U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Herbergen
Herbergen in Schijndel en de eerste Drankwet van 1881[1][bewerken | brontekst bewerken]
Inleiding[bewerken | brontekst bewerken]
Een van de leden van de historische werkgroep van de heemkundekring is bezig geweest met het onderzoek van het Kantongerecht dat van 1844 tot 1930 in Veghel gevestigd was. Hij noteerde daarbij van de inwoners van Schijndel en mensen die in Schijndel geboren, maar elders woonachtig waren, de overtreding die ze begaan hadden en de straf die ze daarvoor gekregen hebben. Deze gegevens kunnen voor genealogen zeer interessant zijn. Het betreft allerlei overtredingen, waarvoor niet alleen geldboetes, maar ook gevangenisstraffen gegeven werden. Zo zie je vanaf 1877 in Schijndel met enige regelmaat herbergiers, vanaf 1887 ook bierhuishouders, en verder ook inwoners van Schijndel die door de kantonrechter beboet zijn om overtredingen die een relatie met alcohol hebben. Hierbij kunnen onder meer genoemd worden openbare dronkenschap, na sluitingstijd nog in de herberg aanwezig zijn of de herberg dan nog geopend hebben én het verkopen van sterke drank, terwijl daarvoor geen vergunning aanwezig is.
Regelgeving tot 1881[bewerken | brontekst bewerken]
Al vele eeuwen wordt er alcoholhoudende drank gedronken en moeten er zich, gelet op de effecten die alcohol heeft op lichaam en geest, steeds alcohol gerelateerde problemen voorgedaan hebben. Er bestaan al langer regels met betrekking tot het alcoholgebruik. Meestal betreft de regelgeving repressieve strafbepalingen (dus achteraf) tegen alcohol gerelateerde verstoringen van de openbare orde, zoals het veel voorkomende openbare dronkenschap. Pas in de laatste eeuwen zijn in veel gemeenten plaatselijke verordeningen van kracht geworden, waarvan de bepalingen het tegengaan van de openbare dronkenschap beoogden. Verder was de overheidsbemoeienis op dit gebied zeer beperkt. Aandacht van de overheid voor alcoholgebruik onder jongeren was zeer beperkt doordat het slechts in enkele gemeenten aan de herbergier verboden was om aan kinderen beneden de 16 jaar alcohol te schenken.
Algemene Politie Verordening[bewerken | brontekst bewerken]
In Schijndel was al in 1865 “Algemene Plaatselijke Politieverordening” tegen overtreding waarvan met straf werd gedreigd. Deze verordening is vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad der gemeente Schijndel, op 5 September 1865 en gewijzigd op 30 oktober daaraanvolgende. In het hoofdstuk “Van de herbergen” zijn de volgende artikelen opgenomen:
Art. 1: Het is verboden zich op te houden in herbergen, tapperijen en dergelijke voor het publiek openstaande plaatsen van de eersten October tot den eersten April van des avonds tien ure tot des morgens zes ure en van des avonds tien ure tot na zonsopgang gedurende de overige maanden des jaars. Hiervan zijn uitgezonderd:
a. De leden van het huisgezin;
b. Vreemdelingen aldaar nachtverblijf houdende, die behoorlijk zijn vermeld op het Register, bij art. 475 no 2 van het Wetboek van Strafregt voorgeschreven;
c. Personen wier tegenwoordigheid aldaar volstrekt noodzakelijk of onvermijdelijk is.
Art. 2: In bijzondere omstandigheden kan de bepaling van het uur van sluiting door den Burgemeester tijdelijk worden gewijzigd.
Art. 3: De overtreding der bepalingen van art. 1 dezer afdeling worden gestraft met eene geldboete van drie gulden.
Met opzicht tot de overtreding van art. 1 is de boete ook van toepassing op de houders der plaatsen, uitgezonderd in het geval dat de aanwezigen door hen ten tien ure zijn aangemaand zich te verwijderen, en zij daarna aan degene geen drank hebben gegeven.
De Drankwet van 1881[bewerken | brontekst bewerken]
Als gevolg van hetgeen in het onderdeel “Regelgeving tot 1881” is beschreven wordt de eerste wettelijke regeling om de alcoholproblematiek aan te pakken op 28 juni 1881 van kracht. De Drankwet, voluit “Wet houdende wettelijke bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap”, valt onder het ministerie van Justitie (en niet zoals nu onder het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur). In de Memorie van Toelichting wordt over de overheidsbemoeienis met de alcoholproblematiek het volgende opgemerkt: “De Staat heeft te handelen en tegen het toenemend drankgebruik het gewigt der wet in de schaal te leggen”.
