Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van Adrianus Johannes van Kasteren (1922 - 2013)

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox persoon
{{Sjabloon:UnderConstruction}}
| naam          = Adrianus Johannes van Kasteren
== '''Inleiding''' ==
| foto          =
| tekst          =
| volledige naam = Adrianus Johannes van Kasteren
| roepnaam      = Broer
| geboorteplaats = Schijndel
| geboortedatum  = 29 april 1922
| doopdatum      =
| overl.plaats  = 's-Hertogenbosch
| overl.datum    = 1 januari 2013
| partner(s)    = Francisca (Cisca) van der Heijden‏‎
| beroep(en)    = chauffeur
arbeider
| bidprentje    =
| gedachtenisprent =
}}
 
'''Inleiding'''<br>
Vermoedelijk begin ik te laat aan dit schrijven. Maar misschien blijven we gezond.<br>
Vermoedelijk begin ik te laat aan dit schrijven. Maar misschien blijven we gezond.<br>
Broer vertelt vanaf zijn vijfde jaar.
Broer vertelt vanaf zijn vijfde jaar.
Regel 23: Regel 6:
== '''De familie Van Kasteren''' ==
== '''De familie Van Kasteren''' ==
Vader en moeder Van Kasteren hebben hun hele leven in Schijndel gewoond.<br>
Vader en moeder Van Kasteren hebben hun hele leven in Schijndel gewoond.<br>
 
Piet van Kasteren en Mieke Hellings trouwden met elkaar. Ze kregen zeven zonen en één dochter.<br>
<gallery caption="" widths="200" hieghts="200">
De vijfde zoon was Adrianus van Kasteren,in de volksmond Broer van Kasteren genoemd.<br>
Bestand:Kasteren 01.png|Petrus (Piet) van Kasteren.
Bestand:Kasteren 02.png|Maria (Mieke) Hellings.
</gallery>
 
[[Petrus Hendrikus van Kasteren (1887 – 1961)|Piet van Kasteren]] en Mieke Hellings trouwden met elkaar. Ze kregen zeven zonen en één dochter.<br>
 
<gallery caption="Broers en zus van Kasteren." widths="200" hieghts="200">
Bestand:Kasteren 03.png|Harrie van Kasteren.
Bestand:Kasteren 04.png|Jan van Kasteren.
Bestand:Kasteren 05.png|Toon van Kasteren.
Bestand:Kasteren 06.png|Mies van Kasteren.
Bestand:Kasteren 07.png|Betsie van Kasteren.
Bestand:Kasteren 08.png|Broer van Kasteren.
Bestand:Kasteren 09.png|Sjef van Kasteren.
Bestand:Kasteren 10.png|Piet van Kasteren.
</gallery>
 
De vijfde zoon was Adrianus van Kasteren, in de volksmond Broer van Kasteren genoemd.<br>
Volgens mijn ouders was ik heel knap toen ik op de aarde verscheen. En dat ben ik nog. Door de jaren heen is mijn uiterlijk wel wat veranderd.<br>
Volgens mijn ouders was ik heel knap toen ik op de aarde verscheen. En dat ben ik nog. Door de jaren heen is mijn uiterlijk wel wat veranderd.<br>
<gallery caption="Broer van Kasteren door de jaren heen." widths="200" hieghts="200">
Bestand:Kasteren 11.jpg|Broer van Kasteren.
Bestand:Kasteren 12.png|Broer van Kasteren.
Bestand:Kasteren 13.png|Broer van Kasteren.
Bestand:Kasteren 14.png|Broer van Kasteren.
</gallery>


== '''Mijn eerste levensjaren''' ==
== '''Mijn eerste levensjaren''' ==
De eerste jaren van mijn leven ben ik vergeten. <br>
De eerste jaren van mijn leven ben ik vergeten. <br>
Wat ik nog weet is dat we bij de [[Molen De Hoop|molen op de Boterweg]] (nu [[Toon Bolsiusstraat]]) woonden. Het was een houten molen. Hij was geel, wit en zwart geverfd. Wat een genot dat ik daar met mijn moeder mocht gaan kijken. Achter die molen stond een dubbel woonhuis. Daar was iemand gestorven. De naaste buurman of buurvrouw. Dat heb ik nooit vergeten.<br>
Wat ik nog weet is dat we bij de molen op de Boterweg (nu Toon Bolsiusstraat) woonden. Het was een houten molen. Hij was geel, wit en zwart geverfd. Wat een genot dat ik daar met mijn moeder mocht gaan kijken. Achter die molen stond een dubbel woonhuis. Daar was iemand gestorven. De naaste buurman of buurvrouw. Dat heb ik nooit vergeten.<br>


