Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Sjabloon:Geschiedenisfeitje: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k (Versie 51468 van Jovanderaa (overleg) ongedaan gemaakt)
Label: Ongedaan maken
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
== '''Klompen, klinkers, kaarsen en bomen''' ==
== '''Intimidatie of een ordinaire streek?''' ==


==='''Klompenmakers en reepmakers''' ===
Willem Adriaens van Heretum [lees: Van Heertum] is in 1743 regerend schepen en woont in herberg de Drie Zwaantjes onder de hertgang van het [[Lutteleind]] aan de [[Heikant]]. Een man van middelbare leeftijd [44] en getrouwd met Jenneke Schoenmakers, precies een jaar jonger. <br>Op de 26e januari van dat jaar arriveert bij hun huis de dagelijkse hulp in de persoon van Willen Aert Sijmons van Dijck [50] die aardig wat werk opknapt voor het echtpaar. Hij is vroeg uit de veren want al tussen 6 en 7 uur ‘s morgens stapt hij het huis binnen. <br>Routinematig loopt hij het portaal in, maar ineens wordt zijn aandacht getrokken door een klein briefje dat daar op de grond ligt. Keurig netjes met rode was dichtgeplakt, dus het zou wel eens iets bijzonders kunnen zijn. Hij aarzelt geen moment, raapt het briefje op en overhandigt het aan Jenneke.<br> Die verbreekt het lakzegeltje en leest vrij vluchtig de bovenste regels om het vervolgens aan haar man te geven. Willem leest de tekst aandachtig, want de boodschap is aan hem persoonlijk gericht. De anonieme schrijver meldt daarin letterlijk het volgende: “Hier…. man in de Drie Swanen, gij moet 50 gulden brengen op den acker agter tegen u huijs over op eene erthuijvel, daer drie tacken op steken, daer moet gij het tussen in leggen even onder het ert met eene buijl; dat moet daer liggen tussen 8 en 9 uren mergenavont of u huijs sal in kort in brant staij en soo ik daer praet van hoor, soo sal het evenwel in brant gaen en het briefken moet daer bij sijn bij het gelt”. <br>Blijkbaar lag dus op de akker achter het huis van Willem en Jenneke een aardheuveltje, de plek van bestemming voor het buideltje met geld en voor de briefkesschrijver zijn de drie in de grond gestoken takjes dus een aanwijzing dat Willem de zaak serieus heeft opgenomen en in actie is gekomen.<br> Het tijdstip is zó gekozen, dat niemand het zal zien, want 8 à 9 uur in de avond in de maand januari, dan is het donker genoeg en valt niets op!
Met de komst van de Canadese populier neemt in Schijndel, net zoals in Liempde en Sint-Oedenrode, het aantal klompenmakers duidelijk toe. De concurrentie vanuit België was overigens halverwege de 19e eeuw niet gering omdat de Belgen hier hun klompen tegen een lagere prijs wisten te verkopen. <br>In 1854 telt Schijndel 13 [[klompenmakerij]]en met 60 knechten in dienst. Precies 25 jaren later zijn er al 35. In de periode 1923-1929 groeit hun aantal tot 64. In 1923 bestaan er al twee klompenfabrieken nl. die van Oerlemans en Steenbakkers.<br> Een doorsnee canadapopulier, met een normale lengte van 15 tot 20 meter, levert ca. 1 m3 hout, waar men ongeveer zo’n 60 klompen uit haalde. Het type klomp kon variëren want er waren mansklompen, vrouwsklompen, vijftienders, drielingen, elfkes en halfklompen. <br>Een ander ambacht is dat van de reepmakers of [[hoepelmakers]], in het Schijndels dialect beter bekend als ‘ripsnijer’. Voor die hoepels gebruikte men het op de Schijndelse griendgronden groeiende wilgenhout dat men op een bepaald moment ging ontdoen van de bast het zgn. ‘blekken’. Vooral de rechte takken van de snelgroeiende katwilg waren hiervoor in trek. Deze stokken werden geschild, in de zon gebleekt en met een trekmes op lengte gesneden door de reepsnijder. De repen werden, eenmaal in bussels gebonden, vooral afgezet bij de Belgische en Pruisische kuipers, die deze repen gebruikten voor het afwerken van hun tonnen en vaten. <br>In 1859 telde Schijndel 30 van die bedrijven en in 1929 was het aantal gegroeid tot 52. Veel reephout werd ook gebruikt bij het maken van zinkstukken ter versterking van de zeeweringen.


