U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Oetelaarsestraat 43
Willebrordus Wouters | ||
Persoonsinformatie | ||
Volledige naam | Willebrordus Wouters | |
Roepnaam | Willem | |
Geboorteplaats | Sint Michielsgestel | |
Geboortedatum | 20 juli 1842 | |
Overl.plaats | Schijndel | |
Overl.datum | 19 juni 1925 | |
Partner(s) | Cornelia van Hout
Antonet van den Akker | |
Beroep(en) | Klompenmaker |
Waar Willem Wouters woonde[1]
De Trouwe Landman op Oetelaar in Schijndel
Nogal wat Brabantse keuterboertjes deden er wat bij voor de kost. Met een paar koeien, varkens, kippen, koren en wat groente en fruit voor de veiling was het armoe troef. Klompen maken lag voor de hand in Schijndels populierenland. Maar ook dat was vaak geen vetpot. ‘Elke heg schudt wind’ was het gezegde bij Wouters, de bewoner van de Trouwe Landman, en alle beetjes helpen.
De boerderij annex klompenmakerij van Willem Wouters (1842-1925) en zoon Marinus Wouters (1878-1952) op ‘Doetlur’ (nu Oetelaarsestraat 43) was een zaak waar je voor ‘alles’ terecht kon. Ze hadden een kruidenierswinkeltje, herberg, een naaiatelier (dochter Bets was naaister) en ze verkochten lampolie. Zelfs het beetje melk, van hun enige koe, dat overbleef na eigen gebruik werd nog verkocht. Als paardenschatter werkte hij ook voor de verzekering. Het boerderijtje lag erg achteraf en de weg was zo slecht, dat zoon Marinus in 1932, met het oog op de toekomst van de kinderen, op de Boschweg (Boschweg 121, cafetaria De Stoofpot) een winkel bouwde voor “manufacturen en koloniale waren” met een werkhuis erachter.
Het boerderijtje verkocht hij later aan Van Roosmalen, die het in 1962 doorverkocht aan Steenbakkers, in welke familie het nog is.
Jan Wouters, de jongste zoon van Marinus, vertelde in 2012 op zijn drieënnegentigste nog helder over het boerderijtje uit zijn jeugd.
Bewoners
Willem Wouters uit Sint Michielsgestel betrok het boerderijtje rond 1875, toen hij voor de tweede keer trouwde met een Schijndelse, Antonetta van den Akker (1846 - 1909).
Hij begon er een klompenmakerij, winkel en cafē. Ze kregen negen kinderen, 4 zonen en 5 dochters waarvan er twee intraden bij de Ursulinen in Venray en de kloosternamen Antonine en Alousia aannamen.
- Christianus (Janus) werd geboren 19 augustus 1877, trouwde op 16 mei 1904 met Wilhelmina (Mina) Hoogzaad geboren in Schijndel (1877 - 1943). Janus begon in het Wijbosch met een boerderij-klompenmakerij-cafē-winkel-slagerij-en taxibedrijf. Janus overleed op 22 april 1948 in Schijndel.
- Hendrika, geboren op 13 oktober 1878, overleed op 7 december 1878 in Schijndel.
- Marinus werd geboren op 13 oktober 1878, nam het boerderijtje van vader over en trouwde op 1 september 1910 met Anna Maria van Helvoirt geboren in Berlicum (1883 - 1937). Moeder was al gestorven en vader bleef bij Marinus wonen. Marinus overleed op 22 oktober 1952 in Schijndel.
- Hendrika werd geboren op 21 december 1879 in Schijndel.
- Johanna Jacoba werd geboren op 19 mei 1881 Schijndel.
- Jasparus werd geboren op 17 juni 1882 in Schijndel, overleed op 9 september 1882 Schijndel.
- Juliana werd geboren op 2 januari 1884 in Schijndel, overleed op 2 juli 1884 in Schijndel.
- Jasparus (Caspar) werd geboren op 17 januari 1985 in Schijndel. Caspar trouwde op 24 november 1909 in 's-Gravenhage met Catharina Lamberta (Cato) van Bemmel, geboren in 's-Gravenhage (1884 - 1950). Hij begon met zijn Haagse Cato in Schijndel een schildersbedrijf-verfwinkel-drogisterij-fotozaak. Hij schilderde en zette dieren op. Caspar overleed op 21 maart 1970 in Schijndel.
