Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van De Schijndelsche spoorwegzaak

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 2: Regel 2:




== '''De Schijndelsche spoorwegzaak<ref> Heemblad Rond die Cluse 2013-1, jaargang 20, bladzijden 4 tot en met 24</ref>''' ==
=== '''De Schijndelsche spoorwegzaak''' ===


'''Aanslag op Internationale Trein'''
'''Aanslag op Internationale Trein'''


=== '''Inleiding''' ===
==== Inleiding ====


Er hebben in het verleden aardig wat verhalen en geruchten de ronde gedaan over de “treinramp” in Schijndel. Sommige baseerden zich daarbij op artikelen uit de kranten van toen, anderen meenden over de juiste toedracht via mondelinge overlevering een beeld te hebben en dan blijkt dat her en der de echte waarheid enigszins geweld is aangedaan. Reden genoeg om alle bestaande stukken, zowel die uit historische kranten als uit de stukken van de rechterlijke macht, eens serieus tegen het licht te houden, om daarin te kunnen lezen wat zich nu precies heeft afgespeeld rond het [[Duits Lijntje]], het motief van de daders en de uiteindelijke veroordeling. Om historisch objectief te blijven is aan de originele stukken wat spelling en inhoud betreft niets veranderd. Voor sommigen misschien wat “taaie kost” maar wie geïnteresseerd is in de echte waarheid wordt geadviseerd er toch wat leestijd voor vrij te maken. Degenen die “ergens in de verte” zich via allerlei verhalen van “vader op zoon” nog iets herinneren over dit voorval in 1894, kunnen hun herinneringen na lezing waarschijnlijk bijstellen.
Er hebben in het verleden aardig wat verhalen en geruchten de ronde gedaan over de “treinramp” in Schijndel. Sommige baseerden zich daarbij op artikelen uit de kranten van toen, anderen meenden over de juiste toedracht via mondelinge overlevering een beeld te hebben en dan blijkt dat her en der de echte waarheid enigszins geweld is aangedaan. Reden genoeg om alle bestaande stukken, zowel die uit historische kranten als uit de stukken van de rechterlijke macht, eens serieus tegen het licht te houden, om daarin te kunnen lezen wat zich nu precies heeft afgespeeld rond het [[Duits Lijntje]], het motief van de daders en de uiteindelijke veroordeling. Om historisch objectief te blijven is aan de originele stukken wat spelling en inhoud betreft niets veranderd. Voor sommigen misschien wat “taaie kost” maar wie geïnteresseerd is in de echte waarheid wordt geadviseerd er toch wat leestijd voor vrij te maken. Degenen die “ergens in de verte” zich via allerlei verhalen van “vader op zoon” nog iets herinneren over dit voorval in 1894, kunnen hun herinneringen na lezing waarschijnlijk bijstellen.


=== '''Krantenartikelen''' ===
==== Krantenartikelen ====


Schijndel, 22 oktober 1894. Een ongehoorde baldadigheid, welke verscheidene reizigers het leven had kunnen kosten, is hier gisteravond gepleegd. Eenige onverlaten hadden namelijk eenigen tijd voordat de sneltrein van  21.30 uur hier voorbij komt, een boomstam plusminus 0.75 meter in omtrek in schuinse richting nog wel, over de rails gelegd en dezen met een ijzerdraad aan de spoorstaven vast gebonden. Gelukkig heeft de sneltrein met zijn baanvegers den stam opzij gesmeten met verlies evenwel van een zijner scheppers en verwringing van den anderen. De politie doet ijverig onderzoek. Moge het haar gelukken de bedrijvers van zoo’n laag gruwelstuk spoedig op te sporen.<ref>de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 24 oktober 1894</ref>
Schijndel, 22 oktober 1894. Een ongehoorde baldadigheid, welke verscheidene reizigers het leven had kunnen kosten, is hier gisteravond gepleegd. Eenige onverlaten hadden namelijk eenigen tijd voordat de sneltrein van  21.30 uur hier voorbij komt, een boomstam plusminus 0.75 meter in omtrek in schuinse richting nog wel, over de rails gelegd en dezen met een ijzerdraad aan de spoorstaven vast gebonden. Gelukkig heeft de sneltrein met zijn baanvegers den stam opzij gesmeten met verlies evenwel van een zijner scheppers en verwringing van den anderen. De politie doet ijverig onderzoek. Moge het haar gelukken de bedrijvers van zoo’n laag gruwelstuk spoedig op te sporen.
Bron: de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 24 oktober 1894.


