Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van Sleutjes Spook

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 6: Regel 6:


=== '''Geschiedenis van het slot.''' ===
=== '''Geschiedenis van het slot.''' ===
Als Jan van Berlaer als heer van Helmond in 1314 van de hertog van Brabant het kasteel van Helmond krijgt aangeboden in ruil voor goederen in de zuidelijke Nederlanden in de omgeving van Lier, krijgt hij meer dan de stad alleen. Met de heerlijkheid en stad Helmond krijgt hij namelijk ook het cijnsrecht over Peelland. Dat betekent, dat hij geld mag innen van cijns- of belastingplichtige percelen in het oude kwartier Peelland, een van de vier kwartieren van de Meierij, waartoe ook Schijndel behoord heeft. De andere zijn Oisterwijk, Kempenland en Maasland. Vóór 1314 behoren die genoemde cijnzen aan de hertog van Brabant zelf en worden daarom ook wel hertogelijke cijnzen genoemd. Ook in Schijndel lagen destijds percelen, waarvan men een vorm van grondbelasting moest betalen aan de rentmeester van de heer van Helmond. Vanuit die situatie kunnen we de oudste sporen natrekken met betrekking tot het slotje, omdat die oude cijnsregisters goed bewaard zijn gebleven. Oud-archivaris [[A.J.L. van Bokhoven]] heeft die cijnsboeken in zijn tijd goed bestudeerd en situeert de vroegste geschiedenis van slotje Bogaard in een gebied, dat rond 1320 wordt aangeduid met `Verdonck' of Voerdonck'. We zitten dan nog midden in de middeleeuwen. Vermoedelijk is het een naam, die in de volksmond is ontstaan en duidt op een, vanuit het centrum [[de Kluis]] gezien, verderaf gelegen donk of verhoging in het landschap, een verre donk. Op die oude zandkoppen gingen de mensen graag wonen. De oude naam `Verdonck' vervaagt door de eeuwen heen en rond 1832 is het hele gebied beter bekend onder de Lang(e) Donk of Langdonk en onder Bogaard. In dezelfde periode zijn ook, het kasteeltje is dan al verdwenen, de namen Slotjesdijk en Slotjeskamp ontstaan, verwijzend naar de adellijke woning, hoe die er ook uitgezien mag hebben. Terugkerend naar de oude gebiedsnaam `Verdonck' zien we dat bewoners ter plaatse die benaming met zich meedragen als familienaam. Zo lezen we in 1372, dat er al een Ghijsbrecht van de Verdonck schepen te Schijndel is. In 1507 staat in de oude cijnsregisters een Ghisbertus de Verdonck aangetekend, die wordt gevolgd door een zekere Arnoldus van Kessel. Als bezitters van het kasteeltje in 1507 noemt men in die oude cijnsboeken Albertus de zoon van Gerardus van den Eynde en Arnoldus, de zoon van Albertus van Kessel. <br><br>
Als Jan van Berlaer als heer van Helmond in 1314 van de hertog van Brabant het kasteel van Helmond krijgt aangeboden in ruil voor goederen in de zuidelijke Nederlanden in de omgeving van Lier, krijgt hij meer dan de stad alleen. Met de heerlijkheid en stad Helmond krijgt hij namelijk ook het cijnsrecht over Peelland. Dat betekent, dat hij geld mag innen van cijns- of belastingplichtige percelen in het oude kwartier Peelland, een van de vier kwartieren van de Meierij, waartoe ook Schijndel behoord heeft. De andere zijn Oisterwijk, Kempenland en Maasland. Vóór 1314 behoren die genoemde cijnzen aan de hertog van Brabant zelf en worden daarom ook wel hertogelijke cijnzen genoemd. Ook in Schijndel lagen destijds percelen, waarvan men een vorm van grondbelasting moest betalen aan de rentmeester van de heer van Helmond. Vanuit die situatie kunnen we de oudste sporen natrekken met betrekking tot het slotje, omdat die oude cijnsregisters goed bewaard zijn gebleven. Oud-archivaris [[A.J.L. van Bokhoven]] heeft die cijnsboeken in zijn tijd goed bestudeerd en situeert de vroegste geschiedenis van slotje Bogaard in