=== '''De lagere school''' ===
=== '''De lagere school''' ===
Ook weet ik nog dat ik bij de [[De Zusters van Liefde van Schijndel|zusters van liefde]] naar school moest. Dat was een ramp, maar het duurde niet lang. Toen ik naar de eerste klas ging was alle ellende vergeten.<br>
Ook weet ik nog dat ik bij de zusters van liefde naar school moest. Dat was een ramp, maar het duurde niet lang. Toen ik naar de eerste klas ging was alle ellende vergeten.<br>
Bijna alles van de eerste en tweede klas ben ik kwijt. In de eerste klas zat ik bij juffrouw Mien Van Dijk.<br>
Bijna alles van de eerste en tweede klas ben ik kwijt. In de eerste klas zat ik bij juffrouw Mien Van Dijk.<br>
In de tweede klas zat ik bij [[Joseph Joannes Antonius Teurlings (1908 - 1996)|meester Teurlings]].<br>
In de tweede klas zat ik bij meester Teurlings.<br>
De derde klas was bij meester De Greef en daar werd het anders. Toen kwam ik bij het jongenskoor. Dat was voor mij een goed hobby. Ik moest toen in de school wel veel nablijven voor het leren van liederen, maar dat was wel erg fijn. Toen mocht ik in de kerk zingen en dat deed ik graag.<br>
De derde klas was bij meester De Greef en daar werd het anders. Toen kwam ik bij het jongenskoor. Dat was voor mij een goed hobby. Ik moest toen in de school wel veel nablijven voor het leren van liederen, maar dat was wel erg fijn. Toen mocht ik in de kerk zingen en dat deed ik graag.<br>
In de vierde klas zat ik bij meester Saxs. Hij was mijn vriend niet.<br>
In de vierde klas zat ik bij meester Saxs. Hij was mijn vriend niet.<br>
De vijfde klas zat ik bij meester Frans van Oss. Daar kon ik wel mee overweg.<br>
De vijfde klas zat ik bij meester Frans van Oss. Daar kon ik wel mee overweg.<br>
In de zesde klas had ik [[Jacobus Maria Placidus Schenk ( 1899 - 1981)|meester Schenk]]. Wij noemden hem de penalty. Hij was erg vlug om zijn spitse schoenen tegen je achterwerk te plaatsen. Jaren later was ik voor een schildersbedrijf zijn huis aan het schilderen. Toen heb ik hem nog gevraagd of hij zijn schoenen nog eens wilde gebruiken, maar daar ging hij niet mee akkoord.<br>
In de zesde klas had ik meester Schenk. Wij noemden hem de penalty. Hij was erg vlug om zijn spitse schoenen tegen je achterwerk te plaatsen. Jaren later was ik voor een schildersbedrijf zijn huis aan het schilderen. Toen heb ik hem nog gevraagd of hij zijn schoenen nog eens wilde gebruiken, maar daar ging hij niet mee akkoord.<br>
De zevende klas ging erg gemakkelijk. Ik zat bij de hoofdonderwijzer [[Johannes Petrus van Bussel (1890 - 1971)|Van Bussel]]. Dat was een jager. Hij wilde altijd weten waar de meeste hazen en patrijzen zaten. Soms wilde hij wel een uurtje in de school blijven om over het veld te praten.<br>
De zevende klas ging erg gemakkelijk. Ik zat bij de hoofdonderwijzer Van Bussel. Dat was een jager. Hij wilde altijd weten waar de meeste hazen en patrijzen zaten. Soms wilde hij wel een uurtje in de school blijven om over het veld te praten.<br>
De lagere school heb ik tot de zevende klas gemakkelijk doorlopen, behalve de tijd dat ik veel school verzuimde. Dat noemde men “schooltje wachten”. Alles opgeteld, heb ik van mijn schooltijd ongeveer vijf a zes weken besteed aan schooltje wachten. Dan verbleven wij meestal in een paar treinwagons van het voetbalveld of we lagen bij een boer in het hooi.<br>
De lagere school heb ik tot de zevende klas gemakkelijk doorlopen, behalve de tijd dat ik veel school verzuimde. Dat noemde men “schooltje wachten”. Alles opgeteld, heb ik van mijn schooltijd ongeveer vijf a zes weken besteed aan schooltje wachten. Danverbleven wij meestal in een paar treinwagons van het voetbalveld of we lagen bij een boer in het hooi.<br>


