Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Patronaat

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het Patronaat aan de Steeg in Schijndel

PATRONAAT Kluisstraat 11 – 11a (1907 - 1984)

Op initiatief van het kerkbestuur van de Servatiusparochie is in 1907 dit architectonisch interessante Sint Josephpatronaat gebouwd en de eerste steen daarvan was een fraai tegeltableau met de afbeelding van Sint Servatius.
Architect Stuyt heeft het ontworpen en het is gebouwd door de firma Van der Heijden uit Boxtel. De geestelijkheid had de intentie om vooral de katholieke opvoeding te bevorderen en de mogelijkheden voor ontspanning te vergroten. Het was voor die tijd een mooi centraal gelegen sociaal-cultureel centrum met o.a. een kegelzaal. In WO II fungeerde het als stafgebouw voor de militairen en nadien heeft het gebouw andere functies gekend. De eerste steen is gelegd op 13 mei 1907 op de feestdag van Sint Servatius ten tijde van het pastoraat van pastoor-deken Norbertus Baekers. Het gebouw is in 1984 afgebroken.

Een verborgen kokertje

In het voormalige bibliotheekgebouw dat later naar Steeg 9 zou verhuizen, was een gevelsteen ingemetseld, die ons herinnerde aan het oude patronaatsgebouw uit 1907. Op dit fraaie tegeltableau staat: "Sanctus Servatius Patronatus Schijndel". Aanvankelijk had men de intentie het patronaat te verluchtigen met het gemeentewapen van Schijndel. Nader onderzoek naar de maker van dit fraaie kunstwerk in het parochie-archief bracht een rekening en verantwoording aan het licht ten aanzien van de bouw en het eenjarig onderhoudscontract waarin de kosten van de eerste steen 28 gulden bedroegen. Bovendien bleek zich tussen de archiefstukken een fraaie perkamenten oorkonde te bevinden, die was opgemaakt ter gelegenheid van de eerste steenlegging van het patronaatsgebouw Sint Joseph op 13 mei 1907. De oorkonde zat verborgen in een kokertje met daarin het perkamenten archiefstuk. De tekst van deze oorkonde, die hierna in extenso volgt, geeft een idee wie bij die eerste steenlegging waren betrokken.

“In de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes Amen. Op heden, den feestdag van St.Servatius, in het jaar onzes Heeren negentien honderd en zeven toen Z.H.Pius de Tiende de Kerk Gods bestuurde en Z.D.H. Mgr. Wilhelmus van de Ven Bisschop van ’s-Hertogenbosch was, in het negende jaar der Regering van H.Majesteit Wilhelmina Koningin der Nederlanden , ten tijde der H.Missie, is van dit Sint Josephs Patronaatsgebouw de eerste steen gelegd door de Zeereerwaarde Heer Norbertus Willibrordus Leonardus Baekers, pastoor der St. Servatiusparochie, in tegenwoordigheid van de Weleerwaarde Heeren Jacobus van der Vleuten en Adolphus Adrianus Josephus Karthon, kapelaans en Johannes Franciscus Maria Sanders, rector der Zusters van Liefde, van de heeren Kerkmeesters Franciscus Manders, Henricus P. van Liempd, Johannes Verhagen en Antonius van Heertum, de bouwmeesters Joseph Cuijpers en Jan Stuijt, den hoofdopzichter Jac. Heemskerk, den opzichter Arnoldus Merks, de aannemers Marinus de Koning en Arnoldus van de Laar en vele belangstellenden, ten blijke deze oorkonde is onderteekend, Schijndel XIII mei MCMVII en 20 handtekeningen”.