een gebied, dat rond 1320 wordt aangeduid met `Verdonck' of Voerdonck'. We zitten dan nog midden in de middeleeuwen. Vermoedelijk is het een naam, die in de volksmond is ontstaan en duidt op een, vanuit het centrum [[de Kluis]] gezien, verderaf gelegen donk of verhoging in het landschap, een verre donk. Op die oude zandkoppen gingen de mensen graag wonen. De oude naam `Verdonck' vervaagt door de eeuwen heen en rond 1832 is het hele gebied beter bekend onder de Lang[e] Donk of Langdonk en onder Bogaard. In dezelfde periode zijn ook, het kasteeltje is dan al verdwenen, de namen Slotjesdijk en Slotjeskamp ontstaan, verwijzend naar de adellijke woning, hoe die er ook uitgezien mag hebben. Terugkerend naar de oude gebiedsnaam `Verdonck' zien we dat bewoners ter plaatse die benaming met zich meedragen als familienaam. Zo lezen we in 1372, dat er al een Ghijsbrecht van de Verdonck schepen te Schijndel is. In 1507 staat in de oude cijnsregisters een Ghisbertus de Verdonck aangetekend, die wordt gevolgd door een zekere Arnoldus van Kessel. Als bezitters van het kasteeltje in 1507 noemt men in die oude cijnsboeken Albertus de zoon van Gerardus van den Eynde en Arnoldus, de zoon van Albertus van Kessel. <br><br>
'''Vaste grond onder de voeten.'''<br>
'''Vaste grond onder de voeten.'''<br>
Ruim 45 jaren later krijgen we wat meer grip op de situatie ter plaatse, omdat de bronnen dan wat genuanceerdere informatie geven. Het jaartal 1553 is in dit verband cruciaal. In dat jaar beslaat het slotje met omgeving een oppervlakte van rond de 10 lopensen. In die tijd gaan er ongeveer 6 lopensen in een bunder. Het is in eigendom van Dirk Alarts van Driel, die is gehuwd met Margriet de dochter van Jan van der Hagen. Hun goederen worden op 21 februari 1553 verdeeld onder hun drie kinderen. De oudste, Jan genaamd, sterft al op vrij jonge leeftijd, Aleida huwt een zekere Jan Hendrik Geerlings en tenslotte Marieke of Marijke trouwt met Dirk Aarts van Kessel. Het slotje valt ten deel aan genoemde Dirk van Kessel, die schepen is te Schijndel. Men spreekt in die akte over een huis, hof, schuur, bakhuis of esthuis met aangehorigheden, een stenen huisken, rond omgraven, met de landerijen, die er toe behoren. De term `stenen huisken' slaat dus duidelijk op het slotje, waar een bescheiden grachtje omheen gelegen zal hebben. Buiten dat men jaarlijks zes stuivers cijns moet afdragen aan de heer van Helmond, betalen de eigenaars nog wel meer uit het hele pand. Zo lezen we dat er twee mudden rogge geleverd moeten worden aan een zekere Lambert van den Borne, elf pond Bosch'geld aan het klooster van de Cellebroeders in 's-Hertogenbosch, zeven pond geld aan de gildebroeders van Sint Barbara in de Schijndelse [[Servatiuskerk]], een halve stuiver aan het dorp Schijndel en tenslotte, hoe kan het ook anders, een jaarlijkse gift aan de armen van Schijndel in de vorm van drie vaten rogge. Als er veel archiefmateriaal bewaard was gebleven van ver voor 1553, hadden we misschien nog kunnen achterhalen, hoe en op welk moment die betalingsverplichtingen zijn opgesteld. De Cellebroeders verblijven al in ’s-Hertogenbosch vanaf 1420 en onze gilde-altaren van Sint Barbara en Sint Catharina, worden al in 1450 vermeld in een testament van een zekere Wouter van Beek. Die jaarlijkse bijdragen uit het kasteeltje aan derden kunnen dus in wezen al heel ver teruggaan! Helaas, het oud archief van Schijndel reikt jammergenoeg niet verder dan het jaartal 1530, uitgezonderd enige oudere schepenbrieven, die door archivaris Bondam zijn verzameld en enige, die in het archief van Leuven zijn aangetroffen. Daar zitten echter geen brieven bij betrekking hebbend op het slotje aan d'n Bogaard.
Ruim 45 jaren later krijgen we wat meer grip op de situatie ter plaatse, omdat de bronnen dan wat genuanceerdere informatie geven. Het jaartal 1553 is in dit verband cruciaal. In dat jaar beslaat het slotje met omgeving een oppervlakte van rond de 10 lopensen. In die tijd gaan er ongeveer 6 lopensen in een bunder. Het is in eigendom van Dirk Alarts van Driel, die is gehuwd met Margriet de dochter van Jan van der Hagen. Hun goederen worden op 21 februari 1553 verdeeld onder hun drie kinderen. De oudste, Jan genaamd, sterft al op vrij jonge leeftijd, Aleida huwt een zekere Jan Hendrik Geerlings en tenslotte Marieke of Marijke trouwt met Dirk Aarts van Kessel. Het slotje valt ten deel aan genoemde Dirk van Kessel, die schepen is te Schijndel. Men spreekt in die akte over een huis, hof, schuur, bakhuis of esthuis met aangehorigheden, een stenen huisken, rond omgraven, met de landerijen, die er toe behoren. De term `stenen huisken' slaat dus duidelijk op het slotje, waar een bescheiden grachtje omheen gelegen zal hebben. Buiten dat men jaarlijks zes stuivers cijns moet afdragen aan de heer van Helmond, betalen de eigenaars nog wel meer uit het hele pand. Zo lezen we dat er twee mudden rogge geleverd moeten worden aan een zekere Lambert van den Borne, elf pond Bosch'geld aan het klooster van de Cellebroeders in 's-Hertogenbosch, zeven pond geld aan de gildebroeders van Sint Barbara in de Schijndelse [[Servatiuskerk]], een halve stuiver aan het dorp Schijndel en tenslotte, hoe kan het ook anders, een jaarlijkse gift aan de armen van Schijndel in de vorm van drie vaten rogge. Als er veel archiefmateriaal bewaard was gebleven van ver voor 1553, hadden we misschien nog kunnen achterhalen, hoe en op welk moment die betalingsverplichtingen zijn opgesteld. De Cellebroeders verblijven al in ’s-Hertogenbosch vanaf 1420 en onze gilde-altaren van Sint Barbara en Sint Catharina, worden al in 1450 vermeld in een testament van een zekere Wouter van Beek. Die jaarlijkse bijdragen uit het kasteeltje aan derden kunnen dus in wezen al heel ver teruggaan! Helaas, het oud archief van Schijndel reikt jammergenoeg niet verder dan het jaartal 1530, uitgezonderd enige oudere schepenbrieven, die door archivaris Bondam zijn verzameld en enige, die in het archief van Leuven zijn aangetroffen. Daar zitten echter geen brieven bij betrekking hebbend op het slotje aan d'n Bogaard.


=== '''Scheiding en deling in 1606''' ===
=== '''Scheiding en deling in 1606''' ===
Bij overlijden van de ouders wordt het goed vermaakt aan de kinderen. Dat gebeurt in 1606. Dirk van Kessel heeft bij Marieke van Driel drie jongens te weten Aart, Dirk en Jan. Ze trouwen alle drie en bij de scheiding en deling zien we naast hen, Marijke de dochter van Willem Geerings, Hadewich de dochter van Gijsbert van den Bogaard en de vrouw van Jan genaamd Heilke, de dochter van Jan Hendrik Otten. Interessant bij deze akte is dat de bebouwde eigendommen, die in bezit komen van Dirk, worden vermeld onder de term ‘slotje of spijckerhuijs', volgens Van Bokhoven. Dat is een merkwaardige combinatie, die maar zelden voorkomt. Het naamkundig element spijker of spiker' betekent in die periode normaliter tiendschuur, korenschuur of voorraadschuur. Er is echter ook een betekenis bekend van buitenhuis of landhuis naast een boerderij, waar mensen van buiten tijdens een bepaalde periode verblijven. Spiker schijnt afgeleid te zijn van het latijnse `spicarium'. Zo had je in Sint Oedenrode vroeger een hoeve `ten Spiker'. Laten we voorlopig maar van een buitenhuis uitgaan met bijgebouwen. In dezelfde akte staat nog een leuk detail. De benaming `Verdonck' is kennelijk nog steeds in zwang. Men heeft het over vier aan elkaar gelegen stukken land groot vijf lopensen, gelegen onder [[Elschot]] `ter plaetsen genoemt den Verdonck mette helft vanden Koedijck'. Misschien is de oude Reinderkensdijk identiek aan die Koedijk, waarlangs men de koeien naar de weilanden dreef. In de 17<sup>e</sup> eeuw is het dus de familie van Kessel die het slotje, ook genoemd `slootje en sleutje' bewoont of er regelmatig verblijft. Uit het huwelijk van Dirk en Hadewich wordt slechts een kind geboren (1585) en het slotje Bogaard komt uiteindelijk aan hem toe. Ze hebben hem bij de doop de roepnaam Dirk meegegeven. Deze Dirk is behoorlijk vermogend en door zijn huwelijk met Jenneken de dochter van Pauwels Wijnand van Resand of Rosand, kan zijn fortuin alleen nog maar groeien. Wat wil immers het geval … de familie Wijnands van Resand bezit in die tijd aan de andere kant van Schijndel het bekende [[slotje Groenendaal]], achter de huidige Nachtegaal. Een rijke familie met maar liefst twee slotjes is echt wel een uitzondering! Zijn huwelijk blijft kinderloos. Dirk is meermaals lid van het Schijndelse schepencollege en het zal wel niet voor niets zijn, dat hij in de Servatiuskerk begraven wordt, samen met zijn vrouw. Vermoedelijk heeft hij behoorlijk wat voor de Schijndelse samenleving betekend en bovendien moet hij tot de ‘rijke stinkerds' behoord hebben, om in de kerk begraven te mogen worden. In de middeleeuwse Servatiuskerk heeft men, buiten enige pastoors, ook diverse parochianen begraven zowel in het priesterkoor als in het middenschip. De middeleeuwse plattegrond vertoont nog een duidelijke kruisvorm. Hun grafzerk, met de familiewapens erin uitgehouwen, heeft men destijds, vermoedelijk bij de grote verbouwing van de kerk in 1839, aangetroffen. Daar stond op te lezen:  