=== '''De verhuizing''' ===
=== '''De verhuizing''' ===
Wij zijn in de zomer van het jaar 1927 verhuisd van de [[Voortstraat]] in Schijndel naar de gemeente SintOedenrode. Het was wel het kantje van Sint-Oedenrode, namelijk de [[Scheidingsweg]].<br>
Wij zijn in de zomer van het jaar 1927 verhuisd van de Voortstraat in Schijndel naar de gemeente SintOedenrode. Het was wel het kantje van Sint-Oedenrode, namelijk de Scheidingsweg.<br>
Wel, het was een nieuw boerderijtje. Het lag midden in de hei, met veel dennenbomen. De weg was een zandweg en liep vanaf de Rooisedijk in rechte lijn naar het [[Achterste Hermalen]]. Daar zou ik de meest gelukkige kinderjaren doorbrengen. Ik hield toen al veel van de natuur.<br>
Wel, het was een nieuw boerderijtje. Het lag midden in de hei, met veel dennenbomen. De weg was een zandweg en liep vanaf de Rooisedijk in rechte lijn naar het Achterste Hermalen. Daar zou ik de meest gelukkige kinderjaren doorbrengen. Ik hield toen al veel van de natuur.<br>


=== '''De Scheiloop''' ===
=== '''De Scheiloop''' ===
Regel 89: Regel 47:
Zoals kieviten zoeken, dat was een mooie sport voor ons. Dan gingen we ook hier of daar zitten. Soms gingen we voor de aardigheid in een boom zitten. We hadden wel ooit een weddenschap. Wie de eerste kievit vond, kreeg de grootste appel. Die we dan eerst moesten halen waar ze nog aan de bomen hingen.<br>
Zoals kieviten zoeken, dat was een mooie sport voor ons. Dan gingen we ook hier of daar zitten. Soms gingen we voor de aardigheid in een boom zitten. We hadden wel ooit een weddenschap. Wie de eerste kievit vond, kreeg de grootste appel. Die we dan eerst moesten halen waar ze nog aan de bomen hingen.<br>
Soms gingen wij met andere vriendjes in de dennenbossen om eekhoorns te vangen. Meestal haalden wij de jonge eekhoorns uit het nest. Ook gingen we wel eens eekhoorns zoeken. Dan moesten wij wel veel klimmen, want niet alle nesten
Soms gingen wij met andere vriendjes in de dennenbossen om eekhoorns te vangen. Meestal haalden wij de jonge eekhoorns uit het nest. Ook gingen we wel eens eekhoorns zoeken. Dan moesten wij wel veel klimmen, want niet alle nesten
waren bewoond. We hebben eekhoorns groot gebracht met de fles. Dat was echt leuk werk. Er moest een kooi gebouwd worden met een wiel. Dan kon de eekhoorn mooi rondlopen en in het wiel draaien.<br>
waren bewoond. We hebben eekhoorns groot gebracht met de fles. Dat was echt leuk werk. Er moest een kooi gebouwd worden met een wiel. Dan kon de eekhoorn mooi rondlopen en in het wiel draaien.