Bouw, functie en sloop Patronaat

De bouw is dus voltooid in 1907 en wie er bij betrokken waren wordt duidelijk uit de aangehaalde oorkonde. Uiteraard had dit patronaatsgebouw, speciaal bedoeld voor lering en ontspanning van katholieke jongeren, een uitgesproken parochiële functie voor vieringen, lezingen, conferenties en recreatieve en culturele activiteiten voor de jeugd zoals filmvoorstellingen en toneeluitvoeringen en er was zelfs een kegelzaal in gevestigd. Het gebouw, naar het ontwerp van architect Stuijt, is aanbesteed en gebouw door de firma Van der Heijden uit Boxtel en voor WO II heeft de Schijndelse architect Van Liempd er nog een nieuwe vleugel aan gezet. Bij de entree was een grote hal, vervolgens kwam een lange, brede gang. Rechts daarvan lag de grote zaal, met een opgezet toneel. Deze zaal bood plaats aan ca. 500 personen, had hoger gewelven en een uitstekende akoestiek.(later werd in deze ruimte de openbare bibliotheek gevestigd) Links aan die brede gang lagen kleinere lokalen, waartegen later nog een vleugel is aangebouwd. Dit was nodig omdat steeds meer verenigingen gebruik maakten van het patronaat. Een trap leidde naar boven en daar had men toegang tot het balkon in de grote zaal, Verder waren er nog een leslokaal en andere vergaderruimtes. In een zaaltjes was de parochie bibliotheek ondergebracht. Gedurende verschillende jaren was Ans van Schayk de eerste bibliothecaresse. Vaak werd zij geassisteerd door Adriana Verkuylen, die vrijwillig haar medewerking verleenden. Vervolgens kwam Antje Louwers. De boeken waren ingedeeld in de rubrieken A, B, of C. Serie A was bestemd voor iedereen. Serie B was voor de meer ontwikkelde lezers en in serie C zat de min of meer voorbehouden lectuur. Achter het patronaat lag een grote binnenplaats, die later gebruikt werd als speelveld voor de jeugdverenigingen Schertsend werd wel eens gezegd dat in dit patronaat ‘zowat de gehele Schijndelse Boerenbond is grootgebracht en opgevoed’. In 1936 is er een hekwerk geplaatst en is zelfs een overdekte rijwielplaats gerealiseerd. Tijdens WO II [1940-1945] is het patronaat gevorderd door de Geallieerden en werd ingericht als stafgebouw voor de militairen. Na 1945 is het herstel van de oorlogsschade ter hand genomen, waarvan in het parochie-archief nog de nodige details zijn terug te vinden. Saillant detail is, dat pastoor Gabriël van Dijk aan de bisschop goedkeuring had gevraagd om tijdens de restauratie van de Servatiuskerk, het patronaat te mogen gebruiken als ‘oratorium semipublicum’, waarvoor een aparte zaal werd ingericht. Later deed het gebouw dienst als onderkomen voor de Lagere Technische School [LTS]. In 1968, het jaar waarin de muziekschool is opgericht, trok die er in, ook al was het daar qua indeling en outillage niet direct een ideaal gebouw voor. Beneden was de danszaal maar daar zaten geen kleedruimten bij. Kinderen die voor muzieklessen kwamen moesten door de gang waar anderen voor de dansles zich om moesten kleden. “Het was daar beneden altijd rommelig”, weet Jan Buil, de directeur van de muziekschool.

En hij vervolgt: "Een grote brede houten trap bood toegang tot de bovenverdieping. Daar waren de leslokalen voor de muziekleerlingen. Achter een grote deur naar het balkon hadden we het schoolarchief ondergebracht. Aan de andere kant lag de patronaatszaal. Die had de bibliotheek in gebruik. Deze is in 1983 naar het gebouw D’n Herd verhuisd. Daarna hebben wij die ruimte nog een jaartje in gebruik gehad als extra danszaal”.

Ook is het gebruikt voor culturele uitvoeringen en doemiddagen onder leiding van de Creatieve Werkgroep geformeerd vanuit de leerkrachten van de Schijndelse, toen nog, lagere scholen, die in 1985 werden omgedoopt tot ‘basisscholen’.