Bij overlijden van de ouders wordt het goed vermaakt aan de kinderen. Dat gebeurt in 1606. Dirk van Kessel heeft bij Marieke van Driel drie jongens te weten Aart, Dirk en Jan. Ze trouwen alle drie en bij de scheiding en deling zien we naast hen, Marijke de dochter van Willem Geerings, Hadewich de dochter van Gijsbert van den Bogaard en de vrouw van Jan genaamd Heilke, de dochter van Jan Hendrik Otten. Interessant bij deze akte is dat de bebouwde eigendommen, die in bezit komen van Dirk, worden vermeld onder de term ‘slotje of spijckerhuijs', volgens Van Bokhoven. Dat is een merkwaardige combinatie, die maar zelden voorkomt. Het naamkundig element spijker of spiker' betekent in die periode normaliter tiendschuur, korenschuur of voorraadschuur. Er is echter ook een betekenis bekend van buitenhuis of landhuis naast een boerderij, waar mensen van buiten tijdens een bepaalde periode verblijven. Spiker schijnt afgeleid te zijn van het latijnse `spicarium'. Zo had je in Sint Oedenrode vroeger een hoeve `ten Spiker'. Laten we voorlopig maar van een buitenhuis uitgaan met bijgebouwen. In dezelfde akte staat nog een leuk detail. De benaming `Verdonck' is kennelijk nog steeds in zwang. Men heeft het over vier aan elkaar gelegen stukken land groot vijf lopensen, gelegen onder [[Elschot]] `ter plaetsen genoemt den Verdonck mette helft vanden Koedijck'. Misschien is de oude Reinderkensdijk identiek aan die Koedijk, waarlangs men de koeien naar de weilanden dreef. In de 17% eeuw is het dus de familie van Kessel die het slotje, ook genoemd `slootje en sleutje' bewoont of er regelmatig verblijft. Uit het huwelijk van Dirk en Hadewich wordt slechts een kind geboren [1585] en het slotje Bogaard komt uiteindelijk aan hem toe. Ze hebben hem bij de doop de roepnaam Dirk meegegeven. Deze Dirk is behoorlijk vermogend en door zijn huwelijk met Jenneken de dochter van Pauwels Wijnand van Resand of Rosand, kan zijn fortuin alleen nog maar groeien. Wat wil immers het geval … de familie Wijnands van Resand bezit in die tijd aan de andere kant van Schijndel het bekende [[slotje Groenendaal]], achter de huidige Nachtegaal. Een rijke familie met maar liefst twee slotjes is echt wel een uitzondering! Zijn huwelijk blijft kinderloos. Dirk is meermaals lid van het Schijndelse schepencollege en het zal wel niet voor niets zijn, dat hij in de Servatiuskerk begraven wordt, samen met zijn vrouw. Vermoedelijk heeft hij behoorlijk wat voor de Schijndelse samenleving betekend en bovendien moet hij tot de ‘rijke stinkerds' behoord hebben, om in de kerk begraven te mogen worden. In de middeleeuwse Servatiuskerk heeft men, buiten enige pastoors, ook diverse parochianen begraven zowel in het priesterkoor als in het middenschip. De middeleeuwse plattegrond vertoont nog een duidelijke kruisvorm. Hun grafzerk, met de familiewapens erin uitgehouwen, heeft men destijds, vermoedelijk bij de grote verbouwing van de kerk in 1839, aangetroffen. Daar stond op te lezen:  


“Begraeffenisse van Dirck Dircks van Kessel, oud synde 79 jaren, die sterft den 21 february 1665 ende Johanna Wynants van Rosant, sijn huijsvrouw, oud sijnde 76 jaren, sterft den 28 february 1665 R.I.P.”. Ze overlijden dus een week na elkaar.   
“Begraeffenisse van Dirck Dircks van Kessel, oud synde 79 jaren, die sterft den 21 february 1665 ende Johanna Wynants van Rosant, sijn huijsvrouw, oud sijnde 76 jaren, sterft den 28 february 1665 R.I.P.”. Ze overlijden dus een week na elkaar.  Situatieschets van de omgeving van d'n Bogaard in 1832. Het perceel met no. 1313, dat na de afbraak van het slotje als grasland in gebruik genomen is, zou mogelijk de oude huisplaats kunnen zijn van het kasteeltje. Op dat moment wonen onder d'n Bogaard de families van den Heuvel, Kapteijns, Verhagen, Eijmberts en van Zantvoort.  
 
Situatieschets van de omgeving van d'n Bogaard in 1832. Het perceel met no. 1313, dat na de afbraak van het slotje als grasland in gebruik genomen is, zou mogelijk de oude huisplaats kunnen zijn van het kasteeltje. Op dat moment wonen onder d'n Bogaard de families van den Heuvel, Kapteijns, Verhagen, Eijmberts en van Zantvoort.  


