Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Johannes Arnoldus Boland (1880 - 1963): verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met '== '''De eerste auto’s''' == Auto’s waren duur en relatief zeldzaam in 1906, al veranderde dat snel. Het jaar 1905 was een mijlpaal in de autogeschiedenis. Vana...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(41 tussenliggende versies door 4 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
== '''De eerste auto’s''' ==
{{Infobox persoon
| naam          = Johannes Arnoldus Boland
| foto          =
| tekst          =
| volledige naam = Johannes Arnoldus Boland
| roepnaam      = Arnold
| geboorteplaats = Ammerzoden
| geboortedatum  = 4 januari 1880
| doopdatum      =
| overl.plaats  = Ammerzoden
| overl.datum    = 21 januari 1963
| partner(s)    = Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt
| beroep(en)    = Fabrieksdirecteur
Gemeenteraadslid
| bidprentje    =
| gedachtenisprent =
}}
 
 
 
== '''Arnold Boland eerste autobezitter in Schijndel<ref>Heemblad Rond die Cluse 25e jaargang nummer 3 bladzijden 3 tot en met 16</ref>''' ==
Auto’s waren duur en relatief zeldzaam in 1906, al veranderde dat snel. Het jaar 1905 was een mijlpaal in de autogeschiedenis. Vanaf dat jaar werd autobezit niet iets dat enkel was weggelegd voor rijken, maar (heel langzaam) iets voor iedereen. Men begon met het aan de lopende band produceren van betaalbare auto's. In het Engels wordt dit tijdperk Brass Era genoemd, oftewel het messing-tijdperk. Dit vanwege het mengmetaal messing dat in die tijd veel op auto's werd gebruikt. Daardoor kregen het radiatorrooster, de houders van de koplampen en andere externe metalen onderdelen vaak een goudkleurige toon. Er kwam een einde aan het experimenteren met ontwerpen en onderdelen en men kwam tot een standaardontwerp. De verbrandingsmotor werd vooraan geplaatst en de aandrijving gebeurde op de achterwielen. Het werden echte auto's met stalen gevormde koetswerken. De verdere ontwikkeling van de auto ging snel in die tijd, mede door het grote aantal producenten op de markt. In Europa en de Verenigde Staten waren er honderden. Door deze ontwikkelingen daalde de prijs van auto’s en werd die ook toegankelijk voor de directeur van een steenfabriek in Schijndel.   
Auto’s waren duur en relatief zeldzaam in 1906, al veranderde dat snel. Het jaar 1905 was een mijlpaal in de autogeschiedenis. Vanaf dat jaar werd autobezit niet iets dat enkel was weggelegd voor rijken, maar (heel langzaam) iets voor iedereen. Men begon met het aan de lopende band produceren van betaalbare auto's. In het Engels wordt dit tijdperk Brass Era genoemd, oftewel het messing-tijdperk. Dit vanwege het mengmetaal messing dat in die tijd veel op auto's werd gebruikt. Daardoor kregen het radiatorrooster, de houders van de koplampen en andere externe metalen onderdelen vaak een goudkleurige toon. Er kwam een einde aan het experimenteren met ontwerpen en onderdelen en men kwam tot een standaardontwerp. De verbrandingsmotor werd vooraan geplaatst en de aandrijving gebeurde op de achterwielen. Het werden echte auto's met stalen gevormde koetswerken. De verdere ontwikkeling van de auto ging snel in die tijd, mede door het grote aantal producenten op de markt. In Europa en de Verenigde Staten waren er honderden. Door deze ontwikkelingen daalde de prijs van auto’s en werd die ook toegankelijk voor de directeur van een steenfabriek in Schijndel.   


== '''De Nederlandse Spijker''' ==
=== '''De Nederlandse Spijker''' ===
De Nederlandse autofabrikant Spyker levert rond 1905 gemiddeld honderd auto’s per jaar af, in 1906 zelfs 250. Goedkoop zijn ze bepaald niet: de prijslijst van 1905 vermeldt bedragen tussen de vijf- en tienduizend gulden, dat zijn tien jaarsalarissen van een ambachtsman. De jaarproductie is dan ook beperkt; in topjaren komen 250 auto’s tot stand.   
De Nederlandse autofabrikant Spyker levert rond 1905 gemiddeld honderd auto’s per jaar af, in 1906 zelfs 250. Goedkoop zijn ze bepaald niet: de prijslijst van 1905 vermeldt bedragen tussen de vijf- en tienduizend gulden, dat zijn tien jaarsalarissen van een ambachtsman. De jaarproductie is dan ook beperkt; in topjaren komen 250 auto’s tot stand.   