Schijndelaar Ad Cooijmans kan zich de situatie uit 1983 nog goed herinneren. “Toen hield ik een expositie in de lege ruimte die de bibliotheek achterliet. De gaten van de boekenrekken had ik dichtgesmeerd. En met Boerenbondplastic had ik de ruimte ingepakt. Dat was heel apart. Een serene ruimte was het geworden, waar ik mijn schilderwerk en kunstobjecten tentoonstelde.” Een jaar later verhuisde de muziekschool naar het nieuwe gebouw aan de Hertog Jan II laan. Het patronaatsgebouw ging in 1984 tegen de vlakte. Later bouwde de firma Van Tartwijk Bouwbedrijven er een kantoor. Tot ongenoegen van velen werd het monumentale patronaatsgebouw gesloopt. Een van Schijndels heemkundigen, te weten Theo van den Dungen, liet zijn emoties de vrije loop en schreef hierover het volgende: “Stuk historie van Schijndel gesloopt. De slopers hebben hun werk snel en grondig verricht. Waar eens Schijndels patronaat, het parochiehuis, pronkte, resten nu nog wat overblijfselen in de vorm van enkele hopen puin. Een dragline doet het allerlaatste werk en een gapende wond blijft achter. Een stuk geschiedenis van Schijndels sociaal en kultureel leven is niet meer. Een leegte blijft achter. Vooral een leegte, maar ook een stuk nostalgie, bij de oud-Schijndelnaren die menig uur in hun patronaatsgebouw hebben doorgebracht ten tijde van het oude “Roomsche Leven”. Het laatste bolwerk is verdwenen”.

Herinneringen van A. J. Verkuylen

De eerste en de tweede wereldoorlog hebben het Patronaat niet zo maar onberoerd gelaten. Tijdens de eerste wereldoorlog werden er Belgische vluchtelingen in ondergebracht. Niet alleen daar trouwens, want in een houten huis tegenover ons huis (nu Rietbeemdweg) woonden toen ook Belgische vluchtelingen. De tweede wereldoorlog brak uit, Nederland mobiliseerde in 1939. In het Patronaat nam de staf van de 5e Divisie zijn intrek. Ikzelf lag toen in Boekel, waar ik foerier was van de Staf 17 R.I., totdat er een telefonisch bevel kwam me binnen 3 dagen te melden bij Luitenant Kolonel de Jong van de Staf 5e Divisie. Kapitein Gruppelaar had een onderofficier nodig die de S.D.O. (Militaire Administratieschool) doorlopen had. En zo zat ik nu weer, voor militaire administratie, in het Patronaat. Nederland capituleerde en werd bezet gebied. Geleidelijk begon de demobilisatie van ons leger, en wat er de eerste tijd in het Patronaat gebeurde weet ik niet precies. Ik heb daar in het begin van de bezetting nog wel een toneelstuk van de R.K.W.V. geregisseerd: "Schip in nood". Op zekere dag ontdekten we dat een van onze spelers bij de N.S.B. was, maar wat we ook over Hitler en de andere bezetters zeiden, hij heeft ons nooit verraden. Hij is, naar ik meen, naar het Oostfront vertrokken en nooit meer teruggekomen. Eigenlijk jammer, hij was gewoon dom en arm. Later had ik zijn zoontje in de klas die tijdens een les "Sieg Heil" riep. Toen ben ik in de militaire houding gaan staan en heb geroepen "Kop dicht". Ik stond dus weer voor de klas. Het Patronaat had een hoge toren en daarin was een leslokaal gevestigd. Toen de school in de Pompstraat ruimtegebrek kreeg, werd ik met een klas naar het Patronaat gedirigeerd, naar het leslokaal in de toren. Dit lokaal had aan drie kanten veel glas en was niet bepaald veilig, omdat er boven Schijndel nogal eens luchtgevechten waren en dan zouden de kogels van alle kanten binnen kunnen vliegen. Daarom leerde ik mijn leerlingen om, als ik de situatie gevaarlijk vond, ordelijk naar beneden te gaan en in de brede gang te gaan zitten. Die bood aan alle kanten bescherming door zijn dikke muren. (Zelf ging ik dan buiten staan kijken, als goed voorbeeld.....).

