U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Herdenking bevrijding 23 oktober 1945
Herdenking bevrijding 23 oktober 1945.
Wij herdachten de bevrijding en voerden de geroofde klokken huiswaarts.
Met een even luidruchtige als interessante herbevrijding, waarover nog bijzonderheden volgen, begon den eersten jaardag van dien befaamden 23en October, welke een periode afsloot die, zooals de voorzitter van het Oranje-comité de Heer H.J. Tibosch zoo terecht zei, in vreeswekkendheid en verschrikking door geen enkele periode in het 1000 jarig bestaan van Schijndel wordt overtroffen.
Na een réveille waarin bevrijder en vijand broederlijk vereend waren, werden in de verschillende parochiekerken H.H. Missen opgedragen voor de gevallenen. Onder zeer groote belangstelling van de zijde van het publiek begon hierna op de Markt de doodenherdenking. Ook hierin hadden de Jeugdvereenigingen een groot aandeel. Naast het spreekgestoelte was een sober doch suggestief wit kruis geplaatst, waarvoor een symbolisch graf was gevormd.
Voorafgegaan door garde d’honneurs en de harmonie, marcheerde de drie mannelijke jeugdvereenigingen en het gemengd koor om 10 uur het Marktplein op, terwijl B. en W. en het Oranje-comité op de tribune plaats namen.
De heer Tibosch opende de feesten, sprak van de eenheid die destijds in angst en lijden ontstond en vroeg om dit saamhorigheidsgevoel op dezen dag en voor de herrijzenis van Schijndel. “Het begin dat wij thans gaan maken met onze feesten, zou niet anders mogen zijn dan een in deemoed en piëteit herdenken van hen die ons ontvielen” aldus spreker en gaf daarvoor het woord aan den Edelachtbaren Heer Burgemeester Wijs.
De Burgemeester sprak van de plicht die op allen rust om de slachtoffers van de oorlog te herdenken en steeds te gedenken. Hij meende dit thans niet beter te kunnen doen, dan door alle namen der gevallenen, alsmede die van de Meidagen in 1940 langzaam voor te lezen en verzocht het publiek om na iedere naam het gebed “Dat hij (zij) ruste in vrede” uit te spreken. Spontaan werd hieraan gevolg gegeven en de voorlezing van de lange lijst van namen maakten diepen indruk. Terwijl de harmonie “Ases Tod” speelde legde de Burgemeester een krans, namens het gemeentebestuur en volgden Oranje-comité en de Jeugdvereenigingen zijn voorbeeld. Na deze korte maar indrukwekkende plechtigheid ging de burgemeester verder met zijn rede., hij overzag de moeilijkheden waarvoor Schijndel dien bevrijdingsdag en nu gesteld was en is. Hij herhaalde de woorden uit zijn eerste Raadsvergadering n.l. “Zoolang het mij gegeven is Uw burgemeester te zijn, zal ik U dienen met alle liefde en kracht die in mij is.”
Vervolgens richtte hij het woord tot den eveneens op het podium aanwezigen marechaussee, den populairen Graat, waarin spreker zeer terecht zag den exponent van alle Schijndelaren die zich tijdens de granaatweken verdienstelijk maakten. Namens het Gemeentebestuur overhandigde de Burgemeester den dapperen maar zoo eenvoudigen man die altijd en overal was waar men hulp van noode had, een fraaie oorkonde van de hand van André Verhorst, waarop staat:
“In de rampspoedige periode 17 September tot 23 October 1944, toen Schijndel onder granaatvuur lag en voor een groot gedeelte verwoest werd; toen het oorlogsgeweld talrijke oorlogsslachtoffers maakte onder de burgerij en het bieden van hulp vaak met groot levensgevaar gepaard ging; onderscheidde zich door moedig, heldhaftig en voorbeeldig gedrag, door echte burgerzin getoond onder de moeilijkste omstandigheden: Jean Marie Graat, geb. 23 – 8 – 1918
Ter blijvende herinnering aan hemzelf en opdat het nageslacht tot in lengte van dagen gewagen zal van zijn loffelijke opofferingsgezindheid heeft het gemeentebestuur van Schijndel hem op 23 October 1945, den eersten herdenkingsdag der bevrijding deze oorkonde uitgereikt.
Schijndel, 23 October 1945.
Namens het Gemeentebestuur
W.J.N. Wijs, Burgemeester
N.J.J. Verhagen, Secretaris.
Deze zelfde oorkonde zal binnenkort, zij het in verkleinde vorm, aan alle Schijndelaren die hiervoor in aanmerking komen worden uitgereikt.
