Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Muzieklezingen

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Muzikale lezingen[bewerken | brontekst bewerken]

Maer al dit groot en lang geraes en was alleen alleen maar om de blaes (Jacob Cats, 17de eeuw)[1][bewerken | brontekst bewerken]

Begin 1990 is de Heemkundekring begonnen met het geven van muzikale lezingen. Er zijn een viertal lezingen samengesteld over de volgende volkse muziekinstrumenten: de draailier, de doedelzak, de mondharp en de rommelpot.
Begonnen is met het maken van dia's van de instrumenten vanaf platenhoezen, kalenders, ansichtkaarten en uit allerlei kunstboeken. Hierna is er een verhaal bijgemaakt, muzikaal geïllustreerd met muziekfragmenten. Deze komen meestal van Lp’s van volksmuziekgroepen en laten het te bespreken instrument horen, solo of in kombinatie met andere instrumenten.
Vooral heemkunde-kringen bleken geïnteresseerd te zijn in zo'n muzikale lezing en er hebben er inmiddels al een tiental plaatsgevonden. Alle lezingen gingen tot nu toe over de rommelpot.
Tijdens de voordrachten kwamen er veel reacties los vanuit het gehoor in de zaal. Veel mensen hadden nog herinneringen aan dit typische instrument. Men wist ineens weer hoe het gemaakt moest worden, men begon weer vastenavond-liedjes te zingen; de rommelpot werd in onze streek alleen gebruikt tijdens de vastenavond en er door verschillende mensen geattendeerd op het feit dat er met een dierenblaas meer werd gedaan behalve rommelpotten maken!

Hoe komt men aan een dierenblaas?
Wat werd er zoal gedaan met een dierenblaas?

  1. het praktisch gebruik van een dierenblaas
  2. de dierenblaas als speelgoed of speeltuig
  3. de dierenblaas als onderdeel van een muziekinstrument.

Hoe komt men aan een dierenblaas?
[bewerken | brontekst bewerken]

Om aan een dierenblaas te komen moet er eerst een dier worden geslacht! Vroeger gebeurde dat op het platteland, bij de boerderij in de maand november, door de boer zelf, maar meestal door de slachter. De gezeten boer slachtte, al naar de grootte van het huisgezin, een of twee keer per seizoen en maakte de daarvoor bestemde varkens naar dezelfde maatstaf meer of minder zwaar. Maandenlang was aan het mesten van de krulstaart de nodige zorg besteed en even lang werd er reikhalzend uitgezien naar het ogenblik waarop hij zwaar genoeg werd bevonden om gekeeld te worden. Met Janus de slachter was afgesproken, wanneer deze kon komen en terzelfder tijd werd er een "literke snevel" gehaald bij de kastelein, want zonder een pierenverschrikkertje kon geen enkel slachtfeest doorgaan. Als Janus dan met zijn zware slachtbak en een koker vol moordtuig was gearriveerd, kreeg het slachtoffer een touw om een der achterpoten, de kooi ging voor de eerste en enige keer van zijn leven voor hem open en hij werd het erf opgedreven. Was het varken gestoken en het laatste doodskreetje verstorven dan werd er even gepauzeerd om binnen een neutje door het keelsgat te wippen en het water dat in een grote ketel klaargestoomd was op hitte te keuren. Dan kwam het uitwendig schoon maken van "den doje". Was het varken geschrabd dan ging het op de leer die dan tegen de buitenmuur werd gezet, waarna het opensnijden en uithalen kon beginnen. Een geslacht varken op een leer (ladder) werd bij ons een 'geleerd varken' genoemd, ook sprak men wel van 'n 'skon schilderij'.

Voor de schoolgaande jongens was zelfs de blaas een voorwerp van belang; deze werd door middel van een pijpensteel strak opgeblazen en daarna in de schouw gehangen en gedroogd om met Vastenavond dienst te kunnen doen op de rommelpotten, voor welk instrument zij een onmisbaar onderdeel vormde.

Wat werd er zoal gedaan met een dierenblaas?
[bewerken | brontekst bewerken]

1. Het praktisch gebruik van een dierenblaas.

Bewaart de huismoeder de blaas, om er potjes en fleschjes mede te overtrekken en luchtdigt te houden, of de vader om er erwten en boonen als poters tegen het volgende voorjaar in te bewaren, de jongens hebben er een ander plan mede.
Dit luchtdicht houden van potjes en flessen noemen we wecken. Het doel is levensmiddelen steriliseren en verduurzamen. - De blaas diende dus ook om er erwten en bonen in te bewaren. - Als een ruitje kapot was in een raam of deur en er was geen geld om een nieuw te kopen dan werd er vroeger wel eens een varkensblaas voor het gat gespannen. Hier gebruikte men ook wel een soort papier voor. - Sommige mannen hadden vroeger aan hun broekriem een varkens blaas hangen met tabak erin. Of dat pijpje of die "pruim" dan nog zo lekker smaakte valt te betwijfelen! - Wie kent niet de lampenkappen die gemaakt zijn van ossenblazen? - De dierenblaas werd door de slager gebruikt bij het maken van een omhulsel voor de worst. - Ook wordt verteld dat de dierenblaas vroeger gebruikt werd bij z.g. STOMA - patiënten , om via een kunstmatige "uitgang" de urine op te vangen.

2. De dierenblaas als speelgoed of speeltuig.

De jongens vullen de blaas met wind, en met eenigen boonen, enkel en alleen om daarmede geraas te maken, en om met dezen kalen windzak andere jongens, alsmede honden en katten, die voor veel vertooning makende dingen, gelijk eene blaas met boonen, bang zijn, op den loop te jagen. - Een andere knaap bezigt de blaas, om er op te zwemmen, want daar hij op eigen krachten en ervaring niet vertrouwen kan, moet hij door zulk eenen windbuidel ondersteund worden. - De dierenblaas wordt hier als speeltuig en als zwemband gebruikt. - De blaas werd ook als een soort luchtballon gebruikt en natuurlijk werd er mee gevoetbald. - Maar men sloeg elkaar ook om de oren met een dierenblaas, die werd dan aan een touw of aan een stok bevestigd en verzwaard met bonen. Dit het "Blaze slaan": De kampers worden in koppels verdeeld, waarvan de winners onder elkander moeten bekorten. De twee strijders zijn elk gewapend met eene opgeblazen zwijnenblaas, waaraan een eindje koord bevestigd is, dat zij in de hand houden. Zij staan elk op een blok of eenigen opeen gehoopte bouwsteenen, waar zij gemakkelijk het evenwicht kunnen verliezen. Het teeken wordt gegeven; de blazen zweven door de lucht en komen nu rechts, dan links tegen hoofd en lijf botsen. De spelers beginnen te wiegelen door hun eigen geweld; de strijd verdappert; harder en rapper buischen de blazen tot dat er een der kampers ten gronde valt. Deze is verloren. Met zulke blazen ziet men te Brussel en in andere groote steeden op Vastenavonddagen mensen rondloopen.
Een geliefd vermaak moet het spelen met "de blaas" geweest zijn. Was November, en daarmee de slachttijd, aangebroken, dan maakten zich de kinderen van de blazen der geslachte dieren meester om er hun spel mee te spelen. Reeds de 'Spieghel der Sonden' (14e eeuw) gewaagt van dit vermaak:
Mester Seneca die secht voort, Dat smekers den hoverden doen, Als die kindre hebben geploen Metter blase driven spel, Die si met winde vullen wel; Een kind een weynich vore blaest, Die die blase met winde haest, Dan blaest een ander vul die blase; Ende dus met hare visevase So blasen smekers woorden in, Den hoverdighen daer haen zin Bi vult van zondigher ydelhede.
Talrijk zijn voor de 16e eeuw de afbeeldingen, waarop kinderen voorkomen, die een blaas met lucht vullen, o.a. op het schilderij van Breugel. Vermoedelijk bestond het genoegen niet alleen in het opblazen, maar diende de blaas ook tot allerlei spel. Misschien vulde men haar met erwten, zooals de kinderen dat in de Middeleeuwen in Duitschland deden; mogelijk ook sloegen zij ermee op den rug van hun makkers om zich - zooals nog heden in Vlaanderen - te vermaken met den hollen slag, daardoor veroorzaakt. Vermoedelijk zullen zij de blaas ook als bal gebruikt hebben; de lederen ballon, die aan de Romeinen als "follis" bekend was, berust op hetzelfde beginsel als de blaas en zal er wel uit ontstaan zijn. Wanneer Karel VI van Frankrijk als kind een ballon vraagt, geeft men hem een runderblaas. Het spelen met de blaas moet, behalve in Duitsland en Frankrijk ook in Engeland bekend zijn geweest, al vonden wij er geen voorbeelden van.

3. De dierenblaas als onderdeel van een muziekinstrument.

a) de rommelpot.
Dit instrument behoeft weinig uitleg. Een (aardenwerken) pot, met daarover heen een varkensblaas, in de varkensblaas zit een rietje bevestigd en met een nat doekje of met een natte hand ga je over het rietje heen en weer. Je krijgt dan een karakteristiek, nauwelijks te omschrijven, rommelpotgeluid.
b) de blazeveer.
De blazeveer bestaat uit een houten steel met daarover heen een snaar. De snaar is aan te spannen d.m.v. een stempen die boven aan de steel bevestigd is. Tussen snaar en steel zit een dierenblaas, meestal een ossenblaas geklemd, die dienst doet als klankkast (resonator). De snaar wordt aangestreken met een strijkstok, je krijgt dan een vrij sonoor geluid. Door met de linker hand de snaar in te korten verkrijg je tonen. Je kunt de blazeveer vergelijken met een theekist-bas. Het is een begeleidingsinstrument waarvan de oudste iconografische afbeeldingen stammen uit de 16de eeuw.
c) de doedelblaas.
De doedelblaas is een primitief, klein doedelzak type. Hij bestaat uit een dierenblaas, die als luchtreservoir dient. De blaas krijg je vol d.m.v. een vulpijp en de melodie speel je op een rechte of gekromde speelpijp. De doedelblaas heeft geen brompijpen (deze geven bij het bespelen van de doedelzak de constante ondertoon). Omwille van de inhoud lijkt een ossenblaas het meest geschikt als luchtreservoir. De oudste iconografische bronnen van de doedelblaas stammen uit de tweede helft van de 15de eeuw.
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemkundeblad tweede jaargang nummer 3 bladzijden 8 tot en met 16