Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Rampjaar 1672

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Rampjaar 1672[1][bewerken | brontekst bewerken]

Opbouw van de Republiek der Verenigde Nederlanden
Als op 12 juni 1672 de Fransen bij Lobith ons land binnenvallen bestaat het uit verschillende regio’s. De huidige provincies Noord Brabant, Limburg en een deel van Vlaanderen zijn de zgn. Generaliteitslanden. Ze worden rechtstreeks bestuurd vanuit de Staten Generaal en hebben geen enkele stem in het landsbestuur. Drenthe was ook een apart gebied met een eigen zelfstandig bestuur en ook geen stemrecht binnen het landsbestuur en dus geen zitting in de Staten Generaal. De bekende “Zeven Provinciën” of de gewesten die de Republiek der Verenigde Nederlanden uitmaken zijn op dat moment Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Zeeland en het machtige Holland.

Aanval op de Republiek[bewerken | brontekst bewerken]

De Franse koning Lodewijk XIV had een omvangrijk aanvalsplan uitgedacht. Begin 1672 sloot hij verdragen met de bisschoppen van Keulen en Munster. Met een leger van ongeveer 120.000 manschappen zou hij via het grondgebied van deze Duitse keurvorsten proberen ons land te bezetten en te veroveren. Frankrijk heeft in die dagen de sterkste troepenmacht van heel Europa. Het Staatse leger van de Republiek, verspreid over de onderscheiden garnizoenssteden, was heel wat kleiner, dus wat moest men met zo’n 60.000-70.000 militairen uitrichten tegen die overmacht. Binnen tien dagen worden de steden langs de Rijn te weten Rijnberk, Wesel, Orsoy en Burik door de Fransen onder de voet gelopen en ingenomen. Het Staatse leger probeerde via de bekende IJssellinie de opmars te stuiten. Maarschalk Condé stak op 12 juni 1672 de Rijn over. Op 17 juni daarop volgend rukt men op naar de Hollandse Waterlinie. Het Staatse leger heeft zich hier achter verschanst. Die linie was een aaneenschakeling van forten en sluizen langs een aantal rivieren tussen de toenmalige Zuiderzee en de Merwede. Het hele gebied kon men onder water zetten als het nodig was, wat ook gebeurde eind juni. In allerijl werden alle forten langs de waterlinie versterkt met artillerie en voeren de soldaten met varende kanonnen rond, om daarmee de Franse opmars te stuiten. De Fransen zijn er niet in geslaagd de linies te doorbreken en trokken zich uiteindelijk terug. Munster en Keulen ondersteunen de aanval. De troepen van de Duitse bisschoppen concentreren zich bij hun aanval op de garnizoenssteden in het oosten en noorden van ons land. Eind juni weten ze zowat de hele Veluwe te veroveren. Op 5 juli wordt de capitulatie van het gewest Overijssel getekend. De Duitse legers (40.000 manschappen) rukken op in noordelijke richting. De belegering van onder meer Groningen duurde het langst en uiteindelijk wist de stad de vijand van zich af te schudden. Op 28 augustus trokken de troepen zich definitief terug.

De strijd op zee[bewerken | brontekst bewerken]

Karel II en Lodewijk XIV hadden het plan om de Nederlandse vloot stevig aan te vallen, zodat de weg vrij gemaakt zou worden voor een landing op de kust. De landingslegers zouden dan via Zeeland kunnen oprukken naar Holland. Begin 1672 was de zeemacht van de Republiek goed georganiseerd. Een probleem was wel de trage toekenning van extra subsidie om de vloot op peil te houden. Gevolg: admiraal Michiel de Ruyter beschikte slechts over de helft van het aantal oorlogsschepen. Vanwege die vertraging kon niet voorkomen worden dat de Franse en Engelse vloot zich met elkaar verenigden en samen optrokken. Op 7 juni braken bij Solebay voor de Engelse kust de gevechten los. Later zou de Ruyter verklaren “nog nooit in scherper en langduriger gevecht te zijn geweest”. Niemand behaalde echter een militaire zege, alhoewel de Nederlandse zeemacht een morele overwinning wist te behalen. Pas eind september keerde de Ruyter terug naar zijn thuishaven.

Tragisch hoogtepunt van het rampjaar[bewerken | brontekst bewerken]

Een inktzwarte bladzijde uit de vaderlandse politieke geschiedenis is het feit dat op 20 augustus 1672 de gebroeders Johan en Cornelis de Witt op gruwelijke wijze door de Haagse burgerij werden vermoord. Die gebeurtenis heeft een reusachtige impact gehad op de ingezetenen van de Republiek. Hiermee bereikte 1672 een tragisch hoogtepunt en zag men een redeloos volk, een radeloze regering en een reddeloos land. De gebroeders de Witt namen binnen de Republiek op politiek niveau een eliteplaats in. Johan was een van de grootste staatslieden en werd uiteindelijk raadspensionaris van Holland. Zijn broer Cornelis, ruwaard van Putten, was gedeputeerde ter zee en de rechterhand van Michiel de Ruyter. Namens de Staten Generaal voer hij mee op de oorlogsvloot. Hij werd ervan beschuldigd een moordaanslag beraamd te hebben op prins Willem III en belandde tenslotte op de Gevangenpoort in Den Haag. Inmiddels was de volkshaat tegen de gebroeders de Witt, afkomstig uit Dordrecht, alleen maar groeiende. Johan bezocht zijn broer in de Gevangenpoort. Volgens de Haagse burgerij waren beiden moordenaars, landverraders. Toen de broers bij elkaar waren drongen Haagse burgers hun vertrek in de Gevangenpoort binnen. De gebroeders werden er van hun plaats gesleurd, geslagen, geschopt, gestompt en gestoken. Uiteindelijk vonden beiden de dood. Hun lijken werden geheel ontkleed en met de voeten naar boven aan de galg gehangen ten aanschouwe van het volk. Eenmaal hangende werden de lichamen bovendien nog eens gruwelijk verminkt. Een rampzalige gebeurtenis die de gezagscrisis van die dagen duidelijk illustreert.

Grote klaagzang vanuit kwartier Peelland[bewerken | brontekst bewerken]

Alle ingezetenen van het kwartier Peelland, waartoe ook Schijndel behoorde, hebben een uitgebreide klaagzang opgesteld naar aanleiding van de gebeurtenissen over de periode 1654-1678. Ze hebben aan de Staten Generaal proberen duidelijk te maken hoe onze streek in grote armoede was vervallen en geven concreet met getallen en geldbedragen aan hoe groot de schade is die werd geleden.

Franse troepen plunderen op de Molenheide [bewerken | brontekst bewerken]

We schrijven 1672, vanuit de vaderlandse historie bekend als het rampjaar. De republiek der Verenigde Nederlanden verkeert in oorlog. De Fransen vallen ons land binnen en de ellende was niet te overzien. De Franse legertroepen hebben ook Schijndel niet met rust gelaten, getuige een verklaring van een zekere Willem Wijnant Willems (44) en Handrick Goyart Tonissen (34). Beiden wonen ze onder ‘den hertganck van den Liessent’. Een van hun naburen moet een zekere Gerit Peters van der Geeren zijn geweest. Zij leggen een getuigenis af over het legervolk van de Koning van Frankrijk ‘eenige luttel daeghen voor Sint Jacobsdach inden jaere 1672 gecampeert sijnde op de Molenheijde van Schijndel ende huijsen daer rontsomme staende uijtplunderende ende uijtroovende’. Een van de huizen was dat van Gerit Peters volgens Willem en Handrick, die vanuit hun eigen erf stiekem een oogje in het zeil hielden naar de verrichtingen van dat soldatenvolk. Gerit was uit vrees voor de militaire acties gevlucht naar de Servatiuskerk en had de nodige huisraad en landbouwgereedschappen aldaar in veiligheid gebracht, maar kon in der haast natuurlijk niet alles meenemen. De Fransen konden zich zodoende meester maken van ’een ploegh, een aerdtkarre, hooghkarre, een stande ende een melcktobbe met alnoch een ijseren podt’. Aldus opgetekend op het notariskantoor van de in Sint Michielsgestel residerende notaris Jan van den Heuvel op 28 december 1673.

verklaring van termen:

Sint Jacobsdach = de feestdag van de Heilige Jacobus apostel die gevierd wordt op 25 juli

stande = een soort ton of kuip waarin men boter, melk of water bewaarde

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 13e jaargang nummer 1 bladzijden 41 tot en met 49