Het gemengd koor zong enkele vaderlandsche liederen en na een dankwoord van de Heer Tibosch werd de plechtigheid met het Wilhelmus besloten.
In den middag werd het Julianaplantsoen weer heropend, een boom voor Prinses Margriet bijgeplant, waarna de oude klok van de St. Servatiustoren en het Angelusklokje in triomf werden binnengetrokken door hen, op wiens last ze op 22 December 1942 werden geroofd.
Op het kerkplein sprak Deken van Dijk zijn vreugde uit over den behouden terugkeer van onze oude klokken, die naast traditioneele ook artistieke waarden hebben. Hij bracht dank aan allen die hadden medegewerkt, dat deze klokken aan den smeltkroes waren ontkomen. Aan de hand van het Bijbelwoord “over geheel de omgeving gaat hun geluid uit”, haalde hij vervolgens herinneringen op uit het verleden.
Hun schoon einde vonden de feesten in een prachtig vuurwerk, waarna een gezellig taptoe den dag besloot.
Bron: De Schijndelsche Krant 26 oktober 1945.
Toespraak burgemeester Wijs op 23 oktober 1945 tijdens de herdenking van de bevrijding.
Schijndelsche Ingezetenen en Genoodigden van elders,
U bent welkom geheeten door den volijverigen Voorzitter van het Oranje-comité. Voor de hartelijke wijze waarop hij U toegesproken en welkom heeft geheeten, wil ik hem namens U allen dankzeggen.
Zeer tot mijn leedwezen heb ik gisteravond de doodenherdenking in Uw midden niet kunnen meeleven daar ik aanwezig moest zijn onder het gehoor onzer geëerbiedigde Koningin op het executieveld in de Vughterheide.
Toen de heer Tibosch U zoo juist in vogelvlucht terugvoerde van den 10den Mei 1940 tot 5 mei 1945, zal bij U onbewust vermoedelijk de periode van 17 September tot 23 October 1944 toch de felste herinneringen hebben doen herleven.
Het angst- en onzekerheidsgevoel in die eerste jaren van ons knechtschap ging in het algemeen nog niet gepaard met benauwende zorgen van materieelen aard.
Toen echter de deportatie van arbeidskrachten een aanvang nam en het gezinsleven werd aangerand en later uiteengescheurd, en onze vrijheid steeds meer werd beknot en men aan den lijve begon te voelen die sympthonen van komende schaarste en misère, sloeg de angst voor de toekomst om ’t hart. Hoe lang nog? Hoe lang nog? Wij vroegen het elkaar zoo tallooze malen af. Later weer, toen onze geallieerde vrienden in sterkte toenamen en wij ’s-nachts met ontzetting de brandende vliegtuigen in onze omgeving zagen neerstorten, en wij vol deernis dachten aan de heldhaftige bemanningen, die verkoold en verminkt ter aarde sloegen, groeide de hoop op het komende offensief, dat ons de vrijheid zou brengen. Wij hoopten dat het niet lang meer zou duren. Wij geloofden zoo gaarne aan het einde van dien oorlog, die reeds zoo bar veel ellende had gebracht op bijna elk gebied. Een toen, toen kwam de invasie, en wij leefden op. ’t Kon niet lang meer duren. Hoogstens nog maanden. De landing in Normandië – Rommels legers werden vernietigd – de Belgische grens overschreden – ze kwamen, ze kwamen! Toen de stagnatie bij het Albertkanaal. Dolle Dinsdag! De restanten van allerlei Duitsche troepeneenheden werden in onze omgeving bijeengeveegd en tot nieuwe formaties gegroepeerd.
Toen kwamen de parachutisten op dien allergedenkwaardigsten zeventienden September. Daar kwam het wonder der bevrijding. Nu was het weldra gedaan. Vreugdetranen stonden in veler oogen en toen – toen begon een onafwendbaar noodlot zich over ons Schijndel te voltrekken. Wij hoorden de tanks van de geallieerden uit de richting van Rooy, doch ze lieten Schijndel liggen en haastten zich door de corridor naar de Brug over de Maas, naar Nijmegen, naar Arnhem. En van het Westen uit kwamen de verspreide Duitsche troepen zich in onze nabijheid, later in onze gemeente, nestelen. Toen werden wij gevechtsfront, neen, weldra gevechtsterrein, toen kwam het tijdvak 22 September – 23 October, waarin de geschiedenis van ons dorp geschreven werd met bloed en tranen, met leed dat niet meer te herstellen was. Toen laaiden en lekten de vlammen om en aan onze boerderijen, toen storten krakende de huizen ineen, toen sloegen de vlammen uit de fabrieken waarin duizend en meer arbeiders en arbeidsters hun brood verdienden, toen sloegen de granaten een aanzienlijk deel onzer gemeente in rookend puin, toen kwamen de ingezetenen op straat en in hun huizen om, door den regen van granaatscherven, toen werden de huizen geplunderd en gebrandschat door een desperate, zich verslagen wetende vijand, die zijn machteloze haat koelde aan de weerlooze bevolking van ons dorp.
Over dat tijdvak en alleen over die gruwelijke periode wil ik thans U gaan spreken. Ik richt mij tot U allen hier aanwezig, doch in het bijzonder tot U, die hier zijt gekomen op mijn verzoek, om te hooren, wat ik U omringd door Uw en mijn medeburgers wil zeggen.
In die dagen van 22 September tot 23 October, die zullen blijven gebrand in de herinnering van hen die ze meemaakten, en die in de komende generaties zullen verbleeken, doch nummer zullen verdwijnen uit de Schijndelsche historie, - evenmin als uit de Vaderlandsche geschiedenis zal worden weggevaagd de herinnering aan den inval van de Noormannen of die aan de St. Elisabeth-vloed – hebt gij blijk gegeven van groote burgerzin.
Gewagen zal ik van Uw lofwaardige gedragingen en plichtsbetrachting waarmede gij Uw medeburgers hebt gediend.
Onze geestelijkheid, die onder granaatvuur het “”Ons Heer” in veiligheid bracht naar de kelders, waar de Zusters baden om uitkomst, gaf een voorbeeld van de allerhoogste orde. Steeds weer snelden zij naar hen (en hoevelen waren het) die in stervensgevaar verkeerden.
De Geneeskundige Dienst was bij dag en bij nacht in actie. De pleegzusters wedijverden in activiteit zonder ooit aan zichzelf te denken.
Er waren er die dooden begroeven onder regens van granaten. Er waren er die de zieken en gewonden transporteerden onder de grootste gevaren. Er waren er die geneesmiddelen en medicamenten aanvoerden en distribueerden. Er waren er die levensmiddelen aanbrachten, die boodschappers waren, die melk distribueerden.
Er waren er die gewond vee in de weiden slachten en zorgden dat het kwam bij de burgerij. Er waren er die leiding gaven aan evaquatie-kwartieren en in afgelegen buurtschappen. Er waren er die zorgden voor licht. Er waren er die over ’t kanaal zwommen en boodschapten aan de nabije ontzetters. Er waren er die uitbraken om zich te voegen bij de geallieerde troepen om mee te vechten voor Schijndel en om te dienen als gids en hen voor te lichten omtrent den toestand in de benauwde veste. Er waren er die op loffelijke wijze het burgerlijk bestuur uitoefenden en die de ontruiming van het Moederhuis wisten te voorkomen, er waren er die de politiediensten regelden en waarnamen. Er waren illegalen – toen tot werkloosheid gedoemd – die de ontzetting voorbereidden.
Er waren drie groote evaquatie-centra als vanzelfsprekend ter beschikking gesteld door de eigenaressen en den eigenaar. Er was een ongehoorde geest van saamhoorigheid en meeleven in ’t leed en verdriet van allen.
Er waren er die dit alles deden en de cijns van hun liefde betaalden ten koste van zware verminkingen.
Er waren er die brachten het offer van hun leven.
Er waren vreemdelingen, die gastvrijheid genoten in ons dorp en hun leven offerden uit dankbaarheid en uit hooge plichtsbetrachting.
Aan al deze moet ik namens 10.000 mannen, vrouwen en kinderen hier in ’t openbaar dank zeggen en hulde brengen. Beloonen kunnen wij hen niet. Zij vragen ook geen belooning. Zij hopen dat wij zullen volgen den weg der naasteliefde, die ze ons toonden. Ik gevoel het als een te groote verantwoordelijkheid als ik namens 10.000 menschen zou toezeggen, dat deze hoop verwezenlijkt zal worden.
Ik durf dat niet, maar ik wil wel hen beloven dat wij ons best zullen doen zoo goed mogelijk hun voetspoor te volgen naar het lichtende einde van onzen levensweg.
Als een herinnering zal ik hen, die hier zijn uitgenoodigd om aan te hooren dat wij hen dankbaar zijn voor wat zij deden voor Schijndel in de zorgvolste uren van Schijndel’s bestaan, thans een oorkonde overhandigen, welke bevestigt wat ik namens heel Schijndel heb uitgesproken.
Bron: BHIC 5135/1363.