Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Petrus Hendrikus van Oorschot

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Petrus Hendrikus van Oorschot
Petrus Hendrikus van Oorschot.jpg
Persoonsinformatie
Volledige naam Petrus Hendrikus van Oorschot
Roepnaam Piet
Geboorteplaats Schijndel
Geboortedatum 10 oktober 1927
Partner(s) A.M. (Sjaan) Strik

Petrus Hendrikus (Piet) van Oorschot[1][bewerken | brontekst bewerken]

Zoon van: Cornelus van Oorschot en Wilhelmina Voets
Geboren: 10 oktober 1927 in Schijndel
Toenmalig adres: Venushoek 10
Legerplaats: Grave
Legeronderdeel: 3 - 5 - 10 R.I.
Legernummer: 271010193
Rang/functie: soldaat/brenschutter
Datum vertrek naar Nederlands-Indië: 18 januari 1948
Naam van de boot: Groote Beer
Verblijf op: Sabang - Sumatra - Java
Datum terugkomst: 16 mei 1950
Naam van de boot: Tabinta
Laatst bekende woonplaats: Schijndel

Herinneringen van Piet[bewerken | brontekst bewerken]

Het verhaal van een oud-indiëganger.
Als groentje ben ik op 17 mei 1947 opgekomen bij de landmacht in de Kraaijenhof kazerne in Nijmegen, waar we zes weken doorgebracht hebben. Daarna zijn we overgeplaatst naar de Generaal de Bons kazerne in Grave, daar hebben we onze tropenopleiding gehad. Ik was tot mitrailleurschutter gebombardeerd, wat ik al die tijd ben gebleven.
Op 28 januari 1948 werden we ingescheept op de Groote Beer om de grote reis te gaan maken naar dat onbekende land, alleen op school hadden we wel eens iets van dit land gehoord, maar wie van ons had ooit gedacht, dat we daar zouden komen.
Op 29 februari 1948 kwamen we op het eiland Sabang, waar we uitgeloot werden om daar voor drie maanden te verblijven. Daar werden wij voor bewaking van het eiland, ook wel "de sleutel van Indië" genoemd en voor de twee gevangenkampen, waar officieren en onderofficieren van het Indische leger gevangen zaten. Het was maar een klein eiland; we zijn er op een dag met vijf man in acht uur omheen gelopen. Het was er goed toeven, omdat het er rustig was en regelmatig kwamen daar boten met militairen aan. Daar hadden wij dan ook al heel wat tegen te vertellen. Na drie maanden zijn wij dan ook weer verscheept naar Sumatra om daar weer bij een compagnie gevoegd te worden. Wij waren van het 2e peloton. Wij kwamen 's-avonds aan in Kabing Djai, daar zijn we maar een nacht gebleven. 's-Morgens zijn we doorgegaan naar Kota Moente, dat onze voorlopige post was.
Vandaaruit hielden wij ons bezig met patrouillelopen en konvooi bewaken naar andere posten. Dat ging niet altijd even mooi, we werden daar regelmatig beschoten. Van Kota Moente uit hebben we dan ook aan de tweede politionele actie meegedaan. Daar zijn we met onze groep ook nog een dag of vijf zoek geweest, maar weer ontdekt door de zoekende piper cup, die overvloog. De dag er op werd er eten en munitie gedropt, want onze rantsoenen waren op. Daarna zijn we via Lou Balang naar Mardinding doorgestoten, waar we zo'n vier maanden hebben doorgebracht. Daar hebben we al die tijd in schuilkelders doorgebracht, want daar kregen we iedere nacht of tegen de morgen bezoek van die ploppers (TNI). We zaten daar ongeveer tegen de Atjeh-grens aan en daar zat de T.N.I.
We zijn daar ook drie maanden afgesloten geweest van de rest, er was maar één weg naar Mardinding en die was over de hele lengte vernield door het wegdek te laten springen en dan moesten er ook nog honderden bomen opgeruimd worden voor ze weer bij ons waren.
Voedsel, munitie en post werd aangevoerd door de lucht. Voor het oppikken van onze post hadden we aan weerszijden van de weg een paal geplaatst met daaraan een paar pennen, waaraan het touw werd gehangen met de postzak er onderaan en die werd dan met de haak uit het vliegtuigje opgepikt.
Toen we weer bevrijd waren uit die benarde tijd en afgelost werden door een ander peloton zijn we weer teruggegaan naar Kota Moente. Daar gingen we weer verder met patrouille lopen en konvooi bewaking. Op 16 maart waren we ook weer op die dode weg, zoals die werd genoemd. Toen liepen we met onze carrier op een mijn, waar ik ook in zat. Er viel een dode en er waren twee gewonden, waar ik ook bijhoorde. Na al die trubbels op Sumatra in de twee jaar, dat we daar zijn geweest, zijn we voor de zoveelste keer verhuisd, maar dit zou de laatste keer zijn voor we naar huis gingen. We zijn toen in het bamboekamp Thimmai in de buurt van Bandoeng terecht gekomen, waar we nog drie maanden hebben gelegen.
Op 15 april 1950 werden we ingescheept op het troepenschip de Tabinta, die ons dan huiswaarts bracht. Op 16 mei kwamen we dus weer in Holland aan. Met een grote ervaring rijker voegden we ons weer bij onze familie, die zolang op ons had gewacht. Na zes weken verkenning en aanpassing zijn we weer in de maatschappij terug om weer aan de slag te gaan. Contacten met het thuisfront waren prima.

Koninklijke Onderscheiding[2][bewerken | brontekst bewerken]

De heer Van Oorschot werd in 2019 benoemd tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau.
Staat van dienst:
1970 - heden: vrijwilliger bij het "Jan van Lee mannenkoor"
1993 - heden: secretaris van de Vereniging van Oud-Militairen
2015 - heden: mantelzorger echtgenote.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Herinneringsboek van Schijndelse militairen in Nederlands-Indië "Hop en Palmen".
  2. De Mooi Schijndel Krant 1 mei 2019