U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Een man en zijn wapen
Een mysterieuze verdwijning.[bewerken | brontekst bewerken]
Jan van der Voirt is binnen het dorp Eerde een bekend figuur. Hij is van huis uit linnenwever, een typische thuiswever uit die dagen, die vaak buitendorps bij verschillende lieden de garens ophaalt om ze thuis te kunnen bewerken achter zijn weefgetouw. Eenmaal geweven brengt hij ze ook weer terug op de adressen waar hij de garens heeft gehaald.
Als het overdag behoorlijk warm is buiten, stelt hij het terugbrengen van de garens uit totdat de koperen ploert goed en wel onder is of trekt er nog later op uit, zeker wetend dat de hitte een beetje is afgekoeld.
Het is dan ooit diep in de avonduren als hij zijn producten gaat rondbrengen. Aangezien er in die dagen nogal wat gespuis ronddoolt in onze contreien neemt Jan het zekere voor het onzekere en gaat zeker op de late avond niet van huis zonder zijn geweer bij zich te hebben en het nodige kruit en kogels. Zijn eigen veiligheid is hem immers goud waard en mocht een of andere onverlaat het toch aandurven hem te bedreigen of te overvallen, dan heeft hij in ieder geval de mogelijkheid zich dankzij zijn ‘snaphaan’ met hand en tand te verdedigen.
Nu heeft hij de gewoonte om zijn geweer nooit bij de mensen mee naar binnen te nemen, maar verstopt zijn verdedigingswapen altijd achter heggen of dichtbegroeide struiken, zodat het niet direct opvalt. Het is een geweer dat uit drie stukken bestaat die in elkaar geschroefd moeten worden.
Op een dag in 1760, de rogge op de velden is inmiddels gerijpt, trekt hij er met zijn ongeladen snaphaan op uit en bij zijn eerste adres aangekomen, in de omgeving van de Houterd in Schijndel, heeft hij het geweer verborgen in een roggeveld daar in de buurt.
Vervolgens brengt hij zijn weefsel naar de rechtmatige eigenaar, rekent af en verlaat het huis om door te gaan naar de volgende opdrachtgever. Hij loopt rechtstreeks naar het roggeveld en raakt helemaal ontredderd en van de kook als hij ontdekt dat zijn snaphaan is weggehaald. Wie kan dat nou gedaan hebben?
De dader heeft het geweer aan een van de schepenen van Schijndel gegeven en later blijkt het te berusten op de griffie van de leen- en tolkamer in ’s-Hertogenbosch. Die instantie was mede verantwoordelijk voor de jachtgebieden en een onbeheerd geweer dat ergens in het veld werd aangetroffen werd daar volgens oud gebruik afgeleverd.
Jan laat het er niet bij zitten. Hij begeeft zich naar de hoofdstad, vervoegt zich bij de griffier en een van de leenmannen laat hem twee geweren zien nadat hij zijn verhaal had verteld. Helaas, het zijne bleek er niet bij te zijn.
Tenslotte werd een derde snaphaan te voorschijn gehaald en uit de beschrijving van Jan raakte de griffier ervan overtuigd, dat hij de echte eigenaar van het geweer was. Na een stevige reprimande om zijn geweer niet zo maar in de natuur achter te laten en een geringe boete, mag hij met snaphaan en al weer huiswaarts keren.