Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Slotje Groenendaal

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Meer details over slotje Groenendaal[1][bewerken | brontekst bewerken]

In het verleden is best veel aandacht besteed aan slotje Groenendaal, gelegen in het gehucht Hermalen schuin achter het gebied dat de Nachtegaal heette, in een oude benaming beter bekend als de Aghaan en later verbasterd.
Op de tiendkaart van 1757 is het destijds omschreven als nr. 33 met de tekst: "Van de Schoot door het Hermalen langs het Slotje over de Keur door het Keursgat tot aan de Schoot". In die publicaties is vermeden om heel gedetailleerd weer te geven wat er vanuit historisch onderzoek allemaal bekend is geworden, niet alleen over de bewoners, maar vooral wat er zoal in het "kasteeltje" te vinden was. Die informatie geeft ons overigens wel een prachtig beeld van wat er in het kasteeltje zoal lag, hing en stond. Voor sommigen allesbehalve boeiend, maar wie een klein beetje historisch besef bezit zal dit anders beoordelen.
De onderhavige beschrijving zal overkomen als een "droge opsomming", maar wie achter de tekst weet te kijken zal iets ervaren van het 17e-eeuwse tijdsbeeld waar het gaat om adellijke families, hun leefstijl en dagelijkse gebruiksvoorwerpen en wordt enig inzicht in de materiële cultuur van die dagen.
Slotje Groenendaal, ook wel ‘Vrou Wijnantsslotje’ genoemd herinnert ons aan de familie van Wijnant van Resande soms ook Rosan.

Een interessante staat en inventaris[bewerken | brontekst bewerken]

In de aanhef op een eerste archiefstuk staat te lezen: "Inventaris der meubile goederen die bevonden sijn opde huijsinge van Vrou Smits genoemt Vrou Wijnants slootie toebehoorende N: Seven, ende door de voornoemde Vrou Smits tot betalinge van hare huijsvrouwe als dorpslasten in arrest genomen als volgt".
Uit die inventarisatie blijkt dat er naast de brandewijnsketel met koelton en drie beslagtonnen, de serie meubelstukken en gebruiksvoorwerpen ook nog drie verzegelde grote koffers en twee kleine koffers zijn aangetroffen en juist die hebben onze aandacht getrokken en zijn boeiend genoeg om er verder op in te gaan.
Om de sfeer van toen exact weer te geven is gekozen voor een letterlijke omschrijving zoals die in dit archiefdocument is opgetekend om een indruk te geven hoe een archiefonderzoeker naast het ontcijferen van het oud schrift ook nog te maken krijgt met oud-Nederlands en termen die tegenwoordig niet meer of nauwelijks nog gangbaar zijn. Bovendien zijn namen soms ook nog eens verbasterd of op het gehoor opgeschreven, waardoor het soms lastig is te achterhalen wat men precies bedoelt.

De aanhef van het tweede archiefstuk luidt als volgt: "Inventaris van soodanige goederen die bevonden sijn in seecker drije geslooten ende gecasseteerde (lees: verzegelde) kofferen toebehoorende Dhr. Arnoldus Seven staende opde wooninge nu van Jo(nker) Munts in eijgendom toebehoorende Juffr. Magdalena Smits ende hare kinderen alhier binnen desen dorp van Schijndel ter plaetse int Hermalen gestaen ende gelegen ende welcke koffers onder meer andere goederen door gemelte Juffr. Smits sijn gearresteert, die alhier uijt crachte van authorisatie van den Ed: Mo: Rade van Brabant in ‘sHage geoptineert bij opgemelte arrestante in date 24 maert deses jaers 1700 ter presentie van meergemelte Juffr. Smits ende meer genoemde Arnoldus Seven ten overstaen van voorn(oemde) Jo(nker) Johan Willem Munts ende Eijmbert Driesen van Kessel schepenen als mede den onderges(chreven) secr(etaris) deses dorps van Schijndel voors(chreven) sijn geopent opget(ekent) ende geinventariseert als volght"

