Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Cipier in tucht of werkhuis

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Cipier in tucht- of werkhuis[bewerken | brontekst bewerken]

Om voor de functie van cipier in aanmerking te komen moest hij:

minimaal 30 jaar oud zijn,
van onberispelijk gedrag en ongehuwd.

Van de gearresteerden uit de Meierij zijn er aardig wat doorverwezen naar het in ’s-Hertogenbosch gebouwde tuchthuis. Menige Schijndelaar die een behoorlijke scheve schaats heeft gereden in die periode zal aan zijn zorg toevertrouwd zijn geweest.

Instructies voor een cipier anno 1808[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hij heeft zich te richten naar de orders van de hoogschout van stad en meierij en tenslotte de hoge vierschaar, die zetelt in het Bossche stadhuis.
  • Ook heeft hij te gehoorzamen aan de Bossche regenten, de directeur van de instelling en de boekhouder.
  • Hij wordt belast met het toezicht, de zorg en de bewaring van alle criminelen en de zogenaamde ‘tuchtelingen’ en andere gegijzelden die in detentie zitten.
  • Op het moment dat een gevangene wordt binnengebracht krijgt hij een biljet uitgereikt met daarop zijn naam, woonplaats en de reden van zijn detentie en alles wordt ingeschreven in een apart register.
  • De bedoeling is dat elke drie maanden dit register wordt voorgelegd aan de Bossche regenten.
  • De kleding van de binnengebrachte delinquenten zal de cipier in bewaring nemen en hiervan aantekening houden.
  • Om de drie of vier weken dient hij, na reiniging van het gevangenisvertrek, het stro van de strozakken te vernieuwen.
  • Mocht hij bij de uitoefening van zijn functie assistentie nodig hebben van enige hellebaardiers dan kan hij dit bij de directeur van de instelling kenbaar maken.
  • Zonder speciale goedkeuring van de hoogschout mogen de gedetineerden geen messen, ijzer of andere instrumenten onder beheer hebben, een maatregel om uitbreken te voorkomen.
  • Zowel ’s morgens als ’s avonds maakt hij met de directeur de ronde door het tuchthuis daarbij lettend of er iemand iets in het schild voort zoals bv. iets uitgraven, complotten die gesmeed worden e.d. Men dient die onverwijld aan de hoogschout en aan de president van de hoge vierschaar te melden.
  • Als de hoogschout hem opdraagt een gevangene in de ‘kluisters of boeien te slaan’ dient dit onmiddellijk te worden uitgevoerd.
  • Met gevangenen spreken over hun proces is ten strengste verboden.
  • Hij mag de gevangenen geen ander voedsel verstrekken dan de portie die door de directie wordt vastgesteld.
  • Ingeval van ziekte of bedlegerigheid van een gevangene dient hij dit direct te melden aan de hoogschout in verband met verpleging en verzorging.
  • Gevangenen kwalijk bejegenen of tegen hen schelden is uit den boze.
  • De cipier krijgt binnen het tuchthuis een eigen vertrek met een meubel waarin hij zijn documenten en registers kan bewaren.
  • Zijn jaartraktement is vastgesteld op f 225,-.

De eedsaflegging geschiedt ten overstaan van de hoge vierschaar die wordt afgesloten met de bede ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig”.
Actum ’s-Hertogenbosch 13 februari 1808
ondertekend door :
Landdrost C.E. de la Court.