U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Zoete Lieve Moeder van den Bosch
Onze Lieve Vrouwe van den Bosch[1][bewerken | brontekst bewerken]
Elk Brabants dorp heeft wel iets met de Zoete Moeder, een vorm van Mariaverering die al eeuwen en eeuwen bekend is en voortduurt tot op de dag van vandaag. Denk eens aan al die mei-maanden waarin de Parade in den Bosch vol stond met paarden en karren van de talloze bedevaartgangers of ‘dauwtrappers’ zoals de pelgrims genoemd werden die voor dag en dauw te voet naar ’s-Hertogenbosch trokken. Een afgeladen Sint Jans-kathedraal, met in de Meimaand de vieringen waarbij de oude Brabantse schuttersgilden uit de regio acte de présence gaven. Een pracht traditie! De schrijfster van dit unieke stukje geschiedenis is niet bekend. Mogelijk is het een van de zusters van de Schijndelse congregatie geweest. Het verhaal is opgetekend in 1953 het jaar dat men het eeuwfeest herdacht van het herstel der kerkelijke hiërarchie uit 1853.
Het verhaal[bewerken | brontekst bewerken]
- Het wordt feest.
- De Bisschop wil dat zo.
- Feest ter ere van Maria.
- Maar vooral ’s-Hertogenbosch
- want daar staat de Zoete Moeder in de mooie kathedraal.
- Hoe lang is het al geleden.
- Werklui bouwden aan de Sint Jan.
- In een loods lag heel veel rommel.
- En daar tussen ook een heel oud beeld.
- Het was helemaal niet mooi.
- Zo dacht deze jongen ook.
- Hij moest een vuurtje maken voor de werklui.
- “Ik zal dat beeld maar stuk hakken” dacht hij.
- Maar gelukkig zag het de bouwmeester.
- “Niet doen” riep hij. “Dat mag niet”.
- Vlak bij de Sint Jan woonde een braaf man
- Broeder Wouter heette hij.
- De bouwmeester liet het beeld halen.
- “Breng het naar Broeder Wouter” zei hij.
- “Die zal er wel blij mee zijn”.
- De werkjongen was ongerust.
- “Het beeld moet naar de kerk” zei hij.
- Op Witte Donderdag bracht hij het naar de koster.
- Maar die wilde het niet.
- “Het is te oud en te lelijk” snauwde hij.
- Maar de jongen nam het niet mee terug.
- De koster zette het in een hoek.
- Daar vond Broeder Wouter het.
- Hij pakte het gauw en stilletjes
- zette het op een altaar in de zijkapel.
- Maar daar moest het ook weg.
- En weer kwam het in een hoek terecht.
- Gelukkig vond Broeder Wouter het opnieuw.
- Hij wilde het mee naar huis nemen.
- Maar dat ging niet…..want hij kon het niet optillen.
- “Het moet hier blijven”, mompelde hij.
- “Ik zal het achter het altaar van de Mariakapel zetten”.
- Zo gebeurde. Een tijdje daarna was hier een schilder bezig.
- “Geef mijn beeld ook een likje verf” vroeg Wouter.
- “Mij goed, zei de schilder, maar hij maakte er maar wat van.
- Het beeld was nog lelijker als eerst.
- De mensen lachten er mee.
- “Gooi dat beeld maar in de loods” spotten ze.
- Maar dat gebeurde niet.
- Broeder Wouter kreeg een stuk linnen.
- Daar moest een kleed uit gemaakt worden voor Maria.
- Vrouwe Oda zou helpen.
- Maar die schoot niet op.
- Toen begon Wouter zelf maar.
- Hij kwam er mee klaar.
- Maar één ding speet hem erg.
- Op de linkerarm moest het kindje Jezus zitten.
- En dat was er niet.
- Hij aan ’t zoeken…..zoeken….overal….
- Het kwam echter niet voor de dag.
- Op zekere dag liep hij op straat.
- Daar waren kinderen aan ’t spelen.
- Wat hadden ze daar?
- “Dat past bij mijn beeld” riep Wouter blij.
- Hij pakte het beeld gauw af, en….weg was hij.
- Recht naar het beeld.
- Hij zette het Kindje op Maria’s arm.
- Toen hing hij de mantel om.
- “Zo is het mooi” vond hij.
- Maar de mensen dachten er anders over.
- Zij spotten er mee.
- Een man tekende er zelfs een paar ogen op.
- Een vrouw riep: “Wat een lelijk, vergeeld beeld”.
- Maar dat liet God niet toe.
- De vrouw werd ziek.
- Maria zelf verscheen haar.
- Zij was boos en stuurde haar naar de kapel.
- “Je moet aan Mij om hulp vragen” zei Maria.
- “Anders zul je nog meer moeten lijden”.
- En je komt ook niet in de hemel.
- Direct ging de vrouw naar de kapel.
- Daar knielde een jonkvrouw voor het beeld.
- Samen lieten zij het beeld beter opschilderen.