Dezer dagen zag men hier de heer luitenant der maréchaussée uit ’s-Hertogenbosch om persoonlijk een onderzoek in te stellen naar de plegers van den aanslag op den sneltrein. Evenmin als de ijverige pogingen onzer politie leidde dit onderzoek alsnog tot eenig resultaat. Wel bleek dat er minstens een drietal onverlaten de hand in dit gruwelstuk moesten gehad hebben, daar de boomstam, die op nagenoeg 300 meter van de spoorbaan lag en eene aanzienlijke zwaarte had, die krachten eischtte om vervoerd te worden.  
Dezer dagen zag men hier de heer luitenant der maréchaussée uit ’s-Hertogenbosch om persoonlijk een onderzoek in te stellen naar de plegers van den aanslag op den sneltrein. Evenmin als de ijverige pogingen onzer politie leidde dit onderzoek alsnog tot eenig resultaat. Wel bleek dat er minstens een drietal onverlaten de hand in dit gruwelstuk moesten gehad hebben, daar de boomstam, die op nagenoeg 300 meter van de spoorbaan lag en eene aanzienlijke zwaarte had, die krachten eischtte om vervoerd te worden.  
Ook werden dienzelfden avond een viertal ruiten bij den spoorwachter Verhagen verbrijzeld. Wel vermoedt men, dat de bedrijvers van deze baldadigheid van de aanslag dezelfde zijn, doch zekerheid heeft men niet. Wij hopen, met onze politie, dat de daders hunne gerechte straf niet ontsnappen zullen.<ref>de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 30 oktober 1894</ref>
Ook werden dienzelfden avond een viertal ruiten bij den spoorwachter Verhagen verbrijzeld. Wel vermoedt men, dat de bedrijvers van deze baldadigheid van de aanslag dezelfde zijn, doch zekerheid heeft men niet. Wij hopen, met onze politie, dat de daders hunne gerechte straf niet ontsnappen zullen.
Bron: de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 30 oktober 1894.


De spoorwegwachter P.P. Verhagen in de nabijheid van diens woning de aanslag op den sneltrein plaats had, is verplaatst naar Boxtel.<ref>de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 3 november 1894</ref>
De spoorwegwachter P.P. Verhagen in de nabijheid van diens woning de aanslag op den sneltrein plaats had, is verplaatst naar Boxtel.
Bron: de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 3 november 1894.


Schijndel, 4 november. Inzake van de poging tot het doen ontsporen van een trein zijn reeds verscheidene personen aan een scherp verhoor onderworpen, tengevolge van een gezegde, door zeker persoon op den avond van het voornoemde feit geuit: “Dat men morgenochtend iets zoude vernemen, wat nog nooit in Schijndel voorgevallen was”. Ondanks die woorden is men er evenwel vooralsnog niet in geslaagd achter de waarheid te komen. De hoop om de daders te ontdekken, is evenwel daarmede nog niet opgegeven.<ref>de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 6 november 1894</ref>
Schijndel, 4 november. Inzake van de poging tot het doen ontsporen van een trein zijn reeds verscheidene personen aan een scherp verhoor onderworpen, tengevolge van een gezegde, door zeker persoon op den avond van het voornoemde feit geuit: “Dat men morgenochtend iets zoude vernemen, wat nog nooit in Schijndel voorgevallen was”. Ondanks die woorden is men er evenwel vooralsnog niet in geslaagd achter de waarheid te komen. De hoop om de daders te ontdekken, is evenwel daarmede nog niet opgegeven.
Bron: de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van 6 november 1894.


Voor de ontdekking van de onverlaten, die Zondagavond te Schijndel een boomstam op de spoorweglijn hebben gebonden, is door de directie van den Noordbrabansche.-Duitschen Spoorweg f. 100 uitgeloofd.<ref>Rotterdamsch Nieuwsblad van zaterdag 27 oktober 1894</ref>
Voor de ontdekking van de onverlaten, die Zondagavond te Schijndel een boomstam op de spoorweglijn hebben gebonden, is door de directie van den Noordbrabansche.-Duitschen Spoorweg f. 100 uitgeloofd.
Bron: Rotterdamsch Nieuwsblad van zaterdag 27 oktober 1894.


Men vermoedt in F.v.d.A en J.V., beiden te Schijndel woonachtig, de personen in handen te hebben, die door het leggen van een zwaren boomstam over den spoorweg nabij Schijndel, pogingen hebben aangewend om het verkeer te belemmeren en gevaar voor groote ongelukken te doen ontstaan. Beiden zijn in voorlopige hechtenis gesteld.<ref>Rotterdamsch Nieuwsblad van woensdag 21 november 1894</ref>
Men vermoedt in F.v.d.A en J.V., beiden te Schijndel woonachtig, de personen in handen te hebben, die door het leggen van een zwaren boomstam over den spoorweg nabij Schijndel, pogingen hebben aangewend om het verkeer te belemmeren en gevaar voor groote ongelukken te doen ontstaan. Beiden zijn in voorlopige hechtenis gesteld.
Bron: Rotterdamsch Nieuwsblad van woensdag 21 november 1894.


Na deze selectie van krantenberichten over de zaak volgt nu het onverkorte vonnis van de arrondissementsrechtbank van 23 april 1895:
Na deze selectie van krantenberichten over de zaak volgt nu het onverkorte vonnis van de arrondissementsrechtbank van 23 april 1895:


=== '''Vonnis arrondissementsrechtbank''' ===
==== Vonnis arrondissementsrechtbank ====


::::Pro Justitia<br>
::::Pro Justitia<br>
Regel 47: Regel 53:
# Franciscus van den Akker, 22 jaar, arbeider, beiden geboren en wonende te Schijndel, beiden gedetineerd.
# Franciscus van den Akker, 22 jaar, arbeider, beiden geboren en wonende te Schijndel, beiden gedetineerd.


