Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Gerechtszaak anno 1787: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
kGeen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:


 
== '''Gerechtszaak te Schijndel anno 1787''' ==
== '''Koningsgezinden en Patriotten''' ==
 
Bij een  huwelijk van onze Oranje Prinsen, komt het Koningshuis steeds weer in de belangstelling. Voor- en tegenstanders van "Nederland als Koninkrijk" dueleren in de media om het hardst om de ander van hun gelijk of ongelijk te overtuigen. Voor en tegenstanders van het Oranjehuis zijn er door de jaren heen, dus ook in Schijndel, altijd geweest.
 
Tijdens een van de werkdagen van de Historische Werkgroep van [[De heemkundekring Schijndel]] trof de werkgroep in het Oud Rechtelijk Archief, de Schepenbank, het navolgende document: opgetekend in het jaar 1787, dus ten tijde van de zwakke en hectische regeringsperiode van Prins Willem V, de Batavus (1772-1843) de prins van Oranje en vorst van Nassau die veelal meer onder en naar de regie van de hertog van Brunswijk opereerde. Een niet zo zalige periode, immers besmettelijke ziektes, natuurrampen, patriottische rebellie en corruptieve regenten tekenen de armzalige omstandigheden waarin de Zuidelijke Nederlanden, dus ook onze regio, of moeten we stellen vooral onze regio, verkeerde.


== '''Rechtszaak te Schijndel in 1787''' ==
== '''Rechtszaak te Schijndel in 1787''' ==
Voor de schepenen van het dorp Schijndel, gelegen in het kwartier Peelandt, in de Meierij van 's-Hertogenbosch, verschenen Willem van der Hoeven, vorster van de Vrijhijdt St. Oedenroode vergezeld van zijn vrouw Johanna Berden bijde woonagtigh tot St.Oedenroode. Zij legden daar een verklaring af voor de rechtbank van het Officie fiscaal van Brabandt en Lande van Overmaaze, over wat zij hadden beleefd op zaterdag 8 september j.l. Die verklaring luidt als volgt. Dat op Saterdag den aghsten September jongstleeden, des avonds omtrent half negen uren, na hunne wooninge gekomen te sijn, een hoop off complot jonge mans Persoonen, aan hun hooft hebbende De Heer Hendricus Amandus De Lauwere Medicine Doctor woonende tot St. Oedenroode, met eenige knippels gewaapent singende en schreeuwende “Siet hier komen Wij Patríotten aan, Orange moet er uit” en meer van dergelijke kreten. Met veel luidruchtig getier en geroep is de bende bij het huis van de vorster gekomen en blijven staan. Na het horen van zoveel kabaal hebben Willem van der Hoeven en zijn vrouw Johanna toen hun deur geopend. Zij zien daar dan staan H.A. de Lauwere alsook Jan en Lambert de zonen van Jan Kemps. Bovendien hebben zij gezien Johannis de zoon van Ferdinant van de Ven, welke laatste ook enige tijd bij de Patriotten in Heusden had gediend Vanwege de duisternis hebben zij de andere aanwezige niet kunnen onderscheiden. Johanna neemt dan het woord en vraagt: “Wat is er te doen, wat wilt gij Luij hebben?” Waarop dokter de Lauwere antwoordt: “Ik met mijn volk koome het Orange hier uit haeIen“ Hierop antwoordt Johanna: “Mijn Heer waar komt U toe, het is Uw Fatsoen te na waarop dokter de Lauwere weer repliceert: “mijn volk heeft mij koomen halen en willen het Orange er uit hebben". De op de zitting aanwezige secretaris Van Beverwijck voegt er tussen haakjes aan toe dienende hier tot illucidatie dat voor de glasen {lees ramen} van hun comparanten Een fraeij glas geplaetst waere waar inne een versierde Orange tak met een appel was, met het volgende Vaersje:  
'''Voor de schepenen van het dorp Schijndel''', gelegen in het kwartier Peelandt, in de Meierij van 's-Hertogenbosch, verschenen Willem van der Hoeven, vorster van de Vrijhijdt St. Oedenroode vergezeld van zijn vrouw Johanna Berden bijde woonagtigh tot St.Oedenroode. Zij legden daar een verklaring af voor de rechtbank van het Officie fiscaal van Brabandt en Lande van Overmaaze, over wat zij hadden beleefd op zaterdag 8 september j.l. Die verklaring luidt als volgt. Dat op Saterdag den aghsten September jongstleeden, des avonds omtrent half negen uren, na hunne wooninge gekomen te sijn, een hoop off complot jonge mans Persoonen, aan hun hooft hebbende De Heer Hendricus Amandus De Lauwere Medicine Doctor woonende tot St. Oedenroode, met eenige knippels gewaapent singende en schreeuwende “Siet hier komen Wij Patríotten aan, Orange moet er uit” en meer van dergelijke kreten. Met veel luidruchtig getier en geroep is de bende bij het huis van de vorster (Politie) gekomen en blijven staan. Na het horen van zoveel kabaal hebben Willem van der Hoeven en zijn vrouw Johanna toen hun deur geopend. Zij zien daar dan staan H.A. de Lauwere alsook Jan en Lambert de zonen van Jan Kemps. Bovendien hebben zij gezien Johannis de zoon van Ferdinant van de Ven, welke laatste ook enige tijd bij de '''Patriotten''' in Heusden had gediend Vanwege de duisternis hebben zij de andere aanwezige niet kunnen onderscheiden. Johanna neemt dan het woord en vraagt: “Wat is er te doen, wat wilt gij Luij hebben?” Waarop '''dokter de Lauwere''' antwoordt: “Ik met mijn volk koome het Orange hier uit haeIen“ Hierop antwoordt Johanna: “Mijn Heer waar komt U toe, het is Uw Fatsoen te na waarop dokter de Lauwere weer repliceert: “mijn volk heeft mij koomen halen en willen het Orange er uit hebben". De op de zitting aanwezige secretaris Van Beverwijck voegt er tussen haakjes aan toe dienende hier tot illucidatie dat voor de glasen {lees ramen} van hun comparanten Een fraeij glas geplaetst waere waar inne een versierde Orange tak met een appel was, met het volgende Vaersje:  


