U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Het verpachten van kerkbanken
Het verpachten van kerkbanken[1][bewerken | brontekst bewerken]
Antonet van de Wijdeven - van den Akker (1907 - 2002) heeft een groot aantal handgeschreven teksten nagelaten waarin ze de meest uiteenlopende onderwerpen behandelt. Een daarvan kunt u hieronder lezen.
In vroeger tijden – tot 1944 - werden banken in de kerk verpacht voor de duur van drie jaar. Dit gebeurde altijd in de maand mei. Men kwam in de kerk bijeen op een dag die daarvoor bepaald werd. De pastoor las ‘s zondags op de preekstoel af op welk tijdstip het verpachten zou plaatsvinden. Dit was altijd voor de middag. Wie een vaste zitplaats in de kerk wilde, kwam naar de verpachting. Eerst werd het allerheiligste uit het tabernakel gehaald. Na afloop werd het bewaard in de sacristie. Bij het bemachtigen van de beoogde zitplaats vielen er wel eens harde woorden want er was veel aan gelegen om de volgende drie jaar verzekerd te zijn van een comfortabele zitplaats. Bepaalde banken bleven vele jaren in dezelfde familie en soms leidde dat tot ruzies (men zat de volgende drie jaar wel vast aan het opgelegde bedrag). Er waren banken voor zes, vier of twee personen. Sommige hadden een afscheiding in het midden. Wij betaalden voor 7 gulden voor één zitplaats.Ook werden er stoelen verpacht voor 6 gulden. Gezeten aan een tafeltje in de sacristie ontvingen de kerkmeesters het geld voor de bankplaatsen.
In de nieuwe kerk (1952) betaalde men voor een zitplaats een kwartje per keer. In de oude kerk stonden achter de rijen betaalde banken kleinere blauwe bankjes. Die kostten niets. Aan de rechterkant zat het mansvolk, aan de linkerkant het vrouwvolk. Aan weerszijden had men biechtstoelen met kleine bankjes met wederom het mansvolk aan de rechterkant en het vrouwvolk aan de linkerkant. Deze bankjes werden aangeduid als ‘armenbankjes’. Achterin de kerk stonden vaak mannen op de blauwe plavuizen.
Tijdens de missen gingen de kerkmeesters rond met de schaal. Iedereen gaf een cent of een halve cent. Dit was gebruikelijk in mijn jeugd.
Op een zondagmorgen, tijdens de vroegmis van zeven uur, stond Janus Koolen achterin de kerk. Hij spuugde op de grond. Maar Driek van Oss stond daar ook. Driek was de plaatselijke veldwachter voor Wijbosch en Schijndel. Hij greep de mooie witte pet van Janus en veegde er de vloer mee schoon.
O wee als men wat te laat was voor de mis. Dan was het dringen geblazen… Aan het eind van de mis draaide iedereen zich naar de kerkdeur toe. Achterin de kerk hing namelijk het kruis. In stilte bad men voor het kruis. Vervolgens draaide iedereen zich weer om. Pas nadat de priester in de sacristie was verdwenen, verlieten de kerkgangers de kerk. Veel mannen en vrouwen bleven nog zitten om de kruisweg te bidden. Dat deden ze in stilte met hun beduimelde kerkboeken in de hand. De kerkboeken waren beduimeld door het frequente gebruik ervan. Pagina’s werden vaak omgeslagen. In oude kerkboeken kan men nog zien welke gebeden het meest gebeden werden.
Na de mis stonden de mannen nog een tijdje buiten de kerk te praten. Tal van toehoorders hoorden hoe daar de’ gebooi’ werden afgelezen. Er werd luidop voorgelezen wie er in ondertrouw was, welke verkopen er plaatsvonden (huisraad, hout, huizen, boerderijen…). Eventuele twijfels om wat iemand vertelde werden weerlegd met “ik weet het zeker want ze zijn aan de gebooi afgelezen”. Omstreeks 1916 werd deze taak waargenomen door Jan Speeks uit Schijndel. Voor het aflezen van de gebooi kreeg hij twee kwartjes van de gemeente Schijndel. Zodoende kon hij diezelfde zondag bij het café Mie Hoogzaad te Wijbosch een paar borrels en sigaren kopen. De borrels kostten 5 cent, de sigaren 2 cent. Hij kon dus drie borrels en enkele sigaren kopen om tijdens de week op te roken.
Toen men stopte met het aflezen van de ‘gebooi’ kwam er aan een boom bij de kerk een kastje te hangen. Dit gebeurde tot 1940. Daarna verplaatste het gebeuren zich naar café Wouters (volgens de voorschriften van de toenmalige Duitse bezetter). De afkondigingen van huwelijken en verkopen maakten plaats voor bonnen en andere geldende regels.
Tot slot, om nog even terug te komen op de verpachte kerkbanken: in de volksmond werden ze ook ‘kooien’ genoemd. De leus wat toentertijd: ‘We hebben ök ’n kooi gepaagt’.
Bronnen, noten en/of referenties
|