Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van Gijsbert de Jong (1655 -1743)

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 10: Regel 10:
| overl.plaats  =
| overl.plaats  =
| overl.datum    = 1743
| overl.datum    = 1743
| partner(s)    = Aletta van den Hout
| partner(s)    = Aletta van Hout
| beroep(en)    = notaris
| beroep(en)    = Erfsecretaris
erfsecretaris
| bidprentje    =
| bidprentje    =
| gedachtenisprent =
| gedachtenisprent =
}}
}}
== '''Gijsbert de Jong<ref>Heemblad Rond die Cluse 26e jaargang nummer 1 bladzijden 3 tot en met 14</ref>''' ==
=== '''Gijsbert de Jong''' ===
   
   
'''Een rijke erfsecretaris met 18 nazaten op 20 Meijerijse secretarieën tijdens de generaliteitsjaren.'''  
'''Een rijke erfsecretaris met 18 nazaten op 20 Meijerijse secretarieën tijdens de generaliteitsjaren.'''  
Regel 39: Regel 38:


'''Zijn deurwaardersambt.'''
'''Zijn deurwaardersambt.'''
Daartoe mag het volgende dienen. In de eerste helft van het jaar 1662 hebben de deurwaarders bij de Raad van Brabant onder zware druk gestaan van de Raad. Dit college gaf daarmee zonder twijfel gevolg aan wensen van hogerhand en tevens uitvoering aan voorschriften uit het hierboven al eerder genoemde reglement op de politieke reformatie van de Meijerij. Zo zijn op 31 januari 1662 alle deurwaarders voor de eerste maal in de raadkamer verschenen. Dit feit was zo belangrijk dat het in een postscriptum aan de notulen werd toegevoegd. Bij die gelegenheid is aan de deurwaarders te verstaan gegeven dat zij voortaan ieder jaar hun stokken moesten inleveren, teneinde die in orde te kunnen houden. De stokken '''"tekenen van het ambt"'''  hebben een rol gespeeld in het zuiveringsproces dat zich in de eerste maanden van genoemd jaar heeft voltrokken. Er waren namelijk buitensporigheden bij de deurwaarders aan het licht gekomen. In het resolutieboek van de Raad van Brabant wordt gesproken van "excessen en schokkende concussien” (toestanden) bij de deurwaarders. Er waren verscheidene klachten over hen binnengekomen en de bevolking werd gevraagd eventuele nieuwe klachten in te dienen. Bij wijze van waarschuwing werden in maart bepaalde klachten gepubliceerd op de "ordinarisrolIe" zodat iedere ambtsdrager daarvan kennis kon nemen. Op 24 mei 1662 "sijnde de laatste rechtdach voor de vacantie van Pinxteren" waren andermaal de meeste deurwaarders bijeen geroepen ditmaal om hun stok weer in ontvangst te nemen. In het vervolg zal de stok van elke deurwaarder getekend zijn met het wapen van de Raad van Brabant. Een "echte" deurwaarder in functie zal dus voortaan voor iedereen herkenbaar zijn aan zijn stok. Tenslotte worden de plicht-verzakende deurwaarders eind mei met een "scherpe vermaninghe" weggestuurd. De toelating tot de ambten van deurwaarder, [[landmeter]] en notaris wordt nu bovendien verscherpt. Voortaan zal niemand tot het examen voor een van deze ambten worden toegelaten, zonder tevoren de "jura van het examen" getekend te hebben, om op die manier in de ogen van de nieuwe machthebbers minder betrouwbare ambtsbekleders te kunnen weren. <br>
