Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Sjabloon:Geschiedenisfeitje: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 1: Regel 1:
== '''Afpersing anno 1743''' ==
== '''Een onuitstaanbaar heerschap.''' ==


Intimidatie of een ordinaire streek?
Met dit historisch nieuwtje belanden we in de [[Vogelenzang]] een stukje Schijndel grenzend aan Gemonde. Zulke gebieden hebben meestal hun naam te danken aan het karakteristieke landschapsbeeld in een stuk buitengebied, vol natuurschoon waar de vogels vrolijk fluiten. Veel Brabantse dorpen hebben in hun historisch namenbestand wel ‘een Vogelenzang’ zitten. In Schijndel dateert de naam sowieso al uit 1655 als we in de oude archieven lezen: land ter plaetse den Vogelsanck en in 1772 noemt men het ‘onder den gehugte Broeckstraet genaemt de Voogelesank’. Op de kadasterkaar van 1832 wordt het hele gebied kadastraal aangeduid met sectie C nummers 1-116. In de 18e eeuw kent de plaatselijke bevolking de Achterste en Voorste Vogelenzang. Uit het historisch straatnamenregister van de gemeente Schijndel blijkt dat de huidige Vogelenzang pas officieel geïntroduceerd is op 29 juni 1954 met als historische achtergrond ‘Den Vogelenzang is eene bosch- en vogelrijke streek en grenst aan het gehucht den Nachtegaal van Sint Michielsgestel’.
Willem Adriaens van Heretum (lees: Van Heertum) is in 1743 regerend schepen en woont in herberg de Drie Zwaantjes onder de hertgang van het Lutteleind aan de Heikant. Een man van middelbare leeftijd (44) en getrouwd met Jenneke Schoenmakers, precies een jaar jonger.<br>
Op de 26e januari van dat jaar arriveert bij hun huis de dagelijkse hulp in de persoon van Willen Aert Sijmons van Dijck (50) die aardig wat werk opknapt voor het echtpaar. Hij is vroeg uit de veren want al tussen 6 en 7 uur ‘s morgens stapt hij het huis binnen.<br>
Routinematig loopt hij het portaal in, maar ineens wordt zijn aandacht getrokken door een klein briefje dat daar op de grond ligt. Keurig netjes met rode was dichtgeplakt, dus het zou wel eens iets bijzonders kunnen zijn. Hij aarzelt geen moment, raapt het briefje op en overhandigt het aan Jenneke.<br>
Die verbreekt het lakzegeltje en leest vrij vluchtig de bovenste regels om het vervolgens aan haar man te geven. Willem leest de tekst aandachtig, want de boodschap is aan hem persoonlijk gericht. De anonieme schrijver meldt daarin letterlijk het volgende: “Hier…. man in de Drie Swanen, gij moet 50 gulden brengen op den acker agter tegen u huijs over op eene erthuijvel, daer drie tacken op steken, daer moet gij het tussen in leggen even onder het ert met eene buijl; dat moet daer liggen tussen 8 en 9 uren mergenavont of u huijs sal in kort in brant staij en soo ik daer praet van hoor, soo sal het evenwel in brant gaen en het briefken moet daer bij sijn bij het gelt”.
Blijkbaar lag dus op de akker achter het huis van Willem en Jenneke een aardheuveltje, de plek van bestemming voor het buideltje met geld en voor de briefkesschrijver zijn de drie in de grond gestoken takjes dus een aanwijzing dat Willem de zaak serieus heeft opgenomen en in actie is gekomen.<br>
Het tijdstip is zó gekozen, dat niemand het zal zien, want 8 à 9 uur in de avond in de maand januari, dan is het donker genoeg en valt niets op!<br>


Goede raad is duur. Willem stapt de volgende dag, nog wel een zondag, naar de bedoelde akker, doet exact wat de gene die het dreigement heeft neergeschreven van hem verwacht, met dien verstande, dat hij in plaats van 50 gulden er een buideltje met 15 gulden neerlegt, de takjes plaatst en het originele briefje ernaast legt in afwachting van wat hem verder boven het hoofd hangt.<br>
Het is Tweede Pinksterdag 1750 en over wat toen is voorgevallen getuigen hier Andries Teunis Verhagen, Peter Jan de Visser, Erken de vrouw van Matteus of Mattijs Heijkants, Maria dochter van Mattijs Heijkants, Jan Mattijs Kelders, Adriaantje Jan Mattijs Kelders en als laatste Lamberdina Corstiaans van den Dungen de vrouw van Johannis van Hal. Schijndelaren van competente ouderdom, die in geuren en kleuren hun relaas komen vertellen.<br> Rond 8 à 9 uur ’s avonds zijn Andries en Peter ergens onderweg Johannis van Hal alias den Buijl tegengekomen. Waar diens scheldnaam ‘den Buijl’ vandaan gekomen is meldt de akte niet. Hoe dan ook, Johannis heeft een mes in de hand en maakt de omstanders duidelijk dat hij op weg is naar de hospis van herberg de Roggebloem (Rogblom) die hem eerdaags een blauw oog heeft geslagen en dat zal hij hem betaald zetten, hoe dan ook!
Hij heeft er mogelijk geen idee van wie achter deze laffe streek zit, maar hij voelt het vast en zeker als een vorm van intimidatie. Hij probeert tegelijkertijd het hoofd koel te houden en deponeert ter plekke een geschreven boodschap die luidt als volgt: “Indien gij niet tevreden sijt geeft uwen noot te kennen, dan sullen wij u een behulpsame hant reijken en hope dat God almachtigh u en mijn en mijn kinderen geve wil van niet ongeluckig te maeken”. En nu maar afwachten. 35 gulden minder dan gevraagd, hoe zal dat uitpakken?<br>
 