De Van Kessels en hun opvolgers In het testament van Dirk van Kessel en diens vrouw zijn met name de vele neven en nichten zowel van moeders- als van vaderszijde, die in aanmerking komen om het kasteeltje en de bijbehorende gebouwen te kunnen overnemen. Van Bokhoven somt ze allemaal op in zijn archiefstukken, maar dat leek ons in dit verband niet zo boeiend. In 1665 komen er wonen, blijkbaar was er nogal wat woonruimte ter plaatse, Jan Gijsbers van den Bogaard de Jonge, Hendrik Janssen van den Bogaard, Marijken Janssen van den Bogaard en tenslotte Gijsbert en Jan, de kinderen van Jan Hendrik van Heertum. De andere erfgenamen krijgen stukken land toegewezen. De omschrijving, met een wat merkwaardige spelling, van het goed luidt: `het Sleutien ofte Kasteeltien, die sguere, sgoppe ende den esthuyse metten landen daer aen liggende metten halven dijck tussen dit ende de erfgenaemen van Jenneken Wijnants van Resand'. Bij de landerijen noemt men een stuk akkerland met de mooie naam `het Colcxken' wat meteen doet denken aan het `Ve(e)rdonckscolcxken', dat we al in de schriftelijke bronnen tegenkomen in 1447. Dat lijkt er op te wijzen, dat in de directe  omgeving water gelegen moet hebben, want een naam als Kolkje leidt tot geen andere conclusie. In 1666, op de 25ste november, zijn het genoemde Gijsbert en Jan, die hun aandeel overdragen aan Mariken, de weduwe van Anthonis Hendrik Vuchts met haar kinderen. Zij is een dochter van Gijsbert Anthonis Smits. De totale oppervlakte wordt hier op ruim 10 lopensen geschat. Van haar zes kinderen is het Hendrik die op 27 juni 1669 de nieuwe eigenaar wordt. Daarna volgen de volgende bezitters elkaar redelijk snel op nl. 21 januari 1704 aan Antonis Hendrik Vuchts, na drie maanden gevolgd door zijn broer Peter Hendrik Vuchts. Uit zijn huwelijk met Jenneken, de dochter van Peter van de Ven, kennen we drie dochters te weten Catalijn, Johanna of Jenneken en Hendrina en slechts één zoon Anthonie. Die wordt op 2 april 1751 `kasteelheer' en de `kasteelvrouwe' is ene Maria dochter van Rijnder van den Boogaard. Aangetrouwde families zijn van der Schoot en Vrenssen. Als dat echtpaar is overleden zitten we inmiddels al in 1791. De eigendommen worden omschreven als `eene woninge genaamt het Slootje met aangelegen akkerlant, graskanten, houtwassen, alsmeede de huijsplaets en de schuur, stallinge, hoff, boomgaert en verdere geregtigheden daarbij behoorende, groot te saemen omtrent zeeven loopense gronden, gestaan ende gelegen binnen Schijndel onder den gehugte Elschodt'. Met die zeven lopensen zijn dan de landerijen direct rondom het huis bedoeld, want uit een verdere opsomming van de overige stukken grond die men in eigendom heeft, draait het om heel wat meer lopensen. In die tijd rekent men een bunder voor zes lopensen. Maar zoals heel veel landbouwbedrijven in de 18de en 19de eeuw liggen ook van het slotje Bogaard de grondeigendommen ver uit elkaar, wat uit economisch oogpunt niet altijd even efficiënt was. <br><br>
De Van Kessels en hun opvolgers In het testament van Dirk van Kessel en diens vrouw zijn met name de vele neven en nichten zowel van moeders- als van vaderszijde, die in aanmerking komen om het kasteeltje en de bijbehorende gebouwen te kunnen overnemen. Van Bokhoven somt ze allemaal op in zijn archiefstukken, maar dat leek ons in dit verband niet zo boeiend. In 1665 komen er wonen, blijkbaar was er nogal wat woonruimte ter plaatse, Jan Gijsbers van den Bogaard de Jonge, Hendrik Janssen van den Bogaard, Marijken Janssen van den Bogaard en tenslotte Gijsbert en Jan, de kinderen van Jan Hendrik van Heertum. De andere erfgenamen krijgen stukken land toegewezen. De omschrijving, met een wat merkwaardige spelling, van het goed luidt: `het Sleutien ofte Kasteeltien, die sguere, sgoppe ende den esthuyse metten landen daer aen liggende metten halven dijck tussen dit ende de erfgenaemen van Jenneken Wijnants van Resand'. Bij de landerijen noemt men een stuk akkerland met de mooie naam `het Colcxken' wat meteen doet denken aan het `Ve(e)rdonckscolcxken', dat we al in de schriftelijke bronnen tegenkomen in 1447. Dat lijkt er op te wijzen, dat in de directe  