==='''Thuis helpen''' ===
=== '''Thuis helpen''' ===
Verders was het niet altijd zo dat wij maar in de hei konden gaan als we wilden. Er was dikwijls wat te doen voor de kinderen. Meestal was er een groot veld met aardappels die wij allemaal moesten rapen. Soms moesten wij onkruid uitplukken. Want als vader veel werk had dan moesten wij hem helpen. Bij het aardappels zetten maakte vader de gaatjes met een handmachine. Wij moesten er dan de aardappels in doen. Soms mochten wij ook rogge en haver binden. Dat noemden wij een “schob”. Wij moesten dan vier bossen haver tegen elkaar zetten. Daarna moest er een band overheen. Dan werd het een “gast”, die heel snel droog werd. Het was een mooi gezicht. Hele rijen haver en rogge, dat was erg mooi. Die stonden daar een tijd te drogen. Als de haver of rogge droog was, dan werd het binnen gehaald. We hadden een grote schuur, maar als de oogst binnen was, dan was de schuur tot de nok toe vol. Het spelen in de schuur was dan afgelopen.<br>
Verders was het niet altijd zo dat wij maar in de hei konden gaan als we wilden. Er was dikwijls wat te doen voor de kinderen. Meestal was er een groot veld met aardappels die wij allemaal moesten rapen. Soms moesten wij onkruid uitplukken. Want als vader veel werk had dan moesten wij hem helpen. Bij het aardappels zetten maakte vader de gaatjes met een handmachine. Wij moesten er dan de aardappels in doen. Soms mochten wij ook rogge en haver binden. Dat noemden wij een “schob”. Wij moesten dan vier bossen haver tegen elkaar zetten. Daarna moest er een band overheen. Dan werd het een “gast”, die heel snel droog werd. Het was een mooi gezicht. Hele rijen haver en rogge, dat was erg mooi. Die stonden daar een tijd te drogen. Als de haver of rogge droog was, dan werd het binnen gehaald. We hadden een grote schuur, maar als de oogst binnen was, dan was de schuur tot de nok toe vol. Het spelen in de schuur was dan afgelopen.<br>
En wat denk je van school? Wij moesten toch wel drie kilometer lopen naar de [[Pompstraat]], maar dat ging altijd in draf. Wij waren altijd weer blij als we thuis waren. Op de boerderij was meestal meer te doen dan op school.<br>
En wat denk je van school? Wij moesten toch wel drie kilometer lopen naar de Pompstraat, maar dat ging altijd in draf. Wij waren altijd weer blij als we thuis waren. Op de boerderij was meestal meer te doen dan op school.<br>
Toch hebben wij als kind een mooie tijd gehad. We konden overal vrij rondlopen. Duizenden bunders van heide en bos. We konden kikvorsen vangen en die beestjes opblazen. We konden ze meenemen naar de school en loslaten in de klas. Ook gingen wij wel eens aardbeien plukken zonder te vragen. Dan moesten wij soms hard lopen. <br>
Toch hebben wij als kind een mooie tijd gehad. We konden overal vrij rondlopen. Duizenden bunders van heide en bos. We konden kikvorsen vangen en die beestjes opblazen. We konden ze meenemen naar de school en loslaten in de klas. Ook gingen wij wel eens aardbeien plukken zonder te vragen. Dan moesten wij soms hard lopen. <br>