Daags daarop, ’s morgens rond de klok van 9 kuiert Willem naar zijn akker tegen over de achterzijde van zijn herberg en tot zijn grote verbazing treft hij het geld en het briefje ter plekke nog aan, alles ongeschonden en neemt buidel en briefje mee, maar gedurende de dag wordt hij door wroeging overvallen.<br>
Hij zegt tegen Andries: “Daar sal ick er nog eens deur veegen” m.a.w. hij zal er wel een of manier zijn gedoodverfde ‘vijand’ te lijf gaan. Om zijn woorden kracht bij te zetten tovert hij acuut twee pistolen voor de dag en zegt enigszins spottend: “Daer sal ick er nogh wel eenen teijnden keeren” m.a.w. aan zijn eind brengen. De herbergier van de Roggebloem is kennelijk het mikpunt, want uit de getuigenverklaring valt af te leiden dat hij geroepen zou hebben….”Den waart in de Rogbloem is maar een schelm!”.  
Dezelfde avond gaat hij toch maar terug naar de plek des onheils, legt het geld terug tussen de drie takjes en wandelt weer naar huis.<br>
 
Daags daarop inspecteert hij alles nog eens en niemand heeft zich gemeld. Alles ligt er nog bij zoals hij het daags tevoren had klaargelegd.<br>
Erken Heijkants, vermoedelijk ook een herbergierster, heeft een totaal andere ervaring opgedaan met ‘d’n Buijl’. Enige maanden geleden is hij bij haar binnengestapt en zei toen: “Langt me jenever” m.a.w. reik me een glas jenever aan. Erken heeft met haar scherp oog voor binnenkomende gasten al snel gezien dat Johannis al meer jenever achterover heeft geslagen dan hij verdragen kan en zegt hem recht in zijn gezicht: “Mij dunkt dat ge het genog hebt” en weigert de jeneverfles voor de dag te halen. Dat zint Johannis allesbehalve en hij gromt op een wat dreigende toon terug:”Ge sult mij jenever langen off ik sal u onder u kont schuppen”.
Uit vrees dat iemand anders van de dorpsbewoners het zou ontdekken en er met ‘de buit’ vandoor zou gaan, heeft hij het toen maar mee naar huis genomen. Daarmee houdt de getuigenverklaring op.<br>
 
Of de Drie Zwaantjes ook werkelijk in brand is gestoken vertelt het verhaal niet, maar het lijkt er niet op!<br>
Jan Matijs Kelders heeft ook het een en ander met ‘d’n Buijl’ meegemaakt. Op een maandagmorgen heeft Johannis van Hal zich bij Jan Mattijs Kelders gemeld nadat twee dagen eerder iets gepasseerd moet zijn waarover de akte ons geen duidelijkheid verschaft, behalve dan dat Mattijs iets heeft uitgekraamd dat bij Johannis in het verkeerde keelgat is geschoten, want het eerste wat hij tegen Mattijs zegt is: “Wat seijt ge eergisteren tegen mij?” Ja antwoordt Mattijs vervolgens: “Dat je stroijen beenen hebt en daaraan heb ik niets misseijt”. Van Hal op zijn beurt roept: “Gij wilt met mij vechten komt er maar uijt”. Mattijs antwoordt resoluut: “Neen”, maar op dat moment is het zijn dochter die hem tegenhoudt om naar buiten te gaan. Johannis trekt er zich weinig van aan en schiet de dorsvloer op, schopt het koren opzij en loopt op de voordeur af en roept daar luidkeels: “Komt er uijt of ik sal al vermoor(d)en wat er in huijs is”, terwijl hij maar liefst drie messen te voorschijn haalt.
 
