Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van Sleutjes Spook

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 1: Regel 1:
== '''De boeiende historie van het Schijndelse spookslot<ref>Heemblad Rond die Cluse 12e jaargang nummer 2</ref>''' ==  
== '''DE BOEIENDE HISTORIE VAN HET SCHIJNDELSE SPOOKSLOT''' ==  


Wie in Schijndel wordt geboren hoort vast en zeker tijdens zijn leven eens het verhaal over het Schijndelse spookslot. Uit de volksmond, de overlevering van vader op zoon, weet men al enkele honderden jaren dat er in d’n [[Bogaard]] eens een slotje of kasteeltje gestaan heeft. Over de eeuwenoude historie van dit fraaie optrekje tasten we helaas aardig in het duister. Er zijn maar bitter weinig aanknopingspunten om een goede reconstructie te kunnen maken van hoe het er in werkelijkheid heeft uitgezien. Bouwkundige gegevens zijn er nauwelijks, van de bewoners en eigenaars weten we iets meer en dankzij goede opmetingen kunnen we ook de vermoedelijke locatie geven. Maar wat belangrijker is .. er heeft zich, volgens een overbekende legende, een griezelig verhaal afgespeeld.  
Wie in Schijndel wordt geboren hoort vast en zeker tijdens zijn leven eens het verhaal over het Schijndelse spookslot. Uit de volksmond, de overlevering van vader op zoon, weet men al enkele honderden jaren dat er in d’n [[Bogaard]] eens een slotje of kasteeltje gestaan heeft. Over de eeuwenoude historie van dit fraaie optrekje tasten we helaas aardig in het duister. Er zijn maar bitter weinig aanknopingspunten om een goede reconstructie te kunnen maken van hoe het er in werkelijkheid heeft uitgezien. Bouwkundige gegevens zijn er nauwelijks, van de bewoners en eigenaars weten we iets meer en dankzij goede opmetingen kunnen we ook de vermoedelijke locatie geven. Maar wat belangrijker is .. er heeft zich, volgens een overbekende legende, een griezelig verhaal afgespeeld.  


De eerste die beseft heeft dat dit gruwelverhaal moest worden vastgelegd, was de prior van de Norbertijnerabdij in Postel, de in de omgeving van dit slotje geboren en getogen [[Ignatius Theodorus Welvaarts (1840 - 1892)|Ignatius Theodorus Welvaarts]]. Hij is de zoon van Jan Welvaarts en Maria Anna Eijmberts. Hij ziet er op 20 juni 1840 het levenslicht en heeft tijdens zijn leven natuurlijk meer dan eens de story over het spookslot van d'n Bogaard horen vertellen. Na hem is het zuster Maria Teresa, de schrijfster van o.a. de geschiedenis van de congregatie van de [[Zusters van Liefde]] te Schijndel, die een vernieuwde versie maakt over de legende. En dan hebben we nog de Schijndelse archieven die een tipje van de sluier oplichten over het slotje zelf en de directe omgeving. We willen het in dit beknopte stukje historie niet hebben over de legende zelf, maar eens kijken wat we van het kasteeltje zoal weten.  De Slotjesdijk, in 1552 Reinderkensdijk, herinnert aan het vroegere slotje Bogaard. De benaming Reinderken zal afgeleid zijn van het gebied waar hij heen leidde namelijk de uit 1421 bekend staande Reindershoeve richting [[Baksdijk]].
De eerste die beseft heeft dat dit gruwelverhalen moesten worden vastgelegd, was de prior van de Norbertijnerabdij in Postel, de in de omgeving van dit slotje geboren en getogen [[Ignatius Theodorus Welvaarts (1840 - 1892)|Ignatius Theodorus Welvaarts]]. Hij is de zoon van Jan Welvaarts en Maria Anna Eijmberts. Hij ziet er op 20 juni 1840 het levenslicht en heeft tijdens zijn leven natuurlijk meer dan eens de story over het spookslot van d'n Bogaard horen vertellen. Na hem is het zuster Maria Teresa, de schrijfster van o.a. de geschiedenis van de congregatie van de [[Zusters van Liefde]] te Schijndel, die een vernieuwde versie maakt over de legende. En dan hebben we nog de Schijndelse archieven die een tipje van de sluier oplichten over het slotje zelf en de directe omgeving. We willen het in dit beknopte stukje historie niet hebben over de legende zelf, maar eens kijken wat we van het kasteeltje zoal weten.  De Slotjesdijk, in 1552 Reinderkensdijk, herinnert aan het vroegere slotje Bogaard. De benaming Reinderken zal afgeleid zijn van het gebied waar hij heen leidde namelijk de uit 1421 bekend staande Reindershoeve richting [[Baksdijk]].


