Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Zieken en medische zorg: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 7: Regel 7:
De medische zorg werd in het verleden, zeg maar van de 15e tot en met 18e eeuw, toevertrouwd aan ‘medicine doctors’ nl. de doktoren die hiervoor gestudeerd hadden. Daarnaast kende men de chirurgijnen, die vaak ook barbier waren. Zij verrichtten veelal kleine medische handelingen. De ‘medicine doctors’ waren gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van inwendige ziekten van allerlei aard. De gasthuizen, waar de zieken werden verpleegd, hadden niet zo’n geweldige naam. Bovendien had je ook de zgn. vrije meesters, reizende tandentrekkers en anderen, die zich vaak hadden bekwaamd in het uitvoeren van één specialistische aandoening, die vooral als ‘ambulante genezers’ op kermissen actief waren. De volksgeneeskunst, vaak gebaseerd op  ‘wetenschap’ uit kruidenboeken en volkswijsheden, vierde nog hoogtij. Een sprekend voorbeeld van volksgeneeskunde: op 22 januari 1783 is er weer eens een caféruzie gemeld. Het slachtoffer is met een mes behandeld en heeft er een stijve hand van overgehouden. De herbergier doet alle moeite om het bloed te stelpen. Hij heeft de wonden met jenever gewassen en er daarna spinnenwebben op gelegd, omdat ze een genezende werking zouden hebben. Ook waren er nog de vele bedevaartplaatsen waar men dacht genezing te kunnen vinden, denk aan bv. Boxtel, de Zoete Moeder in ‘s-Hertogenbosch en Handel om er enkele te noemen. Ontstoken lichaamsdelen als armen en benen werden nogal eens geamputeerd. Wat extra alcohol hielp vaak als verdovingsmiddel. Gelukkig gingen de ontwikkelingen binnen de medische wetenschap steeds verder vooruit en werd het klimaat binnen de gast- en ziekenhuizen sterk verbeterd.<br>
De medische zorg werd in het verleden, zeg maar van de 15e tot en met 18e eeuw, toevertrouwd aan ‘medicine doctors’ nl. de doktoren die hiervoor gestudeerd hadden. Daarnaast kende men de chirurgijnen, die vaak ook barbier waren. Zij verrichtten veelal kleine medische handelingen. De ‘medicine doctors’ waren gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van inwendige ziekten van allerlei aard. De gasthuizen, waar de zieken werden verpleegd, hadden niet zo’n geweldige naam. Bovendien had je ook de zgn. vrije meesters, reizende tandentrekkers en anderen, die zich vaak hadden bekwaamd in het uitvoeren van één specialistische aandoening, die vooral als ‘ambulante genezers’ op kermissen actief waren. De volksgeneeskunst, vaak gebaseerd op  ‘wetenschap’ uit kruidenboeken en volkswijsheden, vierde nog hoogtij. Een sprekend voorbeeld van volksgeneeskunde: op 22 januari 1783 is er weer eens een caféruzie gemeld. Het slachtoffer is met een mes behandeld en heeft er een stijve hand van overgehouden. De herbergier doet alle moeite om het bloed te stelpen. Hij heeft de wonden met jenever gewassen en er daarna spinnenwebben op gelegd, omdat ze een genezende werking zouden hebben. Ook waren er nog de vele bedevaartplaatsen waar men dacht genezing te kunnen vinden, denk aan bv. Boxtel, de Zoete Moeder in ‘s-Hertogenbosch en Handel om er enkele te noemen. Ontstoken lichaamsdelen als armen en benen werden nogal eens geamputeerd. Wat extra alcohol hielp vaak als verdovingsmiddel. Gelukkig gingen de ontwikkelingen binnen de medische wetenschap steeds verder vooruit en werd het klimaat binnen de gast- en ziekenhuizen sterk verbeterd.<br>
De Schijndelse bevolking heeft door de eeuwen heen heel wat dorpsdoktoren gekend, waarover overigens in de archieven weinig of geen informatie terug te vinden is.
De Schijndelse bevolking heeft door de eeuwen heen heel wat dorpsdoktoren gekend, waarover overigens in de archieven weinig of geen informatie terug te vinden is.
=== '''Een melaatsenhuisje in het Hermalen''' ===
In het kader van de medische zorg is ook vermeldenswaard dat er vroeger in het [[Achterste Hermalen]] een huisje gestaan moet hebben dat onder de bevolking de naam ‘de Lazarij’ heeft meegekregen. De exacte locatie is verder onbekend want er is niet meer dan een vrij algemene omschrijving uit 1554 nl. ‘Inne den Born by die Lazarie rontomme de gemeynt’. Met de ‘gemeynt’ is hier de heide in die omgeving bedoeld. Een ‘lazarij’ of ‘lazarie’ was in die tijd een huisje waar de leprozen of melaatsen in geplaatst werden zodat ze anderen niet konden besmetten. Meestal werd dit soort kleine vertrekken gebouwd aan de rand van het dorp tegen de heide. Arme melaatsen mochten, voorzien van een ratel, gaan bedelen. De benaming Lazarij is gekozen naar aanleiding van de in de Bijbelse parabel van de rijke en arme man genoemde bedelaar Lazarus, in de Middeleeuwen ook bekend als de patroon van de bedelaars.
[[categorie:Gezondheidszorg]]
[[categorie:Gezondheidszorg]]

Versie van 28 mrt 2020 19:50

Pest eist veel mensenlevens

In de Meierij van ’s-Hertogenbosch brak in de middeleeuwen en ook in latere tijd met enige regelmaat een pestepidemie uit. De pest noemde men ook wel de ‘zwarte dood’. Door inwendige bloedingen vanwege gesprongen bloedvaten kleurde dat opgedroogde bloed zwart onder de huid. Binnen enkele dagen overleden pestlijders, vandaar dat men ook wel sprak van ‘de haastige ziekte’. Zorgen voor deze doodzieke medemensen was vanwege het acute besmettingsgevaar bepaald niet zonder risico’s. De christelijke naastenliefde gebood gezonde mensen echter om de lijders aan deze epidemische ziekte bij te staan, na hun dood de huizen helemaal schoon te maken en te ontsmetten. Dan moest zo’n huis geschrobd worden, wat gebeurde door ‘schrobbers’. De oudste vermelding van een epidemie binnen de Meierij van ’s-Hertogenbosch dateert van 1316, waarbij ongeveer een derde van de bevolking zou zijn omgekomen. Daarna volgde een hele serie ‘pestjaren’ nl. 1438, 1531, 1554, 1557, 1570, 1616, 1623, 1627, 1630, 1634 en 1664. Men kan zich voorstellen dat de angst onder de mensen groot geweest moet zijn. Ook Schijndel werd niet gespaard. Tussen juni en september 1558 overleden 470 personen, zowat 1/3 van de totale bevolking. Ook vanaf mei 1636 tot en met kerstmis 1637 heerste hier een epidemie, die was overgewaaid vanuit ’s-Hertogenbosch. Als je de berichtgeving leest, dan moet dit een vreselijk jaar geweest zijn. Weer sterft ongeveer 1/3 van de inwoners. Het graan, de hop en andere veldvruchten staan te verrotten op het land. Heel veel dieren zijn gestorven van honger en ongemak. De sterfhuizen worden verlaten. Een groot aantal dorpsbewoners raakt diep in de schuld. Omdat ook in de omliggende dorpen de pest heerste was er nauwelijks aan ‘schrobbers’ te komen. In de jaren 1720-1721 heeft zich dit beeld nog eens herhaald, zij het in een iets mildere vorm.

Medicine doctors, chirurgijnen en huisartsen

De medische zorg werd in het verleden, zeg maar van de 15e tot en met 18e eeuw, toevertrouwd aan ‘medicine doctors’ nl. de doktoren die hiervoor gestudeerd hadden. Daarnaast kende men de chirurgijnen, die vaak ook barbier waren. Zij verrichtten veelal kleine medische handelingen. De ‘medicine doctors’ waren gespecialiseerd in het diagnosticeren en behandelen van inwendige ziekten van allerlei aard. De gasthuizen, waar de zieken werden verpleegd, hadden niet zo’n geweldige naam. Bovendien had je ook de zgn. vrije meesters, reizende tandentrekkers en anderen, die zich vaak hadden bekwaamd in het uitvoeren van één specialistische aandoening, die vooral als ‘ambulante genezers’ op kermissen actief waren. De volksgeneeskunst, vaak gebaseerd op ‘wetenschap’ uit kruidenboeken en volkswijsheden, vierde nog hoogtij. Een sprekend voorbeeld van volksgeneeskunde: op 22 januari 1783 is er weer eens een caféruzie gemeld. Het slachtoffer is met een mes behandeld en heeft er een stijve hand van overgehouden. De herbergier doet alle moeite om het bloed te stelpen. Hij heeft de wonden met jenever gewassen en er daarna spinnenwebben op gelegd, omdat ze een genezende werking zouden hebben. Ook waren er nog de vele bedevaartplaatsen waar men dacht genezing te kunnen vinden, denk aan bv. Boxtel, de Zoete Moeder in ‘s-Hertogenbosch en Handel om er enkele te noemen. Ontstoken lichaamsdelen als armen en benen werden nogal eens geamputeerd. Wat extra alcohol hielp vaak als verdovingsmiddel. Gelukkig gingen de ontwikkelingen binnen de medische wetenschap steeds verder vooruit en werd het klimaat binnen de gast- en ziekenhuizen sterk verbeterd.
De Schijndelse bevolking heeft door de eeuwen heen heel wat dorpsdoktoren gekend, waarover overigens in de archieven weinig of geen informatie terug te vinden is.

Een melaatsenhuisje in het Hermalen

In het kader van de medische zorg is ook vermeldenswaard dat er vroeger in het Achterste Hermalen een huisje gestaan moet hebben dat onder de bevolking de naam ‘de Lazarij’ heeft meegekregen. De exacte locatie is verder onbekend want er is niet meer dan een vrij algemene omschrijving uit 1554 nl. ‘Inne den Born by die Lazarie rontomme de gemeynt’. Met de ‘gemeynt’ is hier de heide in die omgeving bedoeld. Een ‘lazarij’ of ‘lazarie’ was in die tijd een huisje waar de leprozen of melaatsen in geplaatst werden zodat ze anderen niet konden besmetten. Meestal werd dit soort kleine vertrekken gebouwd aan de rand van het dorp tegen de heide. Arme melaatsen mochten, voorzien van een ratel, gaan bedelen. De benaming Lazarij is gekozen naar aanleiding van de in de Bijbelse parabel van de rijke en arme man genoemde bedelaar Lazarus, in de Middeleeuwen ook bekend als de patroon van de bedelaars.