U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
De Spaanse griep in Schijndel
De Spaanse griep in Schijndel[1][bewerken | brontekst bewerken]
Hoewel het de Spaanse griep genoemd wordt, ligt de oorsprong van deze ziekte naar alle waarschijnlijkheid in de Verenigde Staten. In januari 1918 brak in Haskell County, Kansas, een griepepidemie uit die niet ouderen en kinderen trof, maar jongvolwassenen. In februari viel een aantal doden. De plattelandsarts stuurde een beschrijving naar de gezondheidsautoriteiten, die haar op 5 april publiceerden. De epidemie was eind februari weer even plotseling verdwenen als ze was gekomen, en de opgeroepen jongemannen uit de streek hadden zich voor legerdienst gemeld bij Camp Funston, Fort Riley. Prompt brak daar de ziekte uit, te beginnen met de leger-kok op 4 maart. De troepentransporten naar Europa zorgden voor een verdere verspreiding.
Spaanse kranten berichten het eerst over de griep. In Spanje, een neutraal land in de Eerste Wereldoorlog, was er geen oorlogscensuur. Zij konden openlijk berichten over de sterfgevallen. Daarom kreeg de uitbraak later de naam ‘Spaansche ziekte’ of ‘Spaansche griep’.
Begin juni 1918 berichtte de Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant: “Volgens berichten uit Madrid breidt de geheimzinnige ziekte in Spanje zich nog steeds uit. De ziekte is reeds naar Marokko overgeslagen, waar het Spaansche garnizoen is aangetast. Op 1 Juni stierven aan de ziekte 111 menschen. Gedurende de laatste tien dagen stierven er in totaal meer dan 749 menschen aan de ziekte. Deze personen hadden echter meestal andere kwalen, waardoor zich complicaties voordeden. Gezonde menschen genezen in vier of vijf dagen van de ziekte.”
Een dag later volgde het bericht dat in Spanje al 8 miljoen mensen besmet zijn. Het openbare leven ligt stil, 600 doctoren zijn besmet. Er wordt gesproken van hoge koorts die drie tot vier dagen duurt, maar waarvan men volledig geneest. “Officieel is vastgesteld, dat de ziekte een soort van griep is. De ziekte is ongevaarlijk, maar wel zeer besmettelijk.” Er wordt gerefereerd aan eerdere pandemieën van influenza, onder andere die van 1889, en het artikel eindigt met de profetische woorden “Wanneer de Spaansche epidemie het begin is van weer zo’n wereldepidemie, dan zou zij misschien ook voor het verloop van den oorlog haar beteekenis kunnen hebben.” Grenzen tussen landen worden gesloten om te pogen het virus tegen te houden.
De gesloten grenzen helpen echter niet. Echter door de heersende oorlogscensuur komen nieuwe berichten sporadisch door. Maar langzaamaan was er geen houden aan en moest men ook de verspreiding van de ziekte buiten Spanje toegeven. Zo verschijnt onderstaand bericht op 29 juni in de Maasbode, een bericht uit de Parijse versie van de Daily Mail die de oorsprong van de ziekte in mei aan het Franse front zoekt.
Een theorie die nog steeds serieus genomen wordt. De meest gangbare theorie is dat de Spaanse griep in Amerika zijn oorsprong heeft, zoals eerder genoemd. Maar er zijn ook wetenschappers die denken dat de plaats Étaples in Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog als startpunt aan te wijzen is. Het stadje had een zeehaven in geallieerd gebied en treinverbindingen met de fronten in Frankrijk en België. Het was de grootste Engelse legerbasis in de wereld. Gewonden werden massaal afgevoerd via Étaples waar in 20 militaire ziekenhuizen ongeveer 20.000 bedden beschikbaar waren. Sommige onderzoekers zijn ervan overtuigd dat het samenleven van wel honderdduizend mensen samen met pluimvee en varkens in het legerkamp in Étaples een sleutelrol heeft gespeeld bij het ontstaan en de verspreiding van de Spaanse griep. Samen met de oorlogsomstandigheden (slechte hygiëne, stress, gasaanvallen) was het de ideale voedingsbodem. In diverse legerkampen in de buurt van Étaples werden ook diverse uitbraken van griep gemeld waarbij niet alleen de snelle verspreiding van het virus opviel, maar ook de zeer hoge sterftecijfers. Tenslotte zijn er onderzoekers die wijzen op de Spaanse Griep als een variant van gemuteerde varkensvirus uit China of een gemuteerd vogelvirus.
Ondertussen rukt de ziekte verder op. Op 30 juni bericht men over de verspreiding van de ziekte in verschillende Duitse steden, met name Neurenberg heeft vele slachtoffers. En een week later bericht men over tienduizenden zieken in Engeland en Zwitserland. Scholen zijn gesloten. En op 10 juli het bericht dat de ziekte ook in Nederland gesignaleerd is, nog wel onder voorbehoud. Dit voorbehoud duurt maar een dag. De dag erop is het definitief.