  • eerstelijck in een der drije koffers bevonden een bedde met cleijne smalle streepkens met een hooftkussen waeromme een oirfluwijn met binnen werck was omgedaen
  • item drije sitten kussens waer van de twee met gestripte strijp ende d’ander met stoffe is overtrocken
  • item een linnen gestripte bedkleet
  • item een paer slaeplaeckens met een hooftkusschen overtrocken met bruijn sijde trine
  • een zoutvat en mosterpot een cleijn coper vertient panneken, met een tinne lepel ende twee copere lepels ende een vierdel pont gewichts


In het tweede koffer sijn de volgende goederen bevonden:

  • eerstelijck een viole
  • een testament met een swarte graue coffituren
  • een haverman
  • een ander hoogduijts liederbouck genoemt de Wasserquelle
  • een hoogduijts psalmbouck
  • twe ander hoogduitse boucken met noch een ander geïntituleert Tabula Processe endelyck een latijnse gramatica
  • item drije paer mans mouwen die wit sijn
  • item drije paer vrouwe mouwen met canten
  • een paer met cleijne kantiens
  • vier paer treckmouwen sonder cant
  • drije lanteern met een mans das met cant alle schoon
  • eene treckmuts
  • item een doosken met eenige brieven ende hembtcnopkens van ivoor en ……..(?)
  • item een brieffken ges(chreven) ende ondertekent met de hant van Magdalena de wedue Jan Smits in date 30 meert 1697 waer bij sij schrijft : gij sult het sleutien ofte casteeltjen leech maecken ende wat rijnige met een part vande schuer, want desen Heer Seven heeft het selve gehuert – Eyndhoven den 30 meert 1697 – was ondertekent Magdalena wedue Jan Smits
  • een gout gewicht, een houte cruijdt doos en houte ….met amber cralen ende drije pendanten van cristaleijn ende een ivore naeldekoker
  • een poijerdoos waerinne is een ivore snuifftabaxdoos
  • item twee franien om vrouwe rocken dure bruijn saije ende d’ander van wit linnen gemaeckt
  • een tinne biercan, een mengelen, een beker, een botterpot, vier corven, twee tinne candelaers, een tinne potasielepel, een tinne halff pint, een peperdoos, een tinne decksele, een cleijn bleck rasp
  • een coper vuer coffoir, een coper blaker, twee copere snutters, een cleijn koper ketelken, een coper futsel, een metale slutel uijt de craen stekende in de brandewijnsketel, hoorn bekerkens in een leder sackie, een gelase fles met een tinne schrae….
  • een scheij met lardeer priemen, een ijser karsnutter
  • een slange steenen back off cop
  • een cleijn cofferken boven bedeckt met groen fluweel
  • een camme sack met een moff ende een camme tesse
  • drije schoorsteen cleden van linnen
  • een witten hembtrock, een cant van een pinjool, ses mansslaepmutsen sommige gestickt, andere gestripte ende een van linnen meest met cant
  • noch twee canten van slaepmutsen, een slaepmuts van linnen sonder cant
  • noch een gestickte en twee linne slaepmutsen
  • elff …..sonder cant en een met cant
  • ses mansdassen met cant ende een gestickt
  • vier cleijne oirfluwijnen met binnenwerck
  • twaelff treckmutsen met cant
  • twaelff sackneusdoecken
  • een slaeplaecken
  • vijftien servietten, vijff Pelle hantdoecken
  • item drije vrouwe heembden
  • twee mansheemden, noch een mans linne muts
  • een taffellaken met een paer vrouwe treckmouwen

in het derde :