Regel 110: Regel 68:
Het grappige was dat ze nu wel kon fietsen, maar dat ze niet kon afstappen. Maar daar had ze vlug wat op gevonden. Zij kon haar lichaam niet van het zadel lichten. Nu liet zij als zij wilde stoppen, haar fiets uitlopen tot het niet verder ging. Dan ging de fiets naar één kant overhangen en moeder ging dan mee naar beneden. Haar voeten kwamen dan als eerste aan de grond. Wij noemden het “vallend afstappen”.<br>
Het grappige was dat ze nu wel kon fietsen, maar dat ze niet kon afstappen. Maar daar had ze vlug wat op gevonden. Zij kon haar lichaam niet van het zadel lichten. Nu liet zij als zij wilde stoppen, haar fiets uitlopen tot het niet verder ging. Dan ging de fiets naar één kant overhangen en moeder ging dan mee naar beneden. Haar voeten kwamen dan als eerste aan de grond. Wij noemden het “vallend afstappen”.<br>
Zij heeft het nooit meer anders geleerd. Het was toch nog gevaarlijk, want zij had wel twintig meter nodig om tot stilstand te komen.<br>
Zij heeft het nooit meer anders geleerd. Het was toch nog gevaarlijk, want zij had wel twintig meter nodig om tot stilstand te komen.<br>
Eén keer hebben wij mijn moeder vlug zien stoppen. Zij wilde haar broer een bezoek brengen, die ook in de heide woonde. Eerst moest ze tweehonderd meter over de Scheidijk fietsen, daarna over een brug en dan was zij al op de goede weg naar haar broer. Het was een houten brug zonder leuning. We hadden haar goed gezegd dat zij op de brug rechtsaf moest draaien. Wel, zij is bij ons huis opgestapt, moest langs het water fietsen tot de brug en dan rechts aanhouden. Dat deed zij goed, maar ze was een beetje te vlug met draaien. Zij draaide al af toen het voorwiel op de brug kwam. Dat werkte niet, want de hele fiets moet op de brug zijn om af te draaien. Dus de grootste helft van de fiets was nog voor de brug en ging naar het water toe. Ons lief moedertje ging naar beneden, hals over de kop het water in. Wij stonden met de hele familie te kijken. We konden het water op zien spatten. Wel, met de hele familie hebben wij ons moedertje weer gered. We hebben die redding wel doorgegeven, maar er zijn geen oorkondes afgegeven. Wel waren we blij dat we haar terug hadden.<br>
Eén keer hebben wij mijn moeder vlug zien stoppen. Zij wilde haar broer een bezoek brengen, die ook in de heide woonde. Eerst moest ze tweehonderd meter over de Scheidijk fietsen, daarna over een brug en dan was zij al op de goede weg naar haar broer. Het was eenhouten brug zonder leuning. We hadden haar goed gezegd dat zij op de brug rechtsaf moest draaien. Wel, zij is bij ons huis opgestapt, moest langs het water fietsen tot de brug en dan rechts aanhouden. Dat deed zij goed, maar ze was een beetje te vlug met draaien. Zij draaide al af toen het voorwiel op de brug kwam. Dat werkte niet, want de hele fiets moet op de brug zijn om af te draaien. Dus de grootste helft van de fiets was nog voor de brug en ging naar het water toe. Ons lief moedertje ging naar beneden, hals over de kop het water in. Wij stonden met de hele familie te kijken. We konden het water op zien spatten. Wel, met de hele familie hebben wij ons moedertje weer gered. We hebben die redding wel doorgegeven, maar er zijn geen oorkondes afgegeven. Wel waren we blij dat wehaar terug hadden.<br>
Nog een mooi momentje. Vroeger moest iedereen een fietsplaatje hebben. In elk dorp waren er commiezen. Deze mensen hielden iedereen aan. Zo werd ook moeder staande gehouden. Zij had bijna honderd meter nodig om te stoppen. Een eindje verder ging zij vallend afstappen. De ambtenaar zei: “Maar mevrouw, het spijt me dat je bent gevallen”. Maar moeder zei: “Dat hoeft niet want ik stap altijd zo af”.<br>
Nog een mooi momentje. Vroeger moest iedereen een fietsplaatje hebben. In elk dorp waren er commiezen. Deze mensen hielden iedereen aan. Zo werd ook moeder staande gehouden. Zij had bijna honderd meter nodig om te stoppen. Een eindje verder ging zij vallend afstappen. De ambtenaar zei: “Maar mevrouw, het spijt me dat je bent gevallen”. Maar moeder zei: “ Dat hoeft niet want ik stapaltijd zo af”.<br>
Mijn broer Jan was de tweede oudste. Hij had een nieuwe fiets gekocht. Wat kon die knaap fietsen. Maar ja mijn oudere broer Harry wilde die fiets ook wel eens proberen, en dat mocht. Hij reed de [[Rooiseweg]] op, maar toen kwam de pech. Harry ging met de fiets over de kop, en had een lichte hersenschudding. Broer Jan had ook pech. Hij moest zijn fiets terugbrengen. Zo was er nog dikwijls wat te doen in de Rooiseheide.<br>
Mijn broer Jan was de tweede oudste. Hij had een nieuwe fiets gekocht. Wat kon die knaap fietsen. Maar ja mijn oudere broer Harry wilde die fiets ook wel eens proberen, en dat mocht. Hij reed de Rooiseweg op, maar toen kwam de pech. Harry ging met de fiets over de kop, en had een lichte hersenschudding. Broer Jan had ook pech. Hij moest zijn fiets terugbrengen. Zo was er nog dikwijls wat te doen in de Rooiseheide.<br>