- Gijsberdina werd geboren op 16 februari 1886 in Schijndel, overleed op 1 maart 1886 in Schijndel.
Caspar, de broer van Marinus, schilderde het al in 1897 en schreef achterop het schilderijtje: ‘westzijde de Trouwe Landman in 1897 het Oetelaar Schijndel W. Wouters klompenfabriek’.
Caspars zoon Antoon maakte er wel vier schilderijen van zoals het in de tijd van ‘ome Marinus’ was.
Marinus’ kleinzoon Marinus (Rien) de Visser schreef dit verhaal . Achterkleinzoon Florian de Visser, designer public space, reanimeerde de plattegrond in een maquette, met Jan Wouters als gids. En de huidige bewoners bewaren een foto uit de nadagen van de paardenschattingen voor het huis, waarachter een buurtdrama schuilt.
Bouw
‘Het boerderijtje kan wel 200 jaar oud zijn’… als het er nog stond. In 1987 is het afgebroken en in landelijke stijl nieuw opgebouwd door het Schijndels architectenbureau De Wit & Van Vessem. Het heette ‘verbouwing’. Zo zijn nog wel de oorspronkelijke omvang, contouren, gevelindeling en de indeling binnenshuis te beleven. Waar in ‘den herd’ de open schouw was staat nu in de hal de houtkachel in een bakstenen jaren tachtig schouw. Het oude boerderijtje moet ongeveer 21 bij 7,50 meter hebben gemeten, was aan de voorkant zo’n 2,50 meter hoog, achter niet eens manshoog. Er hoorde vijf, zes bunder grond bij. Marinus Wouters verbouwde het in 1929, drie jaar voordat hij het verkocht. De achtergevel werd nieuw opgetrokken en de voor- en zijgevels kregen pleisterwerk dat er uit moest zien als blokken hardsteen. Familie Van Roosmalen verving het schilddak van stro en dakpannen door een pannen zadeldak, sloopte de opkamer met het keldertje eronder en trok de klompenmakerij bij de stal. Ongeveer zo bewoonde familie Steenbakkers het tot het krakkemikkig keuterboerderijtje waar ze ooit met z’n negenen woonden plaats maakte voor een gerieflijk burgerwoonhuis in het buitengebied voor een onderwijzersechtpaar met twee kinderen.
Kinderen van Marinus
Marinus kreeg vier dochters en drie zonen, van wie Antoontje na twee weken overleed.
- Netje, diende bij familie Lambermont (groothandel in kruidenierswaren) in Sint-Oedenrode voor ze met slotbewaarder Jan de Visser van kasteel Heeswijk trouwde en poortwachtster werd.
- Mien, ‘juffrouw W.J. Wouters’, werd onderwijzeres aan de Aloysiusschool Boschweg.
- Bets werd naaister en trad als Annarica in bij de Zusters van de Heilige Geest in Baexem.
- Dochter Jo die mee de winkel deed, bleef net als Mien en Bets ongehuwd.
- Wim trouwde met Cor van Zon uit Vlijmen, had een winkel in Cromvoirt en werd portier bij Lips in Drunen.
- Jan zou klompenmaker worden, maar toen kwam de crisis. Hij nam de winkel over en huwde Sjaan van der Heijden uit Uden. In 1965 verkochten zij de zaak en trokken naar Den Bosch.
In 1932 deed Marinus Wouters het boerderijtje voor amper 3.000 gulden over aan Van Roosmalen die er alleen boerde. Ze kregen nog ruzie over een brandblusapparaat. Hun nieuwe huis op de Boschweg kostte 6.000 gulden. Met moeite lukte het om geld te lenen.
Nieuwe bewoners
Van Roosmalen heeft het boerderijtje in 1962 met 2.200 meter grond voor 18.000 gulden verkocht aan Jan Steenbakkers van het Olie-eind en Netje Merkx van De Beek.
Uit Gemonde kwamen ze hier wonen met hun drie dochters Jeanne, Diny en Ricky. Zij hadden voornamelijk melkvee.