omgeving water gelegen moet hebben, want een naam als Kolkje leidt tot geen andere conclusie. In 1666, op de 25ste november, zijn het genoemde Gijsbert en Jan, die hun aandeel overdragen aan Mariken, de weduwe van Anthonis Hendrik Vuchts met haar kinderen. Zij is een dochter van Gijsbert Anthonis Smits. De totale oppervlakte wordt hier op ruim 10 lopensen geschat. Van haar zes kinderen is het Hendrik die op 27 juni 1669 de nieuwe eigenaar wordt. Daarna volgen de volgende bezitters elkaar redelijk snel op nl. 21 januari 1704 aan Antonis Hendrik Vuchts, na drie maanden gevolgd door zijn broer Peter Hendrik Vuchts. Uit zijn huwelijk met Jenneken, de dochter van Peter van de Ven, kennen we drie dochters te weten Catalijn, Johanna of Jenneken en Hendrina en slechts één zoon Anthonie. Die wordt op 2 april 1751 `kasteelheer' en de `kasteelvrouwe' is ene Maria dochter van Rijnder van den Boogaard. Aangetrouwde families zijn van der Schoot en Vrenssen. Als dat echtpaar is overleden zitten we inmiddels al in 1791. De eigendommen worden omschreven als `eene woninge genaamt het Slootje met aangelegen akkerlant, graskanten, houtwassen, alsmeede de huijsplaets en de schuur, stallinge, hoff, boomgaert en verdere geregtigheden daarbij behoorende, groot te saemen omtrent zeeven loopense gronden, gestaan ende gelegen binnen Schijndel onder den gehugte Elschodt'. Met die zeven lopensen zijn dan de landerijen direct rondom het huis bedoeld, want uit een verdere opsomming van de overige stukken grond die men in eigendom heeft, draait het om heel wat meer lopensen. In die tijd rekent men een bunder voor zes lopensen. Maar zoals heel veel landbouwbedrijven in de 18de en 19de eeuw liggen ook van het slotje Bogaard de grondeigendommen ver uit elkaar, wat uit economisch oogpunt niet altijd even efficiënt was. <br><br>
Regel 24: Regel 22:


=== '''Doortrekkende reizigers''' ===
=== '''Doortrekkende reizigers''' ===
Schijndel ligt al eeuwen in de buurt van de belangrijke handelsroute 's-Hertogenbosch - Eindhoven - Maastricht en zo vervolgens op Luik en Keulen. Met de regelmaat van de klok trekken passanten vanuit de Brabantse hoofdstad via de noord-zuid-verbinding het dorp Schijndel binnen en gaan er ter hoogte van [[de Drie Haringen]] aan de [[Heikant]] weer uit, richting Sint Oedenrode, om vandaar hun tocht te vervolgen naar het zuiden. Anderen komen vanuit het zuiden richting 's-Hertogenbosch. Pleisterplaatsen liggen overal langs de route. Ook te Schijndel, in de 18de eeuw nog een uitgesproken agrarisch dorp, maar met vooral in het oude centrum de neringdoenden uit oude beroepsgroepen als [[Klompenmakerij|klompenmakers]], reepmakers, wagenmakers, [[Leerlooierij en Spinnerij in Schijndel |leerlooiers]] en meer ambachtslieden. De vele [[herbergen]] vormen dankbare onderkomens voor de nacht. Schijndel telt er heel wat in die tijd. Tussen de [[Groeneweg]] en de huidige [[Kloosterstraat]] in ieder geval de [[Keulse Kar]], de [[Roode Leeuw]], de Wildeman, de Valk, [[de Zwaan]], [[Hotel de Gouden Leeuw]], de Arend, het Klaverblad en Sint Barbara, om er eens wat te noemen. De reiziger heeft keus genoeg, maar zal ook wel zijn voorkeuren gehad hebben. Er is altijd wel iets te beleven en trekkende Brabanders hebben vaak van alles aan elkaar te vertellen achter een pintje bier. Zo ook in de Schijndelse [[Herberg De Wildeman]]. Sommige voerlui en kooplieden blijven ook wel eens een dagje langer `hangen' in zo'n dorp en moeten zich dan op een of andere manier zien te vermaken. Zo vertelt ons het spookslotverhaal, dat op ’n dag enkele reizigers een rondwandeling gaan maken en uiteindelijk bij de [[Steeg]] verzeild raken. Al wandelend en rondkijkend zien ze van daaruit de restanten van een slotje liggen. Het spreekt tot hun verbeelding en ze worden uiteraard gruwelijk nieuwsgierig. Wie wil bij een kasteel immers niet weten wie er woont, hoe oud het is, of er bijzonderheden bekend zijn over dat oude slotje en zo meer van die vragen. Een gezonde nieuwsgierigheid. De oude internationale handelsroutes in onze omgeving waren hier en daar misschien nog grote zandbanen maar voor die tijd wel erg belangrijke verbindingswegen.
