U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Bewerken van Wilhelmus Marinus Maria Peters (1927 - 1980)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 38: | Regel 38: | ||
De kolonie Nederlands-Indië werd in 1942 bezet door Japan. Op 17 augustus 1945 - twee dagen na de Japanse capitulatie - riepen de nationalistische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. In de voormalige kolonie landden vervolgens Britse en Australische troepen. Op Java en Sumatra beperkten deze bezettingstroepen zich tot een aantal enclaves rond de grote steden. In de rest van deze twee eilanden had de nieuwe Republiek Indonesië vrij spel. Nederland erkende de Republiek aanvankelijk niet, maar streefde naar herstel van het oude koloniale gezag. De urgentie hiervan nam toe toen verontrustende berichten kwamen uit Republikeins gebied over massale moordpartijen door revolutionaire strijdorganisaties op Nederlanders, meest Indo-Europeanen, maar ook op Ambonezen en Chinezen. Tijdens deze episode, die bekendstaat als de Bersiap, vielen tienduizenden slachtoffers. Nederland streefde op korte termijn naar herstel van zijn gezag en beveiliging van zijn onderdanen in Nederlands-Indië. Dat de onafhankelijkheid van Indonesië op den duur onvermijdelijk zou zijn werd in Nederlandse regeringskringen wel beseft. Maar het idee dat de Republiek in die onafhankelijkheid de hoofdrol zou gaan spelen stuitte op grote weerstand. Onderhandelingen met de Republiek waren daarom omstreden, maar onder buitenlandse druk viel er niet aan te ontkomen. Het idee was dat de aanwezigheid van een omvangrijke Nederlandse troepenmacht ervoor zou zorgen dat de Nederlandse onderhandelingspositie versterkt zou worden terwijl de militaire optie opengehouden werd.<br> | De kolonie Nederlands-Indië werd in 1942 bezet door Japan. Op 17 augustus 1945 - twee dagen na de Japanse capitulatie - riepen de nationalistische leiders Soekarno en Hatta de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. In de voormalige kolonie landden vervolgens Britse en Australische troepen. Op Java en Sumatra beperkten deze bezettingstroepen zich tot een aantal enclaves rond de grote steden. In de rest van deze twee eilanden had de nieuwe Republiek Indonesië vrij spel. Nederland erkende de Republiek aanvankelijk niet, maar streefde naar herstel van het oude koloniale gezag. De urgentie hiervan nam toe toen verontrustende berichten kwamen uit Republikeins gebied over massale moordpartijen door revolutionaire strijdorganisaties op Nederlanders, meest Indo-Europeanen, maar ook op Ambonezen en Chinezen. Tijdens deze episode, die bekendstaat als de Bersiap, vielen tienduizenden slachtoffers. Nederland streefde op korte termijn naar herstel van zijn gezag en beveiliging van zijn onderdanen in Nederlands-Indië. Dat de onafhankelijkheid van Indonesië op den duur onvermijdelijk zou zijn werd in Nederlandse regeringskringen wel beseft. Maar het idee dat de Republiek in die onafhankelijkheid de hoofdrol zou gaan spelen stuitte op grote weerstand. Onderhandelingen met de Republiek waren daarom omstreden, maar onder buitenlandse druk viel er niet aan te ontkomen. Het idee was dat de aanwezigheid van een omvangrijke Nederlandse troepenmacht ervoor zou zorgen dat de Nederlandse onderhandelingspositie versterkt zou worden terwijl de militaire optie opengehouden werd.<br> | ||
De grote troepenmacht die Nederland nodig dacht te hebben moest vooral uit Nederland komen, van de Koninklijke Landmacht (KL). Aanvankelijk waren dat oorlogsvrijwilligers (OVW'ers), later volgden grote aantallen dienstplichtigen. Begin 1946 diende het kabinet-Schermerhorn-Drees een wijziging van de grondwet in die het mogelijk moest maken dienstplichtigen (ook tegen hun wil) naar Indië te sturen. In de jaren 1946 t/m 1949 werden in totaal ongeveer 95.000 Nederlandse dienstplichtigen naar Indonesië gestuurd.<br> | De grote troepenmacht die Nederland nodig dacht te hebben moest vooral uit Nederland komen, van de Koninklijke Landmacht (KL). Aanvankelijk waren dat oorlogsvrijwilligers (OVW'ers), later volgden grote aantallen dienstplichtigen. Begin 1946 diende het kabinet-Schermerhorn-Drees een wijziging van de grondwet in die het mogelijk moest maken dienstplichtigen (ook tegen hun wil) naar Indië te sturen. In de jaren 1946 t/m 1949 werden in totaal ongeveer 95.000 Nederlandse dienstplichtigen naar Indonesië gestuurd.<br> | ||
Een van die dienstplichtigen was Willy Peters uit Schijndel. Hij moest zich in 1947 melden in de Tapijn kazerne in Maastricht. Daar kreeg hij zijn opleiding tot soldaat en werd onderdeel van het 5.6 Regiment Infanterie. Dit bataljon vertrok op 30 januari 1948 uit Maastricht om zich in te schepen in Amsterdam op de ‘Nieuw-Holland’.<br> | Een van die dienstplichtigen was Willy Peters uit Schijndel.Hij moest zich in 1947 melden in de Tapijn kazerne in Maastricht. Daar kreeg hij zijn opleiding tot soldaat en werd onderdeel van het 5.6 Regiment Infanterie. Dit bataljon vertrok op 30 januari 1948 uit Maastricht om zich in te schepen in Amsterdam op de ‘Nieuw-Holland’.<br> | ||
Daar begint ook zijn dagboek: <ref> Zijn dagboek van deze reis ligt bij het NMM (Nationaal Militair Museum) te Soesterberg en is (oktober 2021) gedigitaliseerd.</ref> <br> | Daar begint ook zijn dagboek: <ref> Zijn dagboek van deze reis ligt bij het NMM (Nationaal Militair Museum) te Soesterberg en is (oktober 2021) gedigitaliseerd.</ref> <br> |