U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Bewerken van Hopbellen, Ripsnijers, Kaarsen, Kousen en Klompen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 1: | Regel 1: | ||
== '''Schijndel een dorp van Hopbellen, Ripsnijers, Kaarsen, Kousen en Klompen. | === '''Schijndel een dorp van Hopbellen, Ripsnijers, Kaarsen, Kousen en Klompen.''' === | ||
Het | Het beeld van Schijndel in de periode 1900- 1940 was dat van een boerendorp. Gegroeid aan weerszijden van een lange straat, eerst de [[Dorpsstraat]] en later de [[Hoofdstraat]]. De tram stoomde enkele keren per dag door het dorp. `s-Avonds zaten de Schíjndelaren buiten op een stoel tegen de muur en maar buurten. Veel gebuurt werd er ook bij de ANWB-handwijzer, de afslag naar [[Wijbosch]]. <br><br> | ||
Na de eerste wereldoorlog veranderde er veel in Schijndel. [[Jansen de Wit]] sloeg haar vleugels uit. | Na de eerste wereldoorlog veranderde er veel in Schijndel. [[Jansen de Wit]] sloeg haar vleugels uit. Schijndel was bekend als een dorp van boeren en ambachtslui; klompen-, manden- en hoepelmakers. Bekende klompenmakerfamilies waren [[Mathijs]], [[Van Kaathoven]], [[Van Roozendaal]], [[Oerlemans]] en [[Van Geffen]]. <br><br> | ||
Het maken van hoepels voor om de kuipen is in Schijndel lang een belangrijke bron van inkomsten geweest. Velen verdienden de kost als "ripsnijer". Het riphout oftewel het bleekhout werd gesneden in [[de Beemd]], De Armenkamp, Het Haagsche Bosch, [[ | Het maken van hoepels voor om de kuipen is in Schijndel lang een belangrijke bron van inkomsten geweest. Velen verdienden de kost als "ripsnijer". Het riphout oftewel het bleekhout werd gesneden in [[de Beemd]], De [[Armenkamp]], Het [[Haagsche Bosch]], [[Elder Broek]] en het [[Wijbossche Broek]]. Voordat het kon worden verwerkt moest het teenhout worden "geblekt", anders gezegd: geschild worden. Dat deed men in het voorjaar. Het riphout haalde men door een stalen klem, “de streup" waardoor de schil los liet. De hoepels gingen voornamelijk naar Friesland waar veel kuipers zaten. Schijndel had maar een kuiper, de familie [[Van Liempt]], beter bekend als de "Kuiper". Hoepelmakerfamilies van naam waren: [[Bolwerk]], [[Van der Velden]] en [[Steenbakkers]]. <br><br> | ||
In Schijndel was de hop lange tijd een van de belangrijkste landbouwgewassen. Schijndel was jarenlang een vooraanstaand | In Schijndel was de hop lange tijd een van de belangrijkste landbouwgewassen. Schijndel was jarenlang een vooraanstaand hopcentrum. De Schijndelaren zijn ook bekend als "Hopbellen". Schijndel telde in die tijd ook een aantal brouwerijen, zoals die van [[Swinkels]] die nabij de oude openbare jongensschool aan de Hoofdstraat een brouwerij had. Brouwer was ook [[Mathijs Smits]], de oom van [[Adrianus Bolsius]], [[Tjeu Bolsius]] heeft deze brouwerij aan de Hoofdstraat ook enige tijd gerund. Dit pand heeft daarna korte tijd gediend als [[jamfabriek]] en [[appeldrogerij]]. Daarna heeft de exportslagerij van [[Geerkens]] erin gezeten, verder een bioscoop en voordat er een bankgebouw werd gebouwd, een autobedrijf. <br><br> Twee steenfabrieken had Schijndel. Een grote, [[De Molenheide]] langs het kanaal en een kleine van [[Toon “Perk” Hermes]] tegenover de [[Martemanshurk]]. <br><br> | ||
[[Bolsius | [[Kaarsenfabriek Bolsius]] is ook kenmerkend voor de ontwikkeling van Schijndel. Deze industrie van voornamelijk sierkaarsen is gegroeid uit het wasblekerijtje dat [[Antonius J.M. Bolsius]] in 1871 begon in de tuin van zijn vader, de huisarts [[Henricus Bolsius]], aan de Hoofdstraat. Om te kunnen groeien verhuisde de vrijgezel Toon Bolsius met zijn blekerij naar een stuk grond van zijn oom, de brouwer Mathijs Smits, aan [[de Beemd]]. Toen de stichter in 1920 overleed, werd het bedrijf voortgezet door zijn beide neven, de gebroeders Frits en Harrie Bolsius en onder hun energieke leiding heeft de `wasblekerij' zich ontwikkeld als een moderne kaarsenfabriek aan de [[Kerkendijk]]. Het "tonken", een gevlochten pit met de hand net zo lang in de hete was dompelen tot de kaars de gewenste dikte en lengte heeft gekregen, is een handwerk dat door machines is overgenomen. | ||
[[categorie: | [[categorie: Geschiedenis]] | ||