=== '''Geschiedenis van het slot.''' ===
=== '''Geschiedenis van het slot.''' ===
Als Jan van Berlaer als heer van Helmond in 1314 van de hertog van Brabant het kasteel van Helmond krijgt aangeboden in ruil voor goederen in de zuidelijke Nederlanden in de omgeving van Lier, krijgt hij meer dan de stad alleen. Met de heerlijkheid en stad Helmond krijgt hij namelijk ook het cijnsrecht over Peelland. Dat betekent, dat hij geld mag innen van cijns- of belastingplichtige percelen in het oude kwartier Peelland, een van de vier kwartieren van de Meierij, waartoe ook Schijndel behoord heeft. De andere zijn Oisterwijk, Kempenland en Maasland. Vóór 1314 behoren die genoemde cijnzen aan de hertog van Brabant zelf en worden daarom ook wel hertogelijke cijnzen genoemd. Ook in Schijndel lagen destijds percelen, waarvan men een vorm van grondbelasting moest betalen aan de rentmeester van de heer van Helmond. Vanuit die situatie kunnen we de oudste sporen natrekken met betrekking tot het slotje, omdat die oude cijnsregisters goed bewaard zijn gebleven. Oud-archivaris [[A.J.L. van Bokhoven]] heeft die cijnsboeken in zijn tijd goed bestudeerd en situeert de vroegste geschiedenis van slotje Bogaard in een gebied, dat rond 1320 wordt aangeduid met `Verdonck' of Voerdonck'. We zitten dan nog midden in de middeleeuwen. Vermoedelijk is het een naam, die in de volksmond is ontstaan en duidt op een, vanuit het centrum [[de Kluis]] gezien, verderaf gelegen donk of verhoging in het landschap, een verre donk. Op die oude zandkoppen gingen de mensen graag wonen. De oude naam `Verdonck' vervaagt door de eeuwen heen en rond 1832 is het hele gebied beter bekend onder de Lang(e) Donk of Langdonk en onder Bogaard. In dezelfde periode zijn ook, het kasteeltje is dan al verdwenen, de namen Slotjesdijk en Slotjeskamp ontstaan, verwijzend naar de adellijke woning, hoe die er ook uitgezien mag hebben. Terugkerend naar de oude gebiedsnaam `Verdonck' zien we dat bewoners ter plaatse die benaming met zich meedragen als familienaam. Zo lezen we in 1372, dat er al een Ghijsbrecht van de Verdonck schepen te Schijndel is. In 1507 staat in de oude cijnsregisters een Ghisbertus de Verdonck aangetekend, die wordt gevolgd door een zekere Arnoldus van Kessel. Als bezitters van het kasteeltje in 1507 noemt men in die oude cijnsboeken Albertus de zoon van Gerardus van den Eynde en Arnoldus, de zoon van Albertus van Kessel. <br><br>
Als Jan van Berlaer als heer van Helmond in 1314 van de hertog van Brabant het kasteel van Helmond krijgt aangeboden in ruil voor goederen in de zuidelijke Nederlanden in de omgeving van Lier, krijgt hij meer dan de stad alleen. Met de heerlijkheid en stad Helmond krijgt hij namelijk ook het cijnsrecht over Peelland. Dat betekent, dat hij geld mag innen van cijns- of belastingplichtige percelen in het oude kwartier Peelland, een van de vier kwartieren van de Meierij, waartoe ook Schijndel behoord heeft. De andere zijn Oisterwijk, Kempenland en Maasland. Vóór 1314 behoren die genoemde cijnzen aan de hertog van Brabant zelf en worden daarom ook wel hertogelijke cijnzen genoemd. Ook in Schijndel lagen destijds percelen, waarvan men een vorm van grondbelasting moest betalen aan de rentmeester van de heer van Helmond. Vanuit die situatie kunnen we de oudste sporen natrekken met betrekking tot het slotje, omdat die oude cijnsregisters goed bewaard zijn gebleven. Oud-archivaris [[A.J.L. van Bokhoven]] heeft die cijnsboeken in zijn tijd goed bestudeerd en situeert de vroegste geschiedenis van slotje Bogaard in een gebied, dat rond 1320 wordt aangeduid met `Verdonck' of Voerdonck'. We zitten dan nog midden in de middeleeuwen. Vermoedelijk is het een naam, die in de volksmond is ontstaan en duidt op een, vanuit het centrum de Kluis gezien, verderaf gelegen donk of verhoging in het landschap, een verre donk. Op die oude zandkoppen gingen de mensen graag wonen. De oude naam `Verdonck' vervaagt door de eeuwen heen en rond 1832 is het hele gebied beter bekend onder de Lang[e] Donk of Langdonk en onder Bogaard. In dezelfde periode zijn ook, het kasteeltje is dan al verdwenen, de namen Slotjesdijk en Slotjeskamp ontstaan, verwijzend naar de adellijke woning, hoe die er ook uitgezien mag hebben. Terugkerend naar de oude gebiedsnaam `Verdonck' zien we dat bewoners ter plaatse die benaming met zich meedragen als familienaam. Zo lezen we in 1372, dat er al een Ghijsbrecht van de Verdonck schepen te Schijndel is. In 1507 staat in de oude cijnsregisters een Ghisbertus de Verdonck aangetekend, die wordt gevolgd door een zekere Arnoldus van Kessel. Als bezitters van het kasteeltje in 1507 noemt men in die oude cijnsboeken Albertus de zoon van Gerardus van den Eynde en Arnoldus, de zoon van Albertus van Kessel. <br><br>
'''Vaste grond onder de voeten.'''<br>
'''Vaste grond onder de voeten.'''<br>
Ruim 45 jaren later krijgen we wat meer grip op de situatie ter plaatse, omdat de bronnen dan wat genuanceerdere informatie geven. Het jaartal 1553 is in dit verband cruciaal. In dat jaar beslaat het slotje met omgeving een oppervlakte van rond de 10 lopensen. In die tijd gaan er ongeveer 6 lopensen in een bunder. Het is in eigendom van Dirk Alarts van Driel, die is gehuwd met Margriet de dochter van Jan van der Hagen. Hun goederen worden op 21 februari 1553 verdeeld onder hun drie kinderen. De oudste, Jan genaamd, sterft al op vrij jonge leeftijd, Aleida huwt een zekere Jan Hendrik Geerlings en tenslotte Marieke of Marijke trouwt met Dirk Aarts van Kessel. Het slotje valt ten deel aan genoemde Dirk van Kessel, die schepen is te Schijndel. Men spreekt in die akte over een huis, hof, schuur, bakhuis of esthuis met aangehorigheden, een stenen huisken, rond omgraven, met de landerijen, die er toe behoren. De term `stenen huisken' slaat dus duidelijk op het slotje, waar een bescheiden grachtje omheen gelegen zal hebben. Buiten dat men jaarlijks zes stuivers cijns moet afdragen aan de heer van Helmond, betalen de eigenaars nog wel meer uit het hele pand. Zo lezen we dat er twee mudden rogge geleverd moeten worden aan een zekere Lambert van den Borne, elf pond Bosch'geld aan het klooster van de Cellebroeders in 's-Hertogenbosch, zeven pond geld aan de gildebroeders van Sint Barbara in de Schijndelse [[Servatiuskerk]], een halve stuiver aan het dorp Schijndel en tenslotte, hoe kan het ook anders, een jaarlijkse gift aan de armen van Schijndel in de vorm van drie vaten rogge. Als er veel archiefmateriaal bewaard was gebleven van ver voor 1553, hadden we misschien nog kunnen achterhalen, hoe en op welk moment die betalingsverplichtingen zijn opgesteld. De Cellebroeders verblijven al in ’s-Hertogenbosch vanaf 1420 en onze gilde-altaren van Sint Barbara en Sint Catharina, worden al in 1450 vermeld in een testament van een zekere Wouter van Beek. Die jaarlijkse bijdragen uit het kasteeltje aan derden kunnen dus in wezen al heel ver teruggaan! Helaas, het oud archief van Schijndel reikt jammergenoeg niet verder dan het jaartal 1530, uitgezonderd enige oudere schepenbrieven, die door archivaris Bondam zijn verzameld en enige, die in het archief van Leuven zijn aangetroffen. Daar zitten echter geen brieven bij betrekking hebbend op het slotje aan d'n Bogaard.
Ruim 45 jaren later krijgen we wat meer grip op de situatie ter plaatse, omdat de bronnen dan wat genuanceerdere informatie geven. Het jaartal 1553 is in dit verband cruciaal. In dat jaar beslaat het slotje met omgeving een oppervlakte van rond de 10 lopensen. In die tijd gaan er ongeveer 6 lopensen in een bunder. Het is in eigendom van Dirk Alarts van Driel, die is gehuwd met Margriet de dochter van Jan van der Hagen. Hun goederen worden op 21 februari 1553 verdeeld onder hun drie kinderen. De oudste, Jan genaamd, sterft al op vrij jonge leeftijd, Aleida huwt een zekere Jan Hendrik Geerlings en tenslotte Marieke of Marijke trouwt met Dirk Aarts van Kessel. Het slotje valt ten deel aan genoemde Dirk van Kessel, die schepen is te Schijndel. Men spreekt in die akte over een huis, hof, schuur, bakhuis of esthuis met aangehorigheden, een stenen huisken, rond omgraven, met de landerijen, die er toe behoren. De term `stenen huisken' slaat dus duidelijk op het slotje, waar een bescheiden grachtje omheen gelegen zal hebben. Buiten dat men jaarlijks zes stuivers cijns moet afdragen aan de heer van Helmond, betalen de eigenaars nog wel meer uit het hele pand. Zo lezen we dat er twee mudden rogge geleverd moeten worden aan een zekere Lambert van den Borne, elf pond Bosch'geld aan het klooster van de Cellebroeders in 's-Hertogenbosch, zeven pond geld aan de gildebroeders van Sint Barbara in de Schijndelse [[Servatiuskerk]], een halve stuiver aan het dorp Schijndel en tenslotte, hoe kan het ook anders, een jaarlijkse gift aan de armen van Schijndel in de vorm van drie vaten rogge. Als er veel archiefmateriaal bewaard was gebleven van ver voor 1553, hadden we misschien nog kunnen achterhalen, hoe en op welk moment die betalingsverplichtingen zijn opgesteld. De Cellebroeders verblijven al in ’s-Hertogenbosch vanaf 1420 en onze gilde-altaren van Sint Barbara en Sint Catharina, worden al in 1450 vermeld in een testament van een zekere Wouter van Beek. Die jaarlijkse bijdragen uit het kasteeltje aan derden kunnen dus in wezen al heel ver teruggaan! Helaas, het oud archief van Schijndel reikt jammergenoeg niet verder dan het jaartal 1530, uitgezonderd enige oudere schepenbrieven, die door archivaris Bondam zijn verzameld en enige, die in het archief van Leuven zijn aangetroffen. Daar zitten echter geen brieven bij betrekking hebbend op het slotje aan d'n Bogaard.