Schijndel ligt al eeuwen in de buurt van de belangrijke handelsroute 's-Hertogenbosch - Eindhoven - Maastricht en zo vervolgens op Luik en Keulen. Met de regelmaat van de klok trekken passanten vanuit de Brabantse hoofdstad via de noord-zuid-verbinding het dorp Schijndel binnen en gaan er ter hoogte van [[de Drie Haringen]] aan de [[Heikant]] weer uit, richting Sint Oedenrode, om vandaar hun tocht te vervolgen naar het zuiden. Anderen komen vanuit het zuiden richting 's-Hertogenbosch. Pleisterplaatsen liggen overal langs de route. Ook te Schijndel, in de 18de eeuw nog een uitgesproken agrarisch dorp, maar met vooral in het oude centrum de neringdoenden uit oude beroepsgroepen als klompenmakers, reepmakers, wagenmakers, leerlooiers en meer ambachtslieden. De vele [[herbergen]] vormen dankbare onderkomens voor de nacht. Schijndel telt er heel wat in die tijd. Tussen de [[Groeneweg]] en de huidige [[Kloosterstraat]] in ieder geval de [[Keulse Kar]], de [[Roode Leeuw]], de Wildeman, de Valk, [[de Zwaan]], [[Hotel de Gouden Leeuw]], de Arend, het Klaverblad en Sint Barbara, om er eens wat te noemen. De reiziger heeft keus genoeg, maar zal ook wel zijn voorkeuren gehad hebben. Er is altijd wel iets te beleven en trekkende Brabanders hebben vaak van alles aan elkaar te vertellen achter een pintje bier. Zo ook in de Schijndelse [[Herberg De Wildeman]]. Sommige voerlui en kooplieden blijven ook wel eens een dagje langer `hangen' in zo'n dorp en moeten zich dan op een of andere manier zien te vermaken. Zo vertelt ons het spookslotverhaal, dat op ’n dag enkele reizigers een rondwandeling gaan maken en uiteindelijk bij de [[Steeg]] verzeild raken. Al wandelend en rondkijkend zien ze van daaruit de restanten van een slotje liggen. Het spreekt tot hun verbeelding en ze worden uiteraard gruwelijk nieuwsgierig. Wie wil bij een kasteel immers niet weten wie er woont, hoe oud het is, of er bijzonderheden bekend zijn over dat oude slotje en zo meer van die vragen. Een gezonde nieuwsgierigheid. De oude internationale handelsroutes in onze omgeving waren hier en daar misschien nog grote zandbanen maar voor die tijd wel erg belangrijke verbindingswegen.


=== '''Onder de schouw''' ===
=== '''Onder de schouw''' ===
Regel 30: Regel 28:


=== '''De schrik zit er goed in''' ===
=== '''De schrik zit er goed in''' ===
In die tijd is het slotje dus al verworden tot een ruïne en niemand denkt aan een eventuele heropbouw. Het ligt er verlaten bij tussen het geboomte en het weelderig groeiende struikgewas. Bij het vallen van de avond waagt zich eigenlijk niemand in de directe omgeving. Het gerucht doet de ronde dat het er spookt. Sommigen gaan nog een stap verder en beweren bij hoog en bij laag, dat er een gerimpelde grijsaard rondwaart, met ingevallen wangen, vuurspuwende ogen, knokerige handen en gescheurde kleren. Ja zelfs vrouwen en kinderen, die er noodgedwongen moeten passeren, maken angstvallig een kruisteken. Niemand riskeert het ter plaatse door de duisternis overvallen te worden en in de holdonkere nacht in de omgeving van dat spookslot te vertoeven. In die nachtelijke stilte zijn het alleen fladderende vleermuizen en krassende bosuilen die de spooktoren een nog onheilspellender imago hebben gegeven in de ogen van de Schijndelse bevolking. Maar er is ook het gebruikelijke ongeloof... , sommigen noemen het een fabel, anderen spreken van ijdele vreesachtigheid en overdreven verbeeldingskracht. Ook Ferdinand is er zo een geweest. Die spot met al die fantasieverhalen en verwijt vrouwen en kinderen kleinhartigheid. Terwijl Frans zit te vertellen raken de reizigers helemaal in de ban van het verhaal en willen het naadje van de kous weten.  
