Schijndels versje

Schijndels versje.

Onderstaand versje is in 1983 geciteerd door Jet Geerkens. Het werd vroeger, o.a. door haar, wel eens opgezegd. Evenals in het versje “Kemps, Kemps, d'n bok is los" worden er Schijndelse mensen in vernoemd die in de Hoofdstraat woonden in het gedeelte vanaf de Groeneweg tot aan de Voortstraat. Na het versje volgen de beroepen van de besproken figuren en nog wat commentaar. “t is “n goei les, zin Bertje van Esch 't zèn mar klèntjes, zin Jan Sien Meintjes “t is toch 'n grote tuin, zin de Bruin wacht nou efkes, zin Jan Nefkens “t zèn mar holen, zin dokter Koolen ge moet het zo maar laten, zin dokter Verstraaten ge hèt gelijk, zin Frans van Dijk “t zen lekker peerkes, zin Knillis Geerkens 't is 'n schandaal, zin Nard Roosendaal “t zen kinkels, zinnen ze bè Swinkels kom, kom, zin Hein van Balkom och, och, zin van Gogh 't zèn schoon bellekes, zin Schellekens “t is 'n vette hen, zin Piet Ven “t zèn mooi gruune, zin Klaas Buenen “t is heel mooi, zin Bertje van Rooy. Bertje van Esch: bankier, aardappelhandelaar en gemeenteontvanger Jan Sien Meintjes: houtbewerker, mandenvlechter de Bruin: gemeente-secretaris Jan Nefkens: molenaar Koolen: dokter Verstraaten: dokter Frans van Dijk: bakker Geerkens: slager Roosendaal: fietshandelaar Swinkels: bierbrouwer van Balkom: antiquair van Gogh: werknemer Schellekens: heerboer Piet Ven: gemeente-architekt Klaas Buenen: timmerman Bertje van Rooy: kastelein Bertje van Esch en de Bruin woonden in hetzelfde huis. Eerst de Bruin daarna van Esch, nu Hoofdstraat 31. Dit was ook het geval met dokter Koolen en dokter Verstraaten, eerst Koolen daarna Verstraaten, nu Hoofdstraat 35. In het huis van van Gogh woonde in de tijd dat dit versje ontstond de familie Schakenraad, nu Hoofdstraat 74. Piet Ven woonde eigenlijk in de Toon Bolsiusstraat ( d’n boterweg'), te bereiken via de Hoofdstraat door 'n z.g. “eigen weg', deze lag naast Frans van Dijk. Klaas Buenen woonde in de Pompstraat en hoort dus niet in dit versje thuis. Toon Buenen wordt ook wel in zijn plaats genoemd, die was slager en in dienst bij Geerkens en past op deze manier wel in het versje, Toon is 'n zoon van Klaas. Ook Nolleke van Roessel wordt wel 'ns genoemd maar hoort ook niet thuis in dit geheel. Nolleke was verver van beroep; n.b. bakker van Roessel was Frans van Roessel. Hij vestigde zich in 1919 als bakker in pand Hoofdstraat 100. Hij was toen 30 jaar oud. Het versje is ontstaan in de tijd dat Frans 10 à 11 jaar was. Tenslotte Bertje van Rooy, woonde op Hoofdstraat 58 en verhuisde later naar Hotel Amicitia, later discotheek het Grifke Hoofdstraat 101. Bron Het versje is door Ben Hartman genoteerd en door Henk van Roessel geredigeerd/gereconstrueerd