=== '''Scheiding en deling in 1606''' ===
=== '''Scheiding en deling in 1606''' ===
Bij overlijden van de ouders wordt het goed vermaakt aan de kinderen. Dat gebeurt in 1606. Dirk van Kessel heeft bij Marieke van Driel drie jongens te weten Aart, Dirk en Jan. Ze trouwen alle drie en bij de scheiding en deling zien we naast hen, Marijke de dochter van Willem Geerings, Hadewich de dochter van Gijsbert van den Bogaard en de vrouw van Jan genaamd Heilke, de dochter van Jan Hendrik Otten. Interessant bij deze akte is dat de bebouwde eigendommen, die in bezit komen van Dirk, worden vermeld onder de term ‘slotje of spijckerhuijs', volgens Van Bokhoven. Dat is een merkwaardige combinatie, die maar zelden voorkomt. Het naamkundig element spijker of spiker' betekent in die periode normaliter tiendschuur, korenschuur of voorraadschuur. Er is echter ook een betekenis bekend van buitenhuis of landhuis naast een boerderij, waar mensen van buiten tijdens een bepaalde periode verblijven. Spiker schijnt afgeleid te zijn van het latijnse `spicarium'. Zo had je in Sint Oedenrode vroeger een hoeve `ten Spiker'. Laten we voorlopig maar van een buitenhuis uitgaan met bijgebouwen. In dezelfde akte staat nog een leuk detail. De benaming `Verdonck' is kennelijk nog steeds in zwang. Men heeft het over vier aan elkaar gelegen stukken land groot vijf lopensen, gelegen onder [[Elschot]] `ter plaetsen genoemt den Verdonck mette helft vanden Koedijck'. Misschien is de oude Reinderkensdijk identiek aan die Koedijk, waarlangs men de koeien naar de weilanden dreef. In de 17<sup>e</sup> eeuw is het dus de familie van Kessel die het slotje, ook genoemd `slootje en sleutje' bewoont of er regelmatig verblijft. Uit het huwelijk van Dirk en Hadewich wordt slechts een kind geboren (1585) en het slotje Bogaard komt uiteindelijk aan hem toe. Ze hebben hem bij de doop de roepnaam Dirk meegegeven. Deze Dirk is behoorlijk vermogend en door zijn huwelijk met Jenneken de dochter van Pauwels Wijnand van Resand of Rosand, kan zijn fortuin alleen nog maar groeien. Wat wil immers het geval … de familie Wijnands van Resand bezit in die tijd aan de andere kant van Schijndel het bekende [[slotje Groenendaal]], achter de huidige Nachtegaal. Een rijke familie met maar liefst twee slotjes is echt wel een uitzondering! Zijn huwelijk blijft kinderloos. Dirk is meermaals lid van het Schijndelse schepencollege en het zal wel niet voor niets zijn, dat hij in de Servatiuskerk begraven wordt, samen met zijn vrouw. Vermoedelijk heeft hij behoorlijk wat voor de Schijndelse samenleving betekend en bovendien moet hij tot de ‘rijke stinkerds' behoord hebben, om in de kerk begraven te mogen worden. In de middeleeuwse Servatiuskerk heeft men, buiten enige pastoors, ook diverse parochianen begraven zowel in het priesterkoor als in het middenschip. De middeleeuwse plattegrond vertoont nog een duidelijke kruisvorm. Hun grafzerk, met de familiewapens erin uitgehouwen, heeft men destijds, vermoedelijk bij de grote verbouwing van de kerk in 1839, aangetroffen. Daar stond op te lezen:  
Bij overlijden van de ouders wordt het goed vermaakt aan de kinderen. Dat gebeurt in 1606. Dirk van Kessel heeft bij Marieke van Driel drie jongens te weten Aart, Dirk en Jan. Ze trouwen alle drie en bij de scheiding en deling zien we naast hen, Marijke de dochter van Willem Geerings, Hadewich de dochter van Gijsbert van den Bogaard en de vrouw van Jan genaamd Heilke, de dochter van Jan Hendrik Otten. Interessant bij deze akte is dat de bebouwde eigendommen, die in bezit komen van Dirk, worden vermeld onder de term ‘slotje of spijckerhuijs', volgens Van Bokhoven. Dat is een merkwaardige combinatie, die maar zelden voorkomt. Het naamkundig element spijker of spiker' betekent in die periode normaliter tiendschuur, korenschuur of voorraadschuur. Er is echter ook een betekenis bekend van buitenhuis of landhuis naast een boerderij, waar mensen van buiten tijdens een bepaalde periode verblijven. Spiker schijnt afgeleid te zijn van het latijnse `spicarium'. Zo had je in Sint Oedenrode vroeger een hoeve `ten Spiker'. Laten we voorlopig maar van een buitenhuis uitgaan met bijgebouwen. In dezelfde akte staat nog een leuk detail. De benaming `Verdonck' is kennelijk nog steeds in zwang. Men heeft het over vier aan elkaar gelegen stukken land groot vijf lopensen, gelegen onder [[Elschot]] `ter plaetsen genoemt den Verdonck mette helft vanden Koedijck'. Misschien is de oude Reinderkensdijk identiek aan die Koedijk, waarlangs men de koeien naar de weilanden dreef. In de 17% eeuw is het dus de familie van Kessel die het slotje, ook genoemd `slootje en sleutje' bewoont of er regelmatig verblijft. Uit het huwelijk van Dirk en Hadewich wordt slechts een kind geboren [1585] en het slotje Bogaard komt uiteindelijk aan hem toe. Ze hebben hem bij de doop de roepnaam Dirk meegegeven. Deze Dirk is behoorlijk vermogend en door zijn huwelijk met Jenneken de dochter van Pauwels Wijnand van Resand of Rosand, kan zijn fortuin alleen nog maar groeien. Wat wil immers het geval … de familie Wijnands van Resand bezit in die tijd aan de andere kant van Schijndel het bekende [[slotje Groenendaal]], achter de huidige Nachtegaal. Een rijke familie met maar liefst twee slotjes is echt wel een uitzondering! Zijn huwelijk blijft kinderloos. Dirk is meermaals lid van het Schijndelse schepencollege en het zal wel niet voor niets zijn, dat hij in de Servatiuskerk begraven wordt, samen met zijn vrouw. Vermoedelijk heeft hij behoorlijk wat voor de Schijndelse samenleving betekend en bovendien moet hij tot de ‘rijke stinkerds' behoord hebben, om in de kerk begraven te mogen worden. In de middeleeuwse Servatiuskerk heeft men, buiten enige pastoors, ook diverse parochianen begraven zowel in het priesterkoor als in het middenschip. De middeleeuwse plattegrond vertoont nog een duidelijke kruisvorm. Hun grafzerk, met de familiewapens erin uitgehouwen, heeft men destijds, vermoedelijk bij de grote verbouwing van de kerk in 1839, aangetroffen. Daar stond op te lezen:  


“Begraeffenisse van Dirck Dircks van Kessel, oud synde 79 jaren, die sterft den 21 february 1665 ende Johanna Wynants van Rosant, sijn huijsvrouw, oud sijnde 76 jaren, sterft den 28 february 1665 R.I.P.”. Ze overlijden dus een week na elkaar.   
“Begraeffenisse van Dirck Dircks van Kessel, oud synde 79 jaren, die sterft den 21 february 1665 ende Johanna Wynants van Rosant, sijn huijsvrouw, oud sijnde 76 jaren, sterft den 28 february 1665 R.I.P.”. Ze overlijden dus een week na elkaar.  Situatieschets van de omgeving van d'n Bogaard in 1832. Het perceel met no. 1313, dat na de afbraak van het slotje als grasland in gebruik genomen is, zou mogelijk de oude huisplaats kunnen zijn van het kasteeltje. Op dat moment wonen onder d'n Bogaard de families van den Heuvel, Kapteijns, Verhagen, Eijmberts en van Zantvoort.


Situatieschets van de omgeving van d'n Bogaard in 1832. Het perceel met no. 1313, dat na de afbraak van het slotje als grasland in gebruik genomen is, zou mogelijk de oude huisplaats kunnen zijn van het kasteeltje. Op dat moment wonen onder d'n Bogaard de families van den Heuvel, Kapteijns, Verhagen, Eijmberts en van Zantvoort.
De Van Kessels en hun opvolgers In het testament van Dirk van Kessel en diens vrouw zijn het met name de vele neven en nichten zowel van moeders- als van vaderszijde, die in aanmerking komen om het kasteeltje en de bijbehorende gebouwen te kunnen overnemen. Van Bokhoven somt ze allemaal op in zijn archiefstukken, maar dat leek ons in dit verband niet zo boeiend. In 1665 komen er wonen, blijkbaar was er nogal wat woonruimte ter plaatse, Jan Gijsbers van den Bogaard de Jonge, Hendrik Janssen van den Bogaard, Marijken Janssen van den Bogaard en tenslotte Gijsbert en Jan, de kinderen van Jan Hendrik van Heertum. De andere erfgenamen krijgen stukken land toegewezen. De omschrijving, met een wat merkwaardige spelling, van het goed luidt: `het Sleutien ofte Kasteeltien, die sguere, sgoppe ende den esthuyse metten landen daer aen liggende metten halven dijck tussen dit ende de erfgenaemen van Jenneken Wijnants van Resand'. Bij de landerijen noemt men een stuk akkerland met de mooie naam `het Colcxken' wat meteen doet denken aan het `Ve(e)rdonckscolcxken', dat we al in de schriftelijke bronnen tegenkomen in 1447. Dat lijkt er op te wijzen, dat in de directe  omgeving water gelegen moet hebben, want een naam als Kolkje leidt tot geen andere conclusie. In 1666, op de 25ste november, zijn het genoemde Gijsbert en Jan, die hun aandeel overdragen aan Mariken, de weduwe van Anthonis Hendrik Vuchts met haar kinderen. Zij is een dochter van Gijsbert Anthonis Smits. De totale oppervlakte wordt hier op ruim 10 lopensen geschat. Van haar zes kinderen is het Hendrik die op 27 juni 1669 de nieuwe eigenaar wordt. Daarna volgen de volgende bezitters elkaar redelijk snel op nl. 21 januari 1704 aan Antonis Hendrik Vuchts, na drie maanden gevolgd door zijn broer Peter Hendrik Vuchts. Uit zijn huwelijk met Jenneken, de dochter van Peter van de Ven, kennen we drie dochters te weten Catalijn, Johanna of Jenneken en Hendrina en slechts één zoon Anthonie. Die wordt op 2 april 1751 `kasteelheer' en de `kasteelvrouwe' is ene Maria dochter van Rijnder van den Boogaard. Aangetrouwde families zijn van der Schoot en Vrenssen. Als dat echtpaar is overleden zitten we inmiddels al in 1791. De eigendommen worden omschreven als `eene woninge genaamt het Slootje met aangelegen akkerlant, graskanten, houtwassen, alsmeede de huijsplaets en de schuur, stallinge, hoff, boomgaert en verdere geregtigheden daarbij behoorende, groot te saemen omtrent zeeven loopense gronden, gestaan ende gelegen binnen Schijndel onder den gehugte Elschodt'. Met die zeven lopensen zijn dan de landerijen direct rondom het huis bedoeld, want uit een verdere opsomming van de overige stukken grond die men in eigendom heeft, draait het om heel wat meer lopensen. In die tijd rekent men een bunder voor zes lopensen. Maar zoals heel veel landbouwbedrijven in de 18de en 19de eeuw liggen ook van het slotje Bogaard de grondeigendommen ver uit elkaar, wat uit economisch oogpunt niet altijd even efficiënt was. <br><br>
 
De Van Kessels en hun opvolgers In het testament van Dirk van Kessel en diens vrouw zijn met name de vele neven en nichten zowel van moeders- als van vaderszijde, die in aanmerking komen om het kasteeltje en de bijbehorende gebouwen te kunnen overnemen. Van Bokhoven somt ze allemaal op in zijn archiefstukken, maar dat leek ons in dit verband niet zo boeiend. In 1665 komen er wonen, blijkbaar was er nogal wat woonruimte ter plaatse, Jan Gijsbers van den Bogaard de Jonge, Hendrik Janssen van den Bogaard, Marijken Janssen van den Bogaard en tenslotte Gijsbert en Jan, de kinderen van Jan Hendrik van Heertum. De andere erfgenamen krijgen stukken land toegewezen. De omschrijving, met een wat merkwaardige spelling, van het goed luidt: `het Sleutien ofte Kasteeltien, die sguere, sgoppe ende den esthuyse metten landen daer aen liggende metten halven dijck tussen dit ende de erfgenaemen van Jenneken Wijnants van Resand'. Bij de landerijen noemt men een stuk akkerland met de mooie naam `het Colcxken' wat meteen doet denken aan het `Ve(e)rdonckscolcxken', dat we al in de schriftelijke bronnen tegenkomen in 1447. Dat lijkt er op te wijzen, dat in de directe  omgeving water gelegen moet hebben, want een naam als Kolkje leidt tot geen andere conclusie. In 1666, op de 25ste november, zijn het genoemde Gijsbert en Jan, die hun aandeel overdragen aan Mariken, de weduwe van Anthonis Hendrik Vuchts met haar kinderen. Zij is een dochter van Gijsbert Anthonis Smits. De totale oppervlakte wordt hier op ruim 10 lopensen geschat. Van haar zes kinderen is het Hendrik die op 27 juni 1669 de nieuwe eigenaar wordt. Daarna volgen de volgende bezitters elkaar redelijk snel op nl. 21 januari 1704 aan Antonis Hendrik Vuchts, na drie maanden gevolgd door zijn broer Peter Hendrik Vuchts. Uit zijn huwelijk met Jenneken, de dochter van Peter van de Ven, kennen we drie dochters te weten Catalijn, Johanna of Jenneken en Hendrina en slechts één zoon Anthonie. Die wordt op 2 april 1751 `kasteelheer' en de `kasteelvrouwe' is ene Maria dochter van Rijnder van den Boogaard. Aangetrouwde families zijn van der Schoot en Vrenssen. Als dat echtpaar is overleden zitten we inmiddels al in 1791. De eigendommen worden omschreven als `eene woninge genaamt het Slootje met aangelegen akkerlant, graskanten, houtwassen, alsmeede de huijsplaets en de schuur, stallinge, hoff, boomgaert en verdere geregtigheden daarbij behoorende, groot te saemen omtrent zeeven loopense gronden, gestaan ende gelegen binnen Schijndel onder den gehugte Elschodt'. Met die zeven lopensen zijn dan de landerijen direct rondom het huis bedoeld, want uit een verdere opsomming van de overige stukken grond die men in eigendom heeft, draait het om heel wat meer lopensen. In die tijd rekent men een bunder voor zes lopensen. Maar zoals heel veel landbouwbedrijven in de 18de en 19de eeuw liggen ook van het slotje Bogaard de grondeigendommen ver uit elkaar, wat uit economisch oogpunt niet altijd even efficiënt was. <br><br>
'''De omgeving van de Langdonk bij d’n Heuvel onder het toenmalige gehucht Elschot.'''<br>
'''De omgeving van de Langdonk bij d’n Heuvel onder het toenmalige gehucht Elschot.'''<br>
De spreiding van de landbouwgronden is af te lezen uit de perceelsnamen die er bij genoemd  worden, die op diverse locaties liggen: land aan de Heuvel, in de Kerkakkers, de Kijfkamp, bij de dijk onder [[Wijbosch]], in het Appelteren; te Heeswijk bij de Donkerendijk, de Bakkerskamp, de Liskamp, het Verbrand Erf, de Hoefakkers in d'n Bogaart, de Hurkkamp onder Heeswijk, land aan de [[Kleine Aardenburg]], land bij de Kruisweg en aan de Holenweg, een stuk in de Helakkers, in de Geeren onder het [[Lieseind]]. <br><br>
De spreiding van de landbouwgronden is af te lezen uit de perceelsnamen die er bij genoemd  worden, die op diverse locaties liggen: land aan de Heuvel, in de Kerkakkers, de Kijfkamp, bij de dijk onder [[Wijbosch]], in het Appelteren; te Heeswijk bij de Donkerendijk, de Bakkerskamp, de Liskamp, het Verbrand Erf, de Hoefakkers in d'n Bogaart, de Hurkkamp onder Heeswijk, land aan de [[Kleine Aardenburg]], land bij de Kruisweg en aan de Holenweg, een stuk in de Helakkers, in de Geeren onder het [[Lieseind]]. <br><br>
Regel 24: Regel 22:


=== '''Doortrekkende reizigers''' ===
=== '''Doortrekkende reizigers''' ===
Schijndel ligt al eeuwen in de buurt van de belangrijke handelsroute 's-Hertogenbosch - Eindhoven - Maastricht en zo vervolgens op Luik en Keulen. Met de regelmaat van de klok trekken passanten vanuit de Brabantse hoofdstad via de noord-zuid-verbinding het dorp Schijndel binnen en gaan er ter hoogte van [[de Drie Haringen]] aan de [[Heikant]] weer uit, richting Sint Oedenrode, om vandaar hun tocht te vervolgen naar het zuiden. Anderen komen vanuit het zuiden richting 's-Hertogenbosch. Pleisterplaatsen liggen overal langs de route. Ook te Schijndel, in de 18de eeuw nog een uitgesproken agrarisch dorp, maar met vooral in het oude centrum de neringdoenden uit oude beroepsgroepen als [[Klompenmakerij|klompenmakers]], reepmakers, wagenmakers, [[Leerlooierij en Spinnerij in Schijndel |leerlooiers]] en meer ambachtslieden. De vele [[herbergen]] vormen dankbare onderkomens voor de nacht. Schijndel telt er heel wat in die tijd. Tussen de [[Groeneweg]] en de huidige [[Kloosterstraat]] in ieder geval de [[Keulse Kar]], de [[Roode Leeuw]], de Wildeman, de Valk, [[de Zwaan]], [[Hotel de Gouden Leeuw]], de Arend, het Klaverblad en Sint Barbara, om er eens wat te noemen. De reiziger heeft keus genoeg, maar zal ook wel zijn voorkeuren gehad hebben. Er is altijd wel iets te beleven en trekkende Brabanders hebben vaak van alles aan elkaar te vertellen achter een pintje bier. Zo ook in de Schijndelse [[Herberg De Wildeman]]. Sommige voerlui en kooplieden blijven ook wel eens een dagje langer `hangen' in zo'n dorp en moeten zich dan op een of andere manier zien te vermaken. Zo vertelt ons het spookslotverhaal, dat op ’n dag enkele reizigers een rondwandeling gaan maken en uiteindelijk bij de [[Steeg]] verzeild raken. Al wandelend en rondkijkend zien ze van daaruit de restanten van een slotje liggen. Het spreekt tot hun verbeelding en ze worden uiteraard gruwelijk nieuwsgierig. Wie wil bij een kasteel immers niet weten wie er woont, hoe oud het is, of er bijzonderheden bekend zijn over dat oude slotje en zo meer van die vragen. Een gezonde nieuwsgierigheid. De oude internationale handelsroutes in onze omgeving waren hier en daar misschien nog grote zandbanen maar voor die tijd wel erg belangrijke verbindingswegen.
Schijndel ligt al eeuwen in de buurt van de belangrijke handelsroute 's-Hertogenbosch - Eindhoven - Maastricht en zo vervolgens op Luik en Keulen. Met de regelmaat van de klok trekken passanten vanuit de Brabantse hoofdstad via de noord-zuid-verbinding het dorp Schijndel binnen en gaan er ter hoogte van [[de Drie Haringen]] aan de [[Heikant]] weer uit, richting Sint Oedenrode, om vandaar hun tocht te vervolgen naar het zuiden. Anderen komen vanuit het zuiden richting 's-Hertogenbosch. Pleisterplaatsen liggen overal langs de route. Ook te Schijndel, in de 18de eeuw nog een uitgesproken agrarisch dorp, maar met vooral in het oude centrum de neringdoenden uit oude beroepsgroepen als klompenmakers, reepmakers, wagenmakers, leerlooiers en meer ambachtslieden. De vele [[herbergen]] vormen dankbare onderkomens voor de nacht. Schijndel telt er heel wat in die tijd. Tussen de [[Groeneweg]] en de huidige [[Kloosterstraat]] in ieder geval de [[Keulse Kar]], de Roode Leeuw, de Wildeman, de Valk, [[de Zwaan]], [[Hotel de Gouden Leeuw]], de Arend, het Klaverblad en Sint Barbara, om er eens wat te noemen. De reiziger heeft keus genoeg, maar zal ook wel zijn voorkeuren gehad hebben. Er is altijd wel iets te beleven en trekkende Brabanders hebben vaak van alles aan elkaar te vertellen achter een pintje bier. Zo ook in de Schijndelse [[Herberg De Wildeman]]. Sommige voerlui en kooplieden blijven ook wel eens een dagje langer `hangen' in zo'n dorp en moeten zich dan op een of andere manier zien te vermaken. Zo vertelt ons het spookslotverhaal, dat op ’n dag enkele reizigers een rondwandeling gaan maken en uiteindelijk bij de [[Steeg]] verzeild raken. Al wandelend en rondkijkend zien ze van daaruit de restanten van een slotje liggen. Het spreekt tot hun verbeelding en ze worden uiteraard gruwelijk nieuwsgierig. Wie wil bij een kasteel immers niet weten wie er woont, hoe oud het is, of er bijzonderheden bekend zijn over dat oude slotje en zo meer van die vragen. Een gezonde nieuwsgierigheid. De oude internationale handelsroutes in onze omgeving waren hier en daar misschien nog grote zandbanen maar voor die tijd wel erg belangrijke verbindingswegen.


=== '''Onder de schouw''' ===
=== '''Onder de schouw''' ===
Regel 30: Regel 28:


=== '''De schrik zit er goed in''' ===
=== '''De schrik zit er goed in''' ===
In die tijd is het slotje dus al verworden tot een ruïne en niemand denkt aan een eventuele heropbouw. Het ligt er verlaten bij tussen het geboomte en het weelderig groeiende struikgewas. Bij het vallen van de avond waagt zich eigenlijk niemand in de directe omgeving. Het gerucht doet de ronde dat het er spookt. Sommigen gaan nog een stap verder en beweren bij hoog en bij laag, dat er een gerimpelde grijsaard rondwaart, met ingevallen wangen, vuurspuwende ogen, knokerige handen en gescheurde kleren. Ja zelfs vrouwen en kinderen, die er noodgedwongen moeten passeren, maken angstvallig een kruisteken. Niemand riskeert het ter plaatse door de duisternis overvallen te worden en in de holdonkere nacht in de omgeving van dat spookslot te vertoeven. In die nachtelijke stilte zijn het alleen fladderende vleermuizen en krassende bosuilen die de spooktoren een nog onheilspellender imago hebben gegeven in de ogen van de Schijndelse bevolking. Maar er is ook het gebruikelijke ongeloof... , sommigen noemen het een fabel, anderen spreken van ijdele vreesachtigheid en overdreven verbeeldingskracht. Ook Ferdinand is er zo een geweest. Die spot met al die fantasieverhalen en verwijt vrouwen en kinderen kleinhartigheid. Terwijl Frans zit te vertellen raken de reizigers helemaal in de ban van het verhaal en willen het naadje van de kous weten.  
In die tijd is het slotje dus al verworden tot een ruïne en niemand denkt aan een eventuele heropbouw. Het ligt er verlaten bij tussen het geboomte en het weelderig groeiende struikgewas. Bij het vallen van de avond waagt zich eigenlijk niemand in de directe omgeving. Het gerucht doet de ronde dat het er spookt. Sommigen gaan nog een stap verder en beweren bij hoog en bij laag, dat er een gerimpelde grijsaard rondwaart, met ingevallen wangen, vuurspuwende ogen, knokerige handen en gescheurde kleren. Ja zelfs vrouwen en kinderen, die er noodgedwongen moeten passeren, maken angstvallig een kruisteken. Niemand riskeert het ter plaatse door de duisternis overvallen te worden en in de holdonkere nacht in de omgeving van dat spookslot te vertoeven. In die nachtelijke stilte zijn het alleen fladderende vleermuizen en krassende bosuilen die de spooktoren een nog onheilspellender imago hebben gegeven in de ogen van de Schijndelse bevolking. Maar er is ook het gebruikelijke ongeloof... ,sommigen noemen het een fabel, anderen spreken van ijdele vreesachtigheid en overdreven verbeeldingskracht. Ook Ferdinand is er zo een geweest. Die spot met al die fantasieverhalen en verwijt vrouwen en kinderen kleinhartigheid. Terwijl Frans zit te vertellen raken de reizigers helemaal in de ban van het verhaal en willen het naadje van de kous weten.  


=== '''De sleutelbos van de vorster''' ===
=== '''De sleutelbos van de vorster''' ===
Ferdinand heeft voor hetere vuren gestaan en durft de meest beangstigende capriolen uit te halen als het moet. Hij wed om een aantal pinten bier, dat hij morgen, op nieuwjaarsdag nota bene, onverschrokken als hij is, op het `Sleutje' zal gaan overnachten, om er dat veronderstelde spook of die angstaanjagende heks hoogst persoonlijk recht in de ogen te kunnen kijken. Hij sluit met de omstanders die weddenschap af zonder iets daarover aan de slotheer bekend te maken. Van het sinds jaren onbewoonde slot, waaruit alle meubels inmiddels zijn weggehaald, berust de sleutelbos onder de vorster, later noemt men zo iemand [[Veldwachters|veldwachter]], van het dorp. Nu treft men het, dat die op nieuwjaarsdag de ronde mag doen bij de dorpelingen en her en der met een ‘zalig nieuwjaar' aan de deuren of tapkasten verschijnt. Zo ook deze nieuwjaarsdag. Hij krijgt op zijn rondgang, buiten wat kleinere geschenken, nogal eens een borreltje aangeboden en raakt enigszins bedwelmd door al die drank. Alles staat hem niet meer even scherp voor de geest en hij is niet meer geheel bij zijn positieven. Het hele dorp weet dat hij al jaren als enigste in het bezit is van de sleutelbos van het slotje. De slotheer heeft hem de opdracht meegegeven en echt op het hart gedrukt, deze sleutels nooit of te nimmer, aan iemand uit te lenen. Ferdinand weet echter handig van de gelegenheid gebruik te maken om hem de sleutelbos te ontfutselen met natuurlijk de kasteelsleutel eraan. Terwijl de vorster de omstanders vertelt hoe goed hij toch wel is voor de dorpsgemeenschap en kan terugzien op jaren trouwe dienst, is Ferdinand al op weg gegaan naar het vervallen slotje in d'n Bogaard.  
Ferdinand heeft voor hetere vuren gestaan en durft de meest beangstigende capriolen uit te halen als het moet. Hij wed om een aantal pinten bier, dat hij morgen, op nieuwjaarsdag nota bene, onverschrokken als hij is, op het `Sleutje' zal gaan overnachten, om er dat veronderstelde spook of die angstaanjagende heks hoogst persoonlijk recht in de ogen te kunnen kijken. Hij sluit met de omstanders die weddenschap af zonder iets daarover aan de slotheer bekend te maken. Van het sinds jaren onbewoonde slot, waaruit alle meubels inmiddels zijn weggehaald, berust de sleutelbos onder de vorster, later noemt men zo iemand veldwachter, van het dorp. Nu treft men het, dat die op nieuwjaarsdag de ronde mag doen bij de dorpelingen en her en der met een ‘zalig nieuwjaar' aan de deuren of tapkasten verschijnt. Zo ook deze nieuwjaarsdag. Hij krijgt op zijn rondgang, buiten wat kleinere geschenken, nogal eens een borreltje aangeboden en raakt enigszins bedwelmd door al die drank. Alles staat hem niet meer even scherp voor de geest en hij is niet meer geheel bij zijn positieven. Het hele dorp weet dat hij al jaren als enigste in het bezit is van de sleutelbos van het slotje. De slotheer heeft hem de opdracht meegegeven en echt op het hart gedrukt, deze sleutels nooit of te nimmer, aan iemand uit te lenen. Ferdinand weet echter handig van de gelegenheid gebruik te maken om hem de sleutelbos te ontfutselen met natuurlijk de kasteelsleutel eraan. Terwijl de vorster de omstanders vertelt hoe goed hij toch wel is voor de dorpsgemeenschap en kan terugzien op jaren trouwe dienst, is Ferdinand al op weg gegaan naar het vervallen slotje in d'n Bogaard.  


