U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
De overval op het distributiekantoor op 24 juli 1944
De overval op het distributiekantoor op 24 juli 1944[1][bewerken | brontekst bewerken]
Op 24 juli 1944 heeft er in Schijndel door een verzetsgroep een overval plaatsgevonden op het distributiekantoor dat gevestigd was in het Sint Servatiusgebouw in de Vicaris van Alphenstraat naast de kerk. Het doel van de overval was het bemachtigen van bonkaarten om onder andere verborgen neergeschoten piloten en onderduikers van voedsel te kunnen voorzien.
Omdat er meerdere versies van de overval bestaan, die tevens op een aantal punten gelijk zijn, maar ook op enkele punten verschillen van elkaar, volgen hieronder een drietal beschrijvingen van de overval:
Het verzet in Schijndel tijdens de Duitse bezetting
In het boek “Het verzet in Schijndel tijdens de Duitse bezetting”, opgetekend door S.E. van Berkum met medewerking van F. Hartman, is over de betreffende overval onder meer het volgende opgetekend:
Het geschiktste moment om deze overval te plegen was op een bepaalde dag tussen kwart over één en tien voor half twee. Kapelaan Woestenburg verhaalt dat aan de zogenaamde Koninklijke Patrouille, die de overval zou plegen, bekend was dat er op dat tijdstip slechts één agent op het bureau aanwezig was. Zo is dat dus gebeurd op 24 juli 1944! Het distributiekantoor was gevestigd in het Sint Servatiusgebouw aan de Vicaris van Alphenstraat, naast de kerk en schuin tegenover de pastorie..
“Ik heb het” – zo vervolgde de heer Woestenburg – “omdat ik op de eerste verdieping van de pastorie voor het raam stond, zien gebeuren”. Afgesproken was: “Als het raam openstaat is de kust veilig!”. Toch ging er iets mis. Een jongen die de overvallers had gezien, had de politie gewaarschuwd. Het politiebureau was destijds gevestigd in de Hoofdstraat, onder het gemeentehuis dat in 1944 is afgebrand. De enige daar aanwezige agent holde met de revolver in de hand, via het paadje langs het huis van oud-burgemeester Janssens, naar het Sint Servatiusgebouw en schoot op Zwarte Kees. Die had, naar later bleek, een kogelgat in zijn jas.
Zwarte Kees vertelde mij (=kapelaan Woestenburg) later: “Ik heb hem niet doodgeschoten omdat u mij gevraagd had niet te schieten. Anders had ik het zeker gedaan”. De overvallers maakten zich met de buit en per fiets zo snel mogelijk uit de voeten richting Heeswijk. Volgens plan zouden zij de buit afleveren bij Harrie van de Ven, wonende Den Dolvert 5 te Dinther.
De heer en mevrouw Van de Ven vertelden daarover dat, onmiddellijk na de overval in Schijndel, de rijksveldwachter Boutens in Dinther, bevel of verzoek kreeg naar de Heeswijkse brug te gaan om de overvallers tegen te houden. Na overleg met de heer Van de Ven is Boutens niet naar de Heeswijkse brug gegaan.
De overvallers kwamen veilig bij Van de Ven om de zakken met bonkaarten te kunnen afleveren. Van de Ven heeft de zakken later in de tuin wat ondergestopt. De volgende middag kwamen de heren Woestenburg en Cor van Laanen en namen de zakken mee naar boven waar zij zich geruime tijd met de inhoud bezig hielden.
Uit de tellingen op het distributiekantoor bleek dat er 2400 bonkaarten en 1500 tabakskaarten ontbraken.
Schijndel 40-44
In de uitgave “Schijndel 40-44” geeft de heer G.P.M. (Gerard) Kuis het volgende relaas van de overval:
24 Juli 1944 was de dag die uitgekozen was om het Schijndelse distributiekantoor te overvallen. Kapelaan Woestenburg had de hele operatie voorbereid en de uitvoering werd gedaan onder supervisie van Peter Zuid die de leiding had over het gehele verzet in zuidelijk Nederland. De overval moest ’s middags om tien voor half twee plaatsvinden.
De actieve leiding van de overval was in handen van Zwarte Kees en Lange Piet. Kapelaan Woestenburg, die in de pastorie zijn kamer aan de voorkant van het gebouw had, zou als teken van veiligheid zijn raam een beetje omhoog schuiven.
De hele overvalploeg bestond uit 35 personen, zes van hen zouden de overval plegen en de rest bleef op de uitkijk staan. Nauwelijks waren zij tot de aanval overgegaan, toen de tweede politieagent zich in het strijdgewoel begaf. Hij was, zo bleek later, door een kleine jongen geattendeerd op een schietpartij bij het Sint Servatiusgebouw, waar het distributiekantoor was gehuisvest.
De agent schoot door de bovenkant van de ramen en mikte op de banden van de fietsen, waar de overvallers mee gekomen waren. Lange Piet, een scherpschutter, had echter het aantal schoten van het politiewapen geteld en toen het magazijn leeg was, schoot Piet nog enkele keren rakelings over de op straat liggende agent heen. Deze bleef echter zo stil en roerloos liggen dat Lange Piet in de veronderstelling leefde de agent te hebben doodgeschoten. De overval was geslaagd.
Enige minuten later zat kapelaan Woestenburg op zijn kamer, schuin tegenover het distributiekantoor, 2500 bonkaarten en 1500 rookkaarten te tellen. Dezelfde dag nog werden de bonnen op transport gesteld en gingen via Dinther naar Nijmegen voor verdere distribuëring.
Dagblad Trouw
In het Dagblad Trouw van 6 januari 1965 is een artikel gepubliceerd waarin Cor de Visser (dit is zijn schuilnaam uit het verzet) uit Dinther zijn herinneringen aan de overval ophaalt.
De correspondent van Trouw is met Cor de Visser, een van de overvallers, teruggegaan naar Schijndel: Ik ben met hem mee geweest het besneeuwde Brabant in. Ergens ver achter Dinther haalden we boer Van Grinsven op, die zijn boerderij aan zijn zoon heeft overgedaan en voor zich en zijn vrouw een middenstandshuis heeft laten bouwen. “Dat wijf van ‘m”, zegt Cor, “daar moet je respect voor hebben. Negen kinderen had ze – en toch ons binnen laten”.
“Ik wist wel dat er iets aan de hand was, maar bang was ik niet. Daarvoor wist ik er niet genoeg van” glimlacht ze. Achteraf valt er om te lachen. Cor de Visser en zijn mensen prutsten een beetje aan de heg van de boerderij toen Kees van Sambeek en zijn Nijmegenaren op de fiets kwamen aanrijden. “De staldeur stond op een kier” wijst boer Van Grinsven. “En daar doken ze met zijn elven naar binnen”.
Daar werden de laatste voorbereidingen voor de overval getroffen. Ze trokken PTT-uniformen en overalls aan, ze keken hun wapens na en overlegden voor het laatst. In kleine groepjes peddelden ze naar Schijndel.
“Nou hadden we het zo uitgemikt dat we tussen half een en half twee zouden beginnen. Dan was het distributiekantoor toch dicht, de politiewacht was waarschijnlijk maar één man en van publiek kon je geen last hebben. De kapelaan (bedoeld wordt kapelaan Woestenburg) zou zijn raam openzetten als de politiebewaking op een veilig peil was”.
Het raam stond inderdaad open. Maar Cor was één ding vergeten. De straten om het distributiekantoor had hij keurig laten dekken door twee mensen. Maar een klein steegje tussen de kerk en het distributiegebouw in, was hij vergeten . “Jonge, het ging bijna mis”.
Aanvankelijk ging het best. “Kijk” zegt Cor wijzend, want alles is nog bijna zoals toen. “Hier in de hal sjouwden we fietsen met bergtassen naar binnen. Konden we meteen de bonnen inpakken, nietwaar. Wij de kamer in, waar al die meiden zaten, die agent en een soort chef. Die agent was meteen koest. Hij zakte bijna door de grond. Maar die meiden gilden. Die hebben we gebonden en de kelder ingestuurd. Die chef was NSB’er. Die schold ons uit voor partizanen en zo. Schieten wilden we niet, wat heb je eraan. Met de gummiknuppel hebben we hem koest gehouden. Maar toen kwam het.
Door dat steegje kwam een tweede agent. Die vent was een beetje te ijverig. Eerst stak hij nog even een paar van onze fietsbanden kapot, toen begon hij te schieten. We schrokken ervan. Ik stak m’n hoofd door de deur de hal in en plof, daar stond die man te knallen”. “Kijk zo” zegt Cor en hij doet voor hoe hij met zijn blote gezicht die agent tot knallen aanzette. “Telkens even je kop om de hoek en weer had die man een patroon minder. Tenslotte was zijn revolver leeg. Daar hadden we op gewacht. En toen wij. Hij viel midden op straat neer. Dacht je dat we ‘m geraakt hadden? Niks hoor, hij hield zich maar dood. Dat was beter voor hem ook. Na de bevrijding is hij als een haas overgeplaatst.
Cor dekte de terugtocht met een paar mannen. Even buiten Schijndel ruilden ze nog ijlings hun fietsen met lekke banden om bij een paar boeren. Bij Van Grinsven stopten ze de buit in drie zakken veilig weg. Van Grinsven weet nog waar. Hij had een dubbel houten schot in zijn kippenhok, dat je van buiten niet kon zien en van binnen niet. Of je moest het opmeten. Het spoor is moeilijk te volgen want het kippenhok is degelijk verbouwd. Maar hier was het, wijst de boer. Of hij dan wel bang was toen? Hij grijnst maar wat. Zo ging het nou eenmaal en wie er wat heroïsch in wil zoeken moet dat zelf maar weten.
Bericht waarnemend gewestelijk politiepresident
Door de waarnemend gewestelijke politiepresident M.J. van Leeuwen werd op 26 juli 1944, dus twee dagen na de overval, een Labasbericht (=landelijk berichten- en alarmsysteem) uitgedaan aan de heren politiegezagsdragers, afdelings-, groeps- en postcommandanten van de marechaussee in het gewest Eindhoven.
Dit bericht luidde als volgt:
“Ter activering deel ik u mede dat:
1e Maandag 24 juli op klaarlichte dag een overval plaats had door 10 á 12 gewapenden op het distributiebureau te Schijndel.
2e Verlopen nacht 26 juli het gemeentehuis te Stein overvallen is door een troep lieden in Duits uniform gekleed, gekomen in 2 auto’s.
Ik maan u tegenover geweld en list te stellen waakzaamheid, activiteit, moed en trouw.”
Revolver gebruikt bij de overval
Later heeft de toenmalige gemeentesecretaris, de heer S.E. van Berkum, in een notitie van 2 oktober 1979 beschreven hoe de revolver, die bij de overval was gebruikt, in zijn bezit is gekomen:
“ Tijdens de Duitse bezetting 1940-1944 werd op het in Schijndel gevestigde distributiekantoor een overval gepleegd. De overvallers hadden de bedoeling zich meester te maken van bonkaarten en dergelijke distributiebescheiden ten einde zgn. onderduikers van distributiebonnen te kunnen voorzien. De overval slaagde.
Ongeveer in 1970 bood de heer Cor Laanen uit Heeswijk de gemeente Schijndel de revolver aan welke bij de overval gebruikt is geworden met de bedoeling dat die in een vitrine in de hal van het gemeentehuis zou worden tentoongesteld. Bij de revolver was ook een doosje met scherpe patronen gevoegd.
Omdat de revolver direct bruikbaar was is deze niet in een vitrine in de hal geplaatst. Er was ook geen vitrine. De revolver was ook niet vergezeld van een machtiging tot het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Ik heb de revolver in mijn kast bewaard tot in 1976 door de rijksoverheid de mogelijkheid geopend werd om clandestien voorhanden zijnde vuurwapenen, bedoeld voor collecties, straffeloos ter onbruikbaarmaking aan te bieden.
Gebruikmakend van die mogelijkheid heb ik op 2 juli 1976 de revolver overhandigd aan de groepscommandant van de rijkspolitie te Schijndel, de adjudant Oosthoek.
De revolver werd bij de overhandiging omschreven als een:
“revolver (6 schots) kaliber 9 mm, op de rol ingeslagen het nummer 0497 en het kaliber (9); op het huis van de rechterzijde ingeslagen DIx, boven op de loop ingeslagen CA’ 1.70+N—ijV plus ontlaadstok in groen canvas foudraal met drukker en haken ter bevestiging aan een koppel plus 6 patronen.”
Na onklaarmaking door de meester geweermaker van de rijkspolitie te ’s Hertogenbosch kreeg ik de revolver terug. S. van Berkum, gemeentesecretaris.
Onder diezelfde notitie heeft de gemeentesecretaris nog het volgende vermeld:
“Revolver, kogels, dossier dat door een kogel werd beschadigd is in bewaring gegeven aan het Streekarchivariaat”.
Dit is het Streekarchivariaat Langs Aa en Dommel, de voorganger van het Brabants Historisch Informatie Centrum, waar deze zaken nu nog worden bewaard in een vitrine.
Bronnen, noten en/of referenties
|