Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Heilige Servatiuskerk: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 24: Regel 24:
==== Ook voorname burgers onder de kerkvloer ====  
==== Ook voorname burgers onder de kerkvloer ====  


De overige 10 begravenen waren burgers, waarvan de laatste wel de voornaamste was nl. de Schijndelse zeeheld Jan van Amstel, die op 29 september 1669 overleed. Zijn graf werd afgedekt met een zware fraaie grafsteen waarop een grafdicht was uitgehouwen, dat vader Vondel maakte en waarin de verdiensten van Jan van Amstel werden geëerd. Het is de bekende steen welke sinds mensenheugenis vooraan in de kerk voor het Sint Josephaltaar heeft gelegen. Om verdere beschadiging te voorkomen, heeft men deze steen in de zijmuur gemetseld. Men wist echter dat deze grafsteen hier niet altijd gelegen had en dat hij dus niet het graf van de zeeheld bedekte. In 1669 was onze kerk nog veel kleiner. Zij bestond toen uit het tegenwoordige middenschip en was niet veel langer dan van de toren tot aan de tegenwoordige preekstoel met daarachter dan het kleine priesterkoor. Alle genoemde graven moeten hier dus hebben gelegen. Uit overlevering wist men ongeveer de plaats aan te duiden waar Jan van Amstel's graf zou hebben gelegen. Toen men op deze plaats ging graven stootte men inderdaad op een grafkelder, doch in deze grafkelder vond men overblijfselen van minstens 12 personen. Uit het onderzoek dat hierna door de heer Dovens uit Lieshout met de wichelroede werd ingesteld, bleek dat er geen verdere graven in onze kerk meer aanwezig waren. De meest aannemelijke verklaring welke men voor de min of meer raadselachtige vondst van de drukbevolkte grafkelder kan geven is wel de conclusie dat er een verzamelgraf is aangelegd.  
De overige 10 begravenen waren burgers, waarvan de laatste wel de voornaamste was nl. de Schijndelse zeeheld [[Jan van Amstel]], die op 29 september 1669 overleed. Zijn graf werd afgedekt met een zware fraaie grafsteen waarop een grafdicht was uitgehouwen, dat vader Vondel maakte en waarin de verdiensten van Jan van Amstel werden geëerd. Het is de bekende steen welke sinds mensenheugenis vooraan in de kerk voor het Sint Josephaltaar heeft gelegen. Om verdere beschadiging te voorkomen, heeft men deze steen in de zijmuur gemetseld. Men wist echter dat deze grafsteen hier niet altijd gelegen had en dat hij dus niet het graf van de zeeheld bedekte. In 1669 was onze kerk nog veel kleiner. Zij bestond toen uit het tegenwoordige middenschip en was niet veel langer dan van de toren tot aan de tegenwoordige preekstoel met daarachter dan het kleine priesterkoor. Alle genoemde graven moeten hier dus hebben gelegen. Uit overlevering wist men ongeveer de plaats aan te duiden waar Jan van Amstel's graf zou hebben gelegen. Toen men op deze plaats ging graven stootte men inderdaad op een grafkelder, doch in deze grafkelder vond men overblijfselen van minstens 12 personen. Uit het onderzoek dat hierna door de heer Dovens uit Lieshout met de wichelroede werd ingesteld, bleek dat er geen verdere graven in onze kerk meer aanwezig waren. De meest aannemelijke verklaring welke men voor de min of meer raadselachtige vondst van de drukbevolkte grafkelder kan geven is wel de conclusie dat er een verzamelgraf is aangelegd.


==== Vermoedelijk een verzamelgraf ====  
==== Vermoedelijk een verzamelgraf ====  

Versie van 6 jan 2020 22:22

Servatiuskerk

Servatiuskerk Centrum

1839 Op 15 april 1839 wordt de eerste steen gelegd. Met onder meer het materiaal (o.a. kaponderdelen) van de grotendeels afgebroken oude kerk uit ongeveer 1525, wordt onder leiding van een waterstaatsingenieur (vandaar de toenmalige naam, waterstaatskerk) een grotere kerk tegen de oude toren gebouwd.

1944 Tweede wereldoorlog. In het najaar wordt de kerk zwaar beschadigd.

1947 De oorlogsschade van de kerkruimte wordt hersteld.

1955 De toren, welke onder monumentenzorg staat, wordt nu pas hersteld. Er wordt een verbinding gemaakt van de kerk met het luihuis onder de toren.

1970 Onder leiding van architect P. Rooyakkers uit Schijndel krijgt de kerk een jeugdiger en moderner interieur. Centraal wordt een nieuw altaar geplaatst, de preekstoel wordt voor op het priesterkoor geplaatst. Er komen houten beelden tevoorschijn als deze van hun gipsen jas ontdaan zijn. De zijaltaren verdwijnen.

1980 De doopvont wordt verplaatst vanuit het portaal naar de rustige muurhoek bij de sacristiedeur en er komt een “nieuw” koororgeltje.

1995 De preekstoel wordt terug geplaatst in het midden van de kerk. Het koororgeltje wordt verplaatst naar de andere zijkant naast het priesterkoor. Er komen nieuwe stoelen.

Opgravingen in de Servatiuskerk

In het kader van de herstelwerkzaamheden ten gevolge van oorlogsschade aan het gebouw is het interieur van de Servatiuskerk in 1949 stevig op de schop gegaan. Zelfs de bestaande tegelvloer in het middenschip heeft er aan moeten geloven. Maar daar zat wel het een en ander onder verborgen. De correspondent van die dagen noteert een waarheidsgetrouw verslag over de destijds in de kerk aanwezige grafzerken, 13 in getal. Begraven in het priesterkoor, het middenschip en de zijbeuken herkent men vanuit heel veel kerken. Over de Schijndelse situatie schrijft de journalist het volgende: “Het eerste graf dateert uit 1505 en was van een Schijndelse pastoor nl. Theodorus Dommelmans, die op 10 december 1505 overleed. Ook in de beide volgende graven vonden twee Schijndelse pastoors een laatste rustplaats nl. Henricus Tectoris [= Dekkers] van Bladel overleden op 10 augustus 1524 en pastoor Andreas Jacobi van den Bogaert die op 4 september 1636 aan de pest overleed. Zijn zware grafsteen heeft lang dienst gedaan als stoep achter het huis van de toenmalige koster van Liempd.

Ook voorname burgers onder de kerkvloer

De overige 10 begravenen waren burgers, waarvan de laatste wel de voornaamste was nl. de Schijndelse zeeheld Jan van Amstel, die op 29 september 1669 overleed. Zijn graf werd afgedekt met een zware fraaie grafsteen waarop een grafdicht was uitgehouwen, dat vader Vondel maakte en waarin de verdiensten van Jan van Amstel werden geëerd. Het is de bekende steen welke sinds mensenheugenis vooraan in de kerk voor het Sint Josephaltaar heeft gelegen. Om verdere beschadiging te voorkomen, heeft men deze steen in de zijmuur gemetseld. Men wist echter dat deze grafsteen hier niet altijd gelegen had en dat hij dus niet het graf van de zeeheld bedekte. In 1669 was onze kerk nog veel kleiner. Zij bestond toen uit het tegenwoordige middenschip en was niet veel langer dan van de toren tot aan de tegenwoordige preekstoel met daarachter dan het kleine priesterkoor. Alle genoemde graven moeten hier dus hebben gelegen. Uit overlevering wist men ongeveer de plaats aan te duiden waar Jan van Amstel's graf zou hebben gelegen. Toen men op deze plaats ging graven stootte men inderdaad op een grafkelder, doch in deze grafkelder vond men overblijfselen van minstens 12 personen. Uit het onderzoek dat hierna door de heer Dovens uit Lieshout met de wichelroede werd ingesteld, bleek dat er geen verdere graven in onze kerk meer aanwezig waren. De meest aannemelijke verklaring welke men voor de min of meer raadselachtige vondst van de drukbevolkte grafkelder kan geven is wel de conclusie dat er een verzamelgraf is aangelegd.

Vermoedelijk een verzamelgraf

De enige die indertijd een grafkelder heeft gehad is Jan van Amstel geweest. Na de teruggave van het kerkgebouw aan de katholieken in 1808, toen men al spoedig begon met belangrijke vergrotingen, heeft men alle bestaande graven opgeruimd en de stoffelijke resten bijgezet in de kelder van Jan van Amstel. Deze kelder heeft men vervolgens met puin en aarde dichtgegooid en de vloer er gewoon overheen gelegd. Merkwaardig was wel, dat ter plaatse van de grafkelder in de vloer een paar witte tegels voorkwamen. Alle grafzerken op een na heeft men toen uit de kerk verwijderd, die ene was die van Jan van Amstel. Uit piëteit voor de zeeheld of omdat het zo'n fraaie steen was met een gedicht van Vondel erop, heeft men deze steen toen in de zijbeuk vooraan bij het St. Josephaltaar gelegd. Men mag dus aannemen dat het graf van Van Amstel inderdaad gevonden is, doch het gebeente was niet meer te identificeren. Onderzoekingen van de laatste jaren hebben over de geschiedenis van Jan van Amstel weer nieuwe feiten aan het licht gebracht, waarop we binnenkort in dit blad nog eens zullen terugkomen. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat er van de oude grafzerken nog meerdere in onze gemeente aanwezig zijn en bv. als stoep of iets dergelijks gebruikt worden. Het zal erg op prijs worden gesteld wanneer men over gegevens over deze grafzerken beschikt, men zich hierover wil vervoegen op het gemeentehuis".

Commentaar anno 2009

Met de kennis die we nu hebben kunnen we wat meer details vermelden naar aanleiding van de inhoud van bovenstaand artikel. Allereerst het jaartal dat gegeven wordt nl. 1808 in welk jaar men vergrotingen van de Servatiuskerk zou hebben gerealiseerd. De teruggave van de Servatiuskerk speelt inderdaad in die tijd, maar hij wordt pas echt betrokken in 1811, het jaar waarin het altaar uit de rooms katholieke schuurkerk aan de Laagstraat [nu Pastoor van Erpstraat] is overgebracht met nog enige andere ornamenten naar de kerk aan de Markt. Dit gegeven uit 1808 is ontleend aan het standaardwerk van een zekere A.J. van der Aa die zich in zijn beschrijving over Schijndel baseert op een verklaring van de welwillende Schijndelse secretaris, die beweert dat in dat jaar bij het herstel van de kerk de grafsteen van Jan van Amstel onder een nieuw aangelegde vloer terecht zou zijn gekomen. De echte vergrotingen van de kerk komen pas tot stand in 1839, als de kruisbeuken van de kerk worden 'afgesneden'. Het kan zijn dat het bijgebouw nl. de consistoriekamer der hervormden aan de kant van de Vicarius van Alphenstraat al in 1808 is afgebroken. Daarover worden we eigenlijk nergens tot in detail geïnformeerd. Het is niet uitgesloten dat we het hadden kunnen terugvinden in de serie kerkrekeningen die vanaf 1650 bewaard gebleven waren, maar die helaas in 1944 door brand zijn verwoest. In 1839 is de Servatiuskerk qua vorm duidelijk veranderd en heeft een soort basiliekvorm gekregen met een lang middenschip en lange zijbeuken en een sterk vergroot priesterkoor. Het bestek uit 1838 voor de verbouwing in 1839 is nog bewaard gebleven. Tegen de oostelijke buitenmuur, achter het hoofdaltaar, heeft men toen een grote steen ingemetseld, die op dit moment nauwelijks meer leesbaar is met daarboven, overigens van later datum, het Servatiusbeeld afkomstig van het oude Servatiusgebouw. Voor de geïnteresseerden luidt de oorspronkelijk tekst van de “eerste steen' onder dat Servatiusbeeld: D.O.M. Primum lapidem posuit RduS Dnus A. v. Erp pastor hujus eccelsiae, aeditius L.v. Doorn, A. v.d. Oetelaar, I v. Liempt, And. Verkuilen 1839. De eerste steen is dus gelegd door de Eerwaarde Heer Antonius van Erp pastoor van deze kerk en de laatste vier personen zijn de toenmalige kerkmeesters. Wat de graven in de kerk betreft, heeft o.a. Wiro Heesters zich gebaseerd op een artikel uit 1924 van de hand van een zekere Mr. F .C. Bloijs de Treslong over genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in de Brabantse kerken, die zich op zijn beurt beroept op een artikel uit 1891 in de toenmalige Noordbrabantsche Almanak door een zekere J.Th. de Raadt. Volgens een oud cijnsboek anno 1590 van de Servatiusparochie, waar ook zoveel informatie in stond over herstelwerkzaamheden van de kerk en toren tussen 1455 en 1457, was ook te lezen dat pastoor Heymeric van de Velde of de Campo [pastor van 1414-1440] in de kerk begraven zou zijn, als ook dominee Dirk Frickenius in 1794. Merkwaardig is dat Wiro Heesters in zijn 'Historische Verkenningen' niet het graf heeft vermeld van de zeer bekende parochieherder en ook deken van het kapittel van Sint Jan te ’s-Hertogenbosch Philippus de Spina alias van Doorn die overleed op 7 december 1557, terwijl Bloijs van Treslong het wel noemt. Wat ook interessant is in het artikel van Bloijs de Treslong is de beschrijving van de toentertijd aangebrachte wapenschilden in de oude kerk met al z'n schilderingen. Van dat schilderachtige interieur is nu niets meer te bespeuren, maar op oude zwart-wit-foto's is wel duidelijk dat het kerkgebouw rijkelijk versierd was zowel op het priesterkoor als op de afzonderlijke pilaren. Twee wapens in het priesterkoor nl. op blauw een groene populier op een groene ondergrond, vergezeld van twee gouden lelies, aan weerszijden van de stam een en over de boom heen een zilveren dwarsbalk, met boven het schild de pauselijke tiara. Onder het wapen de tekst: Lumen in caelo. Het betreft het wapen van paus Leo Xlll. Voorts een gedeeld wapen 1. op goud onder een rode troonhemel Maria met Jezus; 2. op zwart een gouden adelaar van St. Jan Evangelist met geopende vlucht, in de bek een gouden inktvat en pen vasthoudend; om de kop een gouden aureool. Boven het schild een groene priesterhoed; op de schildhoek rechtsboven een bisschopsmijter; boven de linker schildhoek komt het boveneind van een bisschopsstaf uit, die achter het schild tot het rechter benedeneind doorloopt. Onder het schild de tekst: Sub tutela matris. Het betreft het wapen van monseigneur Wilhelmus van de Ven bisschop van 's-Hertogenbosch. Op het koor zag men het wapen van kardinaal Van Enckevoort, op goud drie zwarte adelaren en ook het wapen De Berges, op groen drie zilveren maliën. Tenslotte stond tegen de muur van het koor aan de rechterkant geschreven: “Doen men schreef MVcXXXX [= 1540] doen woerd het choer gemaeckt door Matheus Hendrick Balmeker van Heeswijk. Dit laatste herinnert aan de brand van de Servatiuskerk uit 1512 door de Gelderse troepen onder leiding van Maarten van Rossem en de restauratie die daarna ter hand is genomen.