Beklaagd terzake dat zij opzettelijk te zamen en in vereeniging op den 21n October 1894 te Schijndel gevaar hebben veroorzaakt voor het verkeer door stoomvermogen over den Noord-Brabantsch – Duitschen spoorweg door opzettelijk in den avond van dien dag (na het passeeren van trein 12, welke ten 7 uur 30 minuten uit Boxtel vertrok in de richting naar Wezel en vóór het passeeren van trein 9, welke uit Wezel, ten 9 uur 20 minuten te Boxtel aankomt) een zwaren boomstam dwars over de rails te leggen tusschen wachtpost 10 en [[Station Schijndel]] en dien boomstam met ijzerdraad aan de rails vast te binden, waardoor gevaar is ontstaan voor bovengenoemden sneltrein 9, welke tusschen negen en half tien uur die plaats moest passeeren en ook gepasseerd is.
Beklaagd terzake dat zij opzettelijk te zamen en in vereeniging op den 21n October 1894 te Schijndel gevaar hebben veroorzaakt voor het verkeer door stoomvermogen over den Noord-Brabantsch – Duitschen spoorweg door opzettelijk in den avond van dien dag (na het passeeren van trein 12, welke ten 7 uur 30 minuten uit Boxtel vertrok in de richting naar Wezel en vóór het passeeren van trein 9, welke uit Wezel, ten 9 uur 20 minuten te Boxtel aankomt) een zwaren boomstam dwars over de rails te leggen tusschen wachtpost 10 en station Schijndel en dien boomstam met ijzerdraad aan de rails vast te binden, waardoor gevaar is ontstaan voor bovengenoemden sneltrein 9, welke tusschen negen en half tien uur die plaats moest passeeren en ook gepasseerd is.


Gehoord den Officier van Justitie in zijn requisitoir, strekkende dat het der Rechtbank behage, de beklaagden schuldig te verklaren aan het bij dagvaarding ten laste gelegde en te veroordeelen ieder tot eene gevangenisstraf van vijftien jaar en solidair in de kosten, zoo noodig invorderbaar bij lijfsdwang, den tijd van 8 dagen niet te boven gaande.
Gehoord den Officier van Justitie in zijn requisitoir, strekkende dat het der Rechtbank behage, de beklaagden schuldig te verklaren aan het bij dagvaarding ten laste gelegde en te veroordeelen ieder tot eene gevangenisstraf van vijftien jaar en solidair in de kosten, zoo noodig invorderbaar bij lijfsdwang, den tijd van 8 dagen niet te boven gaande.
Regel 83: Regel 89:
::1e. Petrus van de Vorstenbosch: dat een paar zondagen vóór den 21n October 1894 des avonds omstreeks 8 of 9 uren hij met de beklaagden gegaan is van de herberg van van Vechel te Schijndel naar hunne respectieve woningen aldaar; dat hij toen onderweg zijne behoefte heeft gedaan, terwijl de beklaagden bedaard hunnen weg vervolgden; dat hij daarna hen is achterop gegaan ten einde hen in te halen; dat toen de beklaagde van den Akker tot zijnen medebeklaagde zeide: “wij moesten het spoor van de lijn kunnen laten loopen; den trein van 9 of 10 uren moeten wij hebben”; dat daarop de beklaagde van de Vorstenbosch antwoordde: “ja, dat zou eene goede zaak zijn”; en dat op dit gezegde de beklaagde van den Akker tot dezen zeide: “ja, ik weet in de buurt een boom liggen, dien moesten wij op de rails binden met een ijzerdraad; dat ijzerdraad kunnen wij van het spoor afbreken”; dat een paar dagen na den 21 October 1894 de beklaagden zich bevonden in het voorhuis der Wed. van den Akker en een hunner toen tot den andere zeide: “de zaak is niet gelukt”; dat de beklaagde van de Vorstenbosch des Zondags wel eens modeschoenen droeg gelijk aan de thans ten processe aanwezige, hem vertoonde; <br>
::1e. Petrus van de Vorstenbosch: dat een paar zondagen vóór den 21n October 1894 des avonds omstreeks 8 of 9 uren hij met de beklaagden gegaan is van de herberg van van Vechel te Schijndel naar hunne respectieve woningen aldaar; dat hij toen onderweg zijne behoefte heeft gedaan, terwijl de beklaagden bedaard hunnen weg vervolgden; dat hij daarna hen is achterop gegaan ten einde hen in te halen; dat toen de beklaagde van den Akker tot zijnen medebeklaagde zeide: “wij moesten het spoor van de lijn kunnen laten loopen; den trein van 9 of 10 uren moeten wij hebben”; dat daarop de beklaagde van de Vorstenbosch antwoordde: “ja, dat zou eene goede zaak zijn”; en dat op dit gezegde de beklaagde van den Akker tot dezen zeide: “ja, ik weet in de buurt een boom liggen, dien moesten wij op de rails binden met een ijzerdraad; dat ijzerdraad kunnen wij van het spoor afbreken”; dat een paar dagen na den 21 October 1894 de beklaagden zich bevonden in het voorhuis der Wed. van den Akker en een hunner toen tot den andere zeide: “de zaak is niet gelukt”; dat de beklaagde van de Vorstenbosch des Zondags wel eens modeschoenen droeg gelijk aan de thans ten processe aanwezige, hem vertoonde; <br>
<br>
<br>
::2e. Adrianus van Oirschot en diens huisvrouw Martina van Gerwen eensluidend, dat in den avond van den 21n October 1894 zij zich met de beide beklaagden bevonden hebben in de woning van de Wed. van den Akker te Schijndel; dat daar toen de beklaagde van de Vorstenbosch den beklaagde van den Akker met het hoofd wenkte om met hem medetegaan; dat de beklaagden daarop met hen beiden zijn gaan staan in het deurgebint der gezegde woning en aldaar ongeveer 20 minuten lang onder elkander gefluisterd hebben; dat de beklaagden daarna weder bij hen, getuigen, die nog altijd in gezegde woning waren, gekomen zijn en hun gevraagd hebben of zij nog niet weggingen, daar het zoo laat werd; dat zij, getuigen toen nog niet vertrokken zijn, omdat het regende; dat eenige oogenblikken later de beklaagde van de Vorstenbosch tot den beklaagde van den Akker zeide: “kom ga mee naar het [[Wijbosch]], ik tracteer op een glas bier”, waarop de beklaagde van den Akker ten antwoord gaf: “neen, als we gaan, gaan we naar het spoor”; dat het op dat oogenblik ongeveer kwart vóór 9 uren was; dat zij, getuigen, alstoen gezegde woning hebben verlaten; dat, nadat zij ongeveer 15 passen in de richting hunner toenmalige woning waren gegaan, de beide beklaagden toen ook buiten die woning waren en gezamenlijk gingen in de richting van de woning van Lambertus van de Vorstenbosch, van waar men kan gaan naar wachtpost 10 van den Noord-Brabantsch-Duitschen spoorweg; dat in gezegden avond de beklaagde van de Vorstenbosch schoenen droeg en zijn medebeklaagde klompen met riemen aanhad, welke klompen , zooals alleen door Martina van Gerwen verklaard is, oud waren;<br>
::2e. Adrianus van Oirschot en diens huisvrouw Martina van Gerwen eensluidend, dat in den avond van den 21n October 1894 zij zich met de beide beklaagden bevonden hebben in de woning van de Wed. van den Akker te Schijndel; dat daar toen de beklaagde van de Vorstenbosch den beklaagde van den Akker met het hoofd wenkte om met hem medetegaan; dat de beklaagden daarop met hen beiden zijn gaan staan in het deurgebint der gezegde woning en aldaar ongeveer 20 minuten lang onder elkander gefluisterd hebben; dat de beklaagden daarna weder bij hen, getuigen, die nog altijd in gezegde woning waren, gekomen zijn en hun gevraagd hebben of zij nog niet weggingen, daar het zoo laat werd; dat zij, getuigen toen nog niet vertrokken zijn, omdat het regende; dat eenige oogenblikken later de beklaagde van de Vorstenbosch tot den beklaagde van den Akker zeide: “kom ga mee naar het Wijbosch, ik tracteer op een glas bier”, waarop de beklaagde van den Akker ten antwoord gaf: “neen, als we gaan, gaan we naar het spoor”; dat het op dat oogenblik ongeveer kwart vóór 9 uren was; dat zij, getuigen, alstoen gezegde woning hebben verlaten; dat, nadat zij ongeveer 15 passen in de richting hunner toenmalige woning waren gegaan, de beide beklaagden toen ook buiten die woning waren en gezamenlijk gingen in de richting van de woning van Lambertus van de Vorstenbosch, van waar men kan gaan naar wachtpost 10 van den Noord-Brabantsch-Duitschen spoorweg; dat in gezegden avond de beklaagde van de Vorstenbosch schoenen droeg en zijn medebeklaagde klompen met riemen aanhad, welke klompen , zooals alleen door Martina van Gerwen verklaard is, oud waren;<br>
<br>
<br>
::3e. Johanna van Lint** huisvrouw van Martinus Verhagen dat in den avond van zondag den 21n October 1894 ongeveer 5 á 6 minuten na het passeeren van den sneltrein no. 9, zijnde omstreeks kwart vóór 10 uren Greenwichtijd, van buiten glasruiten zijn ingeslagen van den door haar bewoonden wachtpost no. 10 van den Noord-Brabantsch-Duitschen spoorweg; dat daarop twee manspersonen, die zij wegens de duisternis niet kon onderscheiden op eenigen afstand van elkander van gezegd wachthuisje liepen in de richting van de woningen der beklaagden; dat toen, zooals haar bij het schijnsel van eene lantaarn bleek, bij dat huisje in den grond stonden de afdrukken van een en hetzelfde paar schoenen en van een en hetzelfde paar klompen en geene andere dan deze; dat de afdrukken der klompen waren die van afgesleten klompen; dat de beide beklaagden gewoon zijn veel met elkander te gaan; dat vóór den Zondag volgende op dien van den 21 October 1894 des Zondags de beklaagde van de Vorstenbosch zoo dikwijls zij hem zag, altijd schoenen en de beklaagde van den Akker altijd klompen droeg; dat de schoenafdrukken, die zij als voormeld zag, waren afdrukken van heeren- en niet die van boerenschoenen; dat de schoenafdrukken van voren puntig waren en van achteren eindigden in den afdruk van eenen mooien hak; dat de beklaagde van de Vorstenbosch na gemelde datum, zoo dikwijls als zij hem te Schijndel zag, geene schoenen droeg; dat zij eene maand vóór gemelden datum dien beklaagde had verboden te verkeeren met hare bij haar inwonende kleindochter, omdat zij voor deze een man begeerde, die spoorwegwachter of ploegarbeider kon worden; dat de beklaagde van de Vorstenbosch haar toen zeide: “ik zal en moet de meid hebben, al is het over drie jaren”, en dat zij dien beklaagde kort vóór meergemelden datum, eens buiten haar huis heeft gehouden, toen hij daar binnen wilde komen;<br>
::3e. Johanna van Lint** huisvrouw van Martinus Verhagen dat in den avond van zondag den 21n October 1894 ongeveer 5 á 6 minuten na het passeeren van den sneltrein no. 9, zijnde omstreeks kwart vóór 10 uren Greenwichtijd, van buiten glasruiten zijn ingeslagen van den door haar bewoonden wachtpost no. 10 van den Noord-Brabantsch-Duitschen spoorweg; dat daarop twee manspersonen, die zij wegens de duisternis niet kon onderscheiden op eenigen afstand van elkander van gezegd wachthuisje liepen in de richting van de woningen der beklaagden; dat toen, zooals haar bij het schijnsel van eene lantaarn bleek, bij dat huisje in den grond stonden de afdrukken van een en hetzelfde paar schoenen en van een en hetzelfde paar klompen en geene andere dan deze; dat de afdrukken der klompen waren die van afgesleten klompen; dat de beide beklaagden gewoon zijn veel met elkander te gaan; dat vóór den Zondag volgende op dien van den 21 October 1894 des Zondags de beklaagde van de Vorstenbosch zoo dikwijls zij hem zag, altijd schoenen en de beklaagde van den Akker altijd klompen droeg; dat de schoenafdrukken, die zij als voormeld zag, waren afdrukken van heeren- en niet die van boerenschoenen; dat de schoenafdrukken van voren puntig waren en van achteren eindigden in den afdruk van eenen mooien hak; dat de beklaagde van de Vorstenbosch na gemelde datum, zoo dikwijls als zij hem te Schijndel zag, geene schoenen droeg; dat zij eene maand vóór gemelden datum dien beklaagde had verboden te verkeeren met hare bij haar inwonende kleindochter, omdat zij voor deze een man begeerde, die spoorwegwachter of ploegarbeider kon worden; dat de beklaagde van de Vorstenbosch haar toen zeide: “ik zal en moet de meid hebben, al is het over drie jaren”, en dat zij dien beklaagde kort vóór meergemelden datum, eens buiten haar huis heeft gehouden, toen hij daar binnen wilde komen;<br>
Regel 94: Regel 100:
::5e. Laurens de Groot: dat in den morgen van den 22n October 1894, omstreeks 8 ½ uur nabij de plaats, alwaar, zooals voorzegd, volgens zijne opgave, ijzerdraad aan de rails gebonden was, in den grond stonden onder anderen de afdrukken van een paar schoenen, die na te melden afmetingen hadden en van een paar klompen; dat toen ook op een perceel bouwland, gelegen nabij wachtpost no. 10 afdrukken van een paar schoenen en een paar klompen van dezelfde grootte als de hiervoor bedoelde, in den grond stonden; dat de richting van de voetsporen op gezegd perceel was van Schijndel naar gezegden wachtpost en terug; dat op dat perceel aan de afdrukken der schoenen ook was te zien, dat de hakken daarvan met ijzer beslagen waren; dat de afdrukken der schoenen in vorm geheel gelijk waren aan de zolen en hakken der thans ten processe aanwezige, hem vertoonde schoenen; dat de afdrukken der schoenen die hij als voormeld vond, de volgende grootte hadden: lengte 28 centimeter, lengte hak 6 ½ centimeter en breedte hak 7 centimeter;<br>
::5e. Laurens de Groot: dat in den morgen van den 22n October 1894, omstreeks 8 ½ uur nabij de plaats, alwaar, zooals voorzegd, volgens zijne opgave, ijzerdraad aan de rails gebonden was, in den grond stonden onder anderen de afdrukken van een paar schoenen, die na te melden afmetingen hadden en van een paar klompen; dat toen ook op een perceel bouwland, gelegen nabij wachtpost no. 10 afdrukken van een paar schoenen en een paar klompen van dezelfde grootte als de hiervoor bedoelde, in den grond stonden; dat de richting van de voetsporen op gezegd perceel was van Schijndel naar gezegden wachtpost en terug; dat op dat perceel aan de afdrukken der schoenen ook was te zien, dat de hakken daarvan met ijzer beslagen waren; dat de afdrukken der schoenen in vorm geheel gelijk waren aan de zolen en hakken der thans ten processe aanwezige, hem vertoonde schoenen; dat de afdrukken der schoenen die hij als voormeld vond, de volgende grootte hadden: lengte 28 centimeter, lengte hak 6 ½ centimeter en breedte hak 7 centimeter;<br>
<br>
<br>
::6e. Wilhelmus Althuizen: dat hij den 25 November 1894 ten huize van den beklaagde van de Vorstenbosch te Schijndel heeft in beslaggenomen het thans ten processe aanwezig, hem vertoond paar schoenen;<br>
::6e Wilhelmus Althuizen: dat hij den 25 November 1894 ten huize van den beklaagde van de Vorstenbosch te Schijndel heeft in beslaggenomen het thans ten processe aanwezig, hem vertoond paar schoenen;<br>
<br>
<br>
'''G''' uit de opgave door den beklaagde van de Vorstenbosch ter terechtzitting gedaan, dat reeds gedurende geruimen tijd vóór laatstgemelden datum, ten zijnen huize te Schijndel stond het thans ten processe aanwezige paar schoenen; dat kort, nadat hij het regiment cavalerie, waarbij hij had gediend, had verlaten, hij aan die schoenen sporen heeft gezet en daardoor gaatjes in de hakken daarvan zijn gekomen;<br>
'''G''' uit de opgave door den beklaagde van de Vorstenbosch ter terechtzitting gedaan, dat reeds gedurende geruimen tijd vóór laatstgemelden datum, ten zijnen huize te Schijndel stond het thans ten processe aanwezige paar schoenen; dat kort, nadat hij het regiment cavalerie, waarbij hij had gediend, had verlaten, hij aan die schoenen sporen heeft gezet en daardoor gaatjes in de hakken daarvan zijn gekomen;<br>
Regel 145: Regel 151:
Indien men echter aanneemt, dat alles zich heeft toegedragen, zooals het vonnis der Rechtbank dit vaststelt, dan vraagt pleiter: welk aandeel heeft ieder in de misdaad? En dan komt zeker het leeuwenaandeel toe aan beklaagde Van den A., zooals pleiter trachtte aan te toonen uit verschillende omstandigheden.
Indien men echter aanneemt, dat alles zich heeft toegedragen, zooals het vonnis der Rechtbank dit vaststelt, dan vraagt pleiter: welk aandeel heeft ieder in de misdaad? En dan komt zeker het leeuwenaandeel toe aan beklaagde Van den A., zooals pleiter trachtte aan te toonen uit verschillende omstandigheden.
Mocht het Hof van oordeel zijn, dat V. schuld heeft, dan toch is hij geenszins de hoofddader en zal het Hof dit ongetwijfeld bij zijn vonnis in aanmerking nemen.
Mocht het Hof van oordeel zijn, dat V. schuld heeft, dan toch is hij geenszins de hoofddader en zal het Hof dit ongetwijfeld bij zijn vonnis in aanmerking nemen.
Pleiter vraagt echter met vertrouwen vrijspraak, als zijnde de schuld van dezen beklaagde niet bewezen.
Pleiter vraagt echter met vertrouwen vrijspraak, als zijde de schuld van dezen beklaagde niet bewezen.
De verdediger van den 2en beklaagde, Mr. A.J. Blok, eveneens advocaat-procureur alhier, betoogde in de eerste plaats, dat het doel waarmee beklaagden zouden hebben gehandeld, namelijk berooving van den trein, geenszins vaststaat en dat de verklaringen van de voornaamste getuigen met zeer veel bedachtzaamheid moeten worden beschouwd, zoowel om hun personen als om hun verhouding tot de beklaagden, alsmede om de omstandigheid dat die getuigen thans allen een belooning hebben gevonden door hun plaatsing in een of andere betrekking bij de Noordbrabantsch-Duitsche spoorwegmaatschappij.
De verdediger van den 2en beklaagde, Mr. A.J. Blok, eveneens advocaat-procureur alhier, betoogde in de eerste plaats, dat het doel waarmee beklaagden zouden hebben gehandeld, namelijk berooving van den trein, geenszins vaststaat en dat de verklaringen van de voornaamste getuigen met zeer veel bedachtzaamheid moeten worden beschouwd, zoowel om hun personen als om hun verhouding tot de beklaagden, alsmede om de omstandigheid dat die getuigen thans allen een belooning hebben gevonden door hun plaatsing in een of andere betrekking bij de Noordbrabantsch-Duitsche spoorwegmaatschappij.
Pleiter wees er op, dat al hun getuigenissen zijn afgeluisterde gesprekken en dat Frans Merx, na lang niets gezegd te hebben, reeds den eigen dag, dat de brigadier Althuizen hem uitzicht op een of andere belooning heeft gegeven, met zijn verklaringen te voorschijn is gekomen.
Pleiter wees er op, dat al hun getuigenissen zijn afgeluisterde gesprekken en dat Frans Merx, na lang niets gezegd te hebben, reeds den eigen dag, dat de brigadier Althuizen hem uitzicht op een of andere belooning heeft gegeven, met zijn verklaringen te voorschijn is gekomen.
Regel 154: Regel 160:
Naar ’s pleiters meening eischt het maatschappelijk belang, dat de rechter bij de bepaling der straf rekening houdt met de omstandigheid, dat een beklaagde een bekentenis heeft afgelegd. Immers, steeds wordt den beklaagden voorgehouden, dat een eerlijke bekentenis hun in hun straf zal ten goede komen en nu dient dit ook hier het geval te zijn, anders zal geen rechterlijk ambtenaar meer in gemoede een beklaagde tot bekentenis kunnen aansporen zonder die belofte. Doch ook het publiek rechtsgevoel verlangt, dat een beklaagde, die een rouwmoedige vrijwillige bekentenis doet, minder hard zal worden gestraft dan hij, die steeds hardnekkig blijft ontkennen.
Naar ’s pleiters meening eischt het maatschappelijk belang, dat de rechter bij de bepaling der straf rekening houdt met de omstandigheid, dat een beklaagde een bekentenis heeft afgelegd. Immers, steeds wordt den beklaagden voorgehouden, dat een eerlijke bekentenis hun in hun straf zal ten goede komen en nu dient dit ook hier het geval te zijn, anders zal geen rechterlijk ambtenaar meer in gemoede een beklaagde tot bekentenis kunnen aansporen zonder die belofte. Doch ook het publiek rechtsgevoel verlangt, dat een beklaagde, die een rouwmoedige vrijwillige bekentenis doet, minder hard zal worden gestraft dan hij, die steeds hardnekkig blijft ontkennen.
Als het Hof, wanneer het straks in raadkamer het vonnis over ’s pleiters client zal vellen, dit in aanmerking neemt en zich wil herinneren, hoe het de door de Rechtbank opgelegde straf aan een Antoon van Berkum, die een mensch mede had vermoord en bij wien nooit van eenige bekentenis, van eenig berouw is spraak geweest, met vijf jaren verminderde – dan, zegt pleiter, ziet hij met gerustheid de uitspraak voor den 2en beklaagde tegemoet.
Als het Hof, wanneer het straks in raadkamer het vonnis over ’s pleiters client zal vellen, dit in aanmerking neemt en zich wil herinneren, hoe het de door de Rechtbank opgelegde straf aan een Antoon van Berkum, die een mensch mede had vermoord en bij wien nooit van eenige bekentenis, van eenig berouw is spraak geweest, met vijf jaren verminderde – dan, zegt pleiter, ziet hij met gerustheid de uitspraak voor den 2en beklaagde tegemoet.
De president verklaarde hierna het onderzoek der zaak gesloten en bepaalde de uitspraak op Donderdag 27 dezer.<ref>de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van zaterdag 22 juni 1895, no. 142</ref>
De president verklaarde hierna het onderzoek der zaak gesloten en bepaalde de uitspraak op Donderdag 27 dezer.
Bron: Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant van zaterdag 22 juni 1895, no. 142.


