U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Bewerken van Schijndel in de recente historie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 7: | Regel 7: | ||
Vóór 1309 had de hertog zelf al wat kleinere stukken van de gemene gronden uitgegeven. In 1293 bijvoorbeeld verklaarde de hertog dat een zekere Willem van Boxtel het recht had op de grond en op de bomen van het bos van [[Elde]].<br> | Vóór 1309 had de hertog zelf al wat kleinere stukken van de gemene gronden uitgegeven. In 1293 bijvoorbeeld verklaarde de hertog dat een zekere Willem van Boxtel het recht had op de grond en op de bomen van het bos van [[Elde]].<br> | ||
In 1301 sticht hij zijn hertogelijk leengoed de [[Schrijvershoef]] te Schijndel. Later volgen er nog twee die we kennen uit de archiefbronnen; het goed Ten Venne en het goed [[Laverdonk]]. Van Ten Venne is overigens de ligging tot op heden onbekend. Vermoed wordt dat de [[Venushoek]] en het Venusstraatje (vgl. Vennenhoek < Vennishoek) er iets mee te maken zouden kunnen hebben.<br> | In 1301 sticht hij zijn hertogelijk leengoed de [[Schrijvershoef]] te Schijndel. Later volgen er nog twee die we kennen uit de archiefbronnen; het goed Ten Venne en het goed [[Laverdonk]]. Van Ten Venne is overigens de ligging tot op heden onbekend. Vermoed wordt dat de [[Venushoek]] en het Venusstraatje (vgl. Vennenhoek < Vennishoek) er iets mee te maken zouden kunnen hebben.<br> | ||
Aan het hoofd van zo’n gebiedje stond een leenman, een soort zetbaas van de hertog. Naast die leengoederen lagen in Schijndel ook enige grotere pachthoeven, veelal van Bossche kloosters. Zo zijn bijvoorbeeld bekend de [[Nonnenbossche Hoeven]] of Clarissenhoeven van de Zusters Clarissen, de [[Baselaarshoef]] van de kloosterlingen van Porta Caeli, ook wel Wilhelmieten of Baselaars genoemd.<br> | Aan het hoofd van zo’n gebiedje stond een leenman, een soort zetbaas van de hertog. Naast die leengoederen lagen in Schijndel ook enige grotere pachthoeven, veelal van Bossche kloosters. Zo zijn bijvoorbeeld bekend de [[Nonnenbossche Hoeven]] of Clarissenhoeven van de Zusters Clarissen, de [[Baselaarshoef]] van de kloosterlingen van Porta Caeli, ook wel Wilhelmieten of Baselaars genoemd.<br> | ||
Bekend was ook de hoeve [['t Creijspot]], een pachthoeve van de Bossche Heilige Geesttafel in de directe omgeving van de huidige [[Gestelseweg 16|Denneboom]].<br> | Bekend was ook de hoeve [['t Creijspot]], een pachthoeve van de Bossche Heilige Geesttafel in de directe omgeving van de huidige [[Gestelseweg 16|Denneboom]].<br> | ||
<br> | <br> | ||
Als we praten over het gebruiksrecht van de "gemeynt" of de "gemene gronden" dan is het logisch dat het dorpsbestuur iemand benoemde, die toezicht hield op de naleving van alle reglementen die ten aanzien van het grondgebruik waren vastgesteld. Die functie werd in handen gelegd van een vorster of schutter, een soort gerechtsdienaar van het dorpsbestuur. In later tijden noemt men zijn opvolger | Als we praten over het gebruiksrecht van de "gemeynt" of de "gemene gronden" dan is het logisch dat het dorpsbestuur iemand benoemde, die toezicht hield op de naleving van alle reglementen die ten aanzien van het grondgebruik waren vastgesteld. Die functie werd in handen gelegd van een vorster of schutter, een soort gerechtsdienaar van het dorpsbestuur. In later tijden noemt men zijn opvolger dorpsveldwachter.<br> | ||
<br> | <br> | ||
Voor de [[Bodem van Elde]], die over vier gemeenten verdeeld lag, vandaar de naam [[Vier gemalen]], werden zelfs acht van dit soort toezichthouders benoemd te weten twee uit respectievelijk elk dorp nl. uit Schijndel, Sint Oedenrode, Boxtel en Gemonde. Een “gemaal” is de benaming voor een bepaald rechtsgebied.<br> | Voor de [[Bodem van Elde]], die over vier gemeenten verdeeld lag, vandaar de naam [[Vier gemalen]], werden zelfs acht van dit soort toezichthouders benoemd te weten twee uit respectievelijk elk dorp nl. uit Schijndel, Sint Oedenrode, Boxtel en Gemonde. Een “gemaal” is de benaming voor een bepaald rechtsgebied.<br> | ||
Regel 19: | Regel 17: | ||
Halverwege de 19e eeuw, de [[Zuid-Willemsvaart]] was inmiddels al gegraven, het kadaster was al lang en breed ingevoerd en pastoor [[Antonius van Erp (1797 – 1861)]] had zijn congregatie van [[De Zusters van Liefde van Schijndel|de Zusters van Liefde]] al gesticht, het [[Duits Lijntje]] zat er aan te komen als ook [[Bolsius kaarsenfabriek]], werd de ontginning van de laatste restanten van de “gemeynt” fors ter hand genomen. Niet meer in de vorm van allerlei bescheiden perceeltjes, maar juist grotere ontginningsblokken, verbonden door lange rechte wegen. | Halverwege de 19e eeuw, de [[Zuid-Willemsvaart]] was inmiddels al gegraven, het kadaster was al lang en breed ingevoerd en pastoor [[Antonius van Erp (1797 – 1861)]] had zijn congregatie van [[De Zusters van Liefde van Schijndel|de Zusters van Liefde]] al gesticht, het [[Duits Lijntje]] zat er aan te komen als ook [[Bolsius kaarsenfabriek]], werd de ontginning van de laatste restanten van de “gemeynt” fors ter hand genomen. Niet meer in de vorm van allerlei bescheiden perceeltjes, maar juist grotere ontginningsblokken, verbonden door lange rechte wegen. | ||
<br> | <br> | ||
Van 13 [[klompenmakerij]]en in 1854 groeide hun aantal in 25 jaren zelfs tot 35, maar het bracht meer dan voldoende geld in het laatje. Een economische ontwikkeling die vermoedelijk de bekende | Van 13 [[klompenmakerij]]en in 1854 groeide hun aantal in 25 jaren zelfs tot 35, maar het bracht meer dan voldoende geld in het laatje. Een economische ontwikkeling die vermoedelijk de bekende hopteelt sterk naar de achtergrond heeft gedrukt. Er kwamen steeds meer kannidassen bij in het landschap in en om Schijndel. Een typisch dialectische uitdrukking als "<i>d’r ston veul kannidasse in ‘t Wèèpesbroek</i>", bevestigt die ontwikkeling. Het hout ervan noemden ze hier in de omgeving "waaibomenhout of klompenhout". Het ging buitengewoon goed met al die populieren en het aantal klompenmakerijen bleef maar stijgen tot zelfs 64 in 1925 met werkgelegenheid voor zo'n 170 knechten. Inmiddels waren er zelfs al drie machinale klompenmakerijen, hetgeen betekent, dat er altijd nog zo’n 60 waren waar het "oude handwerk" nog in ere werd gehouden. | ||
[[Categorie:Geschiedenis]] | [[Categorie:Geschiedenis]] | ||
[[Categorie:Historisch feitje]] | [[Categorie:Historisch feitje]] | ||