Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

De Zusters van Liefde van Schijndel

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een nieuwe stichting van pastoor Van Erp

Een van de verworvenheden van de Franse Tijd in het katholieke zuiden is godsdienstvrijheid aan het begin van de 19e eeuw. De Servatiuskerk kwam weer in handen van de katholieken en er ontstaat een geheel nieuw trend namelijk het stichten van actieve congregaties naast de bestaande contemplatieve of beschouwende kloosterorden. De sociale noden in die tijd zijn zo hoog, dat de toenmalige kerkelijke leiders en lokale geestelijken tot stichtingen overgaan bedoeld voor mannen en vrouwen, die zich als beroepskrachten toeleggen op diverse takken van onderwijs, zieken- en bejaardenzorg. In de periode 1820-1850 zijn er tientallen van die congregaties gesticht in Brabant. Zij hebben een enorme stempel gedrukt op het maatschappelijk leven en het onderwijs en hebben een fundamentele basis gelegd voor de verzorgingsstaat waarin we nu leven.
De ijverige Schijndelse pastoor Antonius van Erp onderhoudt goede contacten met monseigneur Zwijsen, die in 1832 de congregatie had gesticht van de Zusters van Tilburg aan de Oude Dijk. Op 1 november 1836 sticht de Schijndelse pastoor de congregatie van de Zusters van Schijndel, die begint in de oude pastorie aan de Laagstraat [sinds het eeuwfeest in 1936 Pastoor van Erpstraat geheten]. Door schenking en aankoop van huizen in de directe omgeving heeft men binnen 10 jaren na de stichting al de beschikking over een eigen kloostergebouw, het huidige moederhuis, met kapel, een eenvoudig gasthuis en een binnenschooltje.
De eerste kloosterlinge en ook eerste algemeen overste is zuster Maria Vincentia beter bekend als Mieke de Bref uit Boxtel. Sinds 2006 is zelfs een verbindingsstraat naar haar genoemd, nl. over het tracé van het oude voetpad dat achter het klooster doorliep tot aan de Lochtenburg, het terrein waarop het allereerste klooster stond.
In de beginjaren van de stichting hebben de zusters met een hoog sterftecijfer van jonge zusters te kampen gehad, zodat zelfs is overwogen het Schijndelse klooster maar op te heffen en de nog levende zusters te laten aansluiten bij Tilburg. Van het toenmalige hoofdbestuur zijn er vier zusters die instemmen met de gedachtegang van pastoor van Erp en monseigneur Zwijsen die opheffing suggereren. Zuster Emmanuël de Gier als gezaghebbende vierde assistente van het hoofdbestuur heeft dat min of meer in haar eentje weten tegen te houden en zo is de Schijndelse congregatie van haar ondergang gered. Ze geeft de overige bestuursleden de overweging dat men die teleurstellende ontwikkeling als een zware beproeving moet beschouwen maar er Gods wil, Gods hand en Gods wijsheid in moet proberen te zien en houdt een sterk pleidooi om vooral optimistisch te blijven en de congregatie door te zetten.
In 1842 reikt pastoor Van Erp zijn zusters de H. Regel uit, het basisconcept voor hun kloosterleven onder het devies ‘Ora et Labora’ ofwel ‘Bid en Werk’. Een belangrijke inspiratiebron binnen de regelgeving is de leefregel die Vincentius à Paulo in de 17e eeuw zijn ‘liefdezusters’ voorhield. Deze Vincentiaanse geest en spiritualiteit is tot op de dag van vandaag een grote drijfveer binnen de congregatie gebleven en hebben de zusters zich primair ingezet voor de allerarmsten en misdeelden.
Vanaf 1856 volgen vanuit Schijndel allerlei stichtingen in andere plaatsen in Brabant, gevolgd door kloosters in andere delen van ons land en vanaf 1920 gaan de zusters zich ook wijden aan allerlei vormen van ontwikkelingshulp in landen als Curaçao, Indonesië, Philippijnen, Zambia, Chili, Peru, kortom, het wordt een mondiale congregatie.

