aandacht van het bestuur gestaan. Omdat de bouw daarvan op de geschonken grond, krachtens het uitbreidingsplan niet toelaatbaar was, werd na diverse besprekingen overgegaan tot grondruil met de gemeente. De vereniging werd daardoor eigenares van het perceel waarop het wijkgebouw is opgericht. Op dit stuk grond werd het prachtige modern geoutilleerde kruisgebouw in 1958 gerealiseerd.
Ledenaantal, contributie en magazijn.[bewerken | brontekst bewerken]
Het ledenaantal bedroeg in 1910 – 412 leden, 1915 – 499 leden, 1925 – 739 leden, 1935 – 829 leden, 1948 – 1.258 leden en in 1957 – 1.580 leden.
De contributie werd in 1918 verhoogd van 25 naar 50 cent. In 1944 werd deze gesteld op f. 5,-. In 1955 werd de minimale contributie verhoogd van f. 6,50 naar f. 7,50. Sinds 1923 trad reeds een bepaling in werking dat niemand meer lid kon worden ingeval van ziekte dan tegen betaling van f. 5,- boven de gewone contributie.
In 1913 werd al veel gebruik gemaakt van het lenen van artikelen. Het aantal uitleningen bedroeg toen 221. In 1925 werden 207 uitleningen gedaan terwijl toen 2 patiënten gebruik maakten van een ligtent. Het aantal uitleningen liep van jaar tot jaar op. In 1958 leende de magazijnbeheerder ongeveer 620 keer een verplegingsartikel uit.
Geestelijke adviseurs.[bewerken | brontekst bewerken]
van | tot | Geestelijk adviseur |
---|---|---|
1921 | 1930 | De ZeerEerw. Heer Pastoor H.J.M. Donders |
1930 | De HoogEerw. Heer Deken G.L.J. van Dijk |
Bestuursleden.[bewerken | brontekst bewerken]
van | tot | naam | opmerking |
---|---|---|---|
1908 | 1931 | Dr. A.A.M.P. Koolen | President, na aftreden erelid. |
1908 | 1924 | J.B. Michels | 1e secretaris. |
1908 | 1945 | G.M. van Velthoven | 2e secretaris, vanaf 1931 president. |
1908 | 1913 | Dr. J.N.J. Smulders | Vice-president. |
1908 | 1936 | A.C.J. van Heertum | Penningmeester in 1908 |
1908 | 1919 | H.L. Manders | |
1908 | 1921 | H. Meijer | |
1908 | 1911 | J.F.M. Sanders | |
1908 | 1928 | R.L.A. van de Wakker | Penningmeester vanaf 1909. |
1911 | 1915 | Th.J. Stoute | |
1913 | 1949 | Dr. W.H.A. van Oppenraaij | Vice-voorzitter. |
1915 | 1916 | Jhr. J.L.E.M. van Sasse van Ysselt | |
1917 | 1925 | St.J. van Dieten | |
1919 | 1954 | H.G.J. Bolsius | |
1921 | 1945 | J.J. Janssens | |
1925 | 1947 | J.A.A. Zijlmans | Geruime tijd penningmeester en 1e secretaris sinds 1934. |
1926 | W.J. de Visser | ||
1929 | 1959 | J.P. van Bussel | 2e secretaris sinds 1931. |
1929 | 1945 | Chr. Wouters | Als vertegenwoordiger van Wijbosch. |
1929 | 1945 | Adr. van den Oetelaar | Als vertegenwoordiger van de Boschweg. |
1931 | Dr. H.J.H.J. Verstraaten | Sinds 1950 vice-voorzitter. | |
1934 | 1945 | C.W. van den Heuvel | Wegens bestuur uitbreiding en penningmeester. |
1937 | 1950 | H.P.C. Jansen | |
1945 | L.J. van Roessel | ||
1945 | F.J.C. Hartman | Voorzitter sinds 1946. | |
1945 | 1957 | Ant. Verkuijlen | |
1945 | J.J. Duffhues | ||
1945 | P. van Boxtel | ||
1946 | H. Steenbakkers | Penningmeester. | |
1946 | 1947 | Mej. H.M.J. van Oppenraaij | |
1947 | J.J.A. Teurlings | Secretaris | |
1950 | G. van Herpen | Vertegenwoordiger van de Hoevenbraak | |
1951 | Mevr. G.E.J.M. Jansen-Verzijl | ||
1955 | Mr. A.Th.J.H. van Tuijl | ||
1958 | J.A. Blummel | ||
1958 | A.J.L. van Bokhoven | Contactpersoon gemeentehuis. |
Wijkverpleegsters.[bewerken | brontekst bewerken]
van | tot | Zuster |
---|---|---|
1909 | 1931 | Hermina (Melis). |
1931 | 1931 | Jacomina (4 maanden). |
1932 | 1947 | Theofora (Büller). |
1943 | 1949 | M.J.A. Geerkens. |
1947 | 1948 | A.M.G. Erkelens. |
1949 | 1957 | P.J. Sengers. |
1949 | 1949 | Lalieu (8 maanden). |
1949 | 1950 | Luyten. |
1950 | 1951 | J.M. Brouwer. |
1950 | 1951 | A.M. Doms. |
1951 | 1953 | Corsten |
1954 | A.M.H. Sleegers | |
1956 | G.W.Th. Velthof | |
1959 | G.M.E. Verstappen |
Kraamverzorgsters.[bewerken | brontekst bewerken]
van | tot | Mejuffrouw |
---|---|---|
1932 | 1941 | G.A. van Riet |
1941 | A.C. van Diepen | |
1947 | 1948 | J.C.M. van den Heuvel |
1949 | 1958 | E.M. Elshof |
1954 | 1958 | Chr. van Oorschot |
1958 | J.A. van Elderen | |
1958 | Ant. de Hommel |