En dan gaat het snel, er komen officiële meldingen van een uitbraak uit de mijnen van Limburg (12 juli) maar ook uit Eindhoven, Lieshout en op 19 juli komt ook Schijndel aan de beurt.
Zo’n twintig militairen hebben de verschijnselen van de Spaanse griep. Allen zijn in het patronaat ondergebracht.
Zoals in heel Nederland zijn het de militairen, die zich vaak verplaatsen, die de eerste slachtoffers werden. De eerste fase van de griepgolf was redelijk mild. Er vielen niet zoveel dodelijke slachtoffers, ook niet onder de in Schijndel gelegerde militairen. Als maatregelen werden openbare evenementen afgelast. Zo ging de leger-dag in Den Bosch niet door, werden vakantiekampen geannuleerd en in Nijmegen werd de openbare school een aantal dagen gesloten.
De ziekte kende in de maand augustus en september in Nederland een relatief rustig verloop. Dat bleek ook uit het aantal meldingen van besmette militairen. Vanaf 14 juli rapporteerde men vaak rond de 2000 besmettingen per dag. In augustus liep dat terug tot een paar honderd en op 2 september kwamen er maar 63 besmettingen bij waarbij ook de sterftecijfers drastisch afnemen. Maar in oktober wint het virus weer terrein.
De scholen worden gesloten, het openbare leven beperkt, maar het virus slaat toch ongenadig toe. De sterftecijfers lopen op. Zien we gemiddeld in de maanden oktober en november 1917 een tiental doden per maand, in 1918 verdubbelt het sterftecijfer.
Onder de overledenen een drietal leerlingen van de kweekschool van de Zusters van Liefde.
De veertienjarigen Henriette Petronella Godefrida van der Linden uit Woensel, Maria Antonia Pijnappels uit Sint-Michielsgestel en de twaalfjarige Johanna Cornelia Maria de Gier uit Oosterhout die op het internaat van de Zusters van Liefde zaten, werden ziek en stierven in Schijndel. Henriëtte van der Linden en Johanna de Gier werden op het kloosterkerkhof begraven.
Zijn er onder de gestorvenen in oktober 1918 vier personen in de leeftijd van 10 tot 40 jaar, oftewel 20 procent, in november loopt dit op tot 40 procent. Van de 22 personen die gestorven zijn, is er één 13 jaar, zijn er zes tussen de negentien en negentwintig en één persoon negenendertig. Dat was het opvallende aan de Spaanse griep, veel jongeren en jongvolwassenen, mensen in de kracht van hun leven, werden ziek. Terwijl normaal vaak ouderen het slachtoffer worden. Mensen die ziek werden, kregen hoge koorts, rillingen, spierpijn en keelpijn met vaak als complicatie een longontsteking. De dood trad doorgaans al binnen enkele dagen in. Artsen wisten niet wat ze tegen de ziekte moesten doen. Penicilline en andere antibiotica waren nog niet ontdekt. Kwakzalvers doken in het gat en kwamen met de meest uiteenlopende middeltjes die niet werkten maar wel grif verkocht werden.
Gelukkig kon men op 17 november over Schijndel rapporteren dat de kracht van de griep iets aan het afnemen was en dat de school weer geopend was. De preventieve maatregel om uitbreiding zo veel mogelijk te voorkomen, zoals het sluiten van scholen was zinvol gebleken. Het ergste leed was geleden.
Ondanks dat de sterftecijfers in de pas gingen lopen met het gemiddelde, was het virus toch nog niet uitgewoed. Men spreekt van een derde griepgolf die in 1919 toeslaat, als teruggekeerde militairen het thuisfront infecteren. In Schijndel lijkt dat niet het geval te zijn.
Men ziet in april, juni en juli 1919 wel een hoog sterftecijfer. Door het ontbreken van precieze gegevens over de doodsoorzaak is het moeilijk vast te stellen of de griep de oorzaak is. Het lijkt niet het geval, de gestorvenen zijn voornamelijk pasgeborenen, jonge kinderen en ouderen.
Het officiële aantal slachtoffers van de griep in Nederland beliep 21.284. Daar komen echter nog bij de mensen die door deze griep longontsteking hebben gekregen en daarvan niet zijn hersteld. Dit aantal beliep 38.000. Het totale aantal slachtoffers van deze griep beliep dus in Nederland bijna 60.000 mensen. Het sterftecijfer schoot in 1918 omhoog van 13 naar 17 promille.
In de volksmond werd de naam Spaansche griep nog lang gebruikt. Zo treffen we in 1921 nog een overlijdensadvertentie aan van de baronesse van Slingelandt-Eidsma, de schoonmoeder van Johannes Arnoldus Boland, de eigenaar van steenfabriek de Molenheide, die volgens de advertentie gestorven is bij de verpleging van haar dochter aan de Spaansche griep.
Bronnen, noten en/of referenties
|