::Send met mij voor Frizoos Zoon,<br>
::Send met mij voor Frizoos Zoon,<br>
Regel 15: Regel 10:
::En hun raseneij' besugten<br>
::En hun raseneij' besugten<br>
   
   
Door de gerezen consternatie, zijn de kinderen van de het echtpaar Van der Hoeven in paniek geraakt. Drie er van vluchten naar buiten, terwijl twee van hun in huis zitten te schrijen. Niet wetende waar de drie vluchtende zijn gebleven, gaat Johanna op zoek. Sij wíerd door Eenige uit dien hoop uitgescholden voor een Orange Hex, Orange Canaillie, Orange flers en meer andere dergelijke. Bovendien is zij door enkelen uit de groep aangevallen en geslagen en heeft een geweldige Slag met een hout op den Linker arm gekreegen, waardoor den arm seer gekneust en gequest geworden is. Verder verklaart Willen van der Hoeven dat hij op het horen van het geschreeuw van zijn vrouw een zijdeur is uitgegaan neemende in Sijn hand tot Sijne Defensie een oude Sabel. Secretaris Van Beverwijck vermeldt daarbij weer tussen haakjes /: dienende hem tot het snoeien der Hagen van den Hof :/ De eerste die Willem dan tegenkomt is dokter de Lauwere zelf die hem toeroept: “ Wat hebt gij daer ? “ waarop de vorster antwoordt: “Heer Doctor hoe kunt Gij zoo sijn, laat ons met reden spreeken, komt binnen en doet dog geen overlast“. Dokter De Lauwere zegt dan: “Het Orange moet er uit, dat moet gij weg doen”. Vorster Willem roept dan: “Laat mij buijten het hek gaan, ik sal met dit geweer (sabel) niemand leet doen, indien gij Lieden mijn vrouw en kinderen ongemolesteert laat”.  
Door de gerezen consternatie, zijn de kinderen van de het echtpaar Van der Hoeven in paniek geraakt. Drie er van vluchten naar buiten, terwijl twee van hun in huis zitten te schrijen. Niet wetende waar de drie vluchtende zijn gebleven, gaat Johanna op zoek. Sij wíerd door Eenige uit dien hoop uitgescholden voor een Orange Hex, Orange Canaillie, Orange flers en meer andere dergelijke. Bovendien is zij door enkelen uit de groep aangevallen en geslagen en heeft een geweldige Slag met een hout op den Linker arm gekreegen, waardoor den arm seer gekneust en gequest geworden is. Verder verklaart Willen van der Hoeven dat hij op het horen van het geschreeuw van zijn vrouw een zijdeur is uitgegaan neemende in Sijn hand tot Sijne Defensie een oude Sabel. Secretaris Van Beverwijck vermeldt daarbij weer tussen haakjes " dienende hem tot het snoeien der Hagen van den Hof".  De eerste die Willem dan tegenkomt is dokter de Lauwere zelf die hem toeroept: “ Wat hebt gij daer ? “ waarop de vorster antwoordt: “Heer Doctor hoe kunt Gij zoo sijn, laat ons met reden spreeken, komt binnen en doet dog geen overlast“. Dokter De Lauwere zegt dan: “Het Orange moet er uit, dat moet gij weg doen”. Vorster Willem roept dan: “Laat mij buijten het hek gaan, ik sal met dit geweer (sabel) niemand leet doen, indien gij Lieden mijn vrouw en kinderen ongemolesteert laat”.  