Eindelijk kwam de bevrijding. Het Patronaat, hoewel niet ongeschonden, stond er nog en kon weer voor allerlei doeleinden gebruikt worden. Er was in Schijndel heel veel puin te ruimen en op te bouwen, maar het verenigingsleven ontwikkelde zich weer vrij spoedig. Ook het politieke leven. In plaats van de vooroorlogse Katholieke Staatspartij werd er een nieuwe partij opgericht, de K.V.P., Katholieke Volks Partij. Alle vergaderingen van de K.V.P. werden in het Patronaat gehouden. Na de oorlog had Schijndel een groot tekort aan woonruimte en aan ruimte voor het onderwijs. Voor de pas opgerichte MULO voor jongens werden een paar lokalen in het Patronaat ingericht. Toen deze school na enige jaren haar gebouw in de Pompstraat kreeg kwam de L.T.S. in het Patronaat. Ook de muziekschool werd daar opgezet, maar ook een cultureel centrum. Daar leerden, onder leiding van Dorus van Oorschot, de jeugd, en ook ouderen, schilderen. Boven had de Amateur fotoclub zijn eigen lokaal.

Herinneringen van het jeugdwerk in het Patronaat

Sint Nicolaas Maar nu naar een vorm van jeugdwerk, dat eigenlijk geen echt jeugdwerk was , maar dat heel spannend was voor de jeugd van de lagere school. Bedoeld jeugdevenement vond één keer per jaar plaats enkele dagen voor 6 december, dus voor St. Nicolaas. Dan gingen de kinderen van de meisjes- en jongensschool onder begeleiding van het onderwijzend personeel op een middag naar het Patronaat (met "vol verwachting klopt ons hart"). De hele grote zaal zat vol en dan kwam het grote ogenblik: St. Nicolaas, gehuld in een wijde mantel en getooid met staf en mijter, kwam statig binnenschrijden`. (De goede hoogheiligman kon niet gewoon "lopen" maar alleen schrijden; er waren vroeger meer hoogwaardigheidsbekleders die slechts konden "schrijden"). Zwarte piet daarentegen kon niet schrijden; die sprong en liep als een halve wilde door de zaal, rammelde met zijn ketting, zwaaide met zijn zak, zwaaide met zijn roe en zijn witte tanden blaakten knarsend tussen zijn rode lippen in zijn roetzwart gezicht. En het geluid van de menigte kinderen die St. Nicolaas liedjes zongen, deed de ruiten en gewelven trillen. Wat een daverende gebeurtenis! Dan plukte zwarte piet een paar deugnieten of belhamels uit de massa, sleepte die voor de heilig man, die hen dan streng en toch vaderlijk vermanend toesprak. Dit alles werd begeleid door grommend gegrijns en dreigende gebaren van zwarte piet, die evenals de kinderen toekeek wie er in de zak gestopt moest worden. Maar dat bleef meestal een bedreigende dreiging. Vervolgens begon de grote optocht, want rij voor rij trokken we voorbij St. Nicolaas om het eerste cadeautje in onze kleine handjes te ontvangen. En dan blij naar huis. Maar wel langs de winkel van Marineske van Liempd, waar allerlei speelgoed uitgestald stond: paarden, treinen, poppen, bouwdozen, blokkendozen, geweren enz. Op 6 december was het groot feest; ”s Morgens speelgoed op tafel uitgestald, vrij van school: Wat wil je nog meer!

Spelletjes op zondag

Wat we nu serieus echt jeugdwerk noemen heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt: van patronaatswerk in de vorm van bezighouden op zondagmiddag tot uitstekend georganiseerde jeugdbeweging, idealistisch, enthousiast, met godsdienstige idealen, een sociale instelling. Nog menigmaal hoor ik vroegere leden zeggen: "Wat was het vroeger gezellig in het Patronaat, bij de Jonge Wacht op zondagmiddag en op de eigen clubavond in de week". Als oudste vorm van jeugdwerk, die ik nog ken, was er de zondagsbijeenkomst van jongens van circa 12 jaar en ouder in een zaal van het patronaat. Er was namelijk ‘s zondags (en door de week ook niet) voor de jeugd niets te doen, dus deze bijeenkomsten werden opgezet met als doel de jeugd bezig te houden. Tevens om ze van de straat af te houden en enige extra godsdienstige vorming te geven. Veel jongens kwamen er bijeen, er waren echter geen speciale clubs en geen speciale jeugdleiders. De jongens konden er biljarten, dammen, kaarten, mens erger je niet spelen en zich met nog andere spelen vermaken. Op de grote binnenplaats was er gelegenheid voor balspelen, krijgertje, bokspringen en andere, destijds gebruikelijke, spelen.

Bijbelse Geschiedenis

Een kapelaan, ik herinner me onder andere nog kapelaan Steenbakkers, was er aanwezig. Hij hield toezicht en tussendoor nam hij de groep mee naar het leslokaal boven in de toren (voor mij een heel speciale herinnering). Dan kregen de jeugdigen een half uur tot drie kwartier les in Bijbelse Geschiedenis. Deze vorm van jeugdwerk heb ik slechts even meegemaakt, want ik was goed 12 jaar toen ik naar kostschool ging in Nijmegen. Na mijn studie aldaar volgde ik nog de hoogste klas van de Latijnse School in Gemert en verbleef daarna 5 maanden in België. Half januari 1931 kwam ik op de Kweekschool voor Onderwijzers in Eindhoven. En juist in die tijd begonnen de grote veranderingen in het jeugdwerk zich te ontwikkelen. In België begon kanunnik Cardijn met het organiseren van de jonge arbeiders, waaruit de beweging van de Kajotters ontstond. Deze beweging stond m.i. model voor wat hier de beweging van de Jonge Werkman zou worden.

Nieuwe opzet van het jeugdwerk

Wat Schijndel betreft (ik studeerde nog in Eindhoven) kreeg ik op een dag in 1931/1932 een uitnodiging voor een vergadering op de pastorie bij Kapelaan van Helvoirt. Het personeel van de jongensschool St. Lambertus was aanwezig en nog enige andere heren. Daar werd toen uitvoerig gesproken over een nieuwe opzet van het patronaats werk. Om te beginnen zouden er naast de gewone ontspanningsmogelijkheden ook clubs worden gevormd. Zo begonnen Frans van Osch en ondergetekende een gymnastiekclub en Karel Sax begon met een mondharmonicaclub. Het voetballen kwam ook aan de orde en 's zondags zouden er steeds een paar leiders aanwezig zijn om met de directeur, in dit geval Kapelaan van Helvoirt, diverse activiteiten te ontwikkelen.

Frans van Osch en ondergetekende gingen met onze gymnasten naar het gymnastieklokaal van de St. Lambertusschool in de Pompstraat. De groep werd in twee groepen gesplitst: een groep ging in de zaal gym oefeningen doen, de andere groep ging buiten een spel spelen, en na enige tijd werd er gewisseld. De Pompstraat is er nog, zij het zonder pomp, bedoelde school bestaat nog slechts in de herinnering van hen die er als kind naar toe gegaan zijn en voor hen die er lesgegeven hebben. Zelf ben ik er geweest als leerling en als onderwijzer. Van mijn collega’s daar zijn er reeds velen overleden, nl. J. van Bussel, J. Schenk, Frans van Osch, Karel Sax, Rombouts, C. Degreef, Jaap Koning, Erkelens. Karel musiceerde geregeld met zijn mondharmonicamusici. Dit bood ons de gelegenheid om jaarlijks een paar uitvoeringen te geven. Muziek, korte voordrachten, gymnastiekoefeningen, waarbij het opbouwen van pyramides het hoogtepunt vormden, waren succesvol en we mogen zeggen dat het jeugdwerk toen reeds een bloeiend bestaand leidde. Ook aan godsdienstige en sociale vorming werd vanaf het begin serieuze aandacht geschonken.