Dochter Ricky nam rond 1985 het huis over, zij boerde niet maar werd onderwijzeres in Schijndel en huwde onderwijzer Paul van Balveren uit Oss. Zij kregen twee kinderen. Zoon Aron die bestuurskunde studeerde en dochter Anke die orthopedagogie studeerde. Het ‘boerderijtje’ werd in 1987 grondig verbouwd.
Herinneringen van Jan opgetekend in 2012.
Jan Wouters , zoon van Marinus, heeft het boerderijtje, waar hij tot 1932 woonde, nog goed voor de geest. Je viel met de deur in ‘den herd’ die zowel winkel als woonkamer was en tevens de toegang tot het café rechts van de herd. Voor de drankwet moest een café een eigen buiteningang hebben. Zij hadden dat in de herd opgelost met een dubbele buitendeur en een hekje. Er werd voornamelijk sterke drank geschonken. Toen er praat was over de prijzen van De Trouwe Landman raakte Marinus zo gepikeerd dat hij het bordje ‘volledige vergunning’ bij de gemeente inleverde, de herberg sloot en de cafédeur dichtmetselde. Dat was rond 1920. Het café was in Jan zijn jeugd woonkamer en werd ook werkkamer van Bets die ondergoed naaide voor een Bossche zaak. (Later in het klooster wijdde zij zich geheel aan liturgische gewaden.) Hier werd de kerststal gezet die de jongens zelf hadden getimmerd. De beeldjes waren wel gekocht. Naast de os en de ezel hield ook hun poes ‘heel voorzichtig’ de wacht bij Kindje Jezus. Er stond een houtkachel, net als in de klompenmakerij. ‘Spaanders meer dan zat!’ Die twee schoorstenen waren van gresbuizen. In de oude schouw van de herd was open vuur, waarboven aan een ketting de ketel hing. In de hoek de ‘stekbak’ voor het hout.
Winkel
Het voorste stuk van de herd was winkel. Haaks op het raam stond de toonbank. Een plank met flessen erop was hun etalage, kruidenierswaren stonden in de hoek. Het was veelal los goed in flessen, bussen, trommels, vaten of zakken. Op maandag (wasdag) kwamen vrouwen er zachte zeep kopen. Ze deden de zeep in meegebrachte handdoeken die ze zo knap dichtknoopten dat er niks uitliep. Wouters verkocht ook Sunlightzeep in pakjes. Voorbij de schouw was een gangetje naar de stal.
Woongedeelte
Achterin stond de tafel waaraan werd gegeten, gewerkt en gebuurt. Achter de herd lag ‘de geut’ met de ‘gutsteen’ en pomp. ‘Lekker water!’ Van de geut kon je met een trapje naar het opkamertje. Het trapje diende tevens als deurtje naar de kelder eronder. ‘Op de opkamer sliepen de jongens, Wim en ik’(Jan).
In het ‘gèngske’ naar de stal lag rechts de slaapkamer van de meisjes, ‘ons Net, Mien, Bets en Jo’.
Links met een raam aan de straatkant sliepen hun ouders. Aan die kant in het gangetje was de bedstee waarin opa sliep. De plee lag op stal naast de grote staldeuren.
Daar stond ‘s winters ook hun ene koe. Netje moest ze melken voor ze naar school ging.
Klompenmakerij
Achter de stal was de klompenmakerij. ‘Alles handwerk!’ Toch schrijft Caspar ‘klompenfabriek’ achter op zijn schilderijtje. Ze hadden wel vier knechten, dat was al heel wat. Hier werden van ‘bollen’ (houtschijven) klompen gekapt, gesneden, geboord en geschuurd. ‘Verven was toen nog niet.’ Dan werden de klompen ‘gerist’: met ‘benthout’ per twaalfpaar samengebonden. De Collectie Wouters bestond uit mannenklompen, vrouwenklompen (met leren riemen), drielingen (tussenmaat) en kinderklompen. Ze werden afgezet van Schijndel tot Leiden. Een paard hadden ze niet. Een boer uit de buurt bracht de klompen per paardenwagen naar Station Schijndel, waar ze op de (stoom)trein werden gezet. ‘Op zolder lag alleen het hooi, wat pakken oude rekeningen, maar verder niet veel.’ Na Wouters werd de klompenmakerij bij de stal getrokken. Dat was ook nodig. Had Wouters maar één koe, Steenbakkers wel twintig.