=== '''De uitspraak van het Gerechtshof''' ===
== '''De uitspraak van het Gerechtshof''' ==


Arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, rolnummer 3632, 27 juni 1895.
Arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, rolnummer 3632, 27 juni 1895.
Regel 176: Regel 183:
Gehoord de beklaagden;
Gehoord de beklaagden;


Gehoord den Procureur-Generaal in zijn requisitor strekkende, dat het den Hove behage het opgeworpen appel te ontvangen en met bevestiging van het vonnis a quo, behalve wat de mate van opgelegde gevangenisstraf betreft, de beklaagden te veroordeelen tot vijftien jaren gevangenisstraf, alles met veroordeeling van de beklaagden ook in de kosten dezer instantie, uitvoerbaar ook bij lijfsdwang, met bepaling van den langsten duur daarvan op niet langer dan zes maanden.
Gehoord den Procureur-Generaal in zijn requisitor strekkende, dat het den Hove behage het opgeworpen appel te ontvangen en met bevestiging van het vonnis a quo , behalve wat de mate van opgelegde gevangenisstraf betreft, de beklaagden te veroordeelen tot vijftien jaren gevangenisstraf, alles met veroordeeling van de beklaagden ook in de kosten dezer instantie, uitvoerbaar ook bij lijfsdwang, met bepaling van den langsten duur daarvan op niet langer dan zes maanden.


Nader gehoord de beklaagden en hunne raadslieden Mrs Bake en Blok, advocaten te ’s-Hertogenbosch, respectievelijk voor den 1e en den 2e beklaagden.
Nader gehoord de beklaagden en hunne raadslieden Mrs Bake en Blok, advocaten te ’s-Hertogenbosch, respectievelijk voor den 1e en den 2e beklaagden.
Regel 198: Regel 205:
Beveelt de teruggave der stukken van overtuiging zooals die is gelast bij het vonnis a quo, na verloop van acht dagen nadat dit arrest is gegaan in kracht van gewijsde.
Beveelt de teruggave der stukken van overtuiging zooals die is gelast bij het vonnis a quo, na verloop van acht dagen nadat dit arrest is gegaan in kracht van gewijsde.


En veroordeelt de beklaagden hoofdelijk in de kosten van het rechtsgeding verhaalbaar te ramen met die waarin zij in eersten aanleg zijn verwezen bij lijfsdwang voor niet langer dan den bij het vonnis a quo bepaalden dezer van één dag voor ieder hunne.<ref>BHIC 22/135 Hof en Arrondissementsrechtbanken 1838 - 1930 jaar 1895</ref>         
En veroordeelt de beklaagden hoofdelijk in de kosten van het rechtsgeding verhaalbaar te ramen met die waarin zij in eersten aanleg zijn verwezen bij lijfsdwang voor niet langer dan den bij het vonnis a quo bepaalden dezer van één dag voor ieder hunne.
Bron: BHIC 22/135 Hof en Arrondissementsrechtbanken 1838 - 1930 jaar 1895.           