  • een bouck in folio geintituleert Opera Amicia (?) Wilhelmi Coperi
  • item een hoogduijts psalmbouck met een gebedenbouck met noch eenige cleijne boecxken
  • item 33 gelasspijlen, vier gehenxkens met een grendel slootien met een ijser kettingh blau geverft, die de Heer Seven ende desselfs huijsvrou verclaert aen Juffrou Smits toe te behooren ende buijten ende binnenshuijse gevonden ende tot haren behoeve bewaert heeft
  • noch bevonden in deselve coffer een buijstel off beslagrieck, twee eijser draijers van een hantmeulen, een ijser tricht, een raem van een mont van een ketel met de ijser deure, een hackmesch, een bijl, een blecke scheel, een ijser elle, twee Corte gardijne roijen, twee blecke trechter, een copere dexsel, een lichter (?) met coper beslagh, een coper pan met een ijser draplepel (?), een hantbijl, een blecke pomp, een ijser brantijser, een blecke bus, een cam tessen van goudt leer, een ijser fonthengel, twee deurgehengen, een oog van een hecken met een duijm van een haelboom, een muijseval, twee cleerborstels, een blecke rasp, twee portretten de reuck ende t’gehoor, twee swarte seijde franje aen manshantschoen, ontrent een vat tuckse bonnen met ontrent een sester jenever besien met noch eenigh cleijnigheijt ende eenige ijserwerken niet weerdig om te beschrijven


Aldus de voorss. koffers uijt crachte van opgemelte authorisatie ter presentie vande bovengenoemde persoonen geopent, de goederen daerinne bevonden opgeschreve ende geinventariseert als boven. Ende verclaren wij onder ges(chreven) schepenen en secretaris vermits eenige coffer met de sleutels niet hebben connen geopent werden, soo hebben deselve door Willem van Vechel mr. smit doen openen ende weder doen sluijten ende bij ons gecassietteert. Gedaen Schijndel den veerthienden april seventienhondert – J.W.Munts, Eijmert Driessen van Kessel, mij present Gisb. de Jongh secretaris 1700.

Daarna volgt nog een officiële verklaring van de schepenen van Schijndel te weten president-schepen Hendrick Jan Voets, Jan Willem van de Ven, Peter Claes Schevers, Paulus Smits en Hendrick Bevers dat voor hen is verschenen Willem Janssen van Vechel, meester smid, die in opdracht van de Heer Petrus Seven is opgeroepen om in de woning van Jonker Munts een koffer te openen en een tweede verklaring van 17 april 1700 dat Juffrouw Smits geen bezwaar heeft aangetekend tegen de inventarisatie.

verklarende woordenlijst volgens diverse woordenboeken:

amber = een soort barnsteen o.a. gele amber of grijze amber of ambergrijs een soort reukwerk of specerij

beslagriek = riek of vork om het beslag mee om te werken

buister = onbekend in aangehaalde woordenboeken

coffituren = onbekend in aangehaalde woordenboeken

draplepel = onbekend in aangehaalde woordenboeken

gecassitteert = verzegeld vgl. cachetteren – cachet = zegel

haverman = onbekend in aangehaalde woordenboeken

jeneverbessen = groeiende aan de jeneverstruik [junipires communis] welke bessen in de jeneverstokerijen werden gebruikt tot het bereiden van jenever

oirfluwijn = een soort kussen

pendanten = hangers of oorhangers

scheel = oude term voor een deksel

snutter = ook: snuter, snuyter; vermoedelijk ‘snuiter’ bedoeld het instrumentje om kaarsen te doven of de pit van kaarsen af te knijpen, kaarsendover vgl. ‘drie silveren keerssnuyters’

trekmouwen = los stel mouwen ter bescherming van andere kleding

trekmuts = een vrouwenbovenmuts die met banden aangehaald werd in diverse uitvoeringen afhankelijk van de periode in het jaar en vaak streekgebonden

vuercoffoir = vermoedelijk bedoeld ‘vuurcomfort’ een warmtebron in huis gestookt met houtskool of turf

Uit recent historisch onderzoek blijkt nog het volgende: Servaas van Gemert heeft slotje Groenendaal verhuurd aan Hendrik van Abeelen, beiden inwoners te Schijndel, waarin het kasteeltje als volgt wordt omschreven: "huysinge hoff schuer en klein boomgaardje met de brouwerye van ketel kuyp koelbakken est en esthuys en wat verder daar aan is gehoorende onder Lutteleyndt ter plaatse het Hermalen genaamd Groenendaal".
Gereserveerd is het kleine huisje of ‘neerhuysinge’ daar voor staande met de hof waar momenteel Aert Janse Versteegde in woont. Rondom het slotje liggen nog enkele akkers. In de huurcondities is onder andere opgenomen dat wanneer de huurder geconfronteerd zou worden met Franse of andere oorlogscontributies, dat men dan zijn huurpenningen voor 50% zou korten zodat hij niet het volle pond hoeft op te brengen aan huur.
De huurder dient jaarlijks drie vimmen dakstro aan te leveren om daarmee het dak te laten dekken. Binnenshuis wordt hij geacht alles perfect te onderhouden inclusief de brouwerij maar exclusief de brouwketel, want de reparatie daarvan komt ten laste van de verhuurder, tenzij de huurder of de dienstbode nalatig zijn voor wat betreft het toezicht. Voorts worden ook afspraken gemaakt m.b.t. het schaarhout en andere hout dat gereserveerd blijft voor de verhuurder.

Krantenartikelen in de Schijndelse Krant van 1946[2][bewerken | brontekst bewerken]

In 1936 schreef A. van Bokhoven, gemeenteambtenaar en amateur historicus, op verzoek van de redactie van de Schijndelse Krant een drietal artikelen over het Slotje Groenendaal in de rubriek "Uit Schijndels verleden".

Het voormalige kasteel Groenendaal.

De uitnoodiging van de Red. van „De Schijndelsche Krant” om iets mede te deelen omtrent de geschiedenis van het kasteel Groenendaal, dat eertijds in deze gemeente stond, heb ik gaarne aanvaard.
Was het niet, dat de voornaamste aanteekeningen, die door mij omtrent dit kasteeltje verzameld werden, bij het afbranden van het gemeentehuis zijn bewaard gebleven, dan zou het mij niet mogelijk zijn om op korten termijn het hierna volgende onder de aandacht van de lezers van dit blad te brengen.
De meeste gegevens zijn ontleend aan het archief dezer gemeente. Weliswaar is een groot gedeelte van ons gemeentearchief aan brand ten prooi gevallen. Een nog even groot gedeelte van de gemeentelijke archivalia berust thans nog op het rijksarchief depot te 's-Bosch.

Allereerst zullen er lezers zijn wien het nog onbekend is waar het kasteeltje nu precies gestaan heeft. De tegenwoordige eigenaar en gebruiker van het perceel grond, waar het eertijds stond, n.l. Adr. van der Heijden-Hellings in het Hermalen, weet dit nog precies te vertellen. Achter zijn boerderij is dit historische plekje grond gelegen.
Voor zoover thans bekend, behoorde het kasteel vóór 1632 toe aan Pauwels Jeronimuszn. Wijnands van Resandt, raad van den Bosch en kapitein van eene compagnie voetvolk ten dienste van den Koning van Spanje. Hij was gehuwd met Barbara Wijnands en had van haar zeven kinderen n.l.:

  1. Jeronimus, gehuwd met Josina van Berckel en later met Johanna Conincx.
  2. Pauwels te 's-Bosch, gehuwd met Johanna van Casteren en daarna met Judith van Heeswijck.
  3. Cornelia, de vrouw van Rogier van Outvorst.
  4. Maria, eerst gehuwd geweest met Cornelis Pennigs en daarna met Henrick Smits.
  5. Johanna, de vrouw van Dierck van Kessel te Schijndel.
  6. Elizabeth, die huwde met den bierbrouwer Adriaan Suyskens van Dinther
  7. Anneken, die Marcelis Henricx, lakenwever te Eindhoven, tot man had.

Bij schepenakte van den Bosch van 1632 verdeelden deze kinderen Wijnands van Rosandt, hunne ouderlijke nalatenschappen. Het kasteel kwam hierbij op naam van den voormelden Jeronimus. Het slot werd in deze akte vermeld als te zijn een steenen omwaterd huis, staande te Lutteleind, het heette Groenendaal (zie Jhr, A. van Sasse van Ysselt. De Voorname Huizen en Gebouwen van 's-Hertogenbosch).
Wat velen van U nog niet zullen weten is, dat vroeger ondermeer een grafzerk in de Kerk in het dorp alhier lag, waarop het navolgende stond te lezen: „Begraeffenisse van Dirk Dirks van Kessel, oud 79 jaren, die sterft 21 February 1665, ende Johanna Wijnands van Resandt, zijn huysvrouw, oud sijnde 76 jaren, sterft den 28 February 1665 R.I.P.”
Op dezen zerk waren ook de wapens van de familie van Kessel en Wijnands van Resandt aangebracht (zie N. Br. Almanak voor het jaar 1893). De hier bedoelde vrouw was dus de zuster van den kasteeleigenaar.
Wie daarna eigenaar van het kasteeltje werd is mij niet bekend. Wel mag met zekerheid worden aangenomen dat het in 1715 en reeds meerdere jaren daarvoor werd bewoond door Jonkheer Johan Willem Muntz, geboortig van Duisburg en president schepen van Schijndel. Deze Muntz was op 20 Sept. 1665 te St. Oedenrode gehuwd met Willemina Battum, dochter van Isaac Battum, ontvanger van het kwartier van Peelland en van Ermgarda Sloot.

Omstreeks 1740 was Mej. Stockie eigenares van het kasteel. Even later stond het op naam van Servaas Willemszn. van Gemert. Op 30 Jan. 1760 verkoopen de kinderen en erfgenamen van deze Servaas van Gemert en diens vrouw Catalijna, het kasteeltje Groenendaal voor f 1791,- aan Hugo Jacobsz. van Berckel te Schijndel. De erfgenamen waren :

  1. Willem, woonachtig te Schijndel,
  2. Elisabeth (ongehuwd) wonende te Den Dungen,
  3. Maria gehuwd met Jacobus van Ham te 's-Bosch,
  4. Willem Geert Hendriksz. Geerts als man van Margarita van Gemert,
  5. Lambert Adriaanszn. van Heretum met zijne vrouw Johanna van Gemert
  6. Adriaan Peeterszn. Hellings als man van Katarina van Gemert.

De drie laatstbedoelden woonden eveneens te Schijndel.

Het kasteel staat als volgt in de verkoopakte van 1760 omschreven:

„Een slootje neerhuysinge, hoff, bomgaart en aangeleege teul en groeslanden, Brouwerije, houtwassen voorpootinge en verdere geregtigheeden vandien gestaan ende geleegen binnen deesen dorpe van Schijndel onder den gehugte Luttel-Eijnde int Hermalen, groot omtrent tien loopense off zoo groot en kleijn allent selve gestaan ende gelegen is ter plaatse voorschreven”’.

Het slotje Groenendaal was in 1760 jaarlijks als volgt belast :

Eerstelijk eene rente of pacht van drie gulden tien stuyvers aan den Grooten Armen van Veghel; eene pagtie van seeven stuyvers aan het comptoir van den Heer Rentmeester Teugnagel te ’s-Hertogenbosch en tot slot vijf stuyvers te betalen aan de Groote Kerk alhier”’.

De familie van Berckel, eerder reeds genoemd, bleef tot aan de slooping (?), bij erfopvolging in het bezit van het kasteeltje.
Met de aanzienlijke familie van Berckel maken we in Schijndel voor het eerst kennis in het jaar 1511. Op 7 november van dat jaar verklaren Henrick Raymeker, Willem Lambrechtszoon, Henrick van den Bogaert, Gerinck van Houthem, Jan Lybrechts, Jan Rycardszoon en Gerrit van der Houthart, allen schepenen van Schijndel, dat, te hunnen overstaan, Roelof Dirckszoon van Ghent, verkocht heeft aan Mr. Jan van Berckel, twee „kampen” land onder die gemeente.
Deze Mr. Jan van Berckel was een zoon van Claes van Berckel en had in 1541 zes kinderen n.l. Claes, Adriaen, Hugo, Anna, Sofia en Margriet (zie hieromtrent Jhr. A. van Sasse van Ysselt, oorkonden berustende op het Prov. Genootschap voor Kunsten en wetenschappen te 's Hertogenbosch).
Wellicht is het Hugo van Berckel die zich te Schijndel heeft gevestigd en daardoor stamvader werd van de eens zoo bloeiende tak der familie van Berckel (of van Berkel) te Schijndel. In 1570 zien wij een Hugo van Berckel als Schepen van onze gemeente, terwijl ook een Hugo van Berckel de stichter was van een fundatie van 3 woningen op de Schoot, die er nog staan en onder den naam van „vundaosie'’ algemeen bekend zijn.
Zooals reeds vermeld, kwam Hugo Jacobszn. van Berckel in 1760 door koop in het bezit van het kasteeltje. Hij was een zoon van Jacob Dircxzn. en Jenneken dochter van Hugo van Berckel en had twee zusters n.l. Anna Maria van Berckel, gehuwd met Lambert Willemszn. Schoenmakers en Helena van Berckel (geboren omstreeks 1693), de vrouw van Teunis Janszn. van den Boogert.
In 1778 verdeelen de kinderen van Hugo Jacobszn. van Berckel en Alegonda Teunis Claessen, de nalatenschappen van hun ouders. Erfgenamen waren:

  1. Hendrik Willem Johanna, gehuwd met Christiaan Kluijtmans,
  2. Helena (ongehuwd),
  3. Jenneke Hugo Verhagen als weduwe van Jacobus van Berckel
  4. Johannes Hendrikzn. van Berckel, als vader en voogd over zijn twee kinderen, verwekt bij Alegonda van Berckel.

Het Slotje viel ten deel aan Hendricus en Elisabeth, de twee kinderen van bovengenoemden Johannes van Berckel en Alegonda van Berckel.

Deze akte van het jaar 1778 omschrijft het kasteeltje als volgt :

„Eene huysinge genaamt het Slootje, met neerhuysinge, een brouwerije keetel en verdere toebehoorte, mitsgaders hoff, Boomgaart en aangeleege teul- en groeslanden, houtwasse voorpootinge en verdere geregtigheden daar aan, en bij gehoorende, groot te saemen omtrent tien Loopense, off zoo groot en kleyn hetzelve gestaen ende geleegen is binnen desen Dorpe Schijndel, onder den gehugte Luttel-Eijnde int Hermalen, zijnde van ouds genaemt het Groenendaal”’.

Beide kinderen zijn gezamenlijk eenigen tijd eigenaar van het Slotje geweest. Hendrikus huwde Helena, dochter van Francis van Heeswijk, die hertrouwde met Eijmbert Dirck van Liempd. Uit het eerste huwelijk werden drie kinderen geboren n.l. Alegonda, later gehuwd met Adriaan Geritzn. Verhagen, Johanna en Francis van Berckel.

Bij akte van 19 Juli 1809, verleden ten overstaan van Schout civiel en Schepenen van Schijndel verdeelden deze drie kinderen, welke voor de helft eigenaar waren van het Slotje, de nalatenschap van hun ouders. De helft van het Slotje kwam op naam van den reeds genoemden Adriaan Geritzn. Verhagen, wonende te Schijndel en gehuwd met Alegonda van Berckel.
Uit deze akte van 1809 blijkt, dat het kasteeltje rondom met een gracht omgeven was. In dit jaar was het slotje met de volgende lasten bezwaard. Een rente van drie gulden 10 stuivers aan den Armen van Veghel. Een derde part in een zak rogge aan het Roomsch Weeshuis te 's Hertogenbosch en zeven stuivers cijns aan den Heer van Helmond.
In de boven aangehaalde akte wordt voor het laatst melding gemaakt van het kasteeltje.

Op een kaart, gemaakt in het jaar 1802 en thans nog berustende op het gemeentehuis, wordt de plaats van Het Slotje zeer duidelijk aangegeven. Bij de invoering van het kadaster, omstreeks 1830, wordt daarentegen het Slotje niet meer genoemd. Men mag dus aannemen, dat het Slotje Groenendaal tusschen de jaren 1809 en 1830 verdwenen is.
Omstreeks 1830 was Maria Raaijmakers (geboren in 1815 te Schijndel, als dochter van Antony Raaijmakers en Johanna Maria van Heeswijk) eigenares van dit historisch belangrijke stukje grond. Deze Maria Raaijmakers huwde met Adriaan van Heeswijk.
Hierna staat als eigenaar in de kadastrale leggers geboekt, Hendrikus van Roosmalen, geboren in 1817 te Schijndel, als zoon van Willem van Roosmalen (geboortig van Berlicum) en Adriaantje Pijnappels. Hendrikus van Roosmalen en zijn echtgenoote Willemijn van den Oetelaar, woonden tijdens hun huwelijk langs den Boxtelschen weg, plaatselijk nader aangeduid „het Slotje"’.
De daarop volgende eigenaar was Johannes Lambertszn. van der Heijden (geboortig van St. Oedenrode) en gehuwd geweest met Josina, dochter van den vorigen eigenaar. Een zoon van hen is de tegenwoordige bezitter van de landerijen, waar eens het kasteeltje Groenendaal stond.

Alvorens met deze geschiedenis te eindigen wil ik nog vermelden, dat Van der Aa in zijn in 1847 verschenen aardrijkskundig woorden boek vermeldt, dat er te Schijndel „2 kasteeltjes zijn geweest, welke naar men wil, tevoren jagthuizen waren van de oude Hertogen van Brabant”’.
Dit zou m.i. zeer goed mogelijk zijn, omdat Schijndel en de meer Zuidelijke omgeving met de destijds rijke bebossching, een uitstekend terrein boden voor de luisterrijke jachtpartijen der Hertogen van Brabant met hun gevolg.
De bekende schrijver pastoor Schutjes zegt in zijn beschrijving van de geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch, dat de Kruisheeren, na de verjaging der kloosterlingen in 1629 uit Den Bosch, zich voorloopig vestigden te Schijndel. Pastoor Schutjes veronderstelt, dat hun verblijf te Schijndel nog bekend is, vermoedelijk door den Kloosterpad.
Dit thans niet meer bestaande pad is den ouderen Schijndelschen ingezetenen nog zeer goed bekend. Hij bestond reeds lang voor dat de tegenwoordige „Zusters van Liefde” te Schijndel hun orde stichtten. Als men bedenkt, dat de tegenwoordige Kloosterstraat nog niet zoo erg lang bestaat en de Kloosterpad eertijds de kortste verbinding vormde tusschen de Hoofdstraat en den Boxtelschen weg, kan het dan niet mogelijk zijn geweest, dat den Kruisheeren werd aangeboden hun intrek te nemen in het kasteel Groenendaal om zoodoende hun verblijf zooveel mogelijk verborgen te houden? Het Kloosterpad zou dan de voornaamste verbinding zijn geweest van het dorp naar het klooster der Kruisheeren in het Hermalen. De huidige eigenaar van de kasteelgronden zegt, dat volgens overlevering, het kasteel destijds als klooster in gebruik was.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 23e jaargang nummer 1 bladzijden 31 tot en met 35
  2. Schijndelse Krant 25-01/ 01-02/ 22-02-1946