Daartoe mag het volgende dienen. In de eerste helft van het jaar 1662 hebben de deurwaarders bij de Raad van Brabant onder zware druk gestaan van de Raad. Dit college gaf daarmee zonder twijfel gevolg aan wensen van hogerhand en tevens uitvoering aan voorschriften uit het hierboven al eerder genoemde reglement op de politieke reformatie van de Meijerij. Zo zijn op 31 januari 1662 alle deurwaarders voor de eerste maal in de raadkamer verschenen. Dit feit was zo belangrijk dat het in een postscriptum aan de notulen werd toegevoegd. Bij die gelegenheid is aan de deurwaarders te verstaan gegeven dat zij voortaan ieder jaar hun stokken moesten inleveren, teneinde die in orde te kunnen houden. De stokken '''"tekenen van het ambt"'''  hebben een rol gespeeld in het zuiveringsproces dat zich in de eerste maanden van genoemd jaar heeft voltrokken. Er waren namelijk buitensporigheden bij de deurwaarders aan het licht gekomen. In het resolutieboek van de Raad van Brabant wordt gesproken van "excessen en schokkende concussien” (toestanden) bij de deurwaarders. Er waren verscheidene klachten over hen binnengekomen en de bevolking werd gevraagd eventuele nieuwe klachten in te dienen. Bij wijze van waarschuwing werden in maart bepaalde klachten gepubliceerd op de "ordinarisrolIe" zodat iedere ambtsdrager daarvan kennis kon nemen. Op 24 mei 1662 "sijnde de laatste rechtdach voor de vacantie van Pinxteren" waren andermaal de meeste deurwaarders bijeen geroepen ditmaal om hun stok weer in ontvangst te nemen. In het vervolg zal de stok van elke deurwaarder getekend zijn met het wapen van de Raad van Brabant. Een "echte" deurwaarder in functie zal dus voortaan voor iedereen herkenbaar zijn aan zijn stok. Tenslotte worden de plicht-verzakende deurwaarders eind mei met een "scherpe vermaninghe" weggestuurd. De toelating tot de ambten van deurwaarder, landmeter en notaris wordt nu bovendien verscherpt. Voortaan zal niemand tot het examen voor een van deze ambten worden toegelaten, zonder tevoren de "jura van het examen" getekend te hebben, om op die manier in de ogen van de nieuwe machthebbers minder betrouwbare ambtsbekleders te kunnen weren. <br>
Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling zou Gerrit Janssen de Jong, de verklaring van ds. Pipardus nodig gehad kunnen hebben. Zeker is wel dat de door de Raad van Brabant genomen maatregelen geleid zullen hebben tot een scherper en meer punctueel optreden van de deurwaarders in de uitoefening van hun ambt.
Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling zou Gerrit Janssen de Jong, de verklaring van ds. Pipardus nodig gehad kunnen hebben. Zeker is wel dat de door de Raad van Brabant genomen maatregelen geleid zullen hebben tot een scherper en meer punctueel optreden van de deurwaarders in de uitoefening van hun ambt.


Regel 66: Regel 65:
Gerard de Jong, de tweede zoon van Gijsbert de Jong en Alida van den Hout, werd in 1685 geboren en is 85 jaar oud geworden. Over enige opleiding is niets bekend. Toen hij 27 jaar oud was (in 1712) kocht hij van Johan Louis Boor de secretarie van Erp, hij moest toen van de verkoper een schuldbrief van 1300 gulden overnemen.  Vijf jaar later kwam hij in het bezit van de secretarie van Veghel. Nog weer tien jaar later kocht hij het Huis Frisselstein in Veghel. Vanaf dat tijdstip noemde hij zich voortaan: Heer van Frisselstein en erfsecretaris van Erp en Veghel.
Gerard de Jong, de tweede zoon van Gijsbert de Jong en Alida van den Hout, werd in 1685 geboren en is 85 jaar oud geworden. Over enige opleiding is niets bekend. Toen hij 27 jaar oud was (in 1712) kocht hij van Johan Louis Boor de secretarie van Erp, hij moest toen van de verkoper een schuldbrief van 1300 gulden overnemen.  Vijf jaar later kwam hij in het bezit van de secretarie van Veghel. Nog weer tien jaar later kocht hij het Huis Frisselstein in Veghel. Vanaf dat tijdstip noemde hij zich voortaan: Heer van Frisselstein en erfsecretaris van Erp en Veghel.
In 1737 verwierf hij bovendien de secretarie van Vlierden. Reeds in 1716 was hij substituut-ijkmeester van de Meijerij geworden; later werd hij ijkmeester-generaal. Het behoorde tot de taak van de ijkmeester om de brouwketels te ijken en de naleving te verzekeren van de verordeningen op het gewicht. Gerard de Jong heeft in zijn ijkmeesters-functie meer dan eens geprobeerd zijn territorium uit te breiden ten koste van rechten van anderen. Reeds in 1726 had hij een geschil met Sint-Oedenrode over het privilege van de ijk. Eerst dertig jaar later (1753) werd het geschil definitief beslecht door de Staten Generaal (optredend als Hertogen van Brabant), en wel ten gunste van de inwoners van Sint Oedenrode. Als vanouds mocht Sint Oedenrode een eigen ijkmeester aanstellen en zelf verordeningen op het gewicht maken. Ook de stad Eindhoven had vanouds dat recht. In hetzelfde jaar 1726 probeerde De Jong om zijn functie ook in Eindhoven te gaan uitoefenen. Daarover liet de Domeinraad al spoedig aan Eindhoven weten dat men kon volstaan met de ijkmeester - indien hij zou komen - akte van reeds gedane ijk te overhandigen. Gerard de Jong was ook gedurende 46 jaar notaris. In 1709 geadmitteerd door de Raad van Brabant in Den Haag, resideerde hij de eerste tien jaar in Schijndel. Nadat hij in 1719 Frisselstein gekocht had, verhuisde hij naar Veghel en resideerde daar tot 1755. Gerard de Jong zou verder nog de functies vervuld hebben van drost van Stiphout, Vlierden en Beek en Donk, van rentmeester van het kwartier Peelland en gedeputeerde in de kwartiersvergadering. In het testament van zijn zuster Maria (in 1760) wordt hij bovendien Heer van Beek en Donk genoemd. Gerard was een ambitieus en waarschijnlijk hebzuchtig man. Dat blijkt niet alleen uit de expansiedrang die hij als ijkmeester aan de dag legde. In het testament van zijn vader (en die zal toch zijn zoon wel gekend hebben) wordt hij met onterving bedreigd, indien hij zijn jongste zuster het haar toekomend erfdeel zou betwisten.<br>
In 1737 verwierf hij bovendien de secretarie van Vlierden. Reeds in 1716 was hij substituut-ijkmeester van de Meijerij geworden; later werd hij ijkmeester-generaal. Het behoorde tot de taak van de ijkmeester om de brouwketels te ijken en de naleving te verzekeren van de verordeningen op het gewicht. Gerard de Jong heeft in zijn ijkmeesters-functie meer dan eens geprobeerd zijn territorium uit te breiden ten koste van rechten van anderen. Reeds in 1726 had hij een geschil met Sint-Oedenrode over het privilege van de ijk. Eerst dertig jaar later (1753) werd het geschil definitief beslecht door de Staten Generaal (optredend als Hertogen van Brabant), en wel ten gunste van de inwoners van Sint Oedenrode. Als vanouds mocht Sint Oedenrode een eigen ijkmeester aanstellen en zelf verordeningen op het gewicht maken. Ook de stad Eindhoven had vanouds dat recht. In hetzelfde jaar 1726 probeerde De Jong om zijn functie ook in Eindhoven te gaan uitoefenen. Daarover liet de Domeinraad al spoedig aan Eindhoven weten dat men kon volstaan met de ijkmeester - indien hij zou komen - akte van reeds gedane ijk te overhandigen. Gerard de Jong was ook gedurende 46 jaar notaris. In 1709 geadmitteerd door de Raad van Brabant in Den Haag, resideerde hij de eerste tien jaar in Schijndel. Nadat hij in 1719 Frisselstein gekocht had, verhuisde hij naar Veghel en resideerde daar tot 1755. Gerard de Jong zou verder nog de functies vervuld hebben van drost van Stiphout, Vlierden en Beek en Donk, van rentmeester van het kwartier Peelland en gedeputeerde in de kwartiersvergadering. In het testament van zijn zuster Maria (in 1760) wordt hij bovendien Heer van Beek en Donk genoemd. Gerard was een ambitieus en waarschijnlijk hebzuchtig man. Dat blijkt niet alleen uit de expansiedrang die hij als ijkmeester aan de dag legde. In het testament van zijn vader (en die zal toch zijn zoon wel gekend hebben) wordt hij met onterving bedreigd, indien hij zijn jongste zuster het haar toekomend erfdeel zou betwisten.<br>
 
Gerard was op 5 november 1714 getrouwd met Johanna Judith Josselin en had zes kinderen:<br>
Gerard de Jong trouwde op 5 november 1714 in Schijndel met Johanna Judith Josselin.
 
Johanna Judith Josselin werd geboren op 6 oktober 1689 in 's-Hertogenbosch, overleed op 13 maart 1768 in Veghel.
 
Uit het huwelijk van Gerard en Johanna werden acht <ref>Deurnewiki</ref> kinderen geboren waarvan er twee, vermoedelijk, vroegtijdig overleden:


'''Dochters'''<br>
'''Dochters'''<br>
* Alijda werd geboren op 16 juli 1719 in Veghel.
* Charlotte in 1751 gehuwd met Hildegard Pieter Wierts<br>
* Alida Johanna werd geboren op 10 december 1724 in Veghel, trouwde in 1749 met haar neef Willem Jan Gualtheri, secretaris van Sint Oedenrode.
* Alida Johanna in 1749 gehuwd met haar neef Willem Jan Gualtheri secretaris van Sint Oedenrode<br>
* Camelis Francoise werd geboren op 6 januari 1732 in Veghel, trouwde in 1762 met Dr. Jean Francois d’Aumerie geboren in Bois-de-Lessines (B) (1714 - 1781) van beroep arts. Camelis overleed op 8 juli 1768 in Venlo.
* Camelis Francoise in 1762 gehuwd met Dr. Jean Francois d'Aumerie<br>
* Charlotte trouwde in 1751 met Hildegard Pieter Wierts, president-schepen van Sint-Oedenrode. Charlotte overleed in 1796 in Sint Oedenrode.


Vader Gerard kon elk van die drie zonen een eigen secretarie bezorgen.<br>
Vader Gerard kon elk van die drie zonen een eigen secretarie bezorgen.<br>
   
   
'''Zonen'''<br>
'''Zonen'''<br>
* Gijsbertus werd geboren 12 september 1715 in Den Dungen.
* Gijsbert volgde in 1741 zijn grootvader op als secretaris van Schijndel. Op 2 februari 1741 legde hij de eed af in handen van Willem Aert Dobbelsteen , president-schepen van Schijndel als geauthoriseerde van de stadhouder Gisbertus GuaItheri (die een oom was van de nieuwe secretaris).<br>
* Gijsbert werd geboren op 31 januari 1718 in Den Dungen. Hij volgde in 1741 zijn grootvader op als secretaris van Schijndel. Op 2 februari 1741 legde hij de eed af in handen van Willem Aert Dobbelsteen, president-schepen van Schijndel als geautoriseerde van de stadhouder Gisbertus Gualtheri (die een oom was van de nieuwe secretaris).
* Petrus, de tweede van de drie zonen, bleef in Veghel wonen en kon daar op de stoel van zijn vader plaatsnemen als secretaris van Veghel en als secretaris in Vlierden.<br>
* Petrus (Pieter) werd geboren op 25 augustus 1720 in Den Dungen. Hij bleef in Veghel wonen en kon daar in 1745 op de stoel van zijn vader plaatsnemen als secretaris van Veghel en als secretaris in Vlierden. Pieter overleed rond 1803 in Veghel.
* Benjamin, de jongste van de drie, was in 1757 opvolger van zijn vader als secretaris in Erp. Hij woonde in Erp in de vroegere pastorie alwaar hij ook in 1808 overleed.
* Benjamin, de jongste van de vier, werd geboren op 3 november 1726 in Veghel. Benjamin trouwde met Anna de Jongh en was in 1757 opvolger van zijn vader als secretaris in Erp. Hij woonde in Erp in de vroegere pastorie alwaar hij ook op 18 mei 1808 overleed.


=== '''Benjamin de Jong''' ===
=== '''Benjamin de Jong''' ===
Regel 110: Regel 102:
Een andere, in die tijd geruchtmakende, zaak was het proces dat hij voor de Raad van Brabant voerde met zijn zwager '''Gerard de Jong,''' secretaris in Veghel. Dat proces betrof de belastinginning van 14 huizen onder Eerde. Het kerkdorp Eerde behoort tot 3 gemeenten: Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel. Vraag was wie in die 14 huizen belasting mocht innen: Veghel of Oedenrode. Het proces duurde 23 jaar (van 1741 tot 1764). Het eindigde pas twee jaar na het overlijden van Gijsbert Gualtheri. <br>
Een andere, in die tijd geruchtmakende, zaak was het proces dat hij voor de Raad van Brabant voerde met zijn zwager '''Gerard de Jong,''' secretaris in Veghel. Dat proces betrof de belastinginning van 14 huizen onder Eerde. Het kerkdorp Eerde behoort tot 3 gemeenten: Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel. Vraag was wie in die 14 huizen belasting mocht innen: Veghel of Oedenrode. Het proces duurde 23 jaar (van 1741 tot 1764). Het eindigde pas twee jaar na het overlijden van Gijsbert Gualtheri. <br>


De kibbelende zwagers waren het overigens roerend met elkaar eens als het erom ging op te treden tegen wat zij "paapse stoutigheden" noemden. Zo hadden ze samen kwesties met de Veghelse pastoor Hendrik Biedijcx. Dat legden ze voor aan de Staten Generaal, hetgeen leidde tot verbanning van de pastoor uit Veghel. Het echtpaar Gualtheri-De Jong vierde op 21 maart 1762 in Sint Oedenrode zijn gouden bruiloft, een voor die tijd zeldzame gebeurtenis. Twee maanden na het gouden feest overleed Gualtheri op 79-jarige leeftijd. Het echtpaar Gualtheri-De Jong had 12 kinderen. Twee daarvan zijn van belang. Dat is de zoon Mathias Jacobus, kapitein bij het leger, aan wie Gijsbert Gualtheri kort voor zijn dood de erfsecretarie van Geldrop legateerde. En op de tweede plaats was dat Willem Jan Gualtheri (geboren Son 21 juli 1724) die in 1749 trouwde met zijn nicht Alida Johanna de Jong (een dochter van Gerard de Jong, secretaris van Veghel). Willem Jan Gualtheri volgde zijn vader op als secretaris van Sint Oedenrode in 1743 en vervulde deze functie tot 1772. Daarnaast was hij ook nog 12 jaar griffier van Peelland (1743-1755). Uit een bewaard gebleven concept-huwelijksvoorwaarden tussen Jan Willem Gualtheri en Alida Johanna de Jong, blijkt dat Jan Willem de secretarie van Sint Oedenrode overneemt voor 550 gulden per jaar en dat hij bij overlijden van zijn ouders 23.000 gulden zal storten in de boedel van zijn ouders. In dit contract geeft vader Gijsbert Gualtheri tevens over aan Willem Jan, het stadhouders-ambt in Oedenrode, Schijndel, Veghel, Erp, Aarle en Bakel (met de daaraan verbonden revenuen).
De kibbelende zwagers waren het overigens roerend met elkaar eens als het erom ging op te treden tegen wat zij "paapse stoutigheden" noemden. Zo hadden ze samen kwesties met de Veghelse pastoor Hendrik Biedijcx. Dat legden ze voor aan de Staten Generaal, hetgeen leidde tot verbanning van de pastoor uit Veghel. Het echtpaar Gualtheri-De Jong vierde op 21 maart 1762 in Sint Oedenrode zijn gouden bruiloft, een voor die tijd zeldzame gebeurtenis. Twee maanden na het gouden feest overleed Gualtheri op 79-jarige leeftijd. Het echtpaar Gualtheri-De Jong had 12 kinderen. Twee daarvan zijn van belang. Dat is de zoon Mathias Jacobus, kapitein bij het leger, aan wie Gijsbert Gualtheri kort voor zijn dood de erfsecretarie van Geldrop legateerde. En op de tweede plaats was dat Willem Jan Gualtheri (geb. Son 21 juli 1724) die in 1749 trouwde met zijn nicht Alida Johanna de Jong (een dochter van Gerard de Jong, secretaris van Veghel). Willem Jan Gualtheri volgde zijn vader op als secretaris van Sint Oedenrode in 1743 en vervulde deze functie tot 1772. Daarnaast was hij ook nog 12 jaar griffier van Peelland (1743-1755). Uit een bewaard gebleven concept-huwelijksvoorwaarden tussen Jan Willem Gualtheri en Alida Johanna de Jong, blijkt dat Jan Willem de secretarie van Sint Oedenrode overneemt voor 550 gulden per jaar en dat hij bij overlijden van zijn ouders 23.000 gulden zal storten in de boedel van zijn ouders. In dit contract geeft vader Gijsbert Gualtheri tevens over aan Willem Jan, het stadhouders-ambt in Oedenrode, Schijndel, Veghel, Erp, Aarle en Bakel (met de daaraan verbonden revenuen).


=== '''Willem Hendrik van Beverwijk''' ===
=== '''Willem Hendrik van Beverwijk''' ===
Hiermee verlaten we de familie Gualtheri en gaan zien naar de laatste (en oudste) dochter van Gijsbert de Jong: Camelia. De 25-jarige Camelia de Jong trouwde op 29 maart 1704 met de 31-jarige '''Willem Hendrik van Beverwijk''' die secretaris was in Eersel, Duizel en Steensel. Hij kwam uit een oud en voornaam geslacht dat uit Beverwijk en later uit Dordrecht stamde. De eerste Van Beverwijk die in Noord-Brabant optrad was de vader van Willem Hendrik, Johan genaamd. Deze was ondermeer stadhouder van de drost van Eindhoven en van de schout van Kempenland. Deze Johan stond niet als een eerlijk man bekend. In 1698 zei de Bossche deurwaarder Pels in een Eindhovense herberg over hem, "dat er veel gegeeseld en gebrandmerkt waren, die minder kwaad gedaan hadden als Johan van Beverwijk". Hij was bovendien een van de vinnigste vervolgers van de katholieken. Johan van Beverwijk had drie zonen: Nicolaas, Johan (die secretaris in Vught geweest is en één dochter had die ongehuwd is overleden) en de reeds genoemde Willem Hendrik, de man van Cornelia de Jong. Dit echtpaar Van Beverwijk-De Jong kreeg drie zonen: Gijsbertus Johannes, Johannes en Boudewijn, die in hun leven alle drie een secretarisfunctie hebben vervuld. Over de grootvader van dit drietal is hierboven aangehaald dat hij door zijn tijdgenoten niet gezien werd als een man die het vaandel van de eerlijkheid droeg. Voor zijn drie kleinzonen geldt - in de bediening van hun secretarisambt - in meerdere of mindere mate hetzelfde. Ze zijn terzake alle drie met de rechter in aanraking gekomen.  
Hiermee verlaten we de familie Gualtheri en gaan zien naar de laatste (en oudste) dochter van Gijsbert de Jong: Camelia. De 25-jarige Camelia de Jong trouwde op 29 maart 1704 met de 31-jarige '''Willem Hendrik van Beverwijk''' die secretaris was in Eersel, Duizel en Steensel. Hij kwam uit een oud en voornaam geslacht dat uit Beverwijk en later uit Dordrecht stamde. De eerste Van Beverwijk die in Noord-Brabant optrad was de vader van Willem Hendrik, Johan genaamd. Deze was o.m. stadhouder van de drost van Eindhoven en van de schout van Kempenland. Deze Johan stond niet als een eerlijk man bekend. In 1698 zei de Bossche deurwaarder Pels in een Eindhovense herberg over hem, "dat er veel gegeeseld en gebrandmerkt waren, die minder kwaad gedaan hadden als Johan van Beverwijk". Hij was bovendien een van de vinnigste vervolgers van de katholieken. Johan van Beverwijk had drie zonen: Nicolaas, Johan (die secretaris in Vught geweest is en één dochter had die ongehuwd is overleden) en de reeds genoemde Willem Hendrik, de man van Cornelia de Jong. Dit echtpaar Van Beverwijk-De Jong kreeg drie zonen: Gijsbertus Johannes, Johannes en Boudewijn, die in hun leven alle drie een secretarisfunctie hebben vervuld. Over de grootvader van dit drietal is hierboven aangehaald dat hij door zijn tijdgenoten niet gezien werd als een man die het vaandel van de eerlijkheid droeg. Voor zijn drie kleinzonen geldt - in de bediening van hun secretarisambt - in meerdere of mindere mate hetzelfde. Ze zijn terzake alle drie met de rechter in aanraking gekomen.  


