Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Johannes Theodorus van Alebeek (1904 - 1971): verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{sjabloon:UnderConstruction}} Slachtoffers in de 2e Wereldoorlog binnen het gezin van Jan van Alebeek. Schijndel, 12 oktober 1944: op de Boschweg is het gezin v...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{sjabloon:UnderConstruction}}
'''Slachtoffers in de 2e Wereldoorlog binnen het gezin van Jan van Alebeek.'''
Slachtoffers in de 2e Wereldoorlog binnen het gezin van Jan van Alebeek.




Schijndel, 12 oktober 1944: op de Boschweg is in het gezin van Jan van Alebeek, de vrachtrijder, zijn vrouw en het jongste kind dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen.


Schijndel, 12 oktober 1944: op de Boschweg is het gezin van Jan van Alebeek, de vrachtrijder, zijn vrouw en het jongste kind dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen.
Johannes Theodorus van Alebeek<br>
Roepnaam: Jan<br>
Geboren 2-7-1904 te Schijndel<br>
Overleden op 19-07-1971 te ‘s-Herogenbosch, 67 jaar oud<br>


Johannes Theodorus van Alebeek x 1e echtgenote
Gehuwd met: 1e echtgenote:<br>


geboren 2-7-1904 Adriana Johanna van den Broek
Adriana Johanna van den Broek<br>
Geboren 22-10-1908 te Schijndel<br>
Roepnaam: Jaan<br>
Overleden op 12-10-1944 te Schijndel, 35 jaar oud, oorlogsslachtoffer


te Schijndel geboren 22-10-1908 te Schijndel
Jan van Alebeek trouwt op 14-08-1948 voor de tweede keer met:


Roepnaam: Jaan
Arnoldina Pieters<br>
Roepnaam: Dina<br>
Geboren 23-01-1916 te ‘s-Hertogenbosch<br>
Overleden op 13-12-1995 te Schijndel, 79 jaar oud<br>


Roepnaam: Jan overleden op 12-10-1944, 35 jaar oud


gehuwd met Adriana (oorlogsslachtoffer)
::'''Kinderen van Jan en Adriana:'''


op 15-5-1930 te Schijndel
::Truus, geboren in 1930, overleden op 27-11-2002


gehuwd met Arnoldina op 14-8-1948 x 2e echtgenote
::Jo, geboren in 1932, overleden op 20-11-1994


te Schijndel Arnoldina Pieters
::Tiny, geboren in 1934, woont in Schijndel


Jan is overleden roepnaam: Dina
::Sien, geboren in 1938, overleden op 31-1-2009


op 19-7-1971 Geboren 23-1-1916 te ’s-Bosch
::Hanny, geboren op 27-12-1943, overleden op 12-10-1944, 9 maanden oud (oorlogsslachtoffer).


te ’s-Hertogenbosch., Overleden op 13-12-1995 te Schijndel
::'''Kinderen van Jan en Dina:'''


67 jaar oud. 79 jaar oud.
::Hanny, geboren in 1949, woont in Schijndel


Kinderen van Jan en Adriana:
::Bert, geboren in 1950, woont in Schijndel


Truus, geboren in 1930, overleden op 27-11-2002
::Henkie, geboren op 22-6-1955, overleden op 2-12-1958, 3 ½ jaar oud


Jo, geboren in 1932, overleden op 20-11-1994


Tiny, geboren in 1934, woont in Schijndel
'''Granaatweken'''


Sien, geboren in 1938, overleden op 31-1-2009
Vooral tijdens de bevrijding van Schijndel van half september tot eind oktober 1944 was het heel gevaarlijk om in Schijndel te wonen, deze tijd wordt ook wel aangeduid als de [[granaatweken]].
 
Hanny, geboren op 27-12-1943, overleden op 12-10-1944, 9 maanden oud (oorlogsslachtoffer).
 
Kinderen van Jan en Dina:
 
Hanny, geboren in 1949, woont in Schijndel
 
Bert, geboren in 1950, woont in Schijndel
 
Henkie, geboren op 22-6-1955, overleden op 2-12-1958, 3 ½ jaar oud
 
Granaatweken
 
Vooral tijdens de bevrijding van Schijndel van half september tot eind oktober 1944 was het heel gevaarlijk om in Schijndel te wonen, deze tijd wordt ook wel aangeduid als de granaatweken.


De inwoners van Schijndel zitten zwaar in de problemen, de Duitsers hebben zich in de kom van het dorp genesteld, daar stellen ze hun verrijdbare geschut steeds op andere plekken op. De geallieerden worden (door de Duitsers) beschoten vanuit het centrum van Schijndel, dus de geallieerden schieten terug op de bebouwde kom van Schijndel, vooral de mensen die in het centrum wonen worden van alle kanten beschoten.
De inwoners van Schijndel zitten zwaar in de problemen, de Duitsers hebben zich in de kom van het dorp genesteld, daar stellen ze hun verrijdbare geschut steeds op andere plekken op. De geallieerden worden (door de Duitsers) beschoten vanuit het centrum van Schijndel, dus de geallieerden schieten terug op de bebouwde kom van Schijndel, vooral de mensen die in het centrum wonen worden van alle kanten beschoten.


Een ooggetuige (Harrie Bolsius) meldt over donderdag 12 oktober 1944:
Een ooggetuige ([[Harry Bolsius]]) meldt over donderdag 12 oktober 1944:


“De artillerie-activiteit is groter dan de vorige dagen. Op de Boschweg is het gezin van Alebeek, de vrachtrijder, zijn vrouw en een kind werden dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen”.
“De artillerie-activiteit is groter dan de vorige dagen. Op de [[Boschweg]] zijn in het gezin van Van Alebeek, de vrachtrijder, de huisvrouw en een kind dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen”.


