Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Tolbriefje

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Schelmen en dieven in Schijndel.[bewerken | brontekst bewerken]

De Schijndelse schepenen Adam van Gerwen en Gijsbert Anthonis Smits laten ons weten dat op 5 mei 1620 voor hen is verschenen Gerit Gijsberts Cuijpers (60 jaar) nabuur en ingezetene van Schijndel.
Gerit legt een verklaring af ten behoeve van Roeloff Rutten. Hij laat weten dat hij op verzoek van Roeloff op 24 april 1619 is verschenen in de stad ’s-Hertogenbosch en daar een bepaald bedrag heeft moeten betalen aan de licentmeester Adriaen van Druijnen. Het houdt verband met een hoeveelheid hop, in totaal bestaande uit zeven hopzakken, met een totaalgewicht van 650 pond.
Na het licentbedrag voldaan te hebben mag de hop vervoerd worden en hij zou op de 27e april verkocht worden binnen de vrijheid Turnhout, ook binnen generaliteitsland Brabant gelegen.
Dat betekent concreet dat hierover eigenlijk helemaal geen licentgeld betaald hoeft te worden. Gerit vervoegt zich daarom wederom bij de licentmeester in ‘s-Hertogenbosch, begint over de betaling van de zgn. licentbrief en vraagt zijn geld terug.
Van Druijnen voelt zich op zijn tenen getrapt en spuit de nodige onheuse bejegeningen richting Gerit Cuijpers. Die houdt echter voet bij stuk en eist zijn geld terug, waarop genoemde Adriaen hem met luider stem toeroept: “Gij compt om mij te bedriegen; gij sijt een stuck schelms ende een stuck dieffs”. Gerit laat wat uitdagend de certificatie zien die hij vanuit Turnhout heeft meegebracht.
Adriaen raakt nog geïrriteerder en aangezien Schijndel bij hem al geen goede naam en faam heeft opgebouwd voegt hij aan zijn tirade toe: “Allen die van Schijndel sijn schelmen en dieven”. Als Gerit hem de Turnhoutse certificatie nog eens onder de neus wrijft reageert Adriaen: “Daer wist u gat aen!”.

Ontevreden touwslagers.[bewerken | brontekst bewerken]

De 49-jarige Martinus van den Bergh is een geroutineerde touwslager die samen met zijn 22-jarige zoon Delis onderweg is om ergens buiten Schijndel de nodige hennep in te kopen. Ze doen dat in 1765 regelmatig want het door hen gemaakte touw vindt gretig aftrek in de regio.
Het probleem is echter dat ze van elke honderd pond hennep tol moeten betalen, zoals dat is vastgesteld binnen de van hogerhand opgelegde ordonnantie en geen enkele touwslager is daarvan gevrijwaard. Twee stuivers en vier penningen per 100 pond. Dat is nog tot daar aan toe, maar als ze dan van die ingekochte hennep hun touwen hebben geproduceerd en proberen hun handeltje te verkopen op de markt in ’s-Hertogenbosch of in een of ander Meierijs dorp, worden ze wederom verplicht bij de tollenaar een tolbriefje te gaan halen of ze nou iets verkopen of niet.
Ze blijven het een onrechtvaardige regeling vinden, temeer omdat ze soms meerdere keren ter markt moeten gaan eer ze hun touwproduct volledig hebben verkocht. Daar komt nog bij dat de plaatselijke tollenaar, een zekere Schaardenburg, de prijs per honderd pond beduidend heeft verhoogd tot wel 4 ½ stuiver. Ze beklagen zich bij hem en voeren aan, overtuigd van hun gelijk, dat het steeds gaat om hetzelfde stuk touw, waar ze soms drie of vier keer mee naar een of andere markt trekken, maar zonder resultaat. Schaardenburg is onwrikbaar, niet te overtuigen en blijft bij zijn standpunt.
Hij ligt trouwens ook al overhoop met enige meester reepmakers uit Schijndel nl. Adriaan Goijaerts (30), Silvester van der Heijden (32) en Dielis van der Aa (57) die ook steen en been klagen over de tollenaar Schaardenburg ten aanzien van de overdreven bedragen die hij vraagt voor een tolbriefje, terwijl ze hun repen of hoepels maken van het hout dat op hun eigen grond is opgegroeid, dat vrijgesteld zou zijn van tolheffing of betaling van houtschat.