Om met de jongste te beginnen: Boudewijn (geboren 1710) was tijdens zijn leven secretaris van de Dingbank van Veldhoven, Zeelst en Blaarthem. Waarschijnlijk is hij ongehuwd gebleven. Hij woonde verscheidene jaren in Eersel, misschien in huis bij zijn oudste broer Gijsbertus Johannes die in Eersel secretaris was. De laatste 10 jaar van zijn leven (hij werd 84 jaar oud) woonde Boudewijn in Zeelst. Boudewijn is in 1774 veroordeeld vanwege de Raad van Brabant.  Zijn broer Johan heeft zich toen garant gesteld voor het voldoen van de boete. De oudste van de drie broers, Gijsbertus Johannes van Beverwijk, secretaris van Eersel en notaris aldaar, heeft het in zijn ambt zó bont gemaakt, dat hij tenslotte gevangen werd gezet. Van 1733 tot 1770 was hij notaris in Eersel; omstreeks 1733 zal hij ook secretaris van Eersel, Duizel en Steensel geworden zijn. In 1737 kocht hij de erfsecretarie van Bakel. In 1744 kocht hij (met zijn broer Johan) de erfsecretarie van Schijndel die zijn grootvader Gijsbert de Jong had nagelaten en die toen door de kinderen van Gijsbert de Jong in het openbaar werd verkocht. De twee kopers hebben de erfsecretarie van Schijndel vervolgens verpacht.  
Om met de jongste te beginnen: Boudewijn (geboren 1710) was tijdens zijn leven secretaris van de Dingbank van Veldhoven, Zeelst en Blaarthem. Waarschijnlijk is hij ongehuwd gebleven. Hij woonde verscheidene jaren in Eersel, misschien in huis bij zijn oudste broer Gijsbertus Johannes die in Eersel secretaris was. De laatste 10 jaar van zijn leven (hij werd 84 jaar oud) woonde Boudewijn in Zeelst. Boudewijn is in 1774 veroordeeld vanwege de Raad van Brabant.  Zijn broer Johan heeft zich toen garant gesteld voor het voldoen van de boete. De oudste van de drie broers, Gijsbertus Johannes van Beverwijk, secretaris van Eersel en notaris aldaar, heeft het in zijn ambt zó bont gemaakt, dat hij tenslotte gevangen werd gezet. Van 1733 tot 1770 was hij notaris in Eersel; omstreeks 1733 zal hij ook secretaris van Eersel, Duizel en Steensel geworden zijn. In 1737 kocht hij de erfsecretarie van Bakel. In 1744 kocht hij (met zijn broer Johan) de erfsecretarie van Schijndel die zijn grootvader Gijsbert de Jong had nagelaten en die toen door de kinderen van Gijsbert de Jong in het openbaar werd verkocht. De twee kopers hebben de erfsecretarie van Schijndel vervolgens verpacht.  
Regel 130: Regel 122:


Tijdens de secretaris-loopbaan van deze Gijsbertus Hermanus van Beverwijk liet de gemeente Schijndel een nieuw raadhuis bouwen. Bij een publieke aanbesteding op 21 januari 1791 werd Nicolaas van Sonsbeek uit Oijen de aannemer. Hij moest het werk opleveren vóór de laatste september van dat jaar. Uiterst merkwaardig is de machtiging die door de aannemer gegeven wordt aan secretaris Van Beverwijk, om namens de aannemer alle materialen te kopen en te leveren. Gijsbertus Hermanus van Beverwijk was gehuwd. Op 35-jarige leeftijd trouwde hij in 1774 met de 17-jarige Elisabeth de Knokke uit Heeswijk. Het echtpaar kreeg drie dochters (Elisabeth, Maria en Boudewina) en twee zonen.<br>
Tijdens de secretaris-loopbaan van deze Gijsbertus Hermanus van Beverwijk liet de gemeente Schijndel een nieuw raadhuis bouwen. Bij een publieke aanbesteding op 21 januari 1791 werd Nicolaas van Sonsbeek uit Oijen de aannemer. Hij moest het werk opleveren vóór de laatste september van dat jaar. Uiterst merkwaardig is de machtiging die door de aannemer gegeven wordt aan secretaris Van Beverwijk, om namens de aannemer alle materialen te kopen en te leveren. Gijsbertus Hermanus van Beverwijk was gehuwd. Op 35-jarige leeftijd trouwde hij in 1774 met de 17-jarige Elisabeth de Knokke uit Heeswijk. Het echtpaar kreeg drie dochters (Elisabeth, Maria en Boudewina) en twee zonen.<br>
De eerste was Gijsber (die in de 19de eeuw lid was van Gedeputeerde Staten, huwde met Jacoba Bouwens en in 1867 kinderloos overleed); de tweede was Jan (geboren 15 mei 1775) die de laatste erfsecretaris van Schijndel was. Hij huwde in 1801 met Clara Beatrix Speelman, dochter van de Heer van Heeswijk Cornelis Speelman. [[Jan van Beverwijk]] was ook notaris en na 1815 burgemeester van Schijndel. Hij overleed daar op 28 december 1831. Met hem nemen ook de secretarissen - nazaten van Gijsbert de Jong, in de vrouwelijke lijn, gedurende de generaliteitsperiode in de Meijerij een einde.  
De eerste was Gijsber (die in de 19de eeuw lid was van Gedeputeerde Staten, huwde met Jacoba Bouwens en in 1867 kinderloos overleed); de tweede was Jan (geb. 15 mei 1775) die de laatste erfsecretaris van Schijndel was. Hij huwde in 1801 met Clara Beatrix Speelman, dochter van de Heer van Heeswijk Cornelis Speelman. [[Jan van Beverwijk]] was ook notaris en na 1815 burgemeester van Schijndel. Hij overleed daar op 28 december 1831. Met hem nemen ook de secretarissen - nazaten van Gijsbert de Jong, in de vrouwelijke lijn, gedurende de generaliteitsperiode in de Meijerij een einde.  


We zijn daarmee terug bij Gijsbert de Jong die in 1677 als jonge klerk naar Schijndel kwam en daar 66 jaar later overleed. Bij het openen van zijn testament - dat 35 pagina's beslaat in het Schijndelse protocol - bleek dat hij puissant rijk was. Hij liet voor zijn kinderen en kleinkinderen na: aan hand-obligaties, schepenschuldbrieven, erfrenten en kapitaal ruim 38.000 gulden. Verder de erfsecretarie van Schijndel, die in het openbaar werd verkocht en 20.000 gulden opbracht, de erfsecretarieën van Veghel en van Son, 8 boerderijen, drie huizen (waaronder het door hemzelf nieuw gebouwde woonhuis), 92 percelen akkerland, 13 percelen hooiland, 3 percelen woeste grond en heide en 50 kaprijpe bomen. Al deze onroerende goederen - met uitzondering van vijf percelen onder Sint Oedenrode - waren gelegen in de gemeente Schijndel. De omvang van deze materiële nalatenschap is al even opvallend als het aantal van 18 nazaten-secretarissen in de Meijerij.  
We zijn daarmee terug bij Gijsbert de Jong die in 1677 als jonge klerk naar Schijndel kwam en daar 66 jaar later overleed. Bij het openen van zijn testament - dat 35 pagina's beslaat in het Schijndelse protocol - bleek dat hij puissant rijk was. Hij liet voor zijn kinderen en kleinkinderen na: aan hand-obligaties, schepenschuldbrieven, erfrenten en kapitaal ruim 38.000 gulden. Verder de erfsecretarie van Schijndel, die in het openbaar werd verkocht en 20.000 gulden opbracht, de erfsecretarieën van Veghel en van Son, 8 boerderijen, drie huizen (waaronder het door hemzelf nieuw gebouwde woonhuis), 92 percelen akkerland, 13 percelen hooiland, 3 percelen woeste grond en heide en 50 kaprijpe bomen. Al deze onroerende goederen - met uitzondering van vijf percelen onder Sint Oedenrode - waren gelegen in de gemeente Schijndel. De omvang van deze materiële nalatenschap is al even opvallend als het aantal van 18 nazaten-secretarissen in de Meijerij.  


[[Categorie:Jong de|Gijsbert]]
[[Categorie:Geschiedenis]]
[[categorie:Notaris]]
[[Categorie:De Jong|Gijsbert de]]
[[Categorie:Erfsecretaris]]
[[Categorie:Erfsecretaris]]
{{DEFAULTSORT:Jong}}
{{DEFAULTSORT:Jong G. de}}
{{appendix}}
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)