Henri – Harrie – Bolsius, directeur van de kaarsenfabriek, woonde op Huize Nieuwegaard, naast het huis van zijn chauffeur Chrisje Jansen, dat op de hoek van de Hoofdstraat/Groeneweg stond. Beide huizen zijn al lang geleden afgebroken.  
Harry hield in de oorlog een dagboek bij, wat hij zag en meemaakte daar deed hij verslag van in z’n dagboek, bovenstaande passage komt uit z’n dagboek.


Er staat nu een groot complex, onder een grote supermarkt, winkels en een bank, met appartementen erboven.
Een andere reactie, van de familie Thieu van Oorschot, wonend op de [[Boschweg]] maar geëvacueerd naar Berlicum, die intussen naar ’s-Hertogenbosch gelopen waren, (het hele dorp Berlicum werd ontruimd), ook over donderdag 12 oktober 1944:


Harrie hield in de oorlog een dagboek bij, wat hij zag en meemaakte daar deed hij verslag van in z’n dagboek, bovenstaande passage komt uit z’n dagboek.
“In de loop van de middag horen wij dat Middelrode vannacht met de grond gelijk gemaakt is (Ook Middelrode was geheel ontruimd). ………… Ook vernemen wij dat de familie van Alebeek op de Boschweg een voltreffer kreeg toen zij aan tafel zaten; moeder en kind dood; Vader, bij wie een arm was afgerukt, lag kreunend op de grond en smeekte zijn dochtertje om hulp, maar het arme meisje had een been verloren en lag daar even hulpeloos”.  
 
Een andere reactie, van de familie Thieu van Oorschot uit Berlicum die intussen naar ’s-Hertogenbosch gelopen waren, het hele dorp Berlicum werd ontruimd, ook over donderdag 12 oktober 1944:
 
“In de loop van de middag horen wij dat Middelrode vannacht met de grond gelijk gemaakt is (Middelrode was geheel ontruimd). ………… Ook vernemen wij dat de familie van Alebeek op de Boschweg een voltreffer kreeg toen zij aan tafel zaten; moeder en kind dood; Vader, bij wie een arm was afgerukt, lag kreunend op de grond en smeekte zijn dochtertje om hulp, maar het arme meisje had een been verloren en lag daar even hulpeloos”.  


“Het verhaal gaat dat vader van Alebeek door hulpverleners op een kar voor dood naar het kerkhof werd gebracht. Daar aangekomen bleek hij nog te bewegen en is hij naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht. Hij heeft zijn verwondingen overleefd!”
“Het verhaal gaat dat vader van Alebeek door hulpverleners op een kar voor dood naar het kerkhof werd gebracht. Daar aangekomen bleek hij nog te bewegen en is hij naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht. Hij heeft zijn verwondingen overleefd!”
Regel 76: Regel 65:
Tiny van Alebeek,
Tiny van Alebeek,


zoon van Jan van Alebeek en Jaan van Alebeek- van de Broek.
zoon van Jan van Alebeek en Jaan van Alebeek van de Broek.


Tiny intussen bijna 85 jaar oud, leeft anno 2019 nog. Zijn broer en zussen uit het huwelijk van vader Jan en moeder Jaan, zijn intussen overleden. Hij was 10 jaar oud toen de woning van het gezin aan de Boschweg in Schijndel getroffen werd door een granaat. Het gezin woonde destijds op huisnummer 28. Dit huis staat er nu (uiteraard wel een aantal keren verbouwd) nog steeds.
Tiny vertelde op 85-jaar leeftijd dat hij 10 jaar oud was toen de woning van het gezin aan de Boschweg in Schijndel getroffen werd door een granaat. Het gezin woonde destijds op huisnummer 28. Dit huis staat er nu (uiteraard wel een aantal keren verbouwd) nog steeds.


De granaat viel op een onbewaakt en onverwacht moment. Het gezin was uit de schuilkelder gekomen omdat vader Jan bij de gaarkeuken van Slagerij Geerkens in het centrum van Schijndel een emmer eten (stamp) had gehaald. Ook leek er een pauze tussen de beschietingen te zitten. Maar plotseling viel er toch een granaat door het dak van de keuken, waar het gehele gezin aan tafel zat. Het was een Engelse granaat afgeschoten vanuit de richting Sint-Oedenrode op Schijndel (om de Duitse bezetters te verdrijven). Op Tiny na, werden alle gezinsleden getroffen door granaatscherven. Deze scherven kwamen van de granaat, die ontplofte toen hij de vloer van de keuken raakte. Jo, de oudste zoon, had niet minder dan 61 granaatsplinters in zijn lichaam. Volgens Tiny zag hij er de eerste weken in het ziekenhuis uit als een soort mummie. Hij was bijna geheel met verband bedekt, hij overleefde zijn vele verwondingen overigens wel. Zijn moeder Jaan en jongste zus Hanny werden onmiddellijk gedood door dezelfde granaatscherf. Het kind werd letterlijk gehalveerd, moeder in haar hart getroffen. Vader Jan miste een arm en z’n oudste zus een been.  
De granaat viel op een onbewaakt en onverwacht moment. Het gezin was uit de schuilkelder gekomen omdat vader Jan bij de gaarkeuken van Slagerij [[Geerkens]] in het centrum van Schijndel een emmer eten (stamp) had gehaald. Ook leek er een pauze tussen de beschietingen te zitten. Maar plotseling viel er toch een granaat door het dak van de keuken, waar het gehele gezin aan tafel zat. Het was een Engelse granaat afgeschoten vanuit de richting Sint-Oedenrode op Schijndel (om de Duitse bezetters te verdrijven). Op Tiny na, werden alle gezinsleden getroffen door granaatscherven. Deze scherven kwamen van de granaat, die ontplofte toen hij de vloer van de keuken raakte. Jo, de oudste zoon, had niet minder dan 61 granaatsplinters in zijn lichaam. Volgens Tiny zag hij er de eerste weken in het ziekenhuis uit als een soort mummie. Hij was bijna geheel met verband bedekt, hij overleefde zijn vele verwondingen overigens wel. Zijn moeder Jaan en jongste zus Hanny werden onmiddellijk gedood door dezelfde granaatscherf. Het kind werd letterlijk gehalveerd, moeder in haar hart getroffen. Vader Jan miste een arm en z’n oudste zus een been.  


Zus Truus werd door de Duitsers naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht, haar been hing toen nog aan haar lichaam en ze had vier grote gaten in haar lichaam, veroorzaakt door granaatscherven. Het been werd in het ziekenhuis (noodgedwongen) afgezet. Vader Jan werd, betrekkelijk snel na de granaatinslag, samen met zijn overleden vrouw en het overleden jongste kind (in lakens gewikkeld) op een handkar naar het kerkhof gebracht.  
Zus Truus werd door de Duitsers naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht, haar been hing toen nog aan haar lichaam en ze had vier grote gaten in haar lichaam, veroorzaakt door granaatscherven. Het been werd in het ziekenhuis (noodgedwongen) afgezet. Vader Jan werd, betrekkelijk snel na de granaatinslag, samen met zijn overleden vrouw en het overleden jongste kind (in lakens gewikkeld) op een handkar naar het kerkhof gebracht.  


Henk Hermes vertelde onlangs in een interview over een granaatinslag op 8 oktober in een huis aan de Hoofdstraat 14, dat het dodelijke slachtoffer, ook vrij snel daarna in een gordijn gewikkeld en op een handkar naar het kerkhof werd gereden en daar (in een noodgraf) werd begraven.
Henk Hermes vertelde in een interview over een granaatinslag op 8 oktober in een huis aan de [[Hoofdstraat]] 14, dat het dodelijke slachtoffer, ook vrij snel daarna, in een gordijn gewikkeld en op een handkar naar het kerkhof werd gereden en daar (in een noodgraf) werd begraven.


Er was geen hout beschikbaar voor een kist, dus men gebruikte wat wel voorhanden was. Vader Jan lag ook op de handkar, omdat de veronderstelling was, dat hij dood was. Toen iemand, op het kerkhof, merkte dat hij toch nog bewoog en ademde, is hij snel en alsnog naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht (ook door de Duitsers). Zus Sien en broer Jo werden naar het Sint Liduina ziekenhuis hier in Schijndel gebracht, met name om de (vele) granaatsplinters te verwijderen.  
Er was geen hout beschikbaar voor een kist, dus men gebruikte wat wel voorhanden was. Vader Jan lag ook op de handkar, omdat de veronderstelling was, dat hij dood was. Toen iemand, op het kerkhof, merkte dat hij toch nog bewoog en ademde, is hij snel en alsnog naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht (ook door de Duitsers). Zus Sien en broer Jo werden naar het Sint [[Lidwina]]ziekenhuis hier in Schijndel gebracht, met name om de (vele) granaatsplinters te verwijderen.  


Tiny werd de tijd, dat z’n vader, broer en zussen in het ziekenhuis lagen, opgevangen door een broer van vader, kapper Theo van Alebeek aan de Boschweg. Daar verbleef hij de rest van de granaatweken hoofdzakelijk in de (schuil)kelder van dat huis.  
Tiny werd de tijd dat z’n vader, broer en zussen in het ziekenhuis lagen, opgevangen door een broer van vader, kapper [[Theo van Alebeek]] aan de Boschweg. Daar verbleef hij de rest van de [[granaatweken]] hoofdzakelijk in de (schuil)kelder van dat huis.  


Het zwaar getroffen gezin van Jan van Alebeek, werd later uit elkaar gerukt. Vader Jan moest, met een arm, z’n kost verdienen, dat lukte overigens goed. Alleen het was onmogelijk tegelijk op z’n kinderen te passen en te werken.  
Het zwaar getroffen gezin van Jan van Alebeek, werd later uit elkaar gerukt. Vader Jan moest, met één arm, z’n kost verdienen, dat lukte overigens goed. Alleen was het onmogelijk tegelijk op z’n kinderen te passen én te werken.  


Zijn kinderen werden in weeshuizen opgevangen, zo goed en kwaad als dat mogelijk was, in die zware tijd na de Tweede Wereldoorlog. Er was een tekort aan van alles, ook in weeshuizen.
Zijn kinderen werden in weeshuizen opgevangen, zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was in die zware tijd na de Tweede Wereldoorlog. Er was een tekort aan van alles, ook in weeshuizen.


Tiny weet er alles van, ook nu nog na bijna 75 jaar. Hij is tevens de laatst overgeblevene van dit gezin die hierover kan vertellen. Zijn relaas:  
Het relaas van Tiny:  


“Ik heb de granaataanval overleefd, doordat mijn vader voor mij viel, hij schermde met z’n grote lichaam mij geheel af. Ik was ook de enige van het gezin die niet getroffen was en dus geen letsel had en die hulp kon halen. Dat heb ik ook gedaan. Ik liep naar de overburen. Janus d’n Diets, de waard van het toenmalige café aan d’n Boschweg (nu feestlocatie Amusant) heb ik als eerste gewaarschuwd.  
“Ik heb de granaataanval overleefd, doordat mijn vader voor mij viel, hij schermde met z’n grote lichaam mij geheel af. Ik was ook de enige van het gezin die niet getroffen was en dus geen letsel had en die hulp kon halen. Dat heb ik ook gedaan. Ik liep naar de overburen. Janus d’n [[Diets]], de waard van het toenmalige café aan d’n Boschweg (nu feestlocatie Amusant) heb ik als eerste gewaarschuwd.  