De Jonge Wacht

De eerste groep bestond uit hun directeur kapelaan van Helvoirt bestond uit en leiders Sjef van Roessel en Frans van Osch en leden Cor van Thiel, Pieter van de Spank, Toon van de Dungen, Janus Verkuylen en Toon de Hommel. . Ieder had in een zich geleidelijk vormend clubsysteem zijn eigen taak, terwijl ook de gebruikelijke spelen bleven bestaan. Uit deze vorm van jeugdwerk ontstond de Jonge Wacht, waarvan de leden in groepen van 8 tot 10 leden werden ingedeeld; ze droegen uniformen en iedere groep had zijn eigen leiders. ‘s Zondags kwamen alle groepen samen in het Patronaat en door de week had iedere groep nog zijn eigen clubavond met zijn eigen leider. Natuurlijk had de Jonge Wacht zijn eigen vaandel, waarop hetzelfde embleem stond als wat op hun uniform stond. Het embleem was P = p x; dit werd vertaald als beginletters van de naam Christus, wat natuurlijk niet klopte. Je kunt van de letters P en X toch moeilijk de naam Christus maken. Daarom legden we onze jongens uit dat het hier de Griekse letters Chi = onze Ch en Rho = onze R betrof. Dat waren de beginletters van de Griekse naam Christos = Christus (Ik gebruik hier maar niet de Griekse lettertekens, want ik denk dat de drukkerij deze niet meer zal hebben. Het gaat hier om de klassieke lettertekens uit het oude Grieks)


Epiloog:

Het Patronaat heeft in de vele jaren van zijn bestaan zeker een "grote staat van dienst" opgebouwd. Het had grote waarde voor de parochie, de samenleving en het culturele en sociale leven. Maar uiteindelijk moest het weg, gesloopt worden. Wie die beslissing genomen heeft weet ik niet. Ik ben bouwkundig niet deskundig, maar het motief dat het gesloopt moest worden omdat het in zeer slechte staat verkeerde geloof ik echt niet. Dat zal wel aan mij liggen! De foto bij dit artikel roept zeker gemengde, mogelijk zelfs emotionele, gevoelens op bij zeer veel mensen die het Patronaat "gekend en beleefd" hebben zoals ik. Vele uren heb ik er doorgebracht als jeugdleider, voor vergaderingen, toneel, als lid van de amateur fotoclub en velen met mij. Maar het Patronaat "moest" weg en zoals Jo Mathijsen het heel treffend zei: "Met het Patronaatsgebouw ging een stukje van mijn ziel mee" (De Meierij 13 juni 1984). Ik durf daaraan toe te voegen: "van vele zielen". Weg Patronaat, verworden tot puin, zoals ook de villa's van Harry Jansen, Harry Bolsius, Frits Bolsius, de tuinen bij de villa van Toon Bolsius, het St. Servatiusgebouw. Ook allemaal met veel herinneringen, zoals de St. Vincentiusvereniging Nog staat er de prachtige St. Servatiuskerk met zijn massieve toren, de statige pastorie met het kostershuis en hier voel ik nog iets van de sfeer van vertrouwelijkheid. Maar de sfeer van het centrum van Schijndel ervaar ik als een leegheid vol lawaai en zonder intieme kleur. De sfeer rond de oude kerk, de wei met lindeboom, de Kerkstraat, de Hoofdstraat met rustieke gevels, dat alles is weg, voor altijd weg.

Wat ik niet vergeet is het Schijndel van "toen", uit mijn jeugd. Het Schijndel van het Brabantse zand, waar de luchten wijder en weidser waren. Waar rogge, haver en boekweit groeide. Waar de Schijndelse mens geboren werd, opgroeide, vrijde, trouwde, kinderen kreeg en grootbracht en dan tevreden stierf en ging rusten in "Den Hof van Vrede". Dit nadat de zegen van de priester hem uitgeleid had en de bronzen klokken hem uitgeluid hadden. Mijn brandende vraag: "Had het Patronaat niet gerestaureerd kunnen worden, of .....?" Vaarwel, wij zullen nog vaak denken aan het gebouw dat het Patronaat heette en dit terugdenken zal vervuld zijn van nostalgische gevoelens. Het zij zo....