Dokter de Lauwere met zijn trawanten pakken daarop Van der Hoeven vast en ontnemen hem “sijn geweer (sabel)“ Willem van der Hoeven weet nu nog steeds niet waar zijn sabel is gebleven aldus zijn verklaring. Wel Weet hij nog dat uit de groep, en naar hij dacht was dat Jan Kemps, hem verscheidene malen vroeg: Bent gij Staats of Prins, hout gij het met ons Patriotten of met den Prins?", waarop hij had geantwoord: "ik houw het met die welke het Land wel regeren" waarop vele uit den hoop hem schelden en vervloekten, hem meede verweijtende dat hij in de Roomsche kerk gedoopt was en sijn geloof versaakt hadde (In Seijne jeugt het Roomsch geloof verlaeten en de Gereformeerde Religie aangenomen).
Dokter de Lauwere met zijn trawanten pakken daarop Van der Hoeven vast en ontnemen hem “sijn geweer (sabel)“ Willem van der Hoeven weet nu nog steeds niet waar zijn sabel is gebleven aldus zijn verklaring. Wel Weet hij nog dat uit de groep, en naar hij dacht was dat Jan Kemps, hem verscheidene malen vroeg: Bent gij Staats of Prins, hout gij het met ons Patriotten of met den Prins?", waarop hij had geantwoord: "ik houw het met die welke het Land wel regeren" waarop vele uit den hoop hem schelden en vervloekten, hem meede verweijtende dat hij in de Roomsche kerk gedoopt was en sijn geloof versaakt hadde (In Seijne jeugt het Roomsch geloof verlaeten en de Gereformeerde Religie aangenomen).
Regel 21: Regel 16:
Willem van der Hoeven verklaart verder dat hij gezien heeft toen andere met hem bezig waren dat De Lauwere zijn huis was binnen gegaan. Ook had hij gehoord dat er glazen gebroken werden. Van der Hoeven had verder verscheidene slagen en stoten bekomen o.a. op zijn borst, waar door hij ter aarde was gevallen. Jan Kemps, zo gaat hij verder, zei nog moet hem niet needer stooten maar dat hij ga met mij alleen voor het mes. Terwijl Willem opstaat hebben anderen hem met knuppels nagegooid welke hij heeft bewaard, tot viert int getal.  
Willem van der Hoeven verklaart verder dat hij gezien heeft toen andere met hem bezig waren dat De Lauwere zijn huis was binnen gegaan. Ook had hij gehoord dat er glazen gebroken werden. Van der Hoeven had verder verscheidene slagen en stoten bekomen o.a. op zijn borst, waar door hij ter aarde was gevallen. Jan Kemps, zo gaat hij verder, zei nog moet hem niet needer stooten maar dat hij ga met mij alleen voor het mes. Terwijl Willem opstaat hebben anderen hem met knuppels nagegooid welke hij heeft bewaard, tot viert int getal.  


Weer een ander heeft hem met een hout neer geslagen, waarop Van der Hoeven geprobeerd heeft uit den hoop te ontkomen en zijn huis binnen te gaan, hetgeen hem ook gelukt was. In huis komende zag hij dat het fraaie glas waarin de versierde oranje tak en de appel lagen met enig ander goed op de grond verbrijzeld lag. En dit was nog niet alles, want de vorster verklaart verder nog dat zijn zoontje Lodewijk Christiaan, omtrent seven jaare welke in Huijs sat te schreijen, hem had gezegd dat dokter de Lauwere hem twee slagen met de Rotting had gegeven. Tevens had Lodewijk Christiaan zelf gezien dat de dokter het glas met de oranje appel en ook nog andere goederen tegen de grond had gegooid en aan stukken had geslagen en ook nog de sauskom van de tafel afhad geslagen. Willem van der Hoeven was nog lang niet klaar met zijn verklaring, want, zo vervolgt hij, thuis komend had hij ontdekt dat hij twee Sneede met een mes door sijn klederen hadde bekoomen, waer van de eene tot op sijn hembd was doorgegaan sonder dat hij daar door aan den Lijve is gequest geworden. Tegenover de schepenen verhaalt, Willem verder nog dat hij op 10 September volgend op die gebeurtenissen naar Den Bosch is gegaan en daar bij de Heer Bisdom, die toen waarnemend was bij het Hoog Officie, heeft geklaagd over het geweld dat hem was aangedaan. De Heer Bisdom heeft hem toen toegezegd de Secretaris (van het Officie) te zullen zenden om informatie op te nemen. Volgens de verklaring van Willem is de heer Bruijstens inderdaad op de woensdag 12 september smiddags te St.-Oedenrode geweest. Zowel Willem van der Hoeven als zijn vrouw Johanna Berden willen ook nog even kwijt dat sij door de ontvangen slagen soo seer zijn gekwest geworden, dat sij genoodsaakt sijn geweest een Chirurgijn te nemen, om hen te doen cureren (=genezen) Ende dat op Donderdag der dertiende daar aan volgende, des smorgens omtrent agt uren, ten hunnen Huijse gekomen is, voorn Secretaris van het Hoog Officie Bruijstens welke na hun te hebben gehoor eene verklaring van het geval voors-: hadde ingesteld, dog geheel verdraeijd en anders als het geval sig toegedragen hadde, waaromme sij die ook hadde verworpen, waarna Bruijstens eene andere verklaring heeft gesteldt, welke sij met H. Eede bekragtigt, ten overstaan van Scheepenen van St. Oedenrode ten voors~: dage gegeven hebben, hebbende hun comparanten soo toegescheenen dat den Secretaris Bruijstens liever eene verklaaring van hun comparanten soude gehad hebben, om die geweldenaars welke op Saterdag den aghsten September des avonds bij hun aan huijs waren geweest te ontschuldigen, dan deselve te beschuldigen.  
Weer een ander heeft hem met een hout neer geslagen, waarop Van der Hoeven geprobeerd heeft uit den hoop te ontkomen en zijn huis binnen te gaan, hetgeen hem ook gelukt was. In huis komende zag hij dat het fraaie glas waarin de versierde oranje tak en de appel lagen met enig ander goed op de grond verbrijzeld lag. En dit was nog niet alles, want de vorster verklaart verder nog dat zijn zoontje Lodewijk Christiaan, omtrent seven jaare welke in Huijs sat te schreijen, hem had gezegd dat dokter de Lauwere hem twee slagen met de Rotting had gegeven. Tevens had Lodewijk Christiaan zelf gezien dat de dokter het glas met de oranje appel en ook nog andere goederen tegen de grond had gegooid en aan stukken had geslagen en ook nog de sauskom van de tafel af had geslagen. Willem van der Hoeven was nog lang niet klaar met zijn verklaring, want, zo vervolgt hij, thuis komend had hij ontdekt dat hij twee Sneede met een mes door sijn klederen hadde bekoomen, waer van de eene tot op sijn hemd was doorgegaan sonder dat hij daar door aan den Lijve is gequest geworden. Tegenover de schepenen verhaalt Willem verder nog dat hij op 10 September, volgend op die gebeurtenissen, naar Den Bosch is gegaan en daar bij de Heer Bisdom, die toen waarnemend was bij het Hoog Officie, heeft geklaagd over het geweld dat hem was aangedaan. De Heer Bisdom heeft hem toen toegezegd de Secretaris (van het Officie) te zullen zenden om informatie op te nemen. Volgens de verklaring van Willem is de heer Bruijstens inderdaad op de woensdag 12 september s'middags te St.-Oedenrode geweest. Zowel Willem van der Hoeven als zijn vrouw Johanna Berden willen ook nog even kwijt dat sij door de ontvangen slagen soo seer zijn gekwest geworden, dat sij genoodsaakt sijn geweest een Chirurgijn te nemen, om hen te doen cureren (=genezen) Ende dat op Donderdag der dertiende daar aan volgende, des smorgens omtrent agt uren, ten hunnen Huijse gekomen is, voorn Secretaris van het Hoog Officie Bruijstens welke na hun te hebben gehoor, eene verklaring van het geval, hadde ingesteld, dog geheel verdraeijd en anders als het geval sig toegedragen hadde, waaromme sij die ook hadde verworpen, waarna Bruijstens eene andere verklaring heeft gesteldt, welke sij met H. Eede bekragtigt, ten overstaan van Scheepenen van St. Oedenrode gegeven hebben, hebbende hun comparanten soo toegescheenen dat den Secretaris Bruijstens liever eene verklaaring van hun comparanten soude gehad hebben, om die geweldenaars welke op Saterdag den aghsten September des avonds bij hun aan huijs waren geweest te ontschuldigen, dan deselve te beschuldigen.  


== '''Bekrachtiging verklaringen''' ==
== '''Bekrachtiging verklaringen''' ==
Zoals toen gebruikelijk werd de verklaring met Heijlige Eede bekragtigt, zeggende een ider van hun de woorden “Dat zweer ik zoo waarlijk helpe mij God Almagtig” ten staeve van de heer Jan Willem van Nouhuijs Stadhouder deses Quartiers. Aldus gepasseert ter secretarije van Schijndel op heeden den sestienden November 1700 Zeeven en Tagtigh, getuijgen waeren hier over Niklaas van Schaardenburgh presient, en Frans Petrus Grootveldt Scheepen  
Zoals toen gebruikelijk werd de verklaring met Heijlige Eede bekragtigt, zeggende een ider van hun de woorden “Dat zweer ik zoo waarlijk helpe mij God Almagtig” ten staeve van de heer Jan Willem van Nouhuijs Stadhouder deses Quartiers. Aldus gepasseert ter secretarije van Schijndel op heeden den sestienden November 1700 Zeeven en Tagtigh, getuijgen waeren hier over Niklaas van Schaardenburgh president, en Frans Petrus Grootveldt Scheepen. <br>


w.g. Willem van der Hoeven, Johanna Berden, J.W. Nouhuijs, N. Schaardenburgh president, F.P. Grootveldt. Mij present G.W. van Bevenivijck secretaris.  
Mij present G.W. van Bevenivijck secretaris.<br>
 
== '''Doktersstrijd''' ==
== '''Strijd artsen Koningsgezind of Patriot?''' ==  
In hetzelfde archief een document dat veel overeenkomt met de overleveringen van mevr. M.W.Peters-v.Herpen (* 23 maart 1896) over een nogal felle doktersstrijd in Schijndel rond de jaren 1904 - 1913. Deze leidde er toe dat dokter [[Smulders]] na een verblijf van amper tien jaren, Schijndel weer ging verlaten. Die strijd beperkte zich niet alleen tot de beide huisartsen maar trok ook patiënten en verenigingen in het kielzog mee. Hierdoor gebeurde het dat bij gelegenheid van het jubileum van dokter [[A.A.M.P. Koolen]] tijdens de serenade de “pro-dokter Koolen 4 leden van de [[Harmonie Sint Cecilia]] onder de EREBOOG door liepen terwijl de “pro-dokter Smulders 5 leden van de harmonie om de EREBOOG heen liepen .
De nu volgende doktersstrijd, is een onderdeel van de bovengenoemde zitting voor de schepenbank in zake de daar aangehaalde “razzia“ van de patriotten. Tijdens de zitting op 16 september 1787 verschijnt ook Johannis Petrus Antonius de Cocq mr. Chirurgijn uit St.Oedenrode. Deze verklaart aan de heren van de Schepenbank dat hij op zondag 9 September ten huize van vorster Willem van der Hoeven zijn vrouw heeft gevonden seer ontstelt te sijn en deselve adergelaten heeft. Dokter de Cocq vernam daar van Willem en zijn vrouw de baldadigheden die er hadden plaats gevonden door een complot manspersonen Doctor Hendricus Amandus De Lauwere aan hun hooft hebbende des avonds te Vooren aan haar Huijs gepleegt, en dat zij door dezelve zwaar geslagen en op de armen gequetst geworden waeren. Dokter de Cocq heeft daarop beide onderzocht en kwam tot de diagnose dat Willen drie Contusien hadde op den Regter Arm na bij de Elleboog,  en de Vrouw eene swaare Contusie op den Linker Arm hadde, die tot op het been vlies was gepenetreert. De dokter verhaalt dan verder dat hij beide dagelijks heeft verbonden totdat zij genezen waren, hetwelk bij Willem op 17 september en bij zijn vrouw op 1 oktober het geval was. Tevens verklaart dokter De Cocq nog dat hij enige tijd daarvoor, de preciese datum kon hij niet meer bepalen, met dokter De Lauwere over de Lindendijk liep en dat deze laatste hem door veele Redenen tragte te bewegen van gevoelen te veranderen en met de Patríotten aan te spannen, seggende onder anderen in Substantie dat de Prins een Landverrader was, en hij Comparant, om sijne geneijgdheid voor het Huijs van Orange, bij alle weldenkende wierd gehaadt, en daar door in zijn bestaan nadeel soude lijden. Dat hij Comparant genoemde Doctor De Lauwere van het tegendeel heeft tragten te overturjgen, welke daarop zoo driftig en boosaerdig wíerde, dat hij den Comparant met een Rotting of stok verscheijdene gevoelige slaegen heeft toegebragt
 
De nu volgende doktersstrijd, is een onderdeel van de bovengenoemde zitting voor de schepenbank in zake de daar aangehaalde “razzia“ van de patriotten. Tijdens de zitting op 16 september 1787 verschijnt ook Johannis Petrus Antonius de Cocq mr. Chirurgijn uit St.Oedenrode. Deze verklaart aan de heren van de Schepenbank dat hij op zondag 9 September ten huize van vorster Willem van der Hoeven zijn vrouw heeft gevonden seer ontstelt te sijn en deselve adergelaten heeft. Dokter de Cocq vernam daar van Willem en zijn vrouw de baldadigheden die er hadden plaats gevonden door een complot manspersonen Doctor Hendricus Amandus De Lauwere aan hun hooft hebbende des avonds te Vooren aan haar Huijs gepleegt, en dat zij door dezelve zwaar geslagen en op de armen gequetst geworden waeren. Dokter de Cocq heeft daarop beide onderzocht en kwam tot de diagnose dat Willen drie Contusien hadde op den Regter Arm na bij de Elleboog,  en de Vrouw eene swaare Contusie op den Linker Arm hadde, die tot op het been vlies was gepenetreert.  
 
De dokter verhaalt dan verder dat hij beide dagelijks heeft verbonden totdat zij genezen waren, hetwelk bij Willem op 17 september en bij zijn vrouw op 1 oktober het geval was. Tevens verklaart dokter De Cocq nog dat hij enige tijd daarvoor, de preciese datum kon hij niet meer bepalen, met dokter De Lauwere over de Lindendijk liep en dat deze laatste hem door veele Redenen tragte te bewegen van gevoelen te veranderen en met de Patríotten aan te spannen, seggende onder anderen in Substantie dat de Prins een Landverrader was, en hij Comparant, om sijne geneijgdheid voor het Huijs van Orange, bij alle weldenkende wierd gehaadt, en daar door in zijn bestaan nadeel soude lijden. Dat hij Comparant genoemde Doctor De Lauwere van het tegendeel heeft tragten te overturjgen, welke daarop zoo driftig en boosaerdig wíerde, dat hij den Comparant met een Rotting of stok verscheijdene gevoelige slaegen heeft toegebragt


[[Categorie:Geschiedenis]]
[[Categorie:Geschiedenis]]
[[Categorie:Mens en Maatschappij]]
[[Categorie:Mens en Maatschappij]]

Versie van 25 jan 2020 21:24

Gerechtszaak te Schijndel anno 1787

Rechtszaak te Schijndel in 1787

Voor de schepenen van het dorp Schijndel, gelegen in het kwartier Peelandt, in de Meierij van 's-Hertogenbosch, verschenen Willem van der Hoeven, vorster van de Vrijhijdt St. Oedenroode vergezeld van zijn vrouw Johanna Berden bijde woonagtigh tot St.Oedenroode. Zij legden daar een verklaring af voor de rechtbank van het Officie fiscaal van Brabandt en Lande van Overmaaze, over wat zij hadden beleefd op zaterdag 8 september j.l. Die verklaring luidt als volgt. Dat op Saterdag den aghsten September jongstleeden, des avonds omtrent half negen uren, na hunne wooninge gekomen te sijn, een hoop off complot jonge mans Persoonen, aan hun hooft hebbende De Heer Hendricus Amandus De Lauwere Medicine Doctor woonende tot St. Oedenroode, met eenige knippels gewaapent singende en schreeuwende “Siet hier komen Wij Patríotten aan, Orange moet er uit” en meer van dergelijke kreten. Met veel luidruchtig getier en geroep is de bende bij het huis van de vorster (Politie) gekomen en blijven staan. Na het horen van zoveel kabaal hebben Willem van der Hoeven en zijn vrouw Johanna toen hun deur geopend. Zij zien daar dan staan H.A. de Lauwere alsook Jan en Lambert de zonen van Jan Kemps. Bovendien hebben zij gezien Johannis de zoon van Ferdinant van de Ven, welke laatste ook enige tijd bij de Patriotten in Heusden had gediend Vanwege de duisternis hebben zij de andere aanwezige niet kunnen onderscheiden. Johanna neemt dan het woord en vraagt: “Wat is er te doen, wat wilt gij Luij hebben?” Waarop dokter de Lauwere antwoordt: “Ik met mijn volk koome het Orange hier uit haeIen“ Hierop antwoordt Johanna: “Mijn Heer waar komt U toe, het is Uw Fatsoen te na waarop dokter de Lauwere weer repliceert: “mijn volk heeft mij koomen halen en willen het Orange er uit hebben". De op de zitting aanwezige secretaris Van Beverwijck voegt er tussen haakjes aan toe dienende hier tot illucidatie dat voor de glasen {lees ramen} van hun comparanten Een fraeij glas geplaetst waere waar inne een versierde Orange tak met een appel was, met het volgende Vaersje:

Send met mij voor Frizoos Zoon,
Heijl gebeeden voor Gods Throon,
Dat Zijn haters voor hem vlugten,
En hun raseneij' besugten

Door de gerezen consternatie, zijn de kinderen van de het echtpaar Van der Hoeven in paniek geraakt. Drie er van vluchten naar buiten, terwijl twee van hun in huis zitten te schrijen. Niet wetende waar de drie vluchtende zijn gebleven, gaat Johanna op zoek. Sij wíerd door Eenige uit dien hoop uitgescholden voor een Orange Hex, Orange Canaillie, Orange flers en meer andere dergelijke. Bovendien is zij door enkelen uit de groep aangevallen en geslagen en heeft een geweldige Slag met een hout op den Linker arm gekreegen, waardoor den arm seer gekneust en gequest geworden is. Verder verklaart Willen van der Hoeven dat hij op het horen van het geschreeuw van zijn vrouw een zijdeur is uitgegaan neemende in Sijn hand tot Sijne Defensie een oude Sabel. Secretaris Van Beverwijck vermeldt daarbij weer tussen haakjes " dienende hem tot het snoeien der Hagen van den Hof". De eerste die Willem dan tegenkomt is dokter de Lauwere zelf die hem toeroept: “ Wat hebt gij daer ? “ waarop de vorster antwoordt: “Heer Doctor hoe kunt Gij zoo sijn, laat ons met reden spreeken, komt binnen en doet dog geen overlast“. Dokter De Lauwere zegt dan: “Het Orange moet er uit, dat moet gij weg doen”. Vorster Willem roept dan: “Laat mij buijten het hek gaan, ik sal met dit geweer (sabel) niemand leet doen, indien gij Lieden mijn vrouw en kinderen ongemolesteert laat”.

Dokter de Lauwere met zijn trawanten pakken daarop Van der Hoeven vast en ontnemen hem “sijn geweer (sabel)“ Willem van der Hoeven weet nu nog steeds niet waar zijn sabel is gebleven aldus zijn verklaring. Wel Weet hij nog dat uit de groep, en naar hij dacht was dat Jan Kemps, hem verscheidene malen vroeg: Bent gij Staats of Prins, hout gij het met ons Patriotten of met den Prins?", waarop hij had geantwoord: "ik houw het met die welke het Land wel regeren" waarop vele uit den hoop hem schelden en vervloekten, hem meede verweijtende dat hij in de Roomsche kerk gedoopt was en sijn geloof versaakt hadde (In Seijne jeugt het Roomsch geloof verlaeten en de Gereformeerde Religie aangenomen).

Willem van der Hoeven verklaart verder dat hij gezien heeft toen andere met hem bezig waren dat De Lauwere zijn huis was binnen gegaan. Ook had hij gehoord dat er glazen gebroken werden. Van der Hoeven had verder verscheidene slagen en stoten bekomen o.a. op zijn borst, waar door hij ter aarde was gevallen. Jan Kemps, zo gaat hij verder, zei nog moet hem niet needer stooten maar dat hij ga met mij alleen voor het mes. Terwijl Willem opstaat hebben anderen hem met knuppels nagegooid welke hij heeft bewaard, tot viert int getal.

Weer een ander heeft hem met een hout neer geslagen, waarop Van der Hoeven geprobeerd heeft uit den hoop te ontkomen en zijn huis binnen te gaan, hetgeen hem ook gelukt was. In huis komende zag hij dat het fraaie glas waarin de versierde oranje tak en de appel lagen met enig ander goed op de grond verbrijzeld lag. En dit was nog niet alles, want de vorster verklaart verder nog dat zijn zoontje Lodewijk Christiaan, omtrent seven jaare welke in Huijs sat te schreijen, hem had gezegd dat dokter de Lauwere hem twee slagen met de Rotting had gegeven. Tevens had Lodewijk Christiaan zelf gezien dat de dokter het glas met de oranje appel en ook nog andere goederen tegen de grond had gegooid en aan stukken had geslagen en ook nog de sauskom van de tafel af had geslagen. Willem van der Hoeven was nog lang niet klaar met zijn verklaring, want, zo vervolgt hij, thuis komend had hij ontdekt dat hij twee Sneede met een mes door sijn klederen hadde bekoomen, waer van de eene tot op sijn hemd was doorgegaan sonder dat hij daar door aan den Lijve is gequest geworden. Tegenover de schepenen verhaalt Willem verder nog dat hij op 10 September, volgend op die gebeurtenissen, naar Den Bosch is gegaan en daar bij de Heer Bisdom, die toen waarnemend was bij het Hoog Officie, heeft geklaagd over het geweld dat hem was aangedaan. De Heer Bisdom heeft hem toen toegezegd de Secretaris (van het Officie) te zullen zenden om informatie op te nemen. Volgens de verklaring van Willem is de heer Bruijstens inderdaad op de woensdag 12 september s'middags te St.-Oedenrode geweest. Zowel Willem van der Hoeven als zijn vrouw Johanna Berden willen ook nog even kwijt dat sij door de ontvangen slagen soo seer zijn gekwest geworden, dat sij genoodsaakt sijn geweest een Chirurgijn te nemen, om hen te doen cureren (=genezen) Ende dat op Donderdag der dertiende daar aan volgende, des smorgens omtrent agt uren, ten hunnen Huijse gekomen is, voorn Secretaris van het Hoog Officie Bruijstens welke na hun te hebben gehoor, eene verklaring van het geval, hadde ingesteld, dog geheel verdraeijd en anders als het geval sig toegedragen hadde, waaromme sij die ook hadde verworpen, waarna Bruijstens eene andere verklaring heeft gesteldt, welke sij met H. Eede bekragtigt, ten overstaan van Scheepenen van St. Oedenrode gegeven hebben, hebbende hun comparanten soo toegescheenen dat den Secretaris Bruijstens liever eene verklaaring van hun comparanten soude gehad hebben, om die geweldenaars welke op Saterdag den aghsten September des avonds bij hun aan huijs waren geweest te ontschuldigen, dan deselve te beschuldigen.

Bekrachtiging verklaringen

Zoals toen gebruikelijk werd de verklaring met Heijlige Eede bekragtigt, zeggende een ider van hun de woorden “Dat zweer ik zoo waarlijk helpe mij God Almagtig” ten staeve van de heer Jan Willem van Nouhuijs Stadhouder deses Quartiers. Aldus gepasseert ter secretarije van Schijndel op heeden den sestienden November 1700 Zeeven en Tagtigh, getuijgen waeren hier over Niklaas van Schaardenburgh president, en Frans Petrus Grootveldt Scheepen.

Mij present G.W. van Bevenivijck secretaris.

Strijd artsen Koningsgezind of Patriot?

De nu volgende doktersstrijd, is een onderdeel van de bovengenoemde zitting voor de schepenbank in zake de daar aangehaalde “razzia“ van de patriotten. Tijdens de zitting op 16 september 1787 verschijnt ook Johannis Petrus Antonius de Cocq mr. Chirurgijn uit St.Oedenrode. Deze verklaart aan de heren van de Schepenbank dat hij op zondag 9 September ten huize van vorster Willem van der Hoeven zijn vrouw heeft gevonden seer ontstelt te sijn en deselve adergelaten heeft. Dokter de Cocq vernam daar van Willem en zijn vrouw de baldadigheden die er hadden plaats gevonden door een complot manspersonen Doctor Hendricus Amandus De Lauwere aan hun hooft hebbende des avonds te Vooren aan haar Huijs gepleegt, en dat zij door dezelve zwaar geslagen en op de armen gequetst geworden waeren. Dokter de Cocq heeft daarop beide onderzocht en kwam tot de diagnose dat Willen drie Contusien hadde op den Regter Arm na bij de Elleboog, en de Vrouw eene swaare Contusie op den Linker Arm hadde, die tot op het been vlies was gepenetreert. De dokter verhaalt dan verder dat hij beide dagelijks heeft verbonden totdat zij genezen waren, hetwelk bij Willem op 17 september en bij zijn vrouw op 1 oktober het geval was. Tevens verklaart dokter De Cocq nog dat hij enige tijd daarvoor, de preciese datum kon hij niet meer bepalen, met dokter De Lauwere over de Lindendijk liep en dat deze laatste hem door veele Redenen tragte te bewegen van gevoelen te veranderen en met de Patríotten aan te spannen, seggende onder anderen in Substantie dat de Prins een Landverrader was, en hij Comparant, om sijne geneijgdheid voor het Huijs van Orange, bij alle weldenkende wierd gehaadt, en daar door in zijn bestaan nadeel soude lijden. Dat hij Comparant genoemde Doctor De Lauwere van het tegendeel heeft tragten te overturjgen, welke daarop zoo driftig en boosaerdig wíerde, dat hij den Comparant met een Rotting of stok verscheijdene gevoelige slaegen heeft toegebragt