Toen ik iets later toch weer in de keuken kwam, voelden de grote scherven van de ontplofte granaat, die in de vloer en de muren staken, nog heet aan.
Toen ik iets later toch weer in de keuken kwam, voelden de grote scherven van de ontplofte granaat, die in de vloer en de muren staken, nog heet aan.


(Jan van Rooij uit Schijndel, die de bijnamen in Schijndel in kaart heeft gebracht, geeft aan: D’n Diets = uitbater van café d’n hoge Steenweg, later Formosa en nu Amusant).
Janus en de andere, gewaarschuwde, buren konden het huis niet in, ik had onbedoeld de voordeur achter mij dichtgegooid, toen ik hulp ging zoeken. Er moest een ruitje ingetikt worden om binnen te komen. Er waren die dag meerdere inslagen van granaten in het centrum van Schijndel, daardoor kwam de hulpverlening moeilijk op gang. Opvallend was dat de Duitse militairen goed meehielpen.
 
Janus en de andere, gewaarschuwde buren konden het huis niet in, ik had onbedoeld de voordeur achter mij dicht gegooid, toen ik hulp ging zoeken. Er moest een ruitje ingetikt worden om binnen te komen. Er waren die dag meerdere inslagen van granaten in het centrum van Schijndel, daardoor kwam de hulpverlening moeilijk op gang. Opvallend was dat de Duitse militairen goed meehielpen.


Ik werd direct daarop meegenomen door mijn oom, kapper Theo van Alebeek, en direct in zijn schuilkelder geplaatst. Mijn vader en zus lagen in het ziekenhuis in Den Bosch, mijn zussen in het ziekenhuis hier aan d’n Boschweg. Later zijn mijn vader en zus ook weer overgebracht naar het ziekenhuis in Schijndel.  
Ik werd direct daarop meegenomen door mijn oom, kapper Theo van Alebeek, en direct in zijn schuilkelder geplaatst. Mijn vader en zus lagen in het ziekenhuis in Den Bosch, mijn zussen in het ziekenhuis hier aan d’n Boschweg. Later zijn mijn vader en zus ook weer overgebracht naar het ziekenhuis in Schijndel.  


Ik herinner mij daarvan, dat ik op een dag, niet alleen naar m’n broer en zus in het Lidwina ziekenhuis mocht. Ik zwaar overstuur, er werd ook niet bij verteld waarom, ik er opeens niet meer naar toe mocht. Later werd een en ander meer duidelijk, intussen waren mijn vader en zus ook overgeplaatst naar het Sint Liduina ziekenhuis, de een zonder arm en de ander zonder been, kennelijk moest ik daar op voorbereid worden. Alleen de manier waarop, veroorzaakte meer leed voor een jonge jongen, dan de waarheid meteen vertellen. Ik kon jaren later niet meer door de gangen van het Sint Liduina ziekenhuis lopen, waar mijn vader, broer en zussen toen lagen. Vooral de grijs-bruine tegels in die (kelder)gang herinnerden mij aan die bijzonder zware tijd. Ze lagen in de gangen, door plaatsgebrek in het ziekenhuis. Heel het ziekenhuis (kamers, gangen, kelders) lag vol oorlogsslachtoffers.
Ik herinner mij daarvan dat ik ,op een dag, niet alleen naar m’n broer en zus in het Lidwina ziekenhuis mocht. Ik zwaar overstuur, er werd ook niet bij verteld waarom ik er opeens niet meer naar toe mocht. Later werd een en ander meer duidelijk. Intussen waren mijn vader en zus ook overgeplaatst naar het Sint Liduina ziekenhuis, de een zonder arm en de ander zonder been. Kennelijk moest ik daar op voorbereid worden. Alleen de manier waarop, veroorzaakte meer leed voor een jonge jongen, dan de waarheid meteen vertellen. Ik kon jaren later niet meer door de gangen van het Sint Liduina ziekenhuis lopen, waar mijn vader, broer en zussen toen lagen. Vooral de grijs-bruine tegels in die (kelder)gang herinnerden mij aan die bijzonder zware tijd. Ze lagen in de gangen, door plaatsgebrek in het ziekenhuis. Heel het ziekenhuis (kamers, gangen, kelders) lag vol oorlogsslachtoffers.


De gewonde gezinsleden overleefden hun verwondingen. Maar vooral m’n zus Sien heeft de rest van haar leven, flink last blijven houden van de zware tijd in die laatste oorlogsdagen en de jaren daarna. Terwijl zus Truus, die haar verdere leven, toch gehandicapt was, met één been, vrolijk doorleefde en betrekkelijk weinig last ondervond van haar handicap. Hetzelfde geldt voor vader Jan, zie ook, het verhaal van Theo Jansen.
De gewonde gezinsleden overleefden hun verwondingen. Maar vooral m’n zus Sien heeft de rest van haar leven, flink last blijven houden van de zware tijd in die laatste oorlogsdagen en de jaren daarna. Terwijl zus Truus, die haar verdere leven, toch gehandicapt was, met één been, vrolijk doorleefde en betrekkelijk weinig last ondervond van haar handicap. Hetzelfde geldt voor vader Jan.


Heel apart was ook dat toen de familie na de granaatinslag en het wegbrengen van de doden en gewonden in het huis gingen kijken, het gehele huis helemaal leeg was. Alles wat niet vast zat aan de muren was weg, de huisraad, de kleren, ook van baby Hanny. Verdwenen!”
Heel apart was ook dat toen de familie na de granaatinslag en het wegbrengen van de doden en gewonden in het huis gingen kijken, het gehele huis helemaal leeg was. Alles wat niet vast zat aan de muren was weg, de huisraad, de kleren, ook van baby Hanny. Verdwenen!”
Regel 114: Regel 101:
De moeilijke jaren die de kinderen van dit gezin in weeshuizen doorbrachten, vormen een ander verhaal. De jongens (Jo en Tiny) verbleven in het jongensweeshuis in Tilburg. Dit weeshuis was van de fraters van Tilburg en lag aan de Gasthuisring.  
De moeilijke jaren die de kinderen van dit gezin in weeshuizen doorbrachten, vormen een ander verhaal. De jongens (Jo en Tiny) verbleven in het jongensweeshuis in Tilburg. Dit weeshuis was van de fraters van Tilburg en lag aan de Gasthuisring.  


Zijn zus Truus ging naar het (meisjes)weeshuis van de zusters van Veghel en zijn jongste zus Sien naar het (meisjes)weeshuis hier in Schijndel, dat gerund werd door de zusters uit Schijndel.
Zijn zus Truus ging naar het (meisjes)weeshuis van de zusters van Veghel en zijn jongste zus Sien naar het [[Petrus Donders Weeshuis]] hier in Schijndel, dat gerund werd door de zusters uit Schijndel.


Vader Jan hertrouwde drie jaar na de oorlog, toen konden Jo en Tiny weer naar huis (natuurlijk ook de meisjes). Tiny heeft die periode alleen maar overleefd, dankzij de hulp van zijn twee jaar oudere broer Jo. Jo was zelf ook nog betrekkelijk jong, maar worstelde zich met opmerkelijk gemak door die moeilijke periode.  
Vader Jan hertrouwde drie jaar na de oorlog, toen konden Jo en Tiny weer naar huis (natuurlijk ook de meisjes). Tiny heeft die periode alleen maar overleefd, dankzij de hulp van zijn twee jaar oudere broer Jo. Jo was zelf ook nog betrekkelijk jong, maar worstelde zich met opmerkelijk gemak door die moeilijke periode.  


Tiny probeerde in 1948, terug in Schijndel, zijn leven weer op te pakken. Dat viel nog niet zo mee, de Mulo was geen gelukkige keuze, later werd hij op de ambachtsschool in Veghel opgeleid als loodgieter/monteur. Dit werk deed hij vakbekwaam en met veel plezier 20 jaar lang. Toen zijn toenmalige baas failliet ging, kon hij als conciërge aan de slag bij de Sint-Jansschool in Schijndel. Daar werkte hij met nog meer plezier en voldoening tussen de opgroeiende kinderen. Over en weer klikte het meer dan goed. Na twintig dienstjaren kon hij met pensioen én daar geniet hij nu (voorjaar 2019) nog van.
Tiny probeerde in 1948, terug in Schijndel, zijn leven weer op te pakken. Dat viel nog niet zo mee, de Mulo was geen gelukkige keuze, later werd hij op de ambachtsschool in Veghel opgeleid als loodgieter/monteur. Dit werk deed hij vakbekwaam en met veel plezier 20 jaar lang. Toen zijn toenmalige baas failliet ging, kon hij als conciërge aan de slag bij de [[Sint Jansschool]] in Schijndel. Daar werkte hij met nog meer plezier en voldoening tussen de opgroeiende kinderen. Over en weer klikte het meer dan goed. Na twintig dienstjaren kon hij met pensioen.
 
Hij is overigens nog dagelijks actief als veel gevraagde en zeer gewaardeerde vrijwilliger bij sportverenigingen en zorgcentra in Schijndel.


Theo Jansen over chauffeur Jan van Alebeek


Een verhaal van heel lang na de oorlog, dat door Theo Jansen is verteld in 2014 (aan Adrie van Grinsven). Theo toen 92 jaar oud, was de zoon van de chef van het spoorwegstation in Schijndel. Theo had een geweldig geheugen en heeft diverse verhalen over de oorlog, het station en het vliegveld geschreven (en uitgegeven). Theo was in z’n werkzaam leven medewerker bij een drukker/uitgever. Hij werkte in die tijd bij Malmberg in ’s-Hertogenbosch. Theo vertelde dat hij (in de moeilijke jaren precies na de 2e Wereldoorlog) met spoed naar de Noordoost polder moest om daar boeken op een zo juist geopende school af te leveren. Het was destijds een hele reis over wegen die in die tijd nog matig tot slecht van kwaliteit waren.  
'''Theo Jansen over chauffeur Jan van Alebeek.'''


Hij klopte bij Jan van Alebeek aan, de expediteur/chauffeur die op de Boschweg woonde. Jan reed destijds (met één arm dus) een grote, zwarte Amerikaanse auto, een automaat, een Dodge volgens Theo. Het leek wel een oude lijkauto, zegt Theo in 2014, maar wel prima want al de af te leveren boeken konden allemaal en zonder moeite in de grote auto vervoerd worden.
Theo klopte op enig moment, als medewerker van Malmberg uit Den Bosch, bij Jan van Alebeek aan, de expediteur/chauffeur die op de Boschweg woonde. Jan reed destijds (met één arm dus) een grote, zwarte Amerikaanse auto, een automaat, een Dodge volgens Theo. Het leek wel een oude lijkauto, zegt Theo, maar wel prima want al de af te leveren boeken konden allemaal en zonder moeite in de grote auto vervoerd worden.