Door den Hoogen Raad werd gisteren verworpen het cassatieberoep van den arbeider te Schijndel, die met een medebeklaagde tot 12 jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens het leggen en vastbinden van een boomstam op de rails van den Noordbrabantsch-Duitschen Spoorweg, waardoor gevaar ontstond voor een sneltrein.<ref>Algemeen Handelsblad 18 augustus 1895</ref>
Door den Hoogen Raad werd gisteren verworpen het cassatieberoep van den arbeider te Schijndel, die met een medebeklaagde tot 12 jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens het leggen en vastbinden van een boomstam op de rails van den Noordbrabantsch-Duitschen Spoorweg, waardoor gevaar ontstond voor een sneltrein.
Bron: Algemeen Handelsblad 18 augustus 1895.


* Er zijn ook andere lezingen van (het waarom van) de aanslag:
* Er zijn ook andere lezingen van (het waarom van) de aanslag:
Regel 216: Regel 225:
Uiteindelijk werden voor deze aanslag “gehaald” de personen Frans van den Akker en Hannus Vorstenbosch, de laatste bijgenaamd “Waterbeek”. Van den Akker zou later hebben bekend doch Van de Vorstenbosch is steeds blijven ontkennen. Beiden werden veroordeeld tot 12 jaar Leeuwarden. Van den Akker stierf na ongeveer 4 jaar te Leeuwarden. Vorstenbosch heeft zijn tijd uitgezeten, doch kwam terug in Schijndel en bleek zijn verstand kwijt te zijn geraakt. Hij is nog niet zo lang geleden te Woensel in het Krankzinnigengesticht overleden.
Uiteindelijk werden voor deze aanslag “gehaald” de personen Frans van den Akker en Hannus Vorstenbosch, de laatste bijgenaamd “Waterbeek”. Van den Akker zou later hebben bekend doch Van de Vorstenbosch is steeds blijven ontkennen. Beiden werden veroordeeld tot 12 jaar Leeuwarden. Van den Akker stierf na ongeveer 4 jaar te Leeuwarden. Vorstenbosch heeft zijn tijd uitgezeten, doch kwam terug in Schijndel en bleek zijn verstand kwijt te zijn geraakt. Hij is nog niet zo lang geleden te Woensel in het Krankzinnigengesticht overleden.


Volgens verteller was het nooit de opzet geweest een overval op de trein te doen. Het motief was wraak tegen Tinus Verhagen, daar deze een gezelschap van ongeveer 7 personen  ’s-Woensdags of donderdags van te voren niet had binnen gelaten om reden er twee “uit [[den Berg]]” bij waren. Die twee zouden toen gezegd hebben “we zullen hem wel krijgen”.  
Volgens verteller was het nooit de opzet geweest een overval op de trein te doen. Het motief was wraak tegen Tinus Verhagen, daar deze een gezelschap van ongeveer 7 personen  ’s-Woensdags of donderdags van te voren niet had binnen gelaten om reden er twee “uit den Berg” bij waren. Die twee zouden toen gezegd hebben “ we zullen hem wel krijgen”.  


De boom welke op de lijn was gebonden, hadden de veroordeelden weggehaald bij Van Oorschot, die toendertijd klompenmaker was. Toen het Gerecht uit Den Bosch de voorlopige verhoren deed werden de genoemde twee personen met rust gelaten. Op een dag werden zij ook gehaald en werden zij “gekoppeld” aan paarden der Politie naar Boxtel gebracht.
De boom welke op de lijn was gebonden, hadden de veroordeelden weggehaald bij Van Oorschot, die toendertijd klompenmaker was. Toen het Gerecht uit Den Bosch de voorlopige verhoren deed werden de genoemde twee personen met rust gelaten. Op een dag werden zij ook gehaald en werden zij “gekoppeld” aan paarden der Politie naar Boxtel gebracht.
Regel 228: Regel 237:
In het boek “De Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorweg-Maatschappij, de Vlissinger Postroute van Vincent Freriks en Hans Schlieper (2008) staat op de bladzijden 100 en 101 een samenvatting van de rechtszaak. Hierin is onder andere sprake van de 67- jarige weduwe Johanna Van Lint die wachtpost 10 bewoonde.  Deze had een dochter van achttien jaar waar Jan van de Vorstenbosch een oogje op had, maar de weduwe gaf hem voordien onomwonden te kennen hem niet over de vloer te willen hebben.
In het boek “De Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorweg-Maatschappij, de Vlissinger Postroute van Vincent Freriks en Hans Schlieper (2008) staat op de bladzijden 100 en 101 een samenvatting van de rechtszaak. Hierin is onder andere sprake van de 67- jarige weduwe Johanna Van Lint die wachtpost 10 bewoonde.  Deze had een dochter van achttien jaar waar Jan van de Vorstenbosch een oogje op had, maar de weduwe gaf hem voordien onomwonden te kennen hem niet over de vloer te willen hebben.


** Johanna Maria van Leent, gehuwd met Martinus Verhagen <ref>www.wvandeven.nl</ref>
** Johanna Maria van Leent, gehuwd met Martinus Verhagen(bron: www.wvandeven.nl)


[[Categorie:Rechtbank]]
[[Categorie:Rechtbank]]
{{appendix}}
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)

Op deze pagina gebruikte sjablonen: