Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Broederschap van de Levende Rozenkrans

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Kerkelijke verenigingen in Schijndel[1][bewerken | brontekst bewerken]

In de inventaris van het parochie-archief van de Servatiusparochie centrum wordt gesproken over broederschappen en godsdienstige verenigingen. De geestelijkheid was daar vaak geestelijk adviseur van, vandaar dat ze in parochiële stukken genoemd worden.
Bij de broederschappen staan o.a. omschreven: broederschap van de levende rozenkrans, aartsbroederschap van het allerheiligste en onbevlekte hart van Maria, aartsbroederschap van de Heilige Familie, broederschap van de eeuwigdurende aanbidding, broederschap van de Sint Pieterspenning en onder de godsdienstige verenigingen heeft archivaris Ad Prinsen genoemd: congregatie van het apostolaat des gebeds, congregatie van de Zusters van Liefde van het gasthuis, congregatie van O.L. Vrouw, de Heilige Kindsheid en het priesterverbond van St. Jan de Doper.
Het lijkt gepast om aan enkele godsdienstige verenigingen wat extra aandacht te schenken. Opvallend is dat die broederschappen veelal dateren uit de 19e eeuw, de bloeitijd van “Het Rijke Roomsche Leven” die voortduurde tot ver in de 20e eeuw. In trek waren ook de onderscheiden bedevaarten naar o.a. Hakendover, Handel, Scherpenheuvel, Banneux, Beauraing, de Heilige Eik in Oirschot, Kevelaar in Duitsland en de bloedprocessie in Boxtel.
Wie systematisch door de afleveringen van de Schijndelse Courant, later Schijndels Weekblad en nog later Mooi Schijndel krant bladert komt met de regelmaat van de klok informatie tegen over die bedevaarten.
Vanaf 1970 is de secularisatie binnen de katholieke kerk begonnen, het kerkbezoek sterk afgenomen en hoort men niet meer zoveel van al die vroegere broederschappen. Vanuit historisch oogpunt is het in het kader van de geschiedeniscanon voor Meierijstad toch zinvol om er enige woorden aan te wijden, temeer omdat onze ‘oudste generatie’, geboren in de stevig praktiserende katholieke gezinnen van rond 1920, 1930 en 1940, daar nog een concreet beeld bij heeft en er min of meer mee is opgegroeid!

Broederschap van de levende Rozenkrans[bewerken | brontekst bewerken]

Om een idee te krijgen van het ontstaan en de beleving van deze broederschap zijn de statuten van het grootste belang, want daaruit is te destilleren wat van de aangesloten ‘broeders en zusters’ verwacht mocht worden. De algemene doelstelling wordt omschreven als: "Bevordering van de rozenkransdevotie" m.a.w. men probeerde destijds het gelovige volk zover te brengen dat ze liefst dagelijks het "rozenhoedje" zouden bidden en daar een gewoonte van zouden maken. Dat hield een strikte verplichting in om naast dat dagelijkse ritme ook eenmaal per week "de hele rozenkrans" te bidden nl. 3 rozenhoedjes of 15 tientjes, waarbij men bovendien de blijde, droevige en glorievolle geheimen moest overwegen. Wie toevallig nog de catechismus uit 1948 in bezit heeft kan deze ‘geheimen’ daarin opzoeken (pag.11).
Er zijn echter ook geïllustreerde voorbeelden die destijds meer tot de verbeelding spraken en het is opvallend hoe gedetailleerd alles was omschreven. De kerkelijke overheid liet niets aan het toeval over en wilde uniformiteit in doen en denken uitstralen. Illustrators werden ingehuurd om het beeldmateriaal te vervaardigen wat vooral voor de jongere kinderen die gelovig moesten worden opgevoed gemakkelijk te bevatten was. Geen hoogdravend taalgebruik of ingewikkelde voorschriften, maar daarvoor in de plaats duidelijke plaatjes. En alsof dat nog niet voldoende was volgde een hele beschrijving van hoe men verwachtte dat in al die katholieke gezinnen het rozenhoedje gebeden zou moeten worden.

Om het gelovige volk daartoe extra aan te zetten en te motiveren om toch zeker het rozenhoedje niet te vergeten waren nog enige stimulerende teksten aan de prenten toegevoegd.

Andere wetenswaardigheden over deze broederschap[bewerken | brontekst bewerken]

In dit kader zijn de verschenen statuten van groot belang, want daar staat kort en bondig beschreven de verplichtingen der leden, over het lidmaatschap als zodanig, geestelijke gunsten en de middelen om de broederschap levend te houden.
Men hoopte dat door het dagelijks gebed van het rozenhoedje binnen de broederschap een soort gebedsgemeenschap zou ontstaan en de leden werden verplicht om daarbij de belangen en intenties van de andere leden in te sluiten. Geldelijke verplichtingen waren in principe niet aan het lidmaatschap verbonden, maar alles was gebaseerd op vrijwillige giften bv. na het overlijden van een lid, het lezen van een mis ter intentie van zijn/haar zielenrust in naam van de broederschap.
De inschrijving dient geheel uit vrijen wil te geschieden en zo niet dan is de inschrijving ongeldig. Iedere gelovige kan lid worden maar in het algemeen zal men iemand opnemen die de hernieuwing der doopbeloften reeds gedaan heeft, waarbij de eerste doopnaam en de familienaam volstaan. De directeur van de broederschap, zijnde de pastoor van de parochie, zal hiervoor een speciaal register aanleggen, alhoewel hij die functie kan delegeren. Iedere aangeslotene krijgt een inschrijvingsbiljet aangereikt, waar eventueel een kleinigheid gevraagd mag worden tot derving van de onkosten van het drukken van die formulieren.

De geformuleerde geestelijke gunsten[bewerken | brontekst bewerken]

Door het oprichten van deze broederschap krijgt de kerk het privilege van de "Toties-quoties-aflaat" ((Latijn = zoo dikwijls als) is een bijzonder soort volle aflaat, namelijk een volle aflaat, welke men meerdere malen op eenzelfden dag kan verdienen op Rozenkranszondag de 1e zondag van oktober, welke aflaat van toepassing op zichzelf en op de gelovige zielen. Deze aflaat is te verdienen, onder de normale voorwaarden van biecht en Heilige Communie, vanaf zaterdag vóór Rozenkranszondag 12 uur tot middernacht van het eigenlijke Rozenkransfeest.
Om de aflaat werkelijk te verdienen is het nodig dat men het broederschapaltaar bezoekt en daar de voorgeschreven gebeden tot intentie van Z.H. de Paus, dus zesmaal het Onze Vader en het Weesgegroet en het "Eer aan de Vader". Overigens... deze aflaat kon ook verdiend worden door niet-leden van de broederschap en niet-parochianen!
De leden delen gedurende hun leven en na hun dood in al de gebeden en goede werken van de broederschapsleden over de hele wereld en van de gehele Orde der Dominicanen, als initiatiefnemers van deze broederschap. Verder verdienen zij vele volle en gedeeltelijke aflaten bij het bidden van de rozenkrans, mits het een rozenkrans betreft die is gewijd volgens de ritus der Dominicanen, welke wijding kan geschieden door de directeur van de broederschap, gebruikmakend van een daartoe bestemd formulier.

Middelen om de broederschap levend te houden[bewerken | brontekst bewerken]

Ten bewijze dat de broederschap is opgericht verdient het aanbeveling bij het broederschapsaltaar een afbeelding te plaatsen van een "Rozenkransgroep" namelijk de Heilige Maagd die de rozenkrans geeft aan Sint Dominicus. Dit kan men het eenvoudigste doen door het "Diploma Erectionis" naast het broederschapsaltaar te hangen, omdat daarop de rozenkransgroep al is afgebeeld. Als de broederschap is opgericht, mag men maandelijks een rozenkransprocessie houden namelijk op iedere eerste zondag van de maand, een processie met het Heilige Sacrament waarbij naast lofgezangen ter ere van het Heilige Sacrament ook zeker de litanie van Maria wordt gezongen.
Mocht een maandelijkse processie problemen geven, dan is het ook toegestaan het slechts enkele keren per jaar te doen en dan bij voorkeur op de eerste zondag van de maand mei en oktober, de uitgesproken Mariamaanden. Ook kan men een Rozenkranslof houden met o.a. een hymne of antifoon van het Heilige Sacrament; een Marialied; een gebeden rozenkrans met tussen elk tientje een korte overweging; de gezongen litanie van Maria, een korte overweging om de leden aan te sporen tot een grotere devotie tot het rozenkransgebed, het gezongen Tantum Ergo en als afsluiting nog een Marialied. Na dit rozenkranslof dient altijd de gelegenheid geboden te worden om in te schrijven voor de broederschap.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 24e jaargang nummer 1 bladzijden 37 tot en met 42