=== '''Het spookslot binnengedrongen''' ===
=== '''Het spookslot binnengedrongen''' ===
Regel 44: Regel 42:


=== '''Een barse en norse oppasser''' ===
=== '''Een barse en norse oppasser''' ===
Ferdinand spreekt de grijsaard aan met `vriend' en verzoekt hem zijn droevig verhaal uitvoerig te vertellen. Die is wel genegen om dat te doen, maar wil eerst weten hoe Ferdinand in het spookslot is binnengedrongen, want het was misschien wel 30 jaren geleden, dat de oude man er een sterveling had ontmoet tijdens zijn gevangenschap. Degene die hem eten en drinken brengt is de enige, met soms nog iemand. Ze doen altijd erg bars en nors tegen me en zetten een karig potje voedsel voor me neer. Beide heren zijn stuurs en hardvochtig. Ze laten me met deze keten aan een muurring boven in de torenkamer vast gekluisterd zitten. Af en toe maken ze de ring los en krijg ik iets meer bewegingsvrijheid, maar kom nooit verder dan de torenkamer. Vanmorgen was mijn oppasser weer hier, brommend en te keer gaand als een bezetene, maar heel z'n manier van doen wees in de richting van dronkenschap. Hij kon nauwelijks op zijn benen staan, zwijmelde wat in het rond en struikelde uiteindelijk. Terwijl hij neer tuimelde rolde de sleutel om de muurring te openen uit zijn grijze mantel. Hij merkte er niets van en de oppasser vergat zelfs om de deur af te sluiten. Daarom kon ik vandaag van de torentrap afdalen en hier bij het haardvuur komen zitten. Dan kijkt hij Ferdinand aan en wil weten waar al die vreugdekreten vandaan komen die hij in de verte hoort. Het is vanwege de slotheer Jacobsoen en bovendien is het Nieuwjaarsfeest dat uitbundig wordt gevierd.  Het [[Sleutjes spook|beeld uit 1981]] herinnerend aan het Sleutjesspook. Het staat in de [[Van Beverwijkstraat]] en is van de hand van kunstenaar André Lassen.
Ferdinand spreekt de grijsaard aan met `vriend' en verzoekt hem zijn droevig verhaal uitvoerig te vertellen. Die is wel genegen om dat te doen, maar wil eerst weten hoe Ferdinand in het spookslot is binnengedrongen, want het was misschien wel 30 jaren geleden, dat de oude man er een sterveling had ontmoet tijdens zijn gevangenschap. Degene die hem eten en drinken brengt is de enige, met soms nog iemand. Ze doen altijd erg bars en nors tegen me en zetten een karig potje voedsel voor me neer. Beide heren zijn stuurs en hardvochtig. Ze laten me met deze keten aan een muurring boven in de torenkamer vast gekluisterd zitten. Af en toe maken ze de ring los en krijg ik iets meer bewegingsvrijheid, maar kom nooit verder dan de torenkamer. Vanmorgen was mijn oppasser weer hier, brommend en te keer gaand als een bezetene, maar heel z'n manier van doen wees in de richting van dronkenschap. Hij kon nauwelijks op zijn benen staan, zwijmelde wat in het rond en struikelde uiteindelijk. Terwijl hij neer tuimelde rolde de sleutel om de muurring te openen uit zijn grijze mantel. Hij merkte er niets van en de oppasser vergat zelfs om de deur af te sluiten. Daarom kon ik vandaag van de torentrap afdalen en hier bij het haardvuur komen zitten. Dan kijkt hij Ferdinand aan en wil weten waar al die vreugdekreten vandaan komen die hij in de verte hoort. Het is vanwege de slotheer Jacobsoen en bovendien is het Nieuwjaarsfeest dat uitbundig wordt gevierd.  Het beeld uit 1981 herinnerend aan het Sleutjesspook. Het staat in de [[Van Beverwijkstraat]] en is van de hand van kunstenaar André Lassen.


=== '''De waarheid komt uit de mouw''' ===
=== '''De waarheid komt uit de mouw''' ===
Regel 80: Regel 78:


