U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Bewerken van De Moortskuil
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 5: | Regel 5: | ||
Op 25 januari is hij er weer, want hij heeft dringend geld nodig om paarden te kunnen kopen. Aan Lambertus vraagt hij om hem f. 50.- te lenen. Alhoewel deze over geld beschikt is hij, daartoe mede aangezet door zijn vrouw, niet genegen. Hij zegt het zelf nodig te hebben om voor zijn broer Johannes het betreffende hooiveld te kopen. Daarop is Martinus onverrichter zake teruggekeerd naar Uden. De volgende dag is hij bij zich zelve te rade gegaan. Voortdurend vraagt hij zich af wat ie kan doen om het geld, waarvan hij inmiddels zeker weet, dat Lambertus daarover beschikt, tot het zijne te maken. Die dwanggedachten hebben bij hem de stoppen doen doorstaan. Hij moet en zal dat geld in zijn bezit krijgen. Hij stelt zich voor naar Schijndel te gaan, Lambertus het voorstel te doen om samen de notaris te 's-Hertogenbosch te bezoeken; maar voor het zover komt, hem te overvallen en te beroven van het geld. Eenmaal dit plan tot het zijne gemaakt hebbende, wordt hij overmand door twijfelingen met betrekking tot de uitvoering van zo'n misdaad. Hij gaat zondag 's-morgens naar de kerk te Uden om er de mis bij te wonen. Om twee uur 's-middags neemt hij zich definitief voor Lambertus van het leven te beroven. Een uur later begeeft hij zich op weg naar Schijndel, waar hij 's-avonds tussen zes en zeven uur bij het huis van Lambertus aankomt. In de loop van de avond stelt hij voor de volgende ochtend samen vroeg naar 's-Hertogenbosch te vertrekken. Doch Maria vindt dit niet zo'n goed idee en ontraadt het haar man. Zij staat erop, dat ook Johannes met hen meegaat. Het is immers veel te onveilig op de wegen. Martinus is dit niet welgevallig en stelt verwoede pogingen in het werk om zijn plan door te drukken. Tevergeefs. Maria blijft bij haar standpunt en gaat naar Johannes om te regelen, dat hij zijn broer Lambertus zal vergezellen; hetgeen zij bij haar thuiskomst meedeelt aan de twee. Martinus heeft de nacht van den zeven- op den acht en twintigsten januari ten huize van Lambertus, mede in het bed van Peter geslapen en is met Lambertus omtrent twee uur opgestaan. Op dat zelfde tijdstip is Johannes daar ook aangekomen. Maria geeft haar man de knapzak, waarin de zak met het geld zit, mee. Het drietal verlaat het huis en begeeft zich op weg. In het voorbijgaan van een rijs-mijt, niet ver van het huis, trekt Martinus heimelijk een eiken knuppel, ter dikte van een span, uit de mijt. Wanneer zij gekomen zijn bij de akkers tussen Wijbosch en de grote kerk (in die tijd in handen van de Gereformeerden) te Schijndel, loopt Lambertus intussen enige passen vooruit en gaat zijn broer Johannes naast Martinus. Geheel onverwacht brengt deze laatste hem een slag met de eiken knuppel toe, waardoor deze onder het zeggen, “Kijk eens, Kijk eens” bezwijmd tegen de grond valt. Terstond loopt hij daarop naar Lambertus die juist wil omkijken en dan insgelijks een slag met de eiken knuppel krijgt, waardoor ook hij onmiddellijk tegen de grond gaat. Hierop keert Martinus terug naar de eerst-neergeslagene en ziet dat deze pogingen in het werk stelt om weer op de been te komen. Hij dient hem opnieuw een slag met de knuppel op het hoofd toe. Daarop raakt hij buiten zinnen pakt vervolgens zijn mes en brengt het slachtoffer hiermee dodelijke verwondingen toe. Na deze onmenselijke daad is hij naar Lambertus gelopen, die al kermende en kruipende probeerde op te staan. Hij kreeg daarvoor echter niet de kans, want opnieuw krijgt hij een slag met de knuppel; en even als bij zijn broer worden bij hem daarna met het mes dodelijke verwondingen toegebracht.<br> | Op 25 januari is hij er weer, want hij heeft dringend geld nodig om paarden te kunnen kopen. Aan Lambertus vraagt hij om hem f. 50.- te lenen. Alhoewel deze over geld beschikt is hij, daartoe mede aangezet door zijn vrouw, niet genegen. Hij zegt het zelf nodig te hebben om voor zijn broer Johannes het betreffende hooiveld te kopen. Daarop is Martinus onverrichter zake teruggekeerd naar Uden. De volgende dag is hij bij zich zelve te rade gegaan. Voortdurend vraagt hij zich af wat ie kan doen om het geld, waarvan hij inmiddels zeker weet, dat Lambertus daarover beschikt, tot het zijne te maken. Die dwanggedachten hebben bij hem de stoppen doen doorstaan. Hij moet en zal dat geld in zijn bezit krijgen. Hij stelt zich voor naar Schijndel te gaan, Lambertus het voorstel te doen om samen de notaris te 's-Hertogenbosch te bezoeken; maar voor het zover komt, hem te overvallen en te beroven van het geld. Eenmaal dit plan tot het zijne gemaakt hebbende, wordt hij overmand door twijfelingen met betrekking tot de uitvoering van zo'n misdaad. Hij gaat zondag 's-morgens naar de kerk te Uden om er de mis bij te wonen. Om twee uur 's-middags neemt hij zich definitief voor Lambertus van het leven te beroven. Een uur later begeeft hij zich op weg naar Schijndel, waar hij 's-avonds tussen zes en zeven uur bij het huis van Lambertus aankomt. In de loop van de avond stelt hij voor de volgende ochtend samen vroeg naar 's-Hertogenbosch te vertrekken. Doch Maria vindt dit niet zo'n goed idee en ontraadt het haar man. Zij staat erop, dat ook Johannes met hen meegaat. Het is immers veel te onveilig op de wegen. Martinus is dit niet welgevallig en stelt verwoede pogingen in het werk om zijn plan door te drukken. Tevergeefs. Maria blijft bij haar standpunt en gaat naar Johannes om te regelen, dat hij zijn broer Lambertus zal vergezellen; hetgeen zij bij haar thuiskomst meedeelt aan de twee. Martinus heeft de nacht van den zeven- op den acht en twintigsten januari ten huize van Lambertus, mede in het bed van Peter geslapen en is met Lambertus omtrent twee uur opgestaan. Op dat zelfde tijdstip is Johannes daar ook aangekomen. Maria geeft haar man de knapzak, waarin de zak met het geld zit, mee. Het drietal verlaat het huis en begeeft zich op weg. In het voorbijgaan van een rijs-mijt, niet ver van het huis, trekt Martinus heimelijk een eiken knuppel, ter dikte van een span, uit de mijt. Wanneer zij gekomen zijn bij de akkers tussen Wijbosch en de grote kerk (in die tijd in handen van de Gereformeerden) te Schijndel, loopt Lambertus intussen enige passen vooruit en gaat zijn broer Johannes naast Martinus. Geheel onverwacht brengt deze laatste hem een slag met de eiken knuppel toe, waardoor deze onder het zeggen, “Kijk eens, Kijk eens” bezwijmd tegen de grond valt. Terstond loopt hij daarop naar Lambertus die juist wil omkijken en dan insgelijks een slag met de eiken knuppel krijgt, waardoor ook hij onmiddellijk tegen de grond gaat. Hierop keert Martinus terug naar de eerst-neergeslagene en ziet dat deze pogingen in het werk stelt om weer op de been te komen. Hij dient hem opnieuw een slag met de knuppel op het hoofd toe. Daarop raakt hij buiten zinnen pakt vervolgens zijn mes en brengt het slachtoffer hiermee dodelijke verwondingen toe. Na deze onmenselijke daad is hij naar Lambertus gelopen, die al kermende en kruipende probeerde op te staan. Hij kreeg daarvoor echter niet de kans, want opnieuw krijgt hij een slag met de knuppel; en even als bij zijn broer worden bij hem daarna met het mes dodelijke verwondingen toegebracht.<br> | ||
Bij het medisch onderzoek is later door heelkundigen vastgesteld, dat de toegebrachte verwondingen de dood van de twee broers veroorzaakt hebben. Na het plegen van deze gruwelijke misdaden heeft hij het geld uit de knapzak genomen en het in zijn eigen reistas gestopt; waarna hij terugkeert naar het huis van Lambertus en Maria. Onderweg heeft hij de knuppel in een sloot gesmeten. Aangekomen bij het huis, klopt hij aan, waarop Maria verbaasd opendoet. Binnengekomen doet hij het voorkomen alsof hij zijn "gevangeniswanten“ heeft laten liggen en een pijp tabak wil aansteken. Hij neemt de vrouw bij de hand en onverwachts steekt hij haar met het mes in de hals. Omdat hij bang is dat zij hem later kan aangeven, wil hij haar de hals afsnijden. Maar dan wordt ie plotseling gestoord, door het luide geroep van Peter, een oude man van in de zeventig, waarmee hij de afgelopen nacht het bed gedeeld heeft. Gelukkig voor deze Peter, is hij niet van zins deze man van het leven te beroven. Bang geworden door het aanhoudende geroep van de oude man slaat hij op de vlucht. Maria ligt intussen meer dood dan levend in het huis. De toegebrachte wonden op zich waren niet direct dodelijk; maar helaas voor haar is zij 12 dagen later toch overleden. Via allerlei plaatsjes in de Meijerij, weet Martinus toch nog 's-Hertogenbosch te bereiken, daarbij onderweg gebruik makend van het geroofde geld. Vandaar keert hij terug naar Uden, niet naar zijn eigen huis maar naar een andermans schuur in de buurt. Daar wordt hij in de nacht van 30 op 31 januari, gearresteerd en overgebracht naar de Stads Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch.<br> | Bij het medisch onderzoek is later door heelkundigen vastgesteld, dat de toegebrachte verwondingen de dood van de twee broers veroorzaakt hebben. Na het plegen van deze gruwelijke misdaden heeft hij het geld uit de knapzak genomen en het in zijn eigen reistas gestopt; waarna hij terugkeert naar het huis van Lambertus en Maria. Onderweg heeft hij de knuppel in een sloot gesmeten. Aangekomen bij het huis, klopt hij aan, waarop Maria verbaasd opendoet. Binnengekomen doet hij het voorkomen alsof hij zijn "gevangeniswanten“ heeft laten liggen en een pijp tabak wil aansteken. Hij neemt de vrouw bij de hand en onverwachts steekt hij haar met het mes in de hals. Omdat hij bang is dat zij hem later kan aangeven, wil hij haar de hals afsnijden. Maar dan wordt ie plotseling gestoord, door het luide geroep van Peter, een oude man van in de zeventig, waarmee hij de afgelopen nacht het bed gedeeld heeft. Gelukkig voor deze Peter, is hij niet van zins deze man van het leven te beroven. Bang geworden door het aanhoudende geroep van de oude man slaat hij op de vlucht. Maria ligt intussen meer dood dan levend in het huis. De toegebrachte wonden op zich waren niet direct dodelijk; maar helaas voor haar is zij 12 dagen later toch overleden. Via allerlei plaatsjes in de [[Meijerij]], weet Martinus toch nog 's-Hertogenbosch te bereiken, daarbij onderweg gebruik makend van het geroofde geld. Vandaar keert hij terug naar Uden, niet naar zijn eigen huis maar naar een andermans schuur in de buurt. Daar wordt hij in de nacht van 30 op 31 januari, gearresteerd en overgebracht naar de Stads Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch.<br> | ||
=== '''Berechting.''' === | === '''Berechting.''' === |