In de Noordoost polder aangekomen waren de wegen bedekt met klei, erg glad en gevaarlijk. Maar Jan reed precies midden op de wegen, dat kon in die dagen, er was nog nauwelijks (auto)verkeer. Plotseling begon de auto te slingeren, Jan van Alebeek kon de auto maar met moeite op de weg houden. Er bleek een band lek te zijn.
In de Noordoost polder aangekomen waren de wegen bedekt met klei, erg glad en gevaarlijk. Maar Jan reed precies midden op de wegen, dat kon in die dagen, er was nog nauwelijks (auto)verkeer. Plotseling begon de auto te slingeren, Jan van Alebeek kon de auto maar met moeite op de weg houden. Er bleek een band lek te zijn.
Regel 132: Regel 116:
Theo keek met bewondering naar wat er toen gebeurde, Jan bleek in staat te zijn om met die ene arm de grote band te wisselen van die zware auto op die gladde weg.  
Theo keek met bewondering naar wat er toen gebeurde, Jan bleek in staat te zijn om met die ene arm de grote band te wisselen van die zware auto op die gladde weg.  


Hij was ongelofelijk handig en sterk met die ene arm, zegt Theo, hij behoefde ook niet te helpen. Dat was maar goed ook, zegt Theo, ik was en ben nu (anno 2014) ook nog niet handig met mijn (twee) armen en zeker niet sterk. Ik heb de kost nooit met fysieke arbeid behoeven te verdienen en dat is maar goed ook.
Hij was ongelofelijk handig en sterk met die ene arm, zegt Theo,. Theo behoefde ook niet te helpen. Dat was maar goed ook, zegt Theo, ik was, en ben ook nu nog, niet handig met mijn (twee) armen en zeker niet sterk. Ik heb de kost nooit met fysieke arbeid behoeven te verdienen en dat is maar goed ook!
 
[[Categorie: 2e Wereldoorlog]]
Literatuur en bronnen:
{{DEFAULTSORT: Alebeek Jan van}}
 
- Boek “Granaatweken” van Ben Peters en Louis van Dijk, editie 2014.
 
- Dagboek “Zesendertig angstige dagen” van 17 september 1944 tot 23 oktober 1944, Thjeu van Oorschot, Schijndel.
 
- Informatie verkregen van het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te ’s-Hertogenbosch.
 
- Fotocollectie van de Heemkundekring Schijndel.
 
- Verkregen informatie uit gevoerde gesprekken in het voorjaar van 2019 met Tiny van Alebeek.
 
- Fotoalbum van de familie van Alebeek.
 
- Familiestamboom familie van Alebeek, AvG, 2015.
 
- Diverse krantenartikelen over de 2e Wereld Oorlog

Versie van 21 jan 2020 18:22

Slachtoffers in de 2e Wereldoorlog binnen het gezin van Jan van Alebeek.


Schijndel, 12 oktober 1944: op de Boschweg is in het gezin van Jan van Alebeek, de vrachtrijder, zijn vrouw en het jongste kind dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen.

Johannes Theodorus van Alebeek
Roepnaam: Jan
Geboren 2-7-1904 te Schijndel
Overleden op 19-07-1971 te ‘s-Herogenbosch, 67 jaar oud

Gehuwd met: 1e echtgenote:

Adriana Johanna van den Broek
Geboren 22-10-1908 te Schijndel
Roepnaam: Jaan
Overleden op 12-10-1944 te Schijndel, 35 jaar oud, oorlogsslachtoffer

Jan van Alebeek trouwt op 14-08-1948 voor de tweede keer met:

Arnoldina Pieters
Roepnaam: Dina
Geboren 23-01-1916 te ‘s-Hertogenbosch
Overleden op 13-12-1995 te Schijndel, 79 jaar oud


Kinderen van Jan en Adriana:
Truus, geboren in 1930, overleden op 27-11-2002
Jo, geboren in 1932, overleden op 20-11-1994
Tiny, geboren in 1934, woont in Schijndel
Sien, geboren in 1938, overleden op 31-1-2009
Hanny, geboren op 27-12-1943, overleden op 12-10-1944, 9 maanden oud (oorlogsslachtoffer).
Kinderen van Jan en Dina:
Hanny, geboren in 1949, woont in Schijndel
Bert, geboren in 1950, woont in Schijndel
Henkie, geboren op 22-6-1955, overleden op 2-12-1958, 3 ½ jaar oud


Granaatweken

Vooral tijdens de bevrijding van Schijndel van half september tot eind oktober 1944 was het heel gevaarlijk om in Schijndel te wonen, deze tijd wordt ook wel aangeduid als de granaatweken.

De inwoners van Schijndel zitten zwaar in de problemen, de Duitsers hebben zich in de kom van het dorp genesteld, daar stellen ze hun verrijdbare geschut steeds op andere plekken op. De geallieerden worden (door de Duitsers) beschoten vanuit het centrum van Schijndel, dus de geallieerden schieten terug op de bebouwde kom van Schijndel, vooral de mensen die in het centrum wonen worden van alle kanten beschoten.

Een ooggetuige (Harry Bolsius) meldt over donderdag 12 oktober 1944:

“De artillerie-activiteit is groter dan de vorige dagen. Op de Boschweg zijn in het gezin van Van Alebeek, de vrachtrijder, de huisvrouw en een kind dodelijk getroffen, terwijl de man en een kind respectievelijk een arm en een been missen”.

Harry hield in de oorlog een dagboek bij, wat hij zag en meemaakte daar deed hij verslag van in z’n dagboek, bovenstaande passage komt uit z’n dagboek.

Een andere reactie, van de familie Thieu van Oorschot, wonend op de Boschweg maar geëvacueerd naar Berlicum, die intussen naar ’s-Hertogenbosch gelopen waren, (het hele dorp Berlicum werd ontruimd), ook over donderdag 12 oktober 1944:

“In de loop van de middag horen wij dat Middelrode vannacht met de grond gelijk gemaakt is (Ook Middelrode was geheel ontruimd). ………… Ook vernemen wij dat de familie van Alebeek op de Boschweg een voltreffer kreeg toen zij aan tafel zaten; moeder en kind dood; Vader, bij wie een arm was afgerukt, lag kreunend op de grond en smeekte zijn dochtertje om hulp, maar het arme meisje had een been verloren en lag daar even hulpeloos”.

“Het verhaal gaat dat vader van Alebeek door hulpverleners op een kar voor dood naar het kerkhof werd gebracht. Daar aangekomen bleek hij nog te bewegen en is hij naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht. Hij heeft zijn verwondingen overleefd!”

Tiny van Alebeek,

zoon van Jan van Alebeek en Jaan van Alebeek van de Broek.

Tiny vertelde op 85-jaar leeftijd dat hij 10 jaar oud was toen de woning van het gezin aan de Boschweg in Schijndel getroffen werd door een granaat. Het gezin woonde destijds op huisnummer 28. Dit huis staat er nu (uiteraard wel een aantal keren verbouwd) nog steeds.

De granaat viel op een onbewaakt en onverwacht moment. Het gezin was uit de schuilkelder gekomen omdat vader Jan bij de gaarkeuken van Slagerij Geerkens in het centrum van Schijndel een emmer eten (stamp) had gehaald. Ook leek er een pauze tussen de beschietingen te zitten. Maar plotseling viel er toch een granaat door het dak van de keuken, waar het gehele gezin aan tafel zat. Het was een Engelse granaat afgeschoten vanuit de richting Sint-Oedenrode op Schijndel (om de Duitse bezetters te verdrijven). Op Tiny na, werden alle gezinsleden getroffen door granaatscherven. Deze scherven kwamen van de granaat, die ontplofte toen hij de vloer van de keuken raakte. Jo, de oudste zoon, had niet minder dan 61 granaatsplinters in zijn lichaam. Volgens Tiny zag hij er de eerste weken in het ziekenhuis uit als een soort mummie. Hij was bijna geheel met verband bedekt, hij overleefde zijn vele verwondingen overigens wel. Zijn moeder Jaan en jongste zus Hanny werden onmiddellijk gedood door dezelfde granaatscherf. Het kind werd letterlijk gehalveerd, moeder in haar hart getroffen. Vader Jan miste een arm en z’n oudste zus een been.

Zus Truus werd door de Duitsers naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht, haar been hing toen nog aan haar lichaam en ze had vier grote gaten in haar lichaam, veroorzaakt door granaatscherven. Het been werd in het ziekenhuis (noodgedwongen) afgezet. Vader Jan werd, betrekkelijk snel na de granaatinslag, samen met zijn overleden vrouw en het overleden jongste kind (in lakens gewikkeld) op een handkar naar het kerkhof gebracht.

Henk Hermes vertelde in een interview over een granaatinslag op 8 oktober in een huis aan de Hoofdstraat 14, dat het dodelijke slachtoffer, ook vrij snel daarna, in een gordijn gewikkeld en op een handkar naar het kerkhof werd gereden en daar (in een noodgraf) werd begraven.

Er was geen hout beschikbaar voor een kist, dus men gebruikte wat wel voorhanden was. Vader Jan lag ook op de handkar, omdat de veronderstelling was, dat hij dood was. Toen iemand, op het kerkhof, merkte dat hij toch nog bewoog en ademde, is hij snel en alsnog naar het ziekenhuis in Den Bosch gebracht (ook door de Duitsers). Zus Sien en broer Jo werden naar het Sint Lidwinaziekenhuis hier in Schijndel gebracht, met name om de (vele) granaatsplinters te verwijderen.

Tiny werd de tijd dat z’n vader, broer en zussen in het ziekenhuis lagen, opgevangen door een broer van vader, kapper Theo van Alebeek aan de Boschweg. Daar verbleef hij de rest van de granaatweken hoofdzakelijk in de (schuil)kelder van dat huis.

Het zwaar getroffen gezin van Jan van Alebeek, werd later uit elkaar gerukt. Vader Jan moest, met één arm, z’n kost verdienen, dat lukte overigens goed. Alleen was het onmogelijk tegelijk op z’n kinderen te passen én te werken.

Zijn kinderen werden in weeshuizen opgevangen, zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was in die zware tijd na de Tweede Wereldoorlog. Er was een tekort aan van alles, ook in weeshuizen.

Het relaas van Tiny:

“Ik heb de granaataanval overleefd, doordat mijn vader voor mij viel, hij schermde met z’n grote lichaam mij geheel af. Ik was ook de enige van het gezin die niet getroffen was en dus geen letsel had en die hulp kon halen. Dat heb ik ook gedaan. Ik liep naar de overburen. Janus d’n Diets, de waard van het toenmalige café aan d’n Boschweg (nu feestlocatie Amusant) heb ik als eerste gewaarschuwd.

Toen ik iets later toch weer in de keuken kwam, voelden de grote scherven van de ontplofte granaat, die in de vloer en de muren staken, nog heet aan.

Janus en de andere, gewaarschuwde, buren konden het huis niet in, ik had onbedoeld de voordeur achter mij dichtgegooid, toen ik hulp ging zoeken. Er moest een ruitje ingetikt worden om binnen te komen. Er waren die dag meerdere inslagen van granaten in het centrum van Schijndel, daardoor kwam de hulpverlening moeilijk op gang. Opvallend was dat de Duitse militairen goed meehielpen.

Ik werd direct daarop meegenomen door mijn oom, kapper Theo van Alebeek, en direct in zijn schuilkelder geplaatst. Mijn vader en zus lagen in het ziekenhuis in Den Bosch, mijn zussen in het ziekenhuis hier aan d’n Boschweg. Later zijn mijn vader en zus ook weer overgebracht naar het ziekenhuis in Schijndel.

Ik herinner mij daarvan dat ik ,op een dag, niet alleen naar m’n broer en zus in het Lidwina ziekenhuis mocht. Ik zwaar overstuur, er werd ook niet bij verteld waarom ik er opeens niet meer naar toe mocht. Later werd een en ander meer duidelijk. Intussen waren mijn vader en zus ook overgeplaatst naar het Sint Liduina ziekenhuis, de een zonder arm en de ander zonder been. Kennelijk moest ik daar op voorbereid worden. Alleen de manier waarop, veroorzaakte meer leed voor een jonge jongen, dan de waarheid meteen vertellen. Ik kon jaren later niet meer door de gangen van het Sint Liduina ziekenhuis lopen, waar mijn vader, broer en zussen toen lagen. Vooral de grijs-bruine tegels in die (kelder)gang herinnerden mij aan die bijzonder zware tijd. Ze lagen in de gangen, door plaatsgebrek in het ziekenhuis. Heel het ziekenhuis (kamers, gangen, kelders) lag vol oorlogsslachtoffers.

De gewonde gezinsleden overleefden hun verwondingen. Maar vooral m’n zus Sien heeft de rest van haar leven, flink last blijven houden van de zware tijd in die laatste oorlogsdagen en de jaren daarna. Terwijl zus Truus, die haar verdere leven, toch gehandicapt was, met één been, vrolijk doorleefde en betrekkelijk weinig last ondervond van haar handicap. Hetzelfde geldt voor vader Jan.

Heel apart was ook dat toen de familie na de granaatinslag en het wegbrengen van de doden en gewonden in het huis gingen kijken, het gehele huis helemaal leeg was. Alles wat niet vast zat aan de muren was weg, de huisraad, de kleren, ook van baby Hanny. Verdwenen!”

De moeilijke jaren die de kinderen van dit gezin in weeshuizen doorbrachten, vormen een ander verhaal. De jongens (Jo en Tiny) verbleven in het jongensweeshuis in Tilburg. Dit weeshuis was van de fraters van Tilburg en lag aan de Gasthuisring.

Zijn zus Truus ging naar het (meisjes)weeshuis van de zusters van Veghel en zijn jongste zus Sien naar het Petrus Donders Weeshuis hier in Schijndel, dat gerund werd door de zusters uit Schijndel.

Vader Jan hertrouwde drie jaar na de oorlog, toen konden Jo en Tiny weer naar huis (natuurlijk ook de meisjes). Tiny heeft die periode alleen maar overleefd, dankzij de hulp van zijn twee jaar oudere broer Jo. Jo was zelf ook nog betrekkelijk jong, maar worstelde zich met opmerkelijk gemak door die moeilijke periode.

Tiny probeerde in 1948, terug in Schijndel, zijn leven weer op te pakken. Dat viel nog niet zo mee, de Mulo was geen gelukkige keuze, later werd hij op de ambachtsschool in Veghel opgeleid als loodgieter/monteur. Dit werk deed hij vakbekwaam en met veel plezier 20 jaar lang. Toen zijn toenmalige baas failliet ging, kon hij als conciërge aan de slag bij de Sint Jansschool in Schijndel. Daar werkte hij met nog meer plezier en voldoening tussen de opgroeiende kinderen. Over en weer klikte het meer dan goed. Na twintig dienstjaren kon hij met pensioen.


Theo Jansen over chauffeur Jan van Alebeek.

Theo klopte op enig moment, als medewerker van Malmberg uit Den Bosch, bij Jan van Alebeek aan, de expediteur/chauffeur die op de Boschweg woonde. Jan reed destijds (met één arm dus) een grote, zwarte Amerikaanse auto, een automaat, een Dodge volgens Theo. Het leek wel een oude lijkauto, zegt Theo, maar wel prima want al de af te leveren boeken konden allemaal en zonder moeite in de grote auto vervoerd worden.

In de Noordoost polder aangekomen waren de wegen bedekt met klei, erg glad en gevaarlijk. Maar Jan reed precies midden op de wegen, dat kon in die dagen, er was nog nauwelijks (auto)verkeer. Plotseling begon de auto te slingeren, Jan van Alebeek kon de auto maar met moeite op de weg houden. Er bleek een band lek te zijn.

Theo keek met bewondering naar wat er toen gebeurde, Jan bleek in staat te zijn om met die ene arm de grote band te wisselen van die zware auto op die gladde weg.

Hij was ongelofelijk handig en sterk met die ene arm, zegt Theo,. Theo behoefde ook niet te helpen. Dat was maar goed ook, zegt Theo, ik was, en ben ook nu nog, niet handig met mijn (twee) armen en zeker niet sterk. Ik heb de kost nooit met fysieke arbeid behoeven te verdienen en dat is maar goed ook!