Dat ook Van Hals huwelijk de schoonheidsprijs niet verdient mag blijken uit de verklaring van zijn eigen vrouw Lamberdina die haar nood klaagt en nergens doekjes omwindt door te getuigen, dat ze nu circa 10 jaren geleden met Johannis is getrouwd en in die periode ‘veele bitterheeden en slagen van hem heeft uijtgestaan’, dat hij haar menigmaal ‘buijten de deur gestooten’ heeft en ze is zelfs genoodzaakt geweest met haar kinderen te gaan bedelen, waarna ze het gebedelde aan hem heeft moeten afdragen. Momenteel houdt hij zich op bij een bijzit, die luistert naar de naam Anneke Geertruij de Lang. Wat deze dame allemaal heeft klaargespeeld in haar leven is in duisternis gehuld, maar op de dag waarop deze getuigenverklaring wordt vastgelegd zit Anneke in ieder geval op de gevangenpoort van ‘s Hertogenbosch in detentie. Ze heeft het eens met Lamberdina aan de stok gehad en deelde die toen een snibbige boodschap mee door letterlijk te zeggen: “Indien ik u allenigh kreeg ik soude u den hals breeken off omdraijen”.
 
Ook een zekere Peter van Valkenburgh en Maria Catharina de Runné zijn al eens bedreigd door ‘d’n Buijl’. Op de 18e mei is Johannis daar op bezoek geweest. Het loopt uit op ruzie waarop d’n Buijl roept: “Ik sal u doodt steeken” en tegen Maria slijmt hij : “Gij fijne”. Maria Catharina, ook niet voor de poes reageert met: “ ‘tIs Johannis off gij hier altijdt rusie komt maken”. Hij pakt Maria bij haar arm en geeft haar een schop, reden genoeg om hem snel buiten de deur te werken en die hermetisch af te sluiten. Later is Van Hal echter teruggekomen, samen met zijn bijzit en stiet met de nodige felheid op de deur roepende: “Komt er alle vijff uijt want ik sal u allemaal kapot maken”, waarna hij toch uiteindelijk is vertrokken. Blijkbaar is bij Peter en Maria ook een zekere Van de Weijer binnen geweest, een Boxtelse leidekker, die ook al eens geschopt is door Van Hal en meerdere malen bedreigd. Nu zou d’n Buijl tegen hem gezegd hebben: “Komt er maar uijt ik sal u voor u tanden stooten”.


<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>

Huidige versie van 7 mrt 2024 om 11:23

Een onuitstaanbaar heerschap.

Met dit historisch nieuwtje belanden we in de Vogelenzang een stukje Schijndel grenzend aan Gemonde. Zulke gebieden hebben meestal hun naam te danken aan het karakteristieke landschapsbeeld in een stuk buitengebied, vol natuurschoon waar de vogels vrolijk fluiten. Veel Brabantse dorpen hebben in hun historisch namenbestand wel ‘een Vogelenzang’ zitten. In Schijndel dateert de naam sowieso al uit 1655 als we in de oude archieven lezen: land ter plaetse den Vogelsanck en in 1772 noemt men het ‘onder den gehugte Broeckstraet genaemt de Voogelesank’. Op de kadasterkaar van 1832 wordt het hele gebied kadastraal aangeduid met sectie C nummers 1-116. In de 18e eeuw kent de plaatselijke bevolking de Achterste en Voorste Vogelenzang. Uit het historisch straatnamenregister van de gemeente Schijndel blijkt dat de huidige Vogelenzang pas officieel geïntroduceerd is op 29 juni 1954 met als historische achtergrond ‘Den Vogelenzang is eene bosch- en vogelrijke streek en grenst aan het gehucht den Nachtegaal van Sint Michielsgestel’.

Het is Tweede Pinksterdag 1750 en over wat toen is voorgevallen getuigen hier Andries Teunis Verhagen, Peter Jan de Visser, Erken de vrouw van Matteus of Mattijs Heijkants, Maria dochter van Mattijs Heijkants, Jan Mattijs Kelders, Adriaantje Jan Mattijs Kelders en als laatste Lamberdina Corstiaans van den Dungen de vrouw van Johannis van Hal. Schijndelaren van competente ouderdom, die in geuren en kleuren hun relaas komen vertellen.
Rond 8 à 9 uur ’s avonds zijn Andries en Peter ergens onderweg Johannis van Hal alias den Buijl tegengekomen. Waar diens scheldnaam ‘den Buijl’ vandaan gekomen is meldt de akte niet. Hoe dan ook, Johannis heeft een mes in de hand en maakt de omstanders duidelijk dat hij op weg is naar de hospis van herberg de Roggebloem (Rogblom) die hem eerdaags een blauw oog heeft geslagen en dat zal hij hem betaald zetten, hoe dan ook!