In die tijd is het slotje dus al verworden tot een ruïne en niemand denkt aan een eventuele heropbouw. Het ligt er verlaten bij tussen het geboomte en het weelderig groeiende struikgewas. Bij het vallen van de avond waagt zich eigenlijk niemand in de directe omgeving. Het gerucht doet de ronde dat het er spookt. Sommigen gaan nog een stap verder en beweren bij hoog en bij laag, dat er een gerimpelde grijsaard rondwaart, met ingevallen wangen, vuurspuwende ogen, knokerige handen en gescheurde kleren. Ja zelfs vrouwen en kinderen, die er noodgedwongen moeten passeren, maken angstvallig een kruisteken. Niemand riskeert het ter plaatse door de duisternis overvallen te worden en in de holdonkere nacht in de omgeving van dat spookslot te vertoeven. In die nachtelijke stilte zijn het alleen fladderende vleermuizen en krassende bosuilen die de spooktoren een nog onheilspellender imago hebben gegeven in de ogen van de Schijndelse bevolking. Maar er is ook het gebruikelijke ongeloof... ,sommigen noemen het een fabel, anderen spreken van ijdele vreesachtigheid en overdreven verbeeldingskracht. Ook Ferdinand is er zo een geweest. Die spot met al die fantasieverhalen en verwijt vrouwen en kinderen kleinhartigheid. Terwijl Frans zit te vertellen raken de reizigers helemaal in de ban van het verhaal en willen het naadje van de kous weten.  


=== '''De sleutelbos van de vorster''' ===
=== '''De sleutelbos van de vorster''' ===
Ferdinand heeft voor hetere vuren gestaan en durft de meest beangstigende capriolen uit te halen als het moet. Hij wed om een aantal pinten bier, dat hij morgen, op nieuwjaarsdag nota bene, onverschrokken als hij is, op het `Sleutje' zal gaan overnachten, om er dat veronderstelde spook of die angstaanjagende heks hoogst persoonlijk recht in de ogen te kunnen kijken. Hij sluit met de omstanders die weddenschap af zonder iets daarover aan de slotheer bekend te maken. Van het sinds jaren onbewoonde slot, waaruit alle meubels inmiddels zijn weggehaald, berust de sleutelbos onder de vorster, later noemt men zo iemand [[Veldwachters|veldwachter]], van het dorp. Nu treft men het, dat die op nieuwjaarsdag de ronde mag doen bij de dorpelingen en her en der met een ‘zalig nieuwjaar' aan de deuren of tapkasten verschijnt. Zo ook deze nieuwjaarsdag. Hij krijgt op zijn rondgang, buiten wat kleinere geschenken, nogal eens een borreltje aangeboden en raakt enigszins bedwelmd door al die drank. Alles staat hem niet meer even scherp voor de geest en hij is niet meer geheel bij zijn positieven. Het hele dorp weet dat hij al jaren als enigste in het bezit is van de sleutelbos van het slotje. De slotheer heeft hem de opdracht meegegeven en echt op het hart gedrukt, deze sleutels nooit of te nimmer, aan iemand uit te lenen. Ferdinand weet echter handig van de gelegenheid gebruik te maken om hem de sleutelbos te ontfutselen met natuurlijk de kasteelsleutel eraan. Terwijl de vorster de omstanders vertelt hoe goed hij toch wel is voor de dorpsgemeenschap en kan terugzien op jaren trouwe dienst, is Ferdinand al op weg gegaan naar het vervallen slotje in d'n Bogaard.  
Ferdinand heeft voor hetere vuren gestaan en durft de meest beangstigende capriolen uit te halen als het moet. Hij wed om een aantal pinten bier, dat hij morgen, op nieuwjaarsdag nota bene, onverschrokken als hij is, op het `Sleutje' zal gaan overnachten, om er dat veronderstelde spook of die angstaanjagende heks hoogst persoonlijk recht in de ogen te kunnen kijken. Hij sluit met de omstanders die weddenschap af zonder iets daarover aan de slotheer bekend te maken. Van het sinds jaren onbewoonde slot, waaruit alle meubels inmiddels zijn weggehaald, berust de sleutelbos onder de vorster, later noemt men zo iemand veldwachter, van het dorp. Nu treft men het, dat die op nieuwjaarsdag de ronde mag doen bij de dorpelingen en her en der met een ‘zalig nieuwjaar' aan de deuren of tapkasten verschijnt. Zo ook deze nieuwjaarsdag. Hij krijgt op zijn rondgang, buiten wat kleinere geschenken, nogal eens een borreltje aangeboden en raakt enigszins bedwelmd door al die drank. Alles staat hem niet meer even scherp voor de geest en hij is niet meer geheel bij zijn positieven. Het hele dorp weet dat hij al jaren als enigste in het bezit is van de sleutelbos van het slotje. De slotheer heeft hem de opdracht meegegeven en echt op het hart gedrukt, deze sleutels nooit of te nimmer, aan iemand uit te lenen. Ferdinand weet echter handig van de gelegenheid gebruik te maken om hem de sleutelbos te ontfutselen met natuurlijk de kasteelsleutel eraan. Terwijl de vorster de omstanders vertelt hoe goed hij toch wel is voor de dorpsgemeenschap en kan terugzien op jaren trouwe dienst, is Ferdinand al op weg gegaan naar het vervallen slotje in d'n Bogaard.  


=== '''Het spookslot binnengedrongen''' ===
=== '''Het spookslot binnengedrongen''' ===
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)

Op deze pagina gebruikte sjablonen: