U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
De wieken draaien nog steeds
Bouw van de Coeveringse molen[bewerken | brontekst bewerken]
Kenmerkend voor het straatbeeld van Schijndel zijn de diverse korenwindmolens die het dorp rijk is of is geweest. De molengeschiedenis is dan ook een thema dat zeker niet mag ontbreken in dit project. De oudst bekende is de houten standaardmolen of Coeveringse molen uit 1299, gebouwd door Aert Heijm, de rentmeester van de hertog van Brabant, op het ‘drielandenpunt’ Schijndel, Veghel en Sint Oedenrode. Deze stond precies boven de daar aangebrachte grenspaal. Blijkbaar was het ook een van de oudste molens van ons land. Heijm koos een zéér strategische plek, want zodoende kreeg de eigenaar in een keer het maalrecht binnen drie dorpen. Er zijn heel wat processen gevoerd over dat maalrecht met name nadat zowel Schijndel als Veghel hun eigen windmolen gingen bouwen. In 1944 is de molen getroffen door granaatvuur en volledig verwoest tijdens de hevige gevechten tussen Duitsers en Geallieerden.
Door heemkundekring De Oude Vrijheid uit Sint-Oedenrode is op die plek een monument geplaatst, ter gelegenheid van 750 jaar stadsrechten. Daarin zijn twee molenstenen verwerkt van zeker 200 jaar oud, afkomstig uit de afgebrande molen. Het is op 18 december 1982 onthuld door oud-molenaar Piet Hoedemakers.
Andere molens in centrum en Wijbosch[bewerken | brontekst bewerken]
Vrij kort na de oprichting van de molen aan de Coevering geeft hertog Jan III in 1346 een brief uit waarin hij goedkeuring verleent voor de bouw van een molen op de nu bekende Molenheide. Die brief is nog eens bevestigd door hertog Philips de Goede in 1463. Bij de stichting is destijds de Schijndelse pastoor Leonius van Erp betrokken geweest, zoals blijkt uit een akte van 1348. Deze molen kan bogen op een lange en boeiende geschiedenis waarin vele eigenaren en molenaars elkaar opvolgen.
In 1716 brandt deze in de nacht van 3 op 4 maart tot op de grond toe af, maar goed een maand later ligt er al een bestek op tafel bestaande uit 35 artikelen, op basis waarvan ter plaatse een nieuwe korenwindmolen is gebouwd.
Op 5 mei 1808 wordt de molen getroffen door blikseminslag die aardig wat schade veroorzaakt.
Uiteindelijk is de molen verplaatst naar de Hoofdstraat, maar ook daar bleek hij niet bestand tegen de storm die in 1836 heeft gewoed. De huidige stenen belt- of bergmolen die er nu staat, genaamd Molen Catharina, dateert van 1837.
Het oude molenhuis met omliggende landerijen op de Molenheide ter grootte van ca. 8 lopensen, is na de overplaatsing van de molen verpacht aan een zekere Adriaan den Otter. De Catharinamolen staat bij de bevolking beter bekend als ‘de molen van Nefkens’, genoemd naar molenaar Jan Nefkens (1878-1964). Deze molen is op dit moment (2009) hard aan restauratie toe, wil hij behouden blijven voor het Schijndelse straatbeeld. Inmiddels is de molen gerestaureerd en weer in bedrijf.
Ook verdient de oude oliemolen in de Borne op ’t Oetelaar zeker een eervolle vermelding. Deze olieslagmolen wordt in de archieven al in 1500 genoemd. De Olieeindsestraat, lopend naar het Olie-eind, is vrijwel zeker een verwijzing naar de verdwenen oliemolen.
De molens in het centrum zijn van een veel vroegere datum. De bergkorenmolen in de Molenstraat, bekend als Sint Antonius met het varken, of kortweg Antonius molen is intussen verdwenen. Hij is gebouwd in 1845 door de Schijndelse molenaar Egidius van Will en lag voorheen aan de Molenstraat. Toen hij in september 1944 zwaar beschadigd werd door granaatinslagen was hij in bezit van molenaar Derks. Lange tijd was er nog een maalderij in gehuisvest totdat in 1993 eigenaar W. den Ouden verlof kreeg de restanten van de molen te slopen.
In 1893 bouwt Robertus Duffhues een halfgesloten houten standaardmolen grenzend aan Wijbosch in de Zandkantsestraat. De molen was afkomstig uit het Belgische Charleroi en droeg de naam Molen De Zwaluw. Ook deze is op 21 oktober 1944 door oorlogsschade getroffen en niet meer herbouwd door de familie Duffhues.
Adrianus Merkx richtte in 1895 een houten achtkantige bergkorenmolen op genaamd Molen Het Hert aan de Boschweg nr. 45. Hij is ook bekend onder de naam ‘de molen van Van Tartwijk’ aan wie hij in 1928 is overgedragen. Deze molen heeft overigens maar een korte bestaansperiode gekend, want nadat hij in 1933 door bliksem getroffen werd, is ook hij niet meer opgebouwd.
Een nóg korter bestaan (1914-1935) was Molen De Hoop beschoren, een molen op de hoek Toon Bolsiusstraat/Voortstraat. Het was een vrij kleine houten standaardmolen, afkomstig uit Kerkdriel. Opdrachtgever was destijds de hotelhouder van De Zwaan, Marinus Goyaerts. De laatste molenaar was Johannis Cornelis van de Ven uit Vessem, die de molen heeft laten afbreken omdat het bedrijf niet meer rendabel was.
Tenslotte kent Schijndel nog de ronde stenen bergkorenmolen, Molen De Pegstukken, in 1845 gebouwd door de Belgische gebroeders De Backer. Na herstel van oorlogsschade is deze molen geheel herbouwd. In 1967 besluit de gemeente de molen met ondergrond aan te kopen en deze wordt later enige tijd ingericht als museum voor ambachtelijke handwerktuigen. Deze molen is nog altijd in bedrijf.