=== '''Thomas Gerbrands''' ===
=== '''Thomas Gerbrands''' ===
De nieuwe Schijndelse vorster is een zekere Thomas, de zoon van Thomas Gerbrands en geboortig van `s-Hertogenbosch. Hij trouwt met Antonetta van Hanswijk en als in 1730 de functie vacant wordt vanwege het ontslag van Jan van Riet, wordt Thomas door de Staten-Generaal in Den Haag officieel tot vorster benoemd. Men wil in die periode vooral functionarissen benoemen die trouw zijn aan de gereformeerde godsdienst, want dat is na de [[Vrede van Münster 1648]] voortaan van staatswege de godsdienst die telt. Enige jaren na zijn benoeming nl. in 1733 treffen we hem op een marktdag. Hij is daar met zijn assistent, de Schutter Hendrik van Hamont. Jacobus Janssen van Gemert staat bij het tweetal in de buurt en hoort alles wat er gezegd wordt. De Schutter vertelt de vorster, dat men hem per brief opdracht heeft gegeven het staangeld van de kramen op te nemen. Gerbrands, duidelijk ergens over geïrriteerd, reageert met “Ik schijt op de officier", maar hij laat van Hamont het geld ophalen. Zelf mag hij het niet. Het is hem door de schepenen verboden. Als enige dagen later twee schepenen de druk bezochte herberg van Gerbrands bezoeken, is te raden hoe die reageert. Hij noemt hen onomwonden `boerenschepenen'. Hij snauwt hen toe dat ze geluk hebben binnen te staan, want als hij hen aan de voordeur ontmoet zou hebben “Dan soude ick u onder de klooten schuppen”, een van de gebruikelijke uitbranders uit de mond van deze vorster. In hetzelfde jaar, op 14 november, zijn alle schepenen bijeen in hun raadkamer, om daar de aanbesteding te regelen van het maken van een nieuwe [[dorpspomp]], aan het einde van de [[Pompstraat]]. Ze roepen Gerbrands binnen en men vraagt hem beleefd, of hij deze aanbesteding via publicaties heeft aangekondigd. Hij antwoordt daarop bevestigend. Vervolgens vraagt men hem "t clockje te trecken' om zodoende de mensen bij elkaar te kunnen roepen, die de aanbesteding graag willen meemaken. Hij weigert dit pertinent en schermt met de uitspraak, dat hij hiertoe niet gehouden is. Ondanks druk van het bestuurscollege, houdt hij voet bij stuk en blijft weigeren het klokje van het raadhuis te kleppen. Zonder vooraankondiging gaat de aanbesteding toch door! <br><br>
De nieuwe Schijndelse vorster is een zekere Thomas, de zoon van Thomas Gerbrands en geboortig van `s-Hertogenbosch. Hij trouwt met Antonetta van Hanswijk en als in 1730 de functie vacant wordt vanwege het ontslag van Jan van Riet, wordt Thomas door de Staten-Generaal in Den Haag officieel tot vorster benoemd. Men wil in die periode vooral functionarissen benoemen die trouw zijn aan de gereformeerde godsdienst, want dat is na de [[Vrede van Münster 1648]] voortaan van staatswege de godsdienst die telt. Enige jaren na zijn benoeming nl. in 1733 treffen we hem op een marktdag. Hij is daar met zijn assistent, de Schutter Hendrik van Hamont. Jacobus Janssen van Gemert staat bij het tweetal in de buurt en hoort alles wat er gezegd wordt. De Schutter vertelt de vorster, dat men hem per brief opdracht heeft gegeven het staangeld van de kramen op te nemen. Gerbrands, duidelijk ergens over geïrriteerd, reageert met “Ik schijt op de officier", maar hij laat van Hamont het geld ophalen. Zelf mag hij het niet. Het is hem door de schepenen verboden. Als enige dagen later twee schepenen de druk bezochte herberg van Gerbrands bezoeken, is te raden hoe die reageert. Hij noemt hen onomwonden `boerenschepenen'. Hij snauwt hen toe dat ze geluk hebben binnen te staan, want als hij hen aan de voordeur ontmoet zou hebben “Dan soude ick u onder de klooten schuppen”, een van de gebruikelijke uitbranders uit de mond van deze vorster. In hetzelfde jaar, op 14 november, zijn alle schepenen bijeen in hun raadkamer, om daar de aanbesteding te regelen van het maken van een nieuwe dorpspomp, aan het einde van de [[Pompstraat]]. Ze roepen Gerbrands binnen en men vraagt hem beleefd, of hij deze aanbesteding via publicaties heeft aangekondigd. Hij antwoordt daarop bevestigend. Vervolgens vraagt men hem "t clockje te trecken' om zodoende de mensen bij elkaar te kunnen roepen, die de aanbesteding graag willen meemaken. Hij weigert dit pertinent en schermt met de uitspraak, dat hij hiertoe niet gehouden is. Ondanks druk van het bestuurscollege, houdt hij voet bij stuk en blijft weigeren het klokje van het raadhuis te kleppen. Zonder vooraankondiging gaat de aanbesteding toch door! <br><br>
'''Het dorpsbestuur uit kritiek.'''<br>
'''Het dorpsbestuur uit kritiek.'''<br>
Nadat hij ruim 15 jaren de regenten van Schijndel heeft gediend, komen de bestuurders uit hun schulp gekropen en durven openlijk hun beklag te doen over deze vorster. In 1746 verklaren president en schepenen voor de hoogschout in 's-Hertogenbosch, dat [[Thomas Gerbrands]] een allesbehalve onberispelijk gedrag vertoont en zich bovendien zowat dagelijks te buiten gaat aan vloeken en tieren en het oneerbiedig gebruik van Gods naam. Bovendien maakt hij het schepencollege bespottelijk naar de buitenwacht en is er op gebrand iedere individuele bestuurder te kleineren. Hetzelfde verhaal doet de ronde over zijn broer Anthony, die ook het vloeken beheerst als de beste en zich nogal eens schuldig maakt aan dronkenschap. Men heeft grote zorgen over de opvoeding van diens kindje Sara, waar hij slecht voor zou zorgen. Rond 1746 zwaait Gerbrands de scepter in herberg De [[Keulse Kar]] op de hoek [[Groeneweg]]/ [[Hoofdstraat]], toen de Rechtestraat of Grootestraat genoemd. Hij staat bekend als behoorlijk  agressief. Sinds februari 1747 heeft hij deze herberg officieel gehuurd van de Boxtelse Francis van der Eerden. In hetzelfde jaar overigens trekt hij daar weer weg en krijgt een huis toegewezen, dat toebehoort aan Juffrouw Maria de Jong, de weduwe van de heer Johan van Oisterwijk.
Nadat hij ruim 15 jaren de regenten van Schijndel heeft gediend, komen de bestuurders uit hun schulp gekropen en durven openlijk hun beklag te doen over deze vorster. In 1746 verklaren president en schepenen voor de hoogschout in 's-Hertogenbosch, dat [[Thomas Gerbrands]] een allesbehalve onberispelijk gedrag vertoont en zich bovendien zowat dagelijks te buiten gaat aan vloeken en tieren en het oneerbiedig gebruik van Gods naam. Bovendien maakt hij het schepencollege bespottelijk naar de buitenwacht en is er op gebrand iedere individuele bestuurder te kleineren. Hetzelfde verhaal doet de ronde over zijn broer Anthony, die ook het vloeken beheerst als de beste en zich nogal eens schuldig maakt aan dronkenschap. Men heeft grote zorgen over de opvoeding van diens kindje Sara, waar hij slecht voor zou zorgen. Rond 1746 zwaait Gerbrands de scepter in herberg De [[Keulse Kar]] op de hoek [[Groeneweg]]/ [[Hoofdstraat]], toen de Rechtestraat of Grootestraat genoemd. Hij staat bekend als behoorlijk  agressief. Sinds februari 1747 heeft hij deze herberg officieel gehuurd van de Boxtelse Francis van der Eerden. In hetzelfde jaar overigens trekt hij daar weer weg en krijgt een huis toegewezen, dat toebehoort aan Juffrouw Maria de Jong, de weduwe van de heer Johan van Oisterwijk.