== '''Wie was Arnold Boland''' ==
=== '''Wie was Arnold Boland''' ===
Geboren op 4 januari 1880 in Ammerzoden, als zoon van predikant Casper Hendrik Boland en Ilizabeth Maria van der Pant. Als jongste kind groeit hij op in een gezin met 5 kinderen. Een meisje Julia sterft al op 8-jarige leeftijd. De vier jongens Gerrit, Philip, Jan en Arnold groeien op in Zaltbommel waar vader vanaf 1881 predikant is. Een serieus gezin, waarin studeren belangrijk is. Met behulp van jaarlijkse studiebeurzen, verstrekt door de gemeente, kan de oudste zoon Gerrit geneeskunde studeren in Amsterdam. Niet eenvoudig om een beurs te krijgen want het gemeentebestuur geeft zijn voorkeur aan theologie-studenten. Maar uiteindelijk promoveerde hij in 1902 cum-laude als doctor in de geneeskunde. Hij gaat voor het leger werken. Arnoldus Johannes (Jan genoemd) volgt een opleiding aan de HBS, gaat werken als tekenaar bij de spoorwegen in Hengelo, studeert weer verder aan de Polytechnische school in Delft, studeert af als civiel ingenieur en vervolgt zijn carrière bij de spoorwegen. Een betrekking bij de spoorwegen is ook voor Philip weggelegd.
Geboren op 4 januari 1880 in Ammerzoden, als zoon van predikant Casper Hendrik Boland en Elizabeth Maria van der Pant. Als jongste kind groeit hij op in een gezin met 5 kinderen. Arnold is niet zo’n studiehoofd en gaat in de voetsporen van zijn broer naar Hengelo en wordt voluntair bij de machinefabriek van Stork. In 1902 neemt hij kort weer zijn intrek in het ouderlijk huis, maar in 1903 verhuist hij naar Schijndel. Volgens het bevolkingsregister is hij dan opzichter bij de [[Steenfabriek De Molenhei]]de te Schijndel.


'''Johannes Arnoldus Boland kocht eerste auto in Schijndel in 1906'''<br>
=== '''Steenovens''' ===
Arnold is niet zo’n studiehoofd en gaat in de voetsporen van zijn broer naar Hengelo, en wordt voluntair bij de machinefabriek van Stork. In 1902 neemt hij kort weer zijn intrek in het ouderlijk huis, maar in 1903 verhuist hij naar Schijndel. Volgens het bevolkingsregister is hij dan opzichter bij de steenfabriek De Moldenheide te Schijndel.
In het verleden kon men in Schijndel diverse zelfgebouwde [[steenovens]] aantreffen. Bekend is o.a. de steenoven in de vorm van een ringoven uit 1903 van de Bosschenaar Suyling aan de [[Baksdijk]]. Een perceelsnaam als ‘[[De Steenoven]]’ verwijst naar die vorm van steenfabricage. In verband met de eigen huizenbouw was dit een uitkomst voor de lokale bewoners. Gezien het hoge leemgehalte van de Schijndelse bodem had men voor die steenovens de grondstoffen binnen handbereik. Het gebied [[Aakendonk]] in het [[Wijbosch]] bleek een uitstekende plek om het leem uit de grond te halen. In 1876 wordt een kleinschalige fabriek opgericht, de [[Steenfabriek gebroeders Tucken]]. Goed 20 jaren later gaat de gemeente over tot verkoop van 12 hectaren grond op de [[Molenheide]] voor f 500,- per hectare. Jan Willem van der Elst, een steenfabrikant uit Zaltbommel, bouwt op die grond een steenfabriek met dienstwoningen en het resterende deel van de Molenheide wordt gebruikt voor leemdelving. In de volksmond sprak men van '''‘de Steenoven’''', maar officieel was het '''Steenfabriek'''.


== '''Steenovens''' ==
=== '''Steenfabriek De Molenhei''' ===
In het verleden kon men in Schijndel diverse zelfgebouwde steenovens aantreffen. Bekend is o.a. de steenoven in de vorm van een ringoven uit 1903 van de Bosschenaar Suyling aan de Baksdijk. Een perceelsnaam als ‘de Steenoven’ verwijst naar die vorm van steenfabricage. In verband met de eigen huizenbouw was dit een uitkomst voor de lokale bewoners. Gezien het hoge leemgehalte van de Schijndelse bodem had men voor die steenovens de grondstoffen binnen handbereik. Het gebied Aakendonk in het Wijbosch bleek een uitstekende plek om het leem uit de grond te halen. In 1876 wordt een kleinschalige steenfabriek opgericht door de gebroeders Tucken. Goed 20 jaren later gaat de gemeente over tot verkoop van 12 hectaren grond op de Molenheide voor f 500,- per hectare. Jan Willem van der Elst, een steenfabrikant uit Zaltbommel, bouwt op die grond een steenfabriek met dienstwoningen en het resterende deel van de Molenheide wordt gebruikt voor leemdelving. In de volksmond sprak men van '''‘de Steenoven’''', maar officieel was het '''Steenfabriek'''.
Jan Willem van der Elst bezat al een steenfabriek in Hurwenen en één in Rossum maar zag in Schijndel nieuwe kansen. Na wat startperikelen wist hij een groot gebied binnen de Molenheide te kopen om deze uit te ‘leemen’. Voortvarend wordt met de bouw begonnen, de locatie krijgt zelfs een eigen elektrische tramverbinding voor het aan- en afvoeren van grondstoffen. De eerste testritten van deze tram trokken veel bekijks in januari 1898. Steenfabriek De Molenhei wordt op 25 mei 1898 officieel in werking gesteld. Het was een voor die tijd hypermoderne fabriek, met elektrisch licht terwijl men naast de aanvoer via [[Zuid-Willemsvaart|het kanaal]] ook nog de beschikking had over de elektrische tram voor het aan- en afvoeren van grondstoffen en producten. Het gaat goed met de fabriek, in november wordt gerapporteerd dat er 80 mensen in dienst zijn en dat er dagelijks 25000 stenen gebakken worden. De vraag is groter dan het aanbod, en al bij het eenjarig bestaan, wordt er besloten ovens bij te bouwen. '''Commissaris der Koningin Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst''' vertelt over zijn bezoek in Schijndel in '''1898''': “Daarna zat ik zeer geruimen tijd met het Dagelijksch Bestuur te praten; ik hoorde van de Heeren, dat de steenoven van den Heer Van der Elst zoowel des zomers als des winters zal werken, en dat er 25.000 steenen daags gefabriceerd kunnen worden; alles wordt machinaal gedreven; de terreinen worden electrisch verlicht; de steenen worden binnenshuis gedroogd; alles is grandioos ingericht; de installatie zou zeker twee ton gekost hebben.” Niet alles was koek en ei, na anderhalf jaar bleken er constructiefouten bij de grote oven gemaakt te zijn, deze moest vervangen worden en het personeel werd (tijdelijk) ontslagen. De innovaties gingen snel in die tijd en de electrische tram werd in 1900 vervangen door een stoomtram, om kosten uit te sparen. '''Commissaris der Koningin Van Voorst tot Voorst''' komt in '''1903''' weer in Schijndel en bericht: “De steenfabriek van Van der Elst werkt goed en druk; de kern is echter te zanderig, vandaar dat de leem moet gewasschen worden, alvorens men er steenen van kan bakken." Op 6 april staakten de scheepslossers uit solidariteit met de elders in het land stakende arbeiders; na 8 dagen gingen de menschen weer aan het werk, nadat de grootste oproerkraaier ontslagen was. Van de anderen werd bij wijze van straf het loon verminderd.
== '''Steenfabriek de Molenhei''' ==  
Jan Willem van der Elst bezat al een steenfabriek in Hurwenen en één in Rossum maar zag in Schijndel nieuwe kansen. Na wat startperikelen wist hij een groot gebied binnen de Molenheide te kopen om deze uit te ‘leemen’. Voortvarend wordt met de bouw begonnen, de locatie krijgt zelfs een eigen elektrische tramverbinding voor het aan- en afvoeren van grondstoffen. De eerste testritten van deze tram trokken veel bekijks in januari 1898. Steenfabriek de Molenhei wordt op 25 mei 1898 officieel in werking gesteld. Het was een voor die tijd hypermoderne fabriek, met elektrisch licht terwijl men naast de aanvoer via het kanaal ook nog de beschikking had over de elektrische tram voor het aan- en afvoeren van grondstoffen en producten. Het gaat goed met de fabriek, in november wordt gerapporteerd dat er 80 mensen in dienst zijn en dat er dagelijks 25000 stenen gebakken worden. De vraag is groter dan het aanbod, en al bij het eenjarig bestaan, wordt er besloten ovens bij te bouwen. '''Commissaris der Koningin Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst''' vertelt over zijn bezoek in Schijndel in '''1898''': “Daarna zat ik zeer geruimen tijd met het Dagelijksch Bestuur te praten; ik hoorde van de Heeren, dat de steenoven van den Heer Van der Elst zoowel des zomers als des winters zal werken, en dat er 25.000 steenen daags gefabriceerd kunnen worden; alles wordt machinaal gedreven; de terreinen worden electrisch verlicht; de steenen worden binnenshuis gedroogd; alles is grandioos ingericht; de installatie zou zeker twee ton gekost hebben.” Niet alles was koek en ei, na anderhalf jaar bleken er constructiefouten bij de grote oven gemaakt te zijn, deze moest vervangen worden en het personeel werd (tijdelijk) ontslagen. De innovaties gingen snel in die tijd en de electrische tram werd in 1900 vervangen door een stoomtram, om kosten uit te sparen. '''Commissaris der Koningin Van Voorst tot Voorst''' komt in '''1903''' weer in Schijndel en bericht: “De steenfabriek van v.d. Elst werkt goed en druk; de kern is echter te zanderig, vandaar dat de leem moet gewasschen worden, alvorens men er steenen van kan bakken." Op 6 April staakten de scheepslossers uit solidariteit met de elders in het land stakende arbeiders; na 8 dagen gingen de menschen weer aan het werk, nadat de grootste oproerkraaier ontslagen was. Van de anderen werd bij wijze van straf het loon verminderd.


== '''Carrière van Arnold Boland''' ==
=== '''Carrière van Arnold Boland''' ===
In deze fabriek start Arnold Boland in 1903 als opzichter. Hij trekt in bij Cornelis Quick. Deze was opzichter bij de start van de fabriek, maar is inmiddels gepromoveerd tot directeur. Hij woont samen met zijn zuster Johanna in een huis van de fabriek. Graag biedt hij Boland onderdak, gezelligheid en een goede leerschool. Zowel de eigenaar van de fabriek, Jan Willem van der Elst, als directeur Quick zijn afkomstig uit Zaltbommel en zijn Nederlands-Hervormd. Zodoende kennen zij dominee Boland en zijn familie goed. Zus Jenneke Quick, die van 1900 tot 1902 samen met haar broer in Schijndel gewoond heeft, is een klasgenote geweest van Arnold. De carriere van Boland liep voorspoedig. Toen midden 1906 Cornelis Quick bij de Molenhei vertrok kreeg Boland zijn baan aangeboden en schafte toen ook de auto aan. De carriere-stap zal ook een salarisstijging met zich meegebracht hebben. Ook privé liep het voor de wind. Op 16 mei 1907 werd zijn verloving aangekondigd met Henrica Magchelina Louisa Barones van Slingelandt.  
In deze fabriek start Arnold Boland in 1903 als opzichter. Hij trekt in bij Cornelis Quick. Deze was opzichter bij de start van de fabriek, maar is inmiddels gepromoveerd tot directeur. Hij woont samen met zijn zuster Johanna in een huis van de fabriek. Graag biedt hij Boland onderdak, gezelligheid en een goede leerschool. Zowel de eigenaar van de fabriek, Jan Willem van der Elst, als directeur Quick zijn afkomstig uit Zaltbommel en zijn Nederlands-Hervormd. Zodoende kennen zij dominee Boland en zijn familie goed. Zus Jenneke Quick, die van 1900 tot 1902 samen met haar broer in Schijndel gewoond heeft, is een klasgenote geweest van Arnold. De carriere van Boland liep voorspoedig. Toen midden 1906 Cornelis Quick bij de Molenhei vertrok kreeg Boland zijn baan aangeboden en schafte toen ook de auto aan. De auto kreeg het kenteken N-252. De carriere-stap zal ook een salarisstijging met zich meegebracht hebben. Ook privé liep het voor de wind. Op 16 mei 1907 werd zijn verloving aangekondigd met Henrica Magcheliena Louisa Barones van Slingelandt uit Ammerzoden.