- En de vrouw genas.
- Of die blij was.
- Nu kwamen er gauw meer mensen in de kapel.
- En de Zoete Moeder liet zien dat Zij daar blij om was.
- Veel mensen werden genezen.
- De eerste was Hadewijch.
- Zij was helemaal lam.
- Maar toen zij bij Maria gebeden had, kon zij weer lopen.
- Geen wonder dat er altijd meer mensen naar de Sint Jan kwamen.
- De Zoete Moeder werd vereerd in heel de streek.
- Eens gebeurde er iets heel ergs.
- De Sint Jan vloog in brand.
- Ook de Mariakapel liep gevaar.
- Gelukkig werd het beeld op tijd gered.
- Na de brand werd het beeld weer naar de kerk teruggebracht.
- In plechtige processie.
- zo’n plechtige processie werd voortaan elk jaar gehouden.
- Ook als de stad heel hard hulp nodig had.
- “OMMEGANG” noemde men die – Nu bestaat die Ommegang nog
- Rijk en arm ging naar de Zoete Moeder.
- Altijd was er volk in de kapel.
- Keizers, graven, maar ook gewone mensen.
- Ook jongens en meisjes – kijk maar.
- En altijd hielp de Zoete Moeder.
- Er kwam een andere tijd.
- De katholieken kregen het moeilijk.
- De Calvinisten kwamen in Den Bosch.
- En de prachtige Sint Jan moest er aan geloven.
- Wat jammer….wat jammer!
- De Zoete Moeder werd echter in veiligheid gebracht.
- Toen het rustiger werd, stond Zij weer in de Sint Jan.
- Maar lang duurde het niet.
- Er kwam weer oorlog.
- Een soldaat werd door een kogel getroffen.
- Maar het deerde hem niet.
- Uit dankbaarheid legde hij harnas en wapens bij Maria neer.
- In 1629 gebeurde het erge!
- Den Bosch werd veroverd door Frederik Hendrik.
- En wéér speelden de Calvinisten de baas.
- Woeste soldaten stormden de Sint Jan binnen.
- Maar net op tijd konden enkele paters het beeld redden.
- Dat was op het nippertje.
- “Breng het beeld maar gauw weg”.
- “Bij Anna van Hambroek is het beeld wel veilig” zie de Bisschop.
- “Daar zullen ze het niet zoeken”.
- Anna was maar wát blij, dat zij het beeld mocht bewaren.
- Maar ook dáár bleek het niet veilig.
- “Ik breng het naar Antwerpen” dacht zij.
- Gauw alles ingepakt en … op weg.
- De soldaten hielden haar tegen op haar wagen.
- Zij onderzochten alles.
- Maar het beeld vonden zij niet. Wat een geluk.
- De Bisschop van Den Bosch was ook naar België gevlucht.
- Anna ging naar hem toe.
- Zij moest weten wat zij met het beeld moest doen.
- “Aartshertogin Isabella heeft het gevraagd” zei de Bisschop.
- “Zij mag het hebben. Maar als alles weer veilig is in Den Bosch dan moet het weer terug”.
- Zo kwam het beeld in Brussel.
- Plechtig werd het ingehaald.
- Vier Capucijnen uit Den Bosch, droegen het
- door de straten naar de kerk.
- Isabella liep er achter.
- En de mensen vereerden ook hier Maria.
- Ruim 200 jaar lang.
- 1853…Dat was een blij jaar voor de Katholieken.
- Er kwamen weer bisschoppen in ons land.
- Mgr. Zwijsen, de Aartsbisschop, wist
- wat er met de Zoete Moeder moest gebeuren:
- Zij moest naar Den Bosch terug.
- Gemakkelijk ging dat niet, want de mensen
- van Brussel hielden er te veel van.
- Toch lukte het.
- Met veel luister kreeg Maria haar plaats
- weer terug in de Sint Jan.
- Honderd jaar wordt zij daar nu vereerd.
- Elke dag knielen mensen in haar kapel.
- Mensen uit de stad, maar ook uit andere plaatsen.
- Elk jaar opnieuw houden de mensen de Ommegang.
- In stilte trekken zij door de straten.
- Zij bidden hun Rozenkrans.
- En vragen Maria om hulp.
- “STILLE OMGANG HOUDEN” noemen ze dat.
- Maar op zondag van de feestweek gebeurt dat plechtig.
- Dat is heel mooi.
- De Bisschop zelf gaat mee
- als het beeld door de straten gedragen wordt.
- Dit jaar (1953) zal alles nog veel mooier zijn.
- Want nu is het een echt feestjaar.
- Van alle plaatsen in ons Bisdom trekken de mensen naar de Bisschopsstad.
- Heel het Bisdom viert feest.
- Iedereen vraagt hulp aan Maria.
- Wij doen ook mee.
- ZOETE MOEDER VAN DEN BOSCH BESCHERM ONS BISDOM
Bronnen, noten en/of referenties
|