Onderwijs en opvoeding in school en internaat

Pastoor Van Erp besefte maar al te goed dat goed katholiek onderwijs een belangrijke basis zou zijn voor de ontwikkeling van het individu en van de samenleving. Vooral de meisjes uit het dorp, die later een moederrol gingen vervullen, zouden zeer gebaat zijn bij zo’n vorming. Pastoor Van Erp begon met een eenvoudig brei- en catechismusschooltje voor meisjes in de bakkerij van een Wouter van den Berg, op de plaats van het latere weeshuis. De zusters hebben dit verder onder zijn bezielende leiding uitgebouwd. Al in 1858 begonnen ze, als tweede congregatie in den lande, met hun ‘normaalschool’, bedoeld als opleidingsinstituut voor goede vrouwelijke leerkrachten. Die verbleven in het kweekschoolinternaat. Velen van hen zijn na hun studie ingetreden in de congregatie.
In 1906 werd een boerderij van burgemeester P.A. (Peter) Verhagen, pal tegenover het moederhuis, aangekocht om de oude binnenschool te kunnen verplaatsen en werd ter plaatse een tienklassige meisjesschool met bewaarschool gerealiseerd. De school van de zusters had een bijzonder goede naam naast de openbare school uit die dagen.
Naast de stichting van het Barbaraklooster in 1894 en het klooster annex ziekenhuis van Sint Lidwina in 1934, openden de zusters ook scholen buiten het centrum. Het ging om scholen in Wijbosch en Boschweg, in de parochie Hoevenbraak en in 1970 in de nieuwbouwwijk de Beemd. Na het lager onderwijs volgde automatisch het voortgezet onderwijs met o.a. huishoudonderwijs, een avondnijverheidsschool bekend als Mater Amabilisschool voor werkende meisjes, en het in 1957 gestichte Scinlecollege, thans Eldecollege. De congregatie is voor het Schijndelse onderwijs en dus indirect voor de hele dorpssamenleving, van onschatbare waarde gebleken.
Na 1967 treden geen nieuwe zusters meer in, neemt de vergrijzing binnen de kloostergemeenschap toe. Men ziet zich genoodzaakt zich langzaam maar zeker uit de onderwijssector terug te trekken. Particuliere stichtingen, zoals Sint Servaas en Pastoor Van Erp, hebben vanaf de jaren ’70 de leidende rol van de congregatie voor zowel katholiek basis- als voortgezet onderwijs overgenomen.

Ouderen- en ziekenzorg in Barbara en Lidwina

Grote sociale noden die de 19e eeuwse samenleving kenmerkten waren de armoede onder de bevolking, het grote gebrek aan deskundige zorg voor zieken en bejaarden, het relatief hoog sterftecijfer onder jonge mensen en vooral ook de kindersterfte. De RK geestelijkheid stelde alles in het werk om hierin verbeteringen aan te brengen.
In 1870 verrijst naast het moederhuis, aan de zijde van de Kloosterstraat, een vernieuwd gasthuis toegewijd aan de H. Elisabeth. Zieke en bejaarde dorpelingen worden er verpleegd en ouden van dagen kunnen er in pension. De mogelijkheden binnen het nieuwe gasthuis waren echter beperkt.
In 1934, na de stichting van het Lidwinaziekenhuis annex klooster, zijn de bejaarden vanuit het moederhuis op 8 september van dat jaar overgebracht naar Lidwina. Het ziekenhuis daar was een prachtige aanwinst voor Schijndel. Het heeft gefunctioneerd van 1934 tot 1967 en moest toen opgeheven worden, mede vanwege regionale ontwikkelingen en schaalvergrotingsplannen binnen de medische sector. Het Lidwina-ziekenhuis is voortaan te klein. Het kloostergedeelte blijft bewoond door zusters tot 30 november 1994. Na die periode is het gebouw tot 2000 in gebruik gebleven als zorgcentrum voor bejaarden.
Na de definitieve sluiting is er op politiek niveau veel beroering ontstaan over de uiteindelijke bestemming van het gebouw. De voorgevel is intact gebleven en daarachter is een serie appartementen opgetrokken en is de oude kloosterkapel omgedoopt tot sociale ontmoetingsruimte. Naast Lidwina werden ook bejaarden verzorgd in het in 1953 totaal vernieuwde Barbaraklooster [geheel verwoest tijdens de granaatweken van 1944] met ernaast Annahof als een speciale afdeling voor bejaarde en zorgbehoevende zusters. In 1967 is als bejaardenhuis het Mgr. Bekkershuis geopend, dat nog enige tijd onder leiding van een zuster heeft gefunctioneerd. Nu valt alles onder de stichting Verenigde Zorgcentra Schijndel.

Een herenhuis als weeshuis

Een andere sociale nood was de zorg en opvoeding van wees-, voogdij- en schipperskinderen. De schipperskinderen werden al door de zusters van Schijndel opgevangen in hun klooster in Den Dungen, waar een internaat aan verbonden was. In de Hoofdstraat op no. 71 staat een deftig herenhuis met grote achtertuin wat door Willem Verkuijlen in 1929 is verkocht aan de congregatie van de zusters, terwijl de inboedel werd geschonken.
Aanvankelijk had hij het bestemd als tweede rectoraat, maar het bisdom ging hiermee niet akkoord. Dit vraagt om enige uitleg. De pastoors van Schijndel waren immers tot 1885 tevens rector van het moederhuis. In dat jaar is pal tegenover het moederhuis het zgn. rectoraat gebouwd, de woning van de dienstdoende rector, waar nu sinds 1957 het hoofdbestuur, pastoraal team en administratie zetelt. De functies pastoor van de Servatiusparochie en tevens rector van de zusters van het moederhuis is toen losgekoppeld. Ten tijde van de verkoop van het pand van Verkuijlen was er sprake van de benoeming van een tweede rector of conrector, vandaar dat hij meende dat zijn huis daar heel geschikt voor zou zijn. Hem is toen voorgesteld het huis te bestemmen als weeshuis en dat vond hij een initiatief dat helemaal paste binnen zijn ideeën over naastenliefde en liefdadigheid. De weldoener, een invloedrijke figuur binnen de Schijndelse samenleving, was in pension op het moederhuis en bewoonde daar twee grote kamers van de kweekschool. Vanaf eind 1929 is het weeshuis tijdelijk bediend vanuit het moederhuis. Het huis werd vernoemd naar en toegewijd aan Petrus Donders. Op de 5e november 1929 is in de voortuin het beeld van ‘Peerke Donders’, een geschenk van mejuffrouw Van der Putten, officieel onthuld door pastoor H.J.M. Donders. Pas op 14 januari 1930 geeft de Bossche bisschop Mgr. Diepen verlof om het huis als dochterklooster van het moederhuis te aanvaarden en vanaf die datum gaan er ook zusters wonen. Het blijft als weeshuis in gebruik tot ca. 1956. Over de periode 1930-1956 varieert het aantal weeskinderen van 29 tot 59 met een gemiddelde van rond de 40. Dat verblijf is echter wel onderbroken tijdens de oorlogsjaren. Op 10 mei 1940 hebben veel families hun kinderen tijdelijk naar huis gehaald. Tijdens de granaatweken september/oktober 1944 wordt de pastorie van de Servatiusparochie zwaar getroffen.
De zusters gaan met de weeskinderen tijdelijk naar Eersel en de pastoor, twee kapelaans en huishoudelijk personeel nemen tijdelijk hun intrek in het pand aan de Hoofdstraat tot 7 mei 1947. In juli van dat jaar keren de weeskinderen weer terug en blijven er tot 1956. Vanaf die tijd kreeg het weeshuis verschillende bestemmingen en ondergaat in 1977 nog een verbouwing. In 1994 is het pand verkocht aan de gemeente Schijndel die het huis zou doorverkopen. Het beeld van Petrus Donders is op 20 oktober, daags voor de verkoop, al naar de tuin van het moederhuis overgebracht. Tenslotte is het weeshuis, het pand Hoofdstraat 71, een gemeentelijk monument, gekocht door een particulier, die in een gedeelte ervan een kledingzaak vestigde.