== '''Louise van Slingelandt''' ==
== '''Gezin Johannes Arnoldus Boland''' ==  
Henrica Magchelina Louisa (roepnaam Louise) van Slingelandt was de oudste dochter van Johan Lodewijk Diederik Baron van Slingelandt en Heye Johanna Eidsma. Vader van Slingelandt was afkomstig uit een eeuwenoud adelijk regentengeslacht. Hij was werkzaam als commissionair in effecten in Amsterdam. Moeder Heye Eidsma kwam uit Hindelopen. Haar vader Jappe Wiggerts Eidsma stierf toen ze 10 maanden was. Ze kwam uit een rijke familie, de vader van haar oma stond in 1796 met een vermogen van 157.750 gulden in de boeken van de gemeente. In het museum Hindelopen is nog een mooi portret van haar te zien, geschilderd door Pieter Willem Sebes, een bekende portretschilder uit die tijd. Zij was toen acht jaar. De pop op de foto heeft dezelfde kleding als Heye.
Het paar van Slingelandt-Eidsma trouwde in 1877 en vestigden zich in eerste instantie op de Herengracht in Amsterdam. Op 18 juli 1880 werd dochter Louise daar geboren.  Blijkbaar lokte het leven buiten de stad voor de snel groter wordende familie. Naast Louisa waren inmiddels ook Ellina (1881) en Arnoudine (1884) geboren. Op 19 juni 1884 kocht de familie een kasteeltje in Well ‘Het Huis van Malsen’ dat via een openbare veiling aangeboden werd. De inzet van het perceel stond op 7750,00 gulden. Voortvarend werden verbouwingen in gang gezet en personeel geworven. 
Het slot Well of Huys van Malsen werd in de 14de eeuw gesticht op een strategische plaats in een omstreeks 1300 ingedijkte bocht van de Maas, op een zandige hoogte dicht bij de Maasdijk, direct ten oosten van het dorp Well. Het complex bestaat uit een klein kasteel binnen een structuur van omgrachte terreinen. Van Slingelandt liet het huis restaureren en zorgde ook voor wijzigingen aan de tuin. De kap boven de woontoren werd weer tot de oude hoogte hersteld, de 17de-eeuwse aanbouw werd verhoogd en verbreed naar achteren toe en het kasteel werd aan de westkant uitgebreid op de oude fundamenten. De gracht aan de westkant werd gedempt. Wandelpaden werden in de nabijheid van het huis gerealiseerd. Om het huis werd een dijkje aangelegd zodat men kon rondlopen. Het smeedijzeren inrijhek met hardstenen hekpalen dateert eveneens uit die tijd. Een jaar later in 1885 betrok de familie het kasteel, een artikeltje beschrijft de vreugde in het dorp als de eigenaar van het "oude ridderslot" zich in de gemeente vestigt: ”Bij gelegenheid de Hoog Weledel Geboren Heer Baron Van Slingelandt zich metterwoon op 't kasteel alhier kwam vestigen, was de gemeente heden geheel in feestdos gestoken. Geen huis of hutje, of ze prijkte met de nationale kleuren, als uiting van de blijdschap der bevolking, dat de eigenaar van dit oude ridderslot in de gemeente kwam wonen. 's Avonds bracht de harmonie Cecilia van Ammersooi den Baron een luisterrijke serenade. Zij werd op 't kasteel allerhartelijkst ontvangen; menige heildronk werd ingesteld en vele schoone stukken gespeeld. Eerst laat in den avond verliet de harmonie het kasteel.” De dochters groeiden op in een mooie omgeving, ze werden goed opgevoed, er werden stichtelijke boeken gelezen. Zo kreeg Louise in 1894 voor haar verjaardag een statenbijbel met voorin het opschrift: "Aan onze lieve oudste dochter Henrica Magchelina Louisa van Slingelandt op haar 14de verjaardag. Well 18 juli 1894. Uwe U zoo liefhebbende moeder H.J. van Slingelandt-Eidsma."  Maar ook hier ging het verdriet niet voorbij de deur, Ellina stierf in 1897 op 16-jarige leeftijd. In 1902 werd moeder op 42-jarige leeftijd onder curatele gesteld. Er werd uitgebreid geadverteerd dat de baron niet meer verantwoordelijk was voor toekomstige schulden en aankopen van zijn vrouw. Een delicate kwestie, die men waarschijnlijk graag buiten de openbaarheid had gehouden.


Gezien de relatieve kleine afstand tussen Well en Zaltbommel en de sociale cirkels waarin de families Boland en Slingelandt in verkeerden zullen Louise en Arnold elkaar al van jongs af aan gekend hebben. Zeker omdat ze bijna even oud waren. Het huwelijk tussen Louise en Arnold werd op 31 mei 1907 voltrokken in Nijmegen, de woonplaats van de inmiddels met emiraat gegane dominee Boland. Ook Louise was de laatste maanden voor haar huwelijk in Nijmegen komen wonen. Als getuigen traden de drie broers van de bruidegom, Gerrit, Philip en Jan op. Ook Willem Jacob van der Elst, de zoon van de eigenaar van steenfabriek de Molenhei en sinds 1904 mededirecteur van de N.V. Steenfabrieken v/h J.W. van der Elst, trad op als getuige. Ook de wederzijdse ouders betuigden hun instemming door het zetten van hun handtekening. In het Regionaal Archief Rivierenland is nog de toespraak in te kijken die dominee Boland uitsprak na afloop van de huwelijksplechtigheid. De familie van Slingelandt hechtte zoveel waarde aan de toespraak van dominee Boland dat ze de toespraak samen met de liedteksten in een speciale enveloppe bewaarden en nog steeds zijn in te zien. In de toespraak veel stichtelijke woorden van de dominee. De liedjes zijn zoals ook nu nog gebruikelijk tijdens een levensloop, plagerig van toon en werpen een licht op het karakter van de bruidegom. Zo hield hij blijkbaar wel van een drankje.
Johannes Arnoldus Boland werd geboren op 4 januari 1880 in Ammerzoden, zoon van Caspar Hendrik Boland geboren in Borculo (1836 – 1919) van beroep predikant en Elisabeth Maria van der Pant geboren in Ammerzoden (1842 – 1910), als jongste kind in een gezin met vijf kinderen waarvan er een vroegtijdig overleed. Johannes, van beroep directeur, overleed op 21 januari 1963 in Ammerzoden.<br>


'''Lied op de verstrooidheid van den Bruidegom, Wijze : Aan den oever<br>
Johannes Arnoldus Boland trouwde op 31 mei 1907 in Nijmegen met Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt.<br>
::Zeg: hoort er niet een slokje bij<br>
::Als men een kind aangeeft<br>
::Zoo vraagt de Bruidegom vóór hij<br>
::Zich naar ’t stadhuis begeeft.<br>


De geboorteaangifte waarover in dit lied wordt gesproken is waarschijnlijk die van de zoon van Willem Jacob van der Elst, Herman. Deze werd geboren op 13 december 1905 in Zaltbommel en Arnold Boland ging mee als getuige naar de burgerlijke stand om aangifte te doen. En ook de recente aanschaf van Arnold, de auto kon niet ongenoemd blijven in de feestliederen.<br>
Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt werd geboren op 18 juli 1880 in Amsterdam, dochter van Johan Lodewijk Diederik baron van Slingelandt geboren in Willemstad (1877 – 1914) van beroep commissionair en Heije Johanna Eidsma geboren in Hindelopen (±1855 – 1921), als eerstgeborene in een gezin met vier kinderen. Henrica overleed op 15 mei 1965 in ’s-Hertogenbosch.<br>
'''Op den Bruidegom, Wijze: Oosterijksch Volkslied'''


::Wijze Oostenrijksch Volkslied<br>
Kinderen uit het huwelijk van Johannes en Henrica:
::Wie verwenschte alle scholen<br>
# Elisabeth Julia geboren op 26 april 1908 in Schijndel ([[Houterd]]), trouwde op 18 mei 1937 in Schijndel met Coenraad Hendrik Willem Bastiaan Backer geboren in Nijmegen (1901 - 1979). Elisabeth Julia overleed op 25 juli 1982 in Zeist.
::Met een doodelijken haat?<br>
# Johan Lodewijk Diederik werd geboren op 30 september 1910 in Schijndel, overleed op 12 oktober 2003 in Rotterdam.
::Bleef steeds bij machines dolen<br>
# Henrica Magcheliena Louisa werd geboren op 5 mei 1918 in Schijndel, overleed op 31 maart 1930 in ’s-Hertogenbosch.
::Spionneerend vroeg en laat<br>
::Wiens vreemdsoortige autocar holt<br>
::Langs den weg met zwaar gebrom<br>
::’T is d’ingenieuze Arnold<br>
::Heil de, heil de bruidegom<br>
Het zal uit volle borst door alle aanwezigen op de huwelijksplechtigheid meegezongen zijn.


[[Categorie:Mens en Maatschappij]]
[[Categorie:Boland|Johannes Arnoldus]]
[[Categorie:Personen]]
[[Categorie:Fabrieksdirecteur]]
[[Categorie:Fabrieken]]
[[Categorie:Gemeenteraadslid]]
{{DEFAULTSORT:Boland}}
{{appendix}}

Huidige versie van 23 mei 2022 om 20:04

Johannes Arnoldus Boland
Persoonsinformatie
Volledige naam Johannes Arnoldus Boland
Roepnaam Arnold
Geboorteplaats Ammerzoden
Geboortedatum 4 januari 1880
Overl.plaats Ammerzoden
Overl.datum 21 januari 1963
Partner(s) Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt
Beroep(en) Fabrieksdirecteur

Gemeenteraadslid


Arnold Boland eerste autobezitter in Schijndel[1][bewerken | brontekst bewerken]

Auto’s waren duur en relatief zeldzaam in 1906, al veranderde dat snel. Het jaar 1905 was een mijlpaal in de autogeschiedenis. Vanaf dat jaar werd autobezit niet iets dat enkel was weggelegd voor rijken, maar (heel langzaam) iets voor iedereen. Men begon met het aan de lopende band produceren van betaalbare auto's. In het Engels wordt dit tijdperk Brass Era genoemd, oftewel het messing-tijdperk. Dit vanwege het mengmetaal messing dat in die tijd veel op auto's werd gebruikt. Daardoor kregen het radiatorrooster, de houders van de koplampen en andere externe metalen onderdelen vaak een goudkleurige toon. Er kwam een einde aan het experimenteren met ontwerpen en onderdelen en men kwam tot een standaardontwerp. De verbrandingsmotor werd vooraan geplaatst en de aandrijving gebeurde op de achterwielen. Het werden echte auto's met stalen gevormde koetswerken. De verdere ontwikkeling van de auto ging snel in die tijd, mede door het grote aantal producenten op de markt. In Europa en de Verenigde Staten waren er honderden. Door deze ontwikkelingen daalde de prijs van auto’s en werd die ook toegankelijk voor de directeur van een steenfabriek in Schijndel.

De Nederlandse Spijker[bewerken | brontekst bewerken]

De Nederlandse autofabrikant Spyker levert rond 1905 gemiddeld honderd auto’s per jaar af, in 1906 zelfs 250. Goedkoop zijn ze bepaald niet: de prijslijst van 1905 vermeldt bedragen tussen de vijf- en tienduizend gulden, dat zijn tien jaarsalarissen van een ambachtsman. De jaarproductie is dan ook beperkt; in topjaren komen 250 auto’s tot stand.

Wie was Arnold Boland[bewerken | brontekst bewerken]

Geboren op 4 januari 1880 in Ammerzoden, als zoon van predikant Casper Hendrik Boland en Elizabeth Maria van der Pant. Als jongste kind groeit hij op in een gezin met 5 kinderen. Arnold is niet zo’n studiehoofd en gaat in de voetsporen van zijn broer naar Hengelo en wordt voluntair bij de machinefabriek van Stork. In 1902 neemt hij kort weer zijn intrek in het ouderlijk huis, maar in 1903 verhuist hij naar Schijndel. Volgens het bevolkingsregister is hij dan opzichter bij de Steenfabriek De Molenheide te Schijndel.

Steenovens[bewerken | brontekst bewerken]

In het verleden kon men in Schijndel diverse zelfgebouwde steenovens aantreffen. Bekend is o.a. de steenoven in de vorm van een ringoven uit 1903 van de Bosschenaar Suyling aan de Baksdijk. Een perceelsnaam als ‘De Steenoven’ verwijst naar die vorm van steenfabricage. In verband met de eigen huizenbouw was dit een uitkomst voor de lokale bewoners. Gezien het hoge leemgehalte van de Schijndelse bodem had men voor die steenovens de grondstoffen binnen handbereik. Het gebied Aakendonk in het Wijbosch bleek een uitstekende plek om het leem uit de grond te halen. In 1876 wordt een kleinschalige fabriek opgericht, de Steenfabriek gebroeders Tucken. Goed 20 jaren later gaat de gemeente over tot verkoop van 12 hectaren grond op de Molenheide voor f 500,- per hectare. Jan Willem van der Elst, een steenfabrikant uit Zaltbommel, bouwt op die grond een steenfabriek met dienstwoningen en het resterende deel van de Molenheide wordt gebruikt voor leemdelving. In de volksmond sprak men van ‘de Steenoven’, maar officieel was het Steenfabriek.

Steenfabriek De Molenhei[bewerken | brontekst bewerken]

Jan Willem van der Elst bezat al een steenfabriek in Hurwenen en één in Rossum maar zag in Schijndel nieuwe kansen. Na wat startperikelen wist hij een groot gebied binnen de Molenheide te kopen om deze uit te ‘leemen’. Voortvarend wordt met de bouw begonnen, de locatie krijgt zelfs een eigen elektrische tramverbinding voor het aan- en afvoeren van grondstoffen. De eerste testritten van deze tram trokken veel bekijks in januari 1898. Steenfabriek De Molenhei wordt op 25 mei 1898 officieel in werking gesteld. Het was een voor die tijd hypermoderne fabriek, met elektrisch licht terwijl men naast de aanvoer via het kanaal ook nog de beschikking had over de elektrische tram voor het aan- en afvoeren van grondstoffen en producten. Het gaat goed met de fabriek, in november wordt gerapporteerd dat er 80 mensen in dienst zijn en dat er dagelijks 25000 stenen gebakken worden. De vraag is groter dan het aanbod, en al bij het eenjarig bestaan, wordt er besloten ovens bij te bouwen. Commissaris der Koningin Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst vertelt over zijn bezoek in Schijndel in 1898: “Daarna zat ik zeer geruimen tijd met het Dagelijksch Bestuur te praten; ik hoorde van de Heeren, dat de steenoven van den Heer Van der Elst zoowel des zomers als des winters zal werken, en dat er 25.000 steenen daags gefabriceerd kunnen worden; alles wordt machinaal gedreven; de terreinen worden electrisch verlicht; de steenen worden binnenshuis gedroogd; alles is grandioos ingericht; de installatie zou zeker twee ton gekost hebben.” Niet alles was koek en ei, na anderhalf jaar bleken er constructiefouten bij de grote oven gemaakt te zijn, deze moest vervangen worden en het personeel werd (tijdelijk) ontslagen. De innovaties gingen snel in die tijd en de electrische tram werd in 1900 vervangen door een stoomtram, om kosten uit te sparen. Commissaris der Koningin Van Voorst tot Voorst komt in 1903 weer in Schijndel en bericht: “De steenfabriek van Van der Elst werkt goed en druk; de kern is echter te zanderig, vandaar dat de leem moet gewasschen worden, alvorens men er steenen van kan bakken." Op 6 april staakten de scheepslossers uit solidariteit met de elders in het land stakende arbeiders; na 8 dagen gingen de menschen weer aan het werk, nadat de grootste oproerkraaier ontslagen was. Van de anderen werd bij wijze van straf het loon verminderd.

Carrière van Arnold Boland[bewerken | brontekst bewerken]

In deze fabriek start Arnold Boland in 1903 als opzichter. Hij trekt in bij Cornelis Quick. Deze was opzichter bij de start van de fabriek, maar is inmiddels gepromoveerd tot directeur. Hij woont samen met zijn zuster Johanna in een huis van de fabriek. Graag biedt hij Boland onderdak, gezelligheid en een goede leerschool. Zowel de eigenaar van de fabriek, Jan Willem van der Elst, als directeur Quick zijn afkomstig uit Zaltbommel en zijn Nederlands-Hervormd. Zodoende kennen zij dominee Boland en zijn familie goed. Zus Jenneke Quick, die van 1900 tot 1902 samen met haar broer in Schijndel gewoond heeft, is een klasgenote geweest van Arnold. De carriere van Boland liep voorspoedig. Toen midden 1906 Cornelis Quick bij de Molenhei vertrok kreeg Boland zijn baan aangeboden en schafte toen ook de auto aan. De auto kreeg het kenteken N-252. De carriere-stap zal ook een salarisstijging met zich meegebracht hebben. Ook privé liep het voor de wind. Op 16 mei 1907 werd zijn verloving aangekondigd met Henrica Magcheliena Louisa Barones van Slingelandt uit Ammerzoden.

Gezin Johannes Arnoldus Boland[bewerken | brontekst bewerken]

Johannes Arnoldus Boland werd geboren op 4 januari 1880 in Ammerzoden, zoon van Caspar Hendrik Boland geboren in Borculo (1836 – 1919) van beroep predikant en Elisabeth Maria van der Pant geboren in Ammerzoden (1842 – 1910), als jongste kind in een gezin met vijf kinderen waarvan er een vroegtijdig overleed. Johannes, van beroep directeur, overleed op 21 januari 1963 in Ammerzoden.

Johannes Arnoldus Boland trouwde op 31 mei 1907 in Nijmegen met Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt.

Henrica Magcheliena Louisa barones van Slingelandt werd geboren op 18 juli 1880 in Amsterdam, dochter van Johan Lodewijk Diederik baron van Slingelandt geboren in Willemstad (1877 – 1914) van beroep commissionair en Heije Johanna Eidsma geboren in Hindelopen (±1855 – 1921), als eerstgeborene in een gezin met vier kinderen. Henrica overleed op 15 mei 1965 in ’s-Hertogenbosch.

Kinderen uit het huwelijk van Johannes en Henrica:

  1. Elisabeth Julia geboren op 26 april 1908 in Schijndel (Houterd), trouwde op 18 mei 1937 in Schijndel met Coenraad Hendrik Willem Bastiaan Backer geboren in Nijmegen (1901 - 1979). Elisabeth Julia overleed op 25 juli 1982 in Zeist.
  2. Johan Lodewijk Diederik werd geboren op 30 september 1910 in Schijndel, overleed op 12 oktober 2003 in Rotterdam.
  3. Henrica Magcheliena Louisa werd geboren op 5 mei 1918 in Schijndel, overleed op 31 maart 1930 in ’s-Hertogenbosch.
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 25e jaargang nummer 3 bladzijden 3 tot en met 16