Buiten
Het boerderijtje van Wouters, met de bank voor het huis en scharrelende kippen, lag langs de zandweg van Schijndel naar Gemonde, ’een hopeloos karrespoor’. Na lang zeuren bij de gemeente kregen ze rond 1930 een fietspad van drie klinkers breed. Ze gingen te voet in Schijndel naar school, ‘het was wel een uur lopen’. Buiten werd soms vlees van noodslachtingen verkocht. Later werden er twee keer per jaar ook paardenschattingen gehouden voor de verzekering. Nog bij de laatste keuring rond 1980 werden in de herd de keuringsbewijzen uitgegeven. Een foto uit de nadagen geeft een beeld van de keuringen op Oetelaar. Er schuilt een drama achter. De (buur)jongen met paard op de foto verongelukte een paar jaar later: hij belandde met zijn paard in de sloot, het paard viel op hem.
Rechts van het huis was een zware poort met een klein poortje erlangs. Hier was het bedrijvig. Links lag het huis zowat op de perceelgrens, maar rechts was een zee van ruimte, hier was de werf met populieren die per mallejan werden aangevoerd. Hier werden bollen gezaagd die op de rug naar de klompenmakerij werden gedragen. Hier stond een open loods voor houtopslag, gereedschap, met een paar konijnenkooien erin (‘jong konijntjes deden een kwartje per stuk’) en de hondenkar. De hond hadden ze in Den Bosch gekocht, maar die deugde niet. Dus duwden Wim en Jan als ‘jonge honden’ de kar. Tegen de loods een schuurtje met pannendak. Dat was voor de wasketel en de fietsen. ‘Allemaal Gazelles, die hadden we gespaard van Blue Band bonnen’. Achterin lagen twee varkens voor de slacht. Naast het schuurtje was hun tankstation: een vat ‘bronolie’ voor de verkoop. Rechts achter de loods stond het kippenhok, bij de droogschuur een tweede. ‘Het waren houten hokken met asbest golfplaten erop.’ Marinus had zo’n 300 legkippen, van verschillend ras. De eieren gingen in kisten van 500 naar de veiling op de Boterweg. ‘Vijf kraaiende hanen’ gaf hij in 1930 als verjaardagscadeau aan broer Janus, noteerde diens Mina Hoogzaad. De droogschuur met dik gaas aan de zijkanten lag pal achter de klompenmakerij. Klompen uit ‘gruun’ hout moesten eerst drogen voor ze werden verkocht. Er tegenaan het hok van hun waakhond Max, een soort Duitse herder. Ze hadden ook een straatjoekel, Sjoerke. En dan nog de trekhond die niet deugde, zijn kooi stond achter tegen het schuurtje. Geen hooiberg (ze hadden een hooizolder), ook geen bakhuis (ze bakten zelf geen brood), wel een fraaie vijver met tamme eenden. Marinus hield ook sierkippen, krielen, poelepetaten (parelhoenders), een paar schapen en bijen. De bijenkorven stonden tegen de achtergevel. Achter de vijver fruitbomen en bessenstruiken.
Los van het huis lagen twee weien voor hun ‘heilige’ koe en het hooi, en een koren- en aardappelveld. Marinus kocht een bunder grond bij met een boomgaard erop van Bolsius, die naast een kaarsenfabriek ook een brouwerij en een jamfabriek had. De jamfabriek liep niet. In de fruitbomen zat de ziekte…
Steenbakkers maakte van de boomgaard een koeienwei. Weien horen er nu niet meer bij, er is wat ‘ruilverkaveld’ met de buren. In de achtertuin staat een schuur die Van Roosmalen als noodwoning bouwde, met zongeplooide bitumen golfplaten erop. Het boerenleven is weg. Nu zien we er de ingrediënten van een burgerbuitenplaats als zitkuil, een stel karrewielen voor de sier en opgepimpte vogelhuisjes. Een stuk muur van het oude schuurtje vormt de ruggengraat van een creatief en multifunctioneel bouwsel van alledag.
Bronnen, noten en/of referenties
|