Hij zegt tegen Andries: “Daar sal ick er nog eens deur veegen” m.a.w. hij zal er wel een of manier zijn gedoodverfde ‘vijand’ te lijf gaan. Om zijn woorden kracht bij te zetten tovert hij acuut twee pistolen voor de dag en zegt enigszins spottend: “Daer sal ick er nogh wel eenen teijnden keeren” m.a.w. aan zijn eind brengen. De herbergier van de Roggebloem is kennelijk het mikpunt, want uit de getuigenverklaring valt af te leiden dat hij geroepen zou hebben….”Den waart in de Rogbloem is maar een schelm!”.

Erken Heijkants, vermoedelijk ook een herbergierster, heeft een totaal andere ervaring opgedaan met ‘d’n Buijl’. Enige maanden geleden is hij bij haar binnengestapt en zei toen: “Langt me jenever” m.a.w. reik me een glas jenever aan. Erken heeft met haar scherp oog voor binnenkomende gasten al snel gezien dat Johannis al meer jenever achterover heeft geslagen dan hij verdragen kan en zegt hem recht in zijn gezicht: “Mij dunkt dat ge het genog hebt” en weigert de jeneverfles voor de dag te halen. Dat zint Johannis allesbehalve en hij gromt op een wat dreigende toon terug:”Ge sult mij jenever langen off ik sal u onder u kont schuppen”.

Jan Matijs Kelders heeft ook het een en ander met ‘d’n Buijl’ meegemaakt. Op een maandagmorgen heeft Johannis van Hal zich bij Jan Mattijs Kelders gemeld nadat twee dagen eerder iets gepasseerd moet zijn waarover de akte ons geen duidelijkheid verschaft, behalve dan dat Mattijs iets heeft uitgekraamd dat bij Johannis in het verkeerde keelgat is geschoten, want het eerste wat hij tegen Mattijs zegt is: “Wat seijt ge eergisteren tegen mij?” Ja antwoordt Mattijs vervolgens: “Dat je stroijen beenen hebt en daaraan heb ik niets misseijt”. Van Hal op zijn beurt roept: “Gij wilt met mij vechten komt er maar uijt”. Mattijs antwoordt resoluut: “Neen”, maar op dat moment is het zijn dochter die hem tegenhoudt om naar buiten te gaan. Johannis trekt er zich weinig van aan en schiet de dorsvloer op, schopt het koren opzij en loopt op de voordeur af en roept daar luidkeels: “Komt er uijt of ik sal al vermoor(d)en wat er in huijs is”, terwijl hij maar liefst drie messen te voorschijn haalt.

Dat ook Van Hals huwelijk de schoonheidsprijs niet verdient mag blijken uit de verklaring van zijn eigen vrouw Lamberdina die haar nood klaagt en nergens doekjes omwindt door te getuigen, dat ze nu circa 10 jaren geleden met Johannis is getrouwd en in die periode ‘veele bitterheeden en slagen van hem heeft uijtgestaan’, dat hij haar menigmaal ‘buijten de deur gestooten’ heeft en ze is zelfs genoodzaakt geweest met haar kinderen te gaan bedelen, waarna ze het gebedelde aan hem heeft moeten afdragen. Momenteel houdt hij zich op bij een bijzit, die luistert naar de naam Anneke Geertruij de Lang. Wat deze dame allemaal heeft klaargespeeld in haar leven is in duisternis gehuld, maar op de dag waarop deze getuigenverklaring wordt vastgelegd zit Anneke in ieder geval op de gevangenpoort van ‘s Hertogenbosch in detentie. Ze heeft het eens met Lamberdina aan de stok gehad en deelde die toen een snibbige boodschap mee door letterlijk te zeggen: “Indien ik u allenigh kreeg ik soude u den hals breeken off omdraijen”.

Ook een zekere Peter van Valkenburgh en Maria Catharina de Runné zijn al eens bedreigd door ‘d’n Buijl’. Op de 18e mei is Johannis daar op bezoek geweest. Het loopt uit op ruzie waarop d’n Buijl roept: “Ik sal u doodt steeken” en tegen Maria slijmt hij : “Gij fijne”. Maria Catharina, ook niet voor de poes reageert met: “ ‘tIs Johannis off gij hier altijdt rusie komt maken”. Hij pakt Maria bij haar arm en geeft haar een schop, reden genoeg om hem snel buiten de deur te werken en die hermetisch af te sluiten. Later is Van Hal echter teruggekomen, samen met zijn bijzit en stiet met de nodige felheid op de deur roepende: “Komt er alle vijff uijt want ik sal u allemaal kapot maken”, waarna hij toch uiteindelijk is vertrokken. Blijkbaar is bij Peter en Maria ook een zekere Van de Weijer binnen geweest, een Boxtelse leidekker, die ook al eens geschopt is door Van Hal en meerdere malen bedreigd. Nu zou d’n Buijl tegen hem gezegd hebben: “Komt er maar uijt ik sal u voor u tanden stooten”.