== '''Leemafgravingen en steenfabricage''' ==
Goede raad is duur. Willem stapt de volgende dag, nog wel een zondag, naar de bedoelde akker, doet exact wat de gene die het dreigement heeft neergeschreven van hem verwacht, met dien verstande, dat hij in plaats van 50 gulden er een buideltje met 15 gulden neerlegt, de takjes plaatst en het originele briefje ernaast legt in afwachting van wat hem verder boven het hoofd hangt. <br>Hij heeft er mogelijk geen idee van wie achter deze laffe streek zit, maar hij voelt het vast en zeker als een vorm van intimidatie. Hij probeert tegelijkertijd het hoofd koel te houden en deponeert ter plekke een geschreven boodschap die luidt als volgt: “Indien gij niet tevreden sijt geeft uwen noot te kennen, dan sullen wij u een behulpsame hant reijken en hope dat God almachtigh u en mijn en mijn kinderen geve wil van niet ongeluckig te maeken”. En nu maar afwachten. 35 gulden minder dan gevraagd, hoe zal dat uitpakken? <br>Daags daarop, ’s morgens rond de klok van 9 kuiert Willem naar zijn akker tegen over de achterzijde van zijn herberg en tot zijn grote verbazing treft hij het geld en het briefje ter plekke nog aan, alles ongeschonden en neemt buidel en briefje mee, maar gedurende de dag wordt hij door wroeging overvallen. <br>Dezelfde avond gaat hij toch maar terug naar de plek des onheils, legt het geld terug tussen de drie takjes en wandelt weer naar huis. <br>Daags daarop inspecteert hij alles nog eens en niemand heeft zich gemeld. Alles ligt er nog bij zoals hij het daags tevoren had klaargelegd. <br>Uit vrees dat iemand anders van de dorpsbewoners het zou ontdekken en er met ‘de buit’ vandoor zou gaan, heeft hij het toen maar mee naar huis genomen. Daarmee houdt de getuigenverklaring op. <br>Of de Drie Zwaantjes ook werkelijk in brand is gestoken vertelt het verhaal niet, maar het lijkt er niet op!
 
[[Categorie:Historisch feitje]]
In het verleden kon men in Schijndel diverse zelfgebouwde [[steenovens]] aantreffen. Bekend is o.a. de steenoven in de vorm van een ringoven uit 1903 van de Bosschenaar Suyling aan de [[Baksdijk]]. Een perceelsnaam als ‘de Steenoven’ verwijst naar die vorm van steenfabricage. In verband met de eigen huizenbouw was dit een uitkomst voor de lokale bewoners. Gezien het hoge leemgehalte van de Schijndelse bodem had men voor die steenovens de grondstoffen binnen handbereik. <br>Het gebied [[Aakendonk]] in het [[Wijbosch]] bleek een uitstekende plek om het leem uit de grond te halen. In 1876 wordt een kleinschalige steenfabriek opgericht door de gebroeders Tucken. <br>Goed 20 jaren later gaat de gemeente over tot verkoop van 12 hectaren grond op de [[Molenheide]] voor f 500,- per hectare. Jan Willem van der Elst, een steenfabrikant uit Zaltbommel, bouwt op die grond een steenfabriek met dienstwoningen en het resterende deel van de Molenheide wordt gebruikt voor leemdelving. In de volksmond noemt men het bedrijf ‘de Steenoven’, maar officieel sprak men van [[steenfabriek De Molenhei]]de. Rond 1930 is de steenfabricage stopgezet en is het bedrijf omgebouwd tot een grote timmerwerkplaats. Het wordt zelfs een nevenbedrijf van het NS-bedrijf ‘Werkspoor’ in Utrecht en produceert vooral het binnenwerk voor spoorwegwagons. Na de oorlog kwam hier de houthandel van de firma Steenbakkers; nu is hier de Houtindustrie Schijndel met eigen elektriciteitscentrale.
[[Categorie:Periode 1701-1800]]
 
== '''De kaarsen van Bolsius''' ==
 
Waar zie je ze niet in den lande en ver buiten onze landsgrenzen, de kaarsen van de firma [[Bolsius kaarsenfabriek]]. Begonnen als een bijenwasblekerij groeit het bedrijf onder leiding van de gebroeders Lambertus en Antonius uit tot een gerenommeerd bedrijf, dat een breed assortiment kaarsen vervaardigt. Hun vader, Hendricus Bolsius, was vanaf 1843 als huisarts in Schijndel komen werken. De zoons bleken echte ondernemers. De wasblekerij was een eenvoudig bedrijfje gevestigd in de grote tuin van het ouderlijk huis, tegenover de [[Kluisstraat]]. Later is een terrein aangekocht in [[de Beemd]] aan de [[Kerkendijk]], waar de gevel is versierd met een speciale gevelsteen uit 1870. <br>Het gebruik van kaarsen is al heel oud. Naast olielampen brachten ze licht in de duisternis in een lantaarn of op een kandelaar. Kaarsen uit bijenwas waren voor de gewone man te duur, maar in kerken werden ze overvloedig gebruikt. <br>Dat was dan ook ‘de eerste afzetmarkt’ voor de gebroeders Bolsius. Vroeger werd de bijenwas aangeleverd door de imkers in het dorp en maakte de koster van de kerk de bekende bruin-gele waskaarsen. Een moderne kaarsenfabriek heeft inmiddels aanmerkelijk meer in zijn mars dan waskaarsen voor kerkdiensten. Rond 1920 is men eigen kerkkaarsen gaan fabriceren. De gebroeders Bolsius leerden het vak van de Schijndelse koster Marinus van Liempd, wordt algemeen beweerd. In 1927 krijgt de fabriek van Bolsius zelfs het predikaat ‘Pauselijk Hofleverancier’. Later is men overgestapt op de vervaardiging van thee- en devotielichtjes en op de dag van vandaag kan men er vele modellen bewonderen ten dienste van sfeerverlichting in allerlei interieurs. In de jaren ’30 van de vorige eeuw stond de wasblekerij en de kaarsenfabriek nog bekend onder de naam ‘Alpengloei’  en had toen 90 mensen in dienst.
 