Zoals de titel van de wet al aangeeft heeft de Drankwet als voornaamste doelstelling de handhaving van de openbare orde en niet de drankbestrijding als zodanig. Het hoofdbeginsel van de wet is een vergunning-systeem (artikel 1 van de wet). Voor de verkoop van sterke drank in het klein in een inrichting (tappen en slijten) is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist (artikel 2 van de wet).
In de wet wordt bepaald dat de gemeenteraad indien gewenst een aanvullende verordenende bevoegdheid heeft, door de mogelijkheid om met een maximumstelsel (met als motief de openbare orde te kunnen handhaven) het aantal inrichtingen in de gemeente dat alcoholhoudende drank in het klein verkoopt aan banden te leggen, maar de verkoop mag niet in zijn geheel verboden worden. In verband met deze verordenende bevoegdheid benadrukt de regering in de Memorie van Beantwoording dat “het buiten twijfel is dat de Raad bevoegd blijft om, binnen de grenzen dier wetsbepaling, verordeningen tegen drankmisbruik te maken, voor zover daarbij niet getreden wordt op het terrein van den algemenen of van den provincialen wetgever. Bepaaldelijk de sluitingsuren der tapperijen kunnen evenals tot dusver bij gemeenteverordening worden geregeld”. (Zoals boven al is vermeld waren in Schijndel dergelijke regels reeds in de Algemene Politieverordening van 1865 vastgesteld).
In de wet wordt niets geregeld met betrekking tot het verstrekken van alcoholhoudende drank aan jongeren. Wel wordt in het verlengde van de Drankwet 1881 in het Wetboek van Strafrecht de verkoop van alcoholhoudende drank aan kinderen jonger dan 16 jaar verboden (het betreft hier een overtreding). Verder wordt het dronken voeren van kinderen jonger dan 16 jaar als een misdrijf strafbaar gesteld.
Vergunningen in Schijndel[bewerken | brontekst bewerken]
De gemeenteraad had dus op basis van de Drankwet 1881 de bevoegdheid om door middel van een vergunning het maximum aantal inrichtingen, dat alcoholhoudende drank in het klein verkoopt, aan banden te leggen. Tappers van zwak alcoholische dranken (bier en wijn), de zogenaamde bierhuizen, hoefden nog geen vergunning te hebben (daardoor is het aantal van deze lokaliteiten ook niet bekend), maar mochten dus geen sterke drank in het klein (jenever en brandewijn in glaasjes) verkopen. Dit werd echter toch regelmatig gedaan, gezien de uitspraken die er hierover bestaan van het Kantongerecht Veghel.
In Schijndel bestond er wel de plicht om een vergunning aan te vragen bij burgemeester en wethouders, maar er werd geen maximum aan het aantal te verlenen vergunningen gesteld.
In 1882 werden er in Schijndel 54 vergunningen aangevraagd die ook allemaal verleend werden.
Van deze vergunningen dienden in de herbergen een door de gemeentesecretaris gewaarmerkt afschrift duidelijk leesbaar te zijn opgehangen. Aan het niet voldoen van deze voorwaarde was een geldboete verbonden.
De eerste vergunningen in Schijndel zijn afgegeven op 23 januari 1882 en het vergunningsrecht bedroeg 17 gulden en 50 cent. Voor die tijd toch een flink bedrag.
In 1881, dus ten tijde van de invoering van de Drankwet 1881, stonden er in Schijndel in totaal 1159 woningen, dit aantal was inclusief de niet bewoonde panden. Dat waren over het algemeen openbare gebouwen als kerken, gemeentehuis en scholen.
In de loop der jaren is het aantal vergunningen minder geworden:
Jaren | Aantal |
---|---|
1882 | 54 |
1883 - 1886 | 49 |
1886 - 1897 | 48 |
1898 - 1904 | 40 |
Op grond van de “Beredeneerde verslagen van de toestand der gemeente Schijndel 1875-1889” blijkt dat Schijndel in die tijd een gemeenschap was met een behoorlijke groei. Zie de aantallen inwoners (mannen en vrouwen) per 31 december van de volgende jaren:
Jaar | Totaal | Vrouw | Man |
---|---|---|---|
1875 | 4939 | 2432 | 2507 |
1877 | 5024 | 2481 | 2543 |
1879 | 5195 | 2585 | 2610 |
1881 | 5282 | 2614 | 2668 |
1883 | 5378 | 2682 | 2696 |
1885 | 5447 | 2694 | 2753 |
1887 | 5602 | 2797 | 2805 |
1889 | 5568 | 2783 | 2785 |
Uit het bovenstaande kan onder andere de volgende conclusie getrokken worden: het aantal herbergen van 54 en het aantal inwoners in 1881 van 5282, betekent dat er per 98 inwoners (mannen, vrouwen en kinderen) één herberg gevestigd was. Dit aantal wordt nog veel lager wanneer men weet dat er ook nog de nodige bierhuizen waren. Hoeveel is niet bekend omdat bierhuizen, zoals eerder gemeld, toen nog niet vergunning plichtig waren.
Herbergen en verenigingen[bewerken | brontekst bewerken]
De herbergen waren over het algemeen gevestigd in het huis van de herbergier, met name in het voorhuis en de kamer. De herbergen die een vergunning kregen waren als volgt over Schijndel verspreid. Een aantal herbergen had nog een of meer beugelbanen en doelen:
aantal | beugelbanen | doelen | |
---|---|---|---|
Kanaal | 5 | ||
Hoeves | 1 | ||
Weibosch | 3 | 2 | |
Heikant | 15 | 5 | 2 |
Hermalen | 2 | 2 | |
Vogelenzang | 1 | ||
Oetelaar | 1 | 1 | |
Boschweg | 4 | 2 | |
Meldoorn | 2 | ||
Lieseind | 1 | ||
Steeg | 1 | ||
Elschot | 1 | 1 | |
Voort | 2 | 1 | |
Dorp | 12 | 1 | 2 |
Kluis | 2 | ||
Lochtenburg | 1 | 1 | |
Totaal | 54 | 16 | 4 |
Van de beugelbanen is alleen bekend in welke herbergen deze gevestigd waren, maar of er mogelijk ook beugelverenigingen bestaan hebben, is bij het onderzoek niet duidelijk geworden. Hieronder is daarover wel iets vermeld.
Over de doelen die bij de herbergen aanwezig waren en een aantal handboogverenigingen die daar ontstaan zijn, is wel het een en ander bekend. De doelen waren bij de volgende herbergen gevestigd:
• Pieter Vugts, Heikant B 336 (later vernummerd naar B 347), beugelbaan en doelen;
• Jan Geerts, Heikant B 372 (later vernummerd naar B 382), beugelbaan en doelen;
• Hendrikus Vugts, Dorp G 1040 (later vernummerd naar G 1077) beugelbanen en doelen;
• Ant. Knicknie, Dorp 1085 (later vernummerd naar G 1126), doelen. De vergunning om een herberg uit te baten is op 1 mei 1885 overgegaan naar Adr. Pompe, op 1 mei 1891 naar M.A. Wollaert en op 1 mei 1894 naar Jan A. Knicknie.
Van de bij de herbergen gevestigde handboogverenigingen, zijn er twee die ook nu nog actief zijn:
- De Koninklijke Handboogvereniging Amicitia wordt in 1839 als handboog- en beugelvereniging opgericht. De eerste vestigingsplaats is “Op den Voort” op de hoek van de Voortstraat en Boschweg. Tot 1906 heeft de vereniging zijn onderkomen gehad in de herberg “De kinderen Rodien Vugts” op de Boschweg, ter hoogte waar voorheen garage Fassbender-Valks gevestigd was.
- Handboogschutterij Landmans Unie is op 5 juni 1843 opgericht in de herberg van Jan Geerts, waar nu de antiekwinkel op de hoek Schootsestraat/Heikantstraat gevestigd is (zie boven). De naam Landmans Unie is gekozen omdat de meeste leden boeren of boerenknechten waren. “Unie” moest het verband tussen de leden symboliseren.
Een aantal andere handboogverenigingen die enige tijd bestaan hebben, maar waarvan verdere gegevens ontbreken, zijn:
- De Eendracht (president J.A. van der Spank). De vereniging wordt in 1813 opgeheven;
- De Batavieren (president J.A. Knicknie). Deze vereniging komt voor in uitslagen van wedstrijden uit 1852 en 1874;
- Soranus (president J.A. van den Boomen);
- Koningin Wilhelmina (president A.C. van Oorschot);
- De Vriendenkring (president H. van Uden). Deze vereniging wordt in 1898 nog genoemd;
- Steeds om ’t Roosje. Deze vereniging wordt in 1918 opgeheven;
- Emmaus. Deze vereniging was in 1852 actief.
- De Eendracht (president J.A. van der Spank). De vereniging wordt in 1813 opgeheven;
Schijndelaren beboet[bewerken | brontekst bewerken]
Vanaf het 4e kwart van de 19e eeuw werden er regelmatig Schijndelse inwoners door het Kantongerecht te Veghel veroordeeld tot een geldboete (meestal van drie gulden) voor het “te zijn bevonden op de openbare weg in kennelijke staat van dronkenschap”. Een andere oorzaak dat mensen beboet werden was dat ze zich na “bezette tijd” nog in een herberg bevonden. ’s Avonds na tien uur mochten er geen klanten meer in de herbergen aanwezig zijn.
Bronnen, noten en/of referenties
|