=== '''In de Keulse Kar''' ===
=== '''In de Keulse Kar''' ===
Uit de periode dat hij in De [[Keulse Kar]] heer en meester is, zijn de nodige getuigenverklaringen bewaard gebleven, die het beeld van [[Thomas Gerbrands]] duidelijk illustreren. In 1747 is de schepen Lucas van Habraken 'n keer in de Keulse Kar geweest om te komen afrekenen. Gerbrands duwt hem met enige kracht een glas jenever onder de neus. Vervolgens gooit hij hem buiten. Zelfs op straat zit hij hem nog achterna met een geweer. Na die affaire stapt een zekere van Abeelen, meester-bierbrouwer, binnen om de afrekening te regelen van geleverde bieren, wat hij meermaals gedaan had de afgelopen jaren. Eerst nog toen Gerbrands verbleef in het huis van Van Beverwijk en nu dus in de Keulse Kar. Daar krijgt van Abeelen de nodige dreigementen naar het hoofd geslingerd in de sfeer van: ” Schurk, maak dat je het huis uit komt of ik schop je eruit". Van Abeelen is toen maar vertrokken. Ook een verklaring van Adriaan Janssen Schoenmakers en van Gordina Gijsbers van der Schoot, de dienstbode van Gerbrands, liegt er niet om. Op 22 maart 1748 is er volgens hun getuigenis, een heftige ruzie ontstaan tussen Evert Janssen van Delft en vorster Thomas Gerbrands. Van Delft loopt daarbij de nodige verwondingen op en de [[Chirurgijns en medicine doctoren|meester-chirurgijn]] [[Innocentius Egidius Bernuly (1688 - 1752)|Innocentius Egidius Bernuly]] moet er aan te pas komen. Overigens...,deze Evert was allesbehalve een lieverdje, getuige zijn eerdere gevangenschap in 's-Hertogenbosch. De dorpschirurgijn constateert na de vechtpartij een fikse hoofdwond en de nodige verwondingen aan Van Delfts arm. De dienstbode heeft het ook niet al te gemakkelijk in huize Gerbrands. Op een dag vraagt ze vrouw Gerbrands iets en meteen geeft de vorster haar een klap in haar gezicht, waardoor haar neus stevig begint te bloeden. Jaren later verklaren Gerbrands, diens vrouw en dochter Mechelina, dat Van Delft destijds een felle ruzie heeft gehad, maar zelf is begonnen. De vrouw van Gerbrands maant hem aanvankelijk a.u.b. naar huis te gaan. Als Van Delft zich echter bij het portaal van het huis meldt, wil vrouw Gerbrands meteen de deur dicht doen, maar de ruziemaker trekt acuut zijn mes. Hij loopt op de vrouw des huizes in. Die raakt niet gewond, maar er blijft wel een stevige kras op de deur achter. Eenzelfde voorval dateert van drie jaren geleden, zegt een andere verklaring. Corst van Gerwen zit dan in de herberg, bestelt een glas jenever en zet dat voor Van Delft neer. De geboren vechtersbaas geeft nogal luidruchtig te kennen, dat hij het vertikt met Van Gerwen een jenevertje te drinken. Ze vliegen elkaar in de haren, maar Van Gerwen trekt zich snel terug in de kamer waar Antony van Hanswijk, een broer van Antonetta en dochter Mechelina Gerbrands zitten. Van Delft grijpt zijn mes en Van Gerwen verdedigt zich met een stoel. Toch loopt de laatste een stevige messteek in zijn arm op. Hij wordt acuut naar chirurgijn Bernuly gebracht om verbonden te worden. Hendrik Eimbert Voets komt met een verklaring, dat Gerbrands op 18 november 1748 's morgens om half acht al met vier soldaten aan de deur heeft gestaan bij Bartel Teunis Verhagen, gelegen aan de Slender. De knecht van Bartel, die zelf nog op bed ligt, is het paard van zijn baas aan het roskammen en ziet plotseling de dragonders op hem af komen. Hij rent naar binnen, maar Thomas Gerbrands staat plotseling voor hem en roept hem toe: “Godt domme, hier heb ik den schelm". Hij grijpt de knecht bij de keel, die geen woord meer kan uitbrengen. Even later ontdekt Gerbrands dat hij de verkeerde te pakken heeft en zegt: “Godt domme, dit is de regte man niet!”. Bartel Verhagen is snel zijn huis uit gelopen, niets meer aan hebbende dan een hemd, broek en sokken. Gerbrands ziet hem vluchten en schreeuwt de soldaten toe: “Daar loopt den schelm heenen; Godt domme, schiet, schiet!”. Bartel valt van schrik ter aarde, maar is even later toch weten te ontkomen. Die val levert hem overigens  wel een ontsteking aan zijn knie op, waarvan hij maar langzaam herstelt. <br><Br>
Uit de periode dat hij in De [[Keulse Kar]] heer en meester is, zijn de nodige getuigenverklaringen bewaard gebleven, die het beeld van [[Thomas Gerbrands]] duidelijk illustreren. In 1747 is de schepen Lucas van Habraken 'n keer in de Keulse Kar geweest om te komen afrekenen. Gerbrands duwt hem met enige kracht een glas jenever onder de neus. Vervolgens gooit hij hem buiten. Zelfs op straat zit hij hem nog achterna met een geweer. Na die affaire stapt een zekere van Abeelen, meester-bierbrouwer, binnen om de afrekening te regelen van geleverde bieren, wat hij meermaals gedaan had de afgelopen jaren. Eerst nog toen Gerbrands verbleef in het huis van Van Beverwijk en nu dus in de Keulse Kar. Daar krijgt van Abeelen de nodige dreigementen naar het hoofd geslingerd in de sfeer van: ” Schurk, maak dat je het huis uit komt of ik schop je eruit". Van Abeelen is toen maar vertrokken. Ook een verklaring van Adriaan Janssen Schoenmakers en van Gordina Gijsbers van der Schoot, de dienstbode van Gerbrands, liegt er niet om. Op 22 maart 1748 is er volgens hun getuigenis, een heftige ruzie ontstaan tussen Evert Janssen van Delft en vorster Thomas Gerbrands. Van Delft loopt daarbij de nodige verwondingen op en de meester-chirurgijn Innocentius Egidius Bernuly moet er aan te pas komen. Overigens...,deze Evert was allesbehalve een lieverdje, getuige zijn eerdere gevangenschap in 's-Hertogenbosch. De dorpschirurgijn constateert na de vechtpartij een fikse hoofdwond en de nodige verwondingen aan Van Delfts arm. De dienstbode heeft het ook niet al te gemakkelijk in huize Gerbrands. Op een dag vraagt ze vrouw Gerbrands iets en meteen geeft de vorster haar een klap in haar gezicht, waardoor haar neus stevig begint te bloeden. Jaren later verklaren Gerbrands, diens vrouw en dochter Mechelina, dat Van Delft destijds een felle ruzie heeft gehad, maar zelf is begonnen. De vrouw van Gerbrands maant hem aanvankelijk a.u.b. naar huis te gaan. Als Van Delft zich echter bij het portaal van het huis meldt, wil vrouw Gerbrands meteen de deur dicht doen, maar de ruziemaker trekt acuut zijn mes. Hij loopt op de vrouw des huizes in. Die raakt niet gewond, maar er blijft wel een stevige kras op de deur achter. Eenzelfde voorval dateert van drie jaren geleden, zegt een andere verklaring. Corst van Gerwen zit dan in de herberg, bestelt een glas jenever en zet dat voor Van Delft neer. De geboren vechtersbaas geeft nogal luidruchtig te kennen, dat hij het vertikt met Van Gerwen een jenevertje te drinken. Ze vliegen elkaar in de haren, maar Van Gerwen trekt zich snel terug in de kamer waar Antony van Hanswijk, een broer van Antonetta en dochter Mechelina Gerbrands zitten. Van Delft grijpt zijn mes en Van Gerwen verdedigt zich met een stoel. Toch loopt de laatste een stevige messteek in zijn arm op. Hij wordt acuut naar chirurgijn Bernuly gebracht om verbonden te worden. Hendrik Eimbert Voets komt met een verklaring, dat Gerbrands op 18 november 1748 's morgens om half acht al met vier soldaten aan de deur heeft gestaan bij Bartel Teunis Verhagen, gelegen aan de Slender. De knecht van Bartel, die zelf nog op bed ligt, is het paard van zijn baas aan het roskammen en ziet plotseling de dragonders op hem af komen. Hij rent naar binnen, maar Thomas Gerbrands staat plotseling voor hem en roept hem toe: “Godt domme, hier heb ik den schelm". Hij grijpt de knecht bij de keel, die geen woord meer kan uitbrengen. Even later ontdekt Gerbrands dat hij de verkeerde te pakken heeft en zegt: “Godt domme, dit is de regte man niet!”. Bartel Verhagen is snel zijn huis uit gelopen, niets meer aan hebbende dan een hemd, broek en sokken. Gerbrands ziet hem vluchten en schreeuwt de soldaten toe: “Daar loopt den schelm heenen; Godt domme, schiet, schiet!”. Bartel valt van schrik ter aarde, maar is even later toch weten te ontkomen. Die val levert hem overigens  wel een ontsteking aan zijn knie op, waarvan hij maar langzaam herstelt. <br><Br>


=== '''Ruzie om houtschatpenningen''' ===
=== '''Ruzie om houtschatpenningen''' ===
Regel 92: Regel 90:
=== '''Eedsaflegging verplicht''' ===
=== '''Eedsaflegging verplicht''' ===
Op Nieuwjaarsdag gaat hij bij de burgerij keurig netjes nieuwjaar wensen en vangt hier en daar natuurlijk een drankje of andere kleine geschenken. Met Pasen trekt hij traditiegetrouw rond en mag dan uit hoofde van zijn functie bij de inwoners aan de deur eieren ophalen. Dat is in die tijd het voordeel als je bent uitverkoren om de orde te handhaven. In zijn taakuitoefening wordt hij bijgestaan door een schutter of ondervorster. Uit een eed van trouw is af te leiden wat men van deze assistent verwacht. Die belooft namelijk voor de schepenen van het dorp dat hij de aangestelde plaatselijke overheid of magistraat in al haar bevelen zal gehoorzamen en haar naar best vermogen zal dienen. Ook zal hij de paarden, beesten en schapen, die in andermans weilanden lopen en schade aanrichten naar oude gewoonte in de schutskooi leiden. Voorts zal hij doen wat van een getrouw en eerlijk ondervorster verwacht mag worden. Hij besluit dan met de gebruikelijke bede: “Zo waarlijk helpe mij God". Zijn tractement bedraagt in 1783 op jaarbasis 3 gulden en 3 stuivers en bijna 15 jaren later is dit opgetrokken tot 25 gulden.
Op Nieuwjaarsdag gaat hij bij de burgerij keurig netjes nieuwjaar wensen en vangt hier en daar natuurlijk een drankje of andere kleine geschenken. Met Pasen trekt hij traditiegetrouw rond en mag dan uit hoofde van zijn functie bij de inwoners aan de deur eieren ophalen. Dat is in die tijd het voordeel als je bent uitverkoren om de orde te handhaven. In zijn taakuitoefening wordt hij bijgestaan door een schutter of ondervorster. Uit een eed van trouw is af te leiden wat men van deze assistent verwacht. Die belooft namelijk voor de schepenen van het dorp dat hij de aangestelde plaatselijke overheid of magistraat in al haar bevelen zal gehoorzamen en haar naar best vermogen zal dienen. Ook zal hij de paarden, beesten en schapen, die in andermans weilanden lopen en schade aanrichten naar oude gewoonte in de schutskooi leiden. Voorts zal hij doen wat van een getrouw en eerlijk ondervorster verwacht mag worden. Hij besluit dan met de gebruikelijke bede: “Zo waarlijk helpe mij God". Zijn tractement bedraagt in 1783 op jaarbasis 3 gulden en 3 stuivers en bijna 15 jaren later is dit opgetrokken tot 25 gulden.
=== '''Video''' ===
Video [https://www.youtube.com/watch?v=Ep--3rewO6g/ Sleutjes Spook]


[[Categorie:Verhalen]]
[[Categorie:Verhalen]]
{{appendix}}
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)

Op deze pagina gebruikte sjablonen: