Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Schijndel in de resoluties van de Raad van State

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Schijndel in de Resoluties van de Raad van State[1][bewerken | brontekst bewerken]

De Raad van State van toen[bewerken | brontekst bewerken]

Bekend is dat na de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) de vredesbesprekingen geleid hebben tot de Vrede van Münster 1648. Dat had met name voor de Zuidelijke Nederlanden de nodige consequenties. Werd Brabant inclusief het huidige België vóór die tijd bestuurd vanuit Brussel, na 1648 kwam er een geheel andere bestuursvorm nl. de Staten Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën met als bestuurszetel ’s-Gravenhage. Brabant werd vanaf die tijd zgn. Generaliteitsland en stond rechtstreeks onder het gezag van de Staten Generaal. Men sprak destijds van Staats-Brabant.
Nu hadden de Staten Generaal een heel belangrijk adviescollege bekend onder de naam Raad van State. Aangezien Staats Brabant in principe buiten de Verenigde Provinciën viel en dus geen enkele stem had binnen het nieuwe landsbestuur, die men overigens wel getracht had te krijgen, verliep alles op bestuurlijk vlak via deze Raad van State die de informatie doorsluisde naar de Staten Generaal vice versa.

Binnen de Raad van State waren er twee belangrijke commissies die frequent Brabant, in ons geval de Meierij van ’s-Hertogenbosch, bezochten om over allerlei zaken informatie in te winnen of alle verzoekschriften vanuit de Meierij te beoordelen, partijen te horen en daarover te rapporteren.
Al die informatie en verzoekschriften, ook wel rekesten genoemd, kan men terugvinden in de resolutieboeken. Zoek je over de periode 1648-1795 dus informatie over, forten, schansen, militaire functionarissen van eenvoudige soldaten tot generaals, aannemers en ingenieurs van vestingsteden en het onderhoud ervan, militair materieel, kruitmagazijnen, zeeslagen, regimenten compagnieën en garnizoenen, marsroutes van legereenheden, kampementen, inkwartieringen, militaire hospitalen, krijgsgevangenen, zieke en gewonde soldaten na veldslagen, kerkelijke functionarissen als abten en abdissen, predikanten, pastoors en kapelaans, verzoekschriften van dorpsbesturen en particulieren, activiteiten van rentmeesters van geestelijke goederen of rentmeesters van bepaalde geestelijke instellingen als gasthuizen, fundaties e.d., benoemingen van schoolmeesters en hun berichten van overlijden, rapportages van landsadvocaten in verband met bepaalde processen en noem maar op, dan kun je die in deze boeken vinden. Deze resolutieboeken bieden een rijk scala aan historische besluiten en gebeurtenissen. Historisch gezien een uiterst rijke bron voor onderzoekers van allerlei pluimage.
Al vele jaren wordt er gewerkt aan het digitaal toegankelijk maken van alle informatie die betrekking heeft op alle steden en dorpen van de Meierij van ’s-Hertogenbosch.

De Schijndelse informatie omvat inmiddels een periode van 100 jaar (1648-1748) en het is de bedoeling door te gaan tot aan de Franse Tijd (1795). Het gaat om een archiefbestand van enige honderden boeken met een gemiddelde dikte van 10-12 cm. Veel van die informatie vind je in de eigen Schijndelse archieven niet terug. Niet elke historische gebeurtenis is even boeiend en dat is de reden dat dit stuk zich beperkt tot de Schijndelse predikanten over de periode 1648-1741 te weten: Robertus Immens, Henricus Blankert, Hubertus Hasebroeck, Johannes van Oerle, Hendrik Jacob Peypers en Johannes Antonius Martinet. In een veel later stadium kan dit gecompleteerd worden met Petrus Grootveldt, Mauritius Grommé, Johannes Laurens Theodorus Cox en Adrianus Slingsbie, afhankelijk van het tempo waarin de resoluties bewerkt kunnen worden. Uitgangspunt daarbij is dus de informatie vanuit de Resoluties van de Raad van State, hier en daar aangevuld vanuit ander bronnenmateriaal.

Het reglement op de politieke reformatie[bewerken | brontekst bewerken]

Om de context te begrijpen is het van belang enig inzicht te hebben in de ideeën van de Staten Generaal. Men streefde ernaar om alle openbare functies binnen de generaliteitsgebieden te koppelen aan de reformatorische beginselen en in principe mochten op de leidinggevende posten alleen maar personen benoemd worden die de ware christelijk gereformeerde godsdienst aanhingen. Te denken valt aan overheidsfuncties als schouten, schepenen, schoolmeesters, dorpssecretarissen, notarissen, rentmeesters van geestelijke goederen etc. Dat gaf natuurlijk in het Spaansgezinde en in het katholieke zuiden de nodige spanningen. In 1660 verscheen het reglement op de zgn. politieke reformatie. Alles wat als ‘rooms’ of ‘des pausdoms’ werd gezien moest uitgebannen worden zoals processies, bedevaarten, heilige huisjes als veldkapellen, kruisbeelden langs wegen e.d. De katholieken moesten bovendien hun kerken afstaan aan een handjevol gereformeerden en zich tevreden stellen met schuurkerken, schuilkerken of ‘kerkenhuizen’ zoals ze ook wel genoemd werden.

De Schijndelse predikanten[bewerken | brontekst bewerken]

Opvallend is dat Pater van de Heilige Harten Wiro Heesters in zijn ‘historische verkenningen’ weinig of eigenlijk geen aandacht heeft geschonken aan de predikanten die in Schijndel hun domicilie hebben gehad over de periode 1648 tot aan de teruggave begin 19e eeuw van de Servatiuskerk aan de katholieke gemeenschap, waarna de hervormde gemeente gebruik kon gaan maken van het inmiddels gebouwde Napoleonskerkje, binnen Schijndel in de volksmond bekend als ‘bloemenkerkje’, aanbesteed in 1808 en voltooid in 1810. Overigens is het onderstaande artikel maar een verkorte versie van het beschikbare archiefmateriaal. Wie van de hervormde gemeenten veel meer detailinformatie wil bestuderen, kan zich altijd nog buigen over de 84 akteboeken van het archief van de classis van Peel- en Kempenland over 1655-1800 en het archief van de Hervormde Gemeente Schijndel-Sint-Michielsgestel uitgesplitst in informatie vanuit de kerkenraad (1670-1954), de diaconie (1732-1950) en de kerkvoogdij (1776-1956). Die bronnen geven natuurlijk veel meer inhoudelijke informatie over het functioneren in het algemeen van deze hervormde gemeenten. Maar die archieven integraal bewerken is puur ‘monnikenwerk’ en het kunnen lezen van oud schrift is daarbij wel een cruciale voorwaarde!

Dominee Robertus Immens (1648-1659)[bewerken | brontekst bewerken]

De oudste vermelding te Schijndel is die van dominee Robertus Immens die een specificatie instuurt m.b.t. de reparatie en verbetering van zijn pastorie of domineeswoning voor een bedrag van 96 gulden, 17 stuivers en 8 penningen wat genoteerd werd als 96:17:8, welke specificatie hij ter vergoeding heeft toegestuurd aan de toenmalige rentmeester der geestelijke goederen. Wie was deze Robertus eigenlijk?
De familie Immens was van origine een Vlaamse familie die vanwege oorlogsdreiging was uitgeweken naar Duitsland. Daar werd Robertus geboren in 1623 te Hamburg-Altona. Hij studeerde theologie en liet zich op 25 juli 1644 inschrijven te Leiden. In vermoedelijk 1648, dat is niet exact bekend, werd hij als proponent de eerste predikant te Schijndel, waar hij tot 13 mei 1659 werkzaam is gebleven. Op de 3e mei van dat jaar werd hij immers als predikant beroepen voor de combinatie Oirschot en Best, vertrok op de feestdag van Sint Servatius richting zijn nieuwe standplaats, waar hij op 9 juni 1680 is overleden. Hij huwde in 1649 met een zekere Maria Deliën en stichtte een zeer kinderrijk gezin van negen zonen waarvan er vier predikant werden en 3 dochters. Maria overleed in 1673.
Over deze Maria Deliën volgt wat meer informatie omdat dit de sfeer illustreert binnen die hele familie Immens. Ze behoorde tot een uitgesproken predikantsfamilie. Haar vader was predikant, haar moeder een predikantsdochter en zelf trouwde ze met een predikant. De meesten van hen, haar vader, haar man, en enkele zoons publiceerden stichtelijke werken. Ook Maria zelf is bekend geworden door haar bundel ‘Geestelyke gesangen’ waarvan maar liefst acht herdrukken verschenen.
Vermoedelijk is Maria geboren in het Zeeuwse Nieuwerkerk, maar haar vader werd in 1630 beroepen te ’s-Hertogenbosch waar hij op 18 augustus arriveerde, maar overleed aldaar al op 3 oktober van dat jaar. Maria heeft haar jeugd dus aldaar doorgebracht. als enige dochter van een predikantsweduwe. Op 20-jarige leeftijd trouwde ze met Robertus Immens. Ze ontpopte zich als een zeer godvruchtige dichteres.
Merkwaardigerwijs is over de Schijndelse periode van deze dominee weinig terug te vinden in de Schijndelse archieven.

Dominee Henricus Blankert (1659-1700)[bewerken | brontekst bewerken]

Na het vertrek van Immens werd Henricus Blankert te Schijndel beroepen als predikant op 31 maart 1659. Over deze dominee is vanuit de resoluties nauwelijks iets bekend. Over zijn functioneren lezen we nergens iets, terwijl hij ca. 40 jaren in dienst is geweest van de hervormde gemeente te Schijndel. In het rekest van de classis van Peel- en Kempenland van 31 maart 1659 wordt een serie predikanten beroepen waarin voor Schijndel deze Henricus Blackaert.
Goed een jaar later lezen we in een rekest van de voormalige dominee Immens dat hij aan het begin der reformatie in Schijndel heeft gestaan en aldaar het erf van de pastorie onbeplant heeft aangetroffen en hier een doornhaag heeft laten aanbrengen van 34 Brabantse roeden hetgeen uit een schepenattestatie zou blijken. Hij had daarvan zelf alle kosten gedragen en ook die van het onderhoud en nu wendde hij zich tot de Raad van State om een vergoeding van al die kosten.
Eind 1660 kwam Immens hier nog eens op terug en meldde dat hij toen in de hof van de pastorie fruitbomen had laten planten en men vergoedde hem een post van 94 gulden. Zijn opvolger Blanckaert of Blankert heeft dus de beschikking gehad over een pastorietuin met fruitbomen. Er is destijds bij de samenstelling van het boek over ‘Het Schijndels landschap’ (uitgave 2003) uitvoerig gefilosofeerd over de mogelijke ligging van de predikantswoning, maar wat dat betreft tasten we nog enigszins in het duister alhoewel de volgende hypothese aannemelijk lijkt. Driekwart eeuw immers na de periode van Henricus Blankert woonde in de ‘oude pastorijhuysinge’ predikant Grootveld. Die pastorie wilde men eind 1774 verkopen met tuinen, hof, boomgaard stalling en speelhuisje m.u.v. de hof die aan de overzijde van de straat lag. Het gehele complex van twee lopensen kende als belendingen het erf van Eijmbert van Rooij, Hendrik Vugts, Jan Teurlings en de openbare weg. Vanuit de tuin zouden de nodige bloemen en tien fruitbomen worden overgeplant en gezet worden in de tuin van de nieuwe pastorie, het huidige pand dat bekend staat als de Domineeswoning Hoofdstraat uit 1776. Uit die omschrijving zou men mogen afleiden dat de oude pastorie, waar Blankert gewoond heeft, gestaan heeft aan de Hoofdstraat in de directe omgeving waar later het Oude Raadhuis van 1791 is gebouwd. De koop werd ingezet door een zekere Willem van Aggelen voor een bedrag van 1050 gulden en op 4 augustus van dat jaar werd een akkoord gesloten. Overigens, Henricus Blanckaert zelf gaf al in 1662 aan dat de pastorie waarin hij woonde behoorlijk bouwvallig was voorzien van een ongevloerde kelder vol met allerlei ongedierte. Ook beklaagde hij er zich over dat de zolders, vloeren en schoorstenen vervallen waren en hoognodig gerepareerd moesten worden. Hij verzocht aan controleur Blom alle deuren, ramen, vensters en de kelder grondig te komen inspecteren, een rapport op te maken en een begroting op te stellen. zodat hij er met zijn gezin de aanstaande winter in ieder geval droog kon wonen.
Eind 17e eeuw werden enkele pastorieën verkocht hetgeen blijkt uit een missive van Johan van Leefdael, de rentmeester der geestelijke goederen van Peelland, waaronder Schijndel ressorteerde. Voor die van Schijndel betaalde de predikant destijds 550 gulden.
Na ruim 40 jaren gefunctioneerd te hebben als predikant te Schijndel met tevens als combinatieplaats Liempde, stuurde dominee Henrick Blanckert een verzoekschrift in, waarin hij kenbaar maakte dat hij door de Raad van State graag tot emeritus verklaard zou willen worden, mede op basis van zijn hoge ouderdom en lichamelijke zwakheid. De Raad ging akkoord en de classis van Peel- en Kempenland werd gemachtigd naar een andere predikant uit te zien. Kort daarop volgde een rekest van de ledematen van de gereformeerde gemeente Schijndel & Liempde met een uitdrukkelijk verzoek om de genoemde classis te gelasten een andere predikant te benoemen in de plaats van Henricus Blanckert die door de overheid tot emeritus was verklaard en de classis te ordonneren iemand die niet alleen bekwaam was maar ook invloed zou hebben op de rust en de stichtelijkheid binnen hun gereformeerde gemeente.
Een tastbaar gegeven uit zijn periode van dominee Blanckert is o.a. een bijgehouden begraafboek van de 2e helft 17e eeuw, opgemaakt door de toenmalige schoolmeester/koster Roessingh.
Enige tijd na het overlijden van dominee Blankert volgde een interessant rekest van de hand van de weduwe van een zekere Gijsbert Backers die een verzoek indiende verband houdende met een bedrag van f 50,- wat doet vermoeden dat de zieke en hoogbejaarde predikant destijds de hulp heeft ingeroepen van deze chirurgijn om hem te behandelen en de vereiste medicamenten te verschaffen.

Dominee Hubertus Hasenbroeck (1700-1702)[bewerken | brontekst bewerken]

Dit is de dominee met de aller kortste predikantsperiode. Zijn bevestiging als predikant te Schijndel vond plaats op 5 december 1700, nadat hij beroepen was op 20 augustus van dat jaar.
De schrijfwijze van zijn naam gebeurde niet consequent. De volgende variaties kwamen voor Hubertus of Huijbertus Haasbroeck/Hasebroeck/Hasenbroeck. Al vrij kort na de aanvaarding van zijn ambt volgde het bericht van de rentmeester der geestelijke goederen Johan van Leefdael over het plotselinge overlijden van deze dominee. Pas op 30 september 1702 wordt melding gemaakt van een rekest van de classis waarop na deliberatie werd besloten een predikant te beroepen voor Schijndel en Liempde in plaats van wijlen Hubertus Haasbroeck, na presentatie aan de Raad over het leven en de leer van de nieuw te benoemen predikant alvorens tot bevestiging over te gaan.

Dominee Johan van Oerle (1702-1727)[bewerken | brontekst bewerken]

Begin 1703 volgde vanuit de Raad van State een reactie op een rekest van Johan van Oerle dat hem verleend zou worden een akte van traktement ingaande op de dag van zijn bevestiging.
Deze predikant trof het bijzonder slecht want kwartier Peelland was samen met de andere kwartieren het strijdtoneel van troepen die de Spaanse Successieoorlog uitvochten en die grote schade berokkenden aan de inwoners van het platteland. De rondtrekkende milities spaarden niets of niemand ondanks allerlei orders van hun overheden om de krijgstucht zorgvuldig in acht te nemen. Wat predikant Van Oerle precies was overkomen is niet bekend, maar hij had een rekest ingediend, zoals ook andere predikanten in Peelland en het eindresultaat was dat hem een toeslag werd verleend van in totaal 200 gulden als vergoeding van geleden schade en plunderingen.
Tijdens zijn predikantsperiode probeerde hij samen met de predikanten van Veghel en Sint -Oedenrode tot een aanvaardbaar akkoord te komen over een netelige kwestie nl. de slechte toestand van de school te Eerde. Die was vanaf het begin van de reformatie nog bediend geweest door zgn. ‘paapse schoolmeesters’ hetgeen strijdig was met het politieke reglement. Men wilde een gereformeerde schoolmeester aan het roer zien en dat werd een zekere Willem Frund (soms Friend), een man die men kende als goed van leven en gedrag en bekwaam genoeg om het onderwijs aan de Eerdse jeugd te behartigen, tegen een redelijk traktement.
In 1716 had deze predikant grote bemoeienis met het kiezen van een kerkenraad voor Schijndel omdat het aantal gereformeerde leden groeiende was. Op een vergadering van de classis, gehouden te Eindhoven, was dit reeds voorgesteld door Jacobus Hasevoet, de stadhouder van de kwartierschout van Peelland.
Eind 1727 leek het erop dat Johan van Oerle steeds meer moeite kreeg met het volbrengen van zijn zware taak. Na 25 jaren Gods woord verkondigd te hebben en het H. Avondmaal gevierd te hebben met de toch nog redelijk kleine groep hervormden. verscheen in een rekest van de gedeputeerden van de classis van Peel- en Kempenland het overlijdensbericht van deze godvruchtige en ijverige dominee, die was gehuwd met Anna van Wassenberg aan wie een weduwepensioen zou worden uitgekeerd. De classis zou vervolgens op zoek gaan naar een opvolger en uitgangspunt was, zoals het werd geformuleerd, het aantrekken van een bekwame leraar en leidsman ter handhaving van de gereformeerde religie.

Dominee Hendrik Jacob Peijpers (1727-1735)[bewerken | brontekst bewerken]

Henricus Jacobus Peijpers werd geboren te Leende op 6 oktober 1704.
In 1721 was hij student theologie, wijsbegeerte en oosterse talen te Leiden, waar hij in 1726 slaagde voor zijn predikantsexamen.
Hij werkte vanaf 17 oktober 1728 als proponent in de hervormde gemeente van Schijndel en Liempde.
Hij trouwde in 1730 met de weduwe Johanna de Jong, die in 1689 was geboren als dochter van Gijsbert de Jong notaris en erfsecretaris van Schijndel en Alida van den Houte. Een zus van Johanna was getrouwd met Gijsbertus Gualtheri, een broer van Amarentia, de moeder van Hendrik.
Dominee Peijpers overleed op een opvallend jonge leeftijd nl. op 25 januari 1735. Hij was een veel belovende predikant. Zes jaren later overleed ook Johanna de Jong.
Het beroep van Hendrik Jacobus Peijpers werd gemeld in een rekest van de classis en de Raad van State ging hiermee akkoord.
Op een gegeven moment volgde er een missive van rentmeester der geestelijke goederen De Kempenaar. Die reageerde op een ingediend rekest van predikant Peijpers waarin die verwees naar art. 24 van het reglement van de politieke reformatie waarin de regenten van de dorpen aan predikanten een geschikte woning als pastorie moesten aanbieden en een huurprijs mochten berekenen van 60 gulden. Het Schijndelse college had, met die verplichting in het achterhoofd, in 1697 van het gemene land (lees: de staat), een oud huis met hof gekocht voor f 600,- waarin voorheen de roomse priesters hadden gewoond. Hij beklaagde er zich over dat dit huis op een zeer eenzame plek stond met slechts één nabuur en bovendien nog ver van het centrum en de kerk verwijderd. Het zou hem veel waard zijn een andere woning te mogen betrekken en deed aan de Raad van State het voorstel om het bestuurscollege van Schijndel te ordonneren om een andere pastorie te bouwen in ‘de Straat’ [lees: Grote Straat, thans Hoofdstraat] nabij de kerk, zoals dat was gebeurd in de dorpen Woensel, Someren en andere plaatsen.
In 1735 speelde er nog een andere kwestie. Een van de vormen van belasting was het betalen van het zgn. hoofdgeld. Zowel de regenten van Schijndel als Liempde werden geacht daarvan hoofdgeldlijsten samen te stellen die dan vervolgens ondertekend moesten worden door de predikant. Onder hoofdgeld verstond men een vorm van personele belasting die werd geheven op gezinnen en het hoofd van het gezin werd daarop aangeschreven, waarbij men bij de gezinssamenstelling onderscheid maakte tussen kinderen boven en beneden de 16 jaren. Predikant Peijpers weigerde echter die lijsten te ondertekenen, maar nadat de Raad van State hierover gediscussieerd had werd besloten de predikant aan te schrijven en te gelasten zich te gedragen naar de resolutie die was opgesteld op 10 december 1734, waarbij het certificeren der hoofdgeldlijsten door de predikanten verplicht was gesteld. Deed hij dit niet dan zou ontvanger Van der Waaijen die verantwoordelijk was voor de inning van de hoofdgelden in kwartier Peelland hem nog kunnen dreigen met gijzelneming.
Ook deze predikant stierf vroegtijdig getuige het verzoek van de classis van Peel- en Kempenland met het bericht dat men een nieuwe predikant zou moeten gaan benoemen vanwege het overlijden van Hendrik Jacob Peijpers en wiens weduwe een verzoek indiende om haar weduwetraktement te mogen ontvangen.
Tot slot nog iets over het testament van Juffrouw Johanna de Jong, eerst weduwe van de Heer en Mr. Willem van Oosterwijk, in zijn leven advocaat en secretaris te Schijndel en laatst weduwe van wijlen de Heer Hendrik Jacob Peijpers. Dat testament werd geopend in het bijzijn van de Heer Gijsbert de Jong erfsecretaris te Schijndel en de Heer Johan de Jong secretaris te Tilburg mede in presentie van de Heer Gerardus de Jong secretaris van Veghel en Erp. In het testament was sprake van legaten aan Maria haar zus, weduwe van Johan van Oosterwijk, Johanna de Jong, Alida Johanna de Jong, Willem Johannus Gualtheri, Alida Wilhelma van Oosterwijk, zusters en broers van Hendrik Jacob Peijpers, de diaconie van de armen van Schijndel, Johan, Gerardus, Elisabeth en Maria de Jong haar broers en zussen, kinderen van Anna Helena de Jong verwekt door Leendert Boll. Dit testament is in bedoeld schepenprotocol in extenso uitgewerkt door de toenmalige secretaris van Schijndel Petrus Zeijlmans.

Dominee Johannes Antonius Martinet (1736-1739)[bewerken | brontekst bewerken]

Hij stond ingeschreven in het doopregister van ’s-Hertogenbosch als Jean Anthoine, geboren op 27 januari 1694 als zoon van Jean Martinet en Marie Catharine Boucher.
Hij huwde op 16 december 1726 in de Nederduits gereformeerde kerk te Lage Mierde met Pieternelle van der Horst (’s-Hertogenbosch 22 mei 1691-ca. 1760) een dochter van Florentius van der Horst en Helena Keuchenius. Uit dit huwelijk werden achtereenvolgens geboren:

  1. Maria Catharina te Deurne 19 oktober 1727 en overleden te Acquoij op 26 april 1770.
  2. de zeer bekende Johannes Florentius op 12 juli 1729 en overleden te Amsterdam op 4 augustus 1795 die zou huwen met een zekere Maria Margaretha van Ossenberg (ca. 1720-1812).
  3. Helena op 15 april 1731 te Deurne, huwde met Henricus Engelbertus Kuijpers (1725-1801) predikant te Acquoij, Veghel en Erp en overleed op 17 mei 1823 te Dinther.
  4. Wilhelmus gedoopt te Deurne 7 juni 1733 en overleden te ’s-Hertogenbosch in 1740 die was vernoemd naar zijn oud-oom Wilhelmus Keuchenius (1662-1743) predikant te Vught.

Na het overlijden van dominee Peijpers volgde overleg binnen de classis van Peel- en Kempenland over de benoeming van een nieuwe predikant voor Schijndel en Liempde en dat zou deze Johannes Antonius Martinet worden die op 15 juli 1736 naar Schijndel vertrok, na de hervormde gemeente van Deurne en Vlierden bijna 20 jaren gediend te hebben. Op 30 juli 1736 werd hem een akte van traktement verleend.
Geheel onverwacht diende de classis van Peel- en Kempenland al vrij snel een rekest in met een verzoek om handopening tot het beroepen van een nieuwe predikant omdat dominee Martinet op 6 april 1739 was overleden, welk beroep werd aanvaard op 11 mei 1740 toen Petrus Grootveld zou aantreden als dominee voor de hervormde gemeente Schijndel gecombineerd met Liempde.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 22e jaargang nummer 2 bladzijden 17 tot en met 26