== '''Kousen- en sokkenfabriek Jansen de Wit''' ==
 
Het vooroorlogs fabriekje van [[Jansen de Wit]] in combinatie met de borstbeelden van de drie gebroeders in het Jansenpark. Niet alleen met de kaarsenfabricage heeft Schijndel bekendheid gekregen. Er waren meer industriëlen die zich hier vestigden. De kousenfabriek van Jansen de Wit, in de volksmond beter bekend als ‘de Sok’, is een begrip binnen Schijndel en zeer veel dorpsgenoten hebben hier gewerkt. Vroeg in de 19e eeuw had de familie Jansen als kousenmakers al mensen in dienst in o.a. Tongelre, Nuenen en Geldrop. In 1915 wordt een groep Schijndelse meisjes ingewijd in de fijne kneepjes van het vak van breien op een machine. Men huurt later enkele huizen in de Kluis waar een breimachine wordt geplaatst en de ‘Schijndelse productie’ kan beginnen. Nog in hetzelfde jaar koopt men grond aan en wordt architect [[C.J. Chris van Liempd]] gevraagd een ontwerp te maken voor de eerste fabriek aan de [[Hoofdstraat]]. In 1917 start de ‘Jansen de Wit stoomkousenfabriek’. De machines uit de [[Kluisstraat]] worden naar het nieuwe bedrijf overgeplaatst en met 66 vrouwen en 4 mannen gaat het bedrijf van start.<br> De uitvinding van fijnere garens, eerst kunstzijde en later nylon, bracht de gebroeders Jansen ertoe nieuwe wegen te gaan bewandelen en het productieproces aan te passen. In 1936 is het aantal werknemers uitgegroeid tot 800. De Tweede Wereldoorlog [1940-1945] gooide echter roet in het eten. Bij gebrek aan grondstoffen wordt de kousenfabricage belemmert en bovendien wordt de fabriek zwaar beschadigd.<br>
In 1948 verrijst een compleet nieuw gebouw van de inmiddels Koninklijke Kousenfabriek. De werkgelegenheid voor heel veel Schijndelse mensen was weer gegarandeerd. Maar de kousenindustrie komt onder druk te staan vanwege de concurrentie uit de lage-loon-landen en de directie gaat uiteindelijk over tot sluiting van dit prachtige Schijndelse bedrijf. In 1986 is het gehele complex gesloopt en is de productie overgeheveld naar het zusterbedrijf te Emmen. Ook dat bleek van korte duur. Wat aan de familie Jansen herinnert is het bekende [[Jansenpark]] met de borstbeelden  van de drie gebroeders. Het park ligt tegenover de plek waar voorheen het fabriekscomplex was.
 
=='''Nieuwe industrieën op Duin I, II en III''' ==
Voor een gemeente als Schijndel is werkgelegenheid natuurlijk een belangrijk basisgegeven voor groei. In andere plaatsen in de regio zoals bv. Veghel en Uden, werden ruim voor de eeuwwisseling industrieterreinen aangelegd en nieuwe bedrijven gevestigd. Schijndel heeft dat voorbeeld uiteindelijk gevolgd en zo is op de oude woeste gronden van [[Duin]] inmiddels een scala aan kleinere en grotere bedrijven gebouwd. De Schijndelse duinen waren onder de bevolking beter bekend als ‘de Wijbossche bergen’ die verderop aansloten op de Eerdse Bergen. De oude straatnaam [[Bergstraat]] had daar zijn naam aan te danken. <br>Bescheiden begonnen met de verkoop van de eerste kavels op Duin I is Schijndel anno 2009 drie grote terreinen rijk nl. Duin I II en III, die samen met [[Molendijk]] en [[Rooiseheide]] het bedrijfsklimaat van Schijndel bepalen. Ze zijn inmiddels optimaal bereikbaar mede door de aanleg van de [[Structuurweg]] en de omlegging van de [[Eerdsebaan]]. Het gaat in totaal zo’n 1600 zelfstandige grote en kleine bedrijven. Het einde is overigens nog niet in zicht. Inmiddels is de gemeente begonnen met de voorbereidingen van het bestemmingsplan Duin IV, dat als een strook bedrijfsgrond rondom Duin II komt te liggen.
[[categorie: geschiedenis]]




<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>

Versie van 10 feb 2022 11:01

Intimidatie of een ordinaire streek?

Willem Adriaens van Heretum [lees: Van Heertum] is in 1743 regerend schepen en woont in herberg de Drie Zwaantjes onder de hertgang van het Lutteleind aan de Heikant. Een man van middelbare leeftijd [44] en getrouwd met Jenneke Schoenmakers, precies een jaar jonger.
Op de 26e januari van dat jaar arriveert bij hun huis de dagelijkse hulp in de persoon van Willen Aert Sijmons van Dijck [50] die aardig wat werk opknapt voor het echtpaar. Hij is vroeg uit de veren want al tussen 6 en 7 uur ‘s morgens stapt hij het huis binnen.
Routinematig loopt hij het portaal in, maar ineens wordt zijn aandacht getrokken door een klein briefje dat daar op de grond ligt. Keurig netjes met rode was dichtgeplakt, dus het zou wel eens iets bijzonders kunnen zijn. Hij aarzelt geen moment, raapt het briefje op en overhandigt het aan Jenneke.
Die verbreekt het lakzegeltje en leest vrij vluchtig de bovenste regels om het vervolgens aan haar man te geven. Willem leest de tekst aandachtig, want de boodschap is aan hem persoonlijk gericht. De anonieme schrijver meldt daarin letterlijk het volgende: “Hier…. man in de Drie Swanen, gij moet 50 gulden brengen op den acker agter tegen u huijs over op eene erthuijvel, daer drie tacken op steken, daer moet gij het tussen in leggen even onder het ert met eene buijl; dat moet daer liggen tussen 8 en 9 uren mergenavont of u huijs sal in kort in brant staij en soo ik daer praet van hoor, soo sal het evenwel in brant gaen en het briefken moet daer bij sijn bij het gelt”.
Blijkbaar lag dus op de akker achter het huis van Willem en Jenneke een aardheuveltje, de plek van bestemming voor het buideltje met geld en voor de briefkesschrijver zijn de drie in de grond gestoken takjes dus een aanwijzing dat Willem de zaak serieus heeft opgenomen en in actie is gekomen.
Het tijdstip is zó gekozen, dat niemand het zal zien, want 8 à 9 uur in de avond in de maand januari, dan is het donker genoeg en valt niets op!

Goede raad is duur. Willem stapt de volgende dag, nog wel een zondag, naar de bedoelde akker, doet exact wat de gene die het dreigement heeft neergeschreven van hem verwacht, met dien verstande, dat hij in plaats van 50 gulden er een buideltje met 15 gulden neerlegt, de takjes plaatst en het originele briefje ernaast legt in afwachting van wat hem verder boven het hoofd hangt.
Hij heeft er mogelijk geen idee van wie achter deze laffe streek zit, maar hij voelt het vast en zeker als een vorm van intimidatie. Hij probeert tegelijkertijd het hoofd koel te houden en deponeert ter plekke een geschreven boodschap die luidt als volgt: “Indien gij niet tevreden sijt geeft uwen noot te kennen, dan sullen wij u een behulpsame hant reijken en hope dat God almachtigh u en mijn en mijn kinderen geve wil van niet ongeluckig te maeken”. En nu maar afwachten. 35 gulden minder dan gevraagd, hoe zal dat uitpakken?
Daags daarop, ’s morgens rond de klok van 9 kuiert Willem naar zijn akker tegen over de achterzijde van zijn herberg en tot zijn grote verbazing treft hij het geld en het briefje ter plekke nog aan, alles ongeschonden en neemt buidel en briefje mee, maar gedurende de dag wordt hij door wroeging overvallen.
Dezelfde avond gaat hij toch maar terug naar de plek des onheils, legt het geld terug tussen de drie takjes en wandelt weer naar huis.
Daags daarop inspecteert hij alles nog eens en niemand heeft zich gemeld. Alles ligt er nog bij zoals hij het daags tevoren had klaargelegd.
Uit vrees dat iemand anders van de dorpsbewoners het zou ontdekken en er met ‘de buit’ vandoor zou gaan, heeft hij het toen maar mee naar huis genomen. Daarmee houdt de getuigenverklaring op.
Of de Drie Zwaantjes ook werkelijk in brand is gestoken vertelt het verhaal niet, maar het lijkt er niet op!