=== '''Toon oom''' ===
=== '''Toon oom''' ===
Regel 123: Regel 81:
wat te eten gegeven. Een paar dagen later hebben wij hem aangegeven bij de politie, maar we hebben nooit iets van een eigenaar gehoord.<br>
wat te eten gegeven. Een paar dagen later hebben wij hem aangegeven bij de politie, maar we hebben nooit iets van een eigenaar gehoord.<br>
Wel, we hebben hem Spits genoemd. Hij is tot zijn dood bij ons gebleven. Daar hebben wij nooit spijt van gehad. Dat dier heeft ons meer plezier gegeven, dan je kunt bedenken. Het was een beest dat alles kon. Hij was een zeer goede waakhond, maar hij paste ook op ons.<br>
Wel, we hebben hem Spits genoemd. Hij is tot zijn dood bij ons gebleven. Daar hebben wij nooit spijt van gehad. Dat dier heeft ons meer plezier gegeven, dan je kunt bedenken. Het was een beest dat alles kon. Hij was een zeer goede waakhond, maar hij paste ook op ons.<br>
Spits was altijd van de partij. We konden niet alleen weg gaan want hij stond altijd te wachten. Waar wij gingen, ging de hond ook. Alleen ging hij niet mee naar de school. Wel stond Spits altijd te wachten als we thuis kwamen. In het veld was Spits een kanjer.<br>
Spits was altijd van de partij. We konden niet alleen weg gaan want hij stond altijd te wachten. Waar wij gingen, ging de hond ook. Alleen ging hij niet mee naar de school. Wel stond Spits altijd te wachten alswe thuis kwamen. In het veld was Spits een kanjer.<br>
In de tijd dat wij in de heide woonden, gingen wij ook veel mollen vangen. Die brachten toen nogal wat geld op. Die hond was gek op het vangen van mollen. Wij hadden hem geleerd dat hij de mollen moest gaan zoeken. De hond kon op zeker honderd meter afstand ruiken waar de mol aan het werk was. Die hond was gewoon zo slim. Als er gangen over de wei liepen, en de mol was daar aan het werk, dan kon de hond hem zelf pakken. Want een molspoor loopt bijna
In de tijd dat wij in de heide woonden, gingen wij ook veel mollen vangen. Die brachten toen nogal wat geld op. Die hond was gek op het vangen van mollen. Wij hadden hem geleerd dat hij de mollen moest gaan zoeken. De hond kon op zeker honderd meter afstand ruiken waar de mol aan het werk was. Die hond was gewoon zo slim. Als er gangen over de wei liepen, en de mol was daar aan het werk, dan kon de hond hem zelf pakken. Want een molspoor loopt bijna
boven de grond. Als de hond de mol gevonden had, moest hij stil blijven staan en op ons wachten. Dat hadden wij hem geleerd. Dan staken wij met de schop de mol uit de grond. Het was namelijk zo, dat als de mol in een molshoop aan het werk was, dan kon de hond niet vlug genoeg met zijn poten door de graszoden komen. Nadat wij hem geleerd hadden dat hij op ons moest wachten, ging het veel beter.<br>
boven de grond. Als de hond de mol gevonden had, moest hij stil blijven staan en op ons wachten. Dat hadden wij hem geleerd. Dan staken wij met de schop de mol uit de grond. Het was namelijk zo, dat als de mol in een molshoop aan het werkwas, dan kon de hond niet vlug genoeg met zijn poten door de graszoden komen. Nadat wij hem geleerd hadden dat hij op ons moest wachten, ging het veel beter.<br>
Het was voor 99% raak. De hond hoefde niet meer te doen dan de neus in de wind te steken en ons te zeggen waar de mol bezig was. Ik wou dat ik ook zo'n neus had.<br>
Het was voor 99% raak. De hond hoefde niet meer te doen dan de neus in de wind te steken en ons te zeggen waar de mol bezig was. Ik wou dat ik ook zo'n neus had.<br>
Ik was met mijn hond in het veld toen er een regenbui begon. Ik ben tegen een bosrand aan gaan zitten en ben vermoedelijk in slaap gevallen. Toen ik wakker werd merkte ik dat ik op de hond had geslapen. Wel, dat was echt niet de eerste keer. Als ik met de hond op stap was ging ik dikwijls ergens liggen rusten en met mijn hoofd op de hond ging liggen. Dus eigenlijk was dat gewoon. Maar toen ik laatst thuis kwam, werd ik geroepen door de buurman. "Hij zei: ik heb jou in het veld gevonden. Jij lag te slapen met je geweer bij je. Ik denk, voor een lolletje, neem ik jouw geweer mee. Maar toen ik naar jouw geweer pakte liet die hond van jou zijn tanden zien. Ik was blij dat ik zonder jouw geweer nog wegkwam".<br>
Ik was met mijn hond in het veld toen er een regenbui begon. Ik ben tegen een bosrand aan gaan zitten en ben vermoedelijk in slaap gevallen. Toen ik wakker werd merkte ik dat ik op de hond had geslapen. Wel, dat was echt niet de eerste keer. Als ik met de hond op stap was ging ik dikwijls ergens liggen rusten en met mijn hoofd op de hond ging liggen. Dus eigenlijk was dat gewoon. Maar toen ik laatst thuis kwam, werd ik geroepen door de buurman. "Hij zei: ik heb jou in het veld gevonden. Jij lag te slapen met je geweer bij je. Ik denk, voor een lolletje, neem ik jouw geweer mee. Maar toen ik naar jouw geweer pakte liet die hond van jou zijn tanden zien. Ik was blij dat ik zonder jouw geweer nog wegkwam".<br>
Regel 137: Regel 95:


=== '''Weer verhuisd''' ===
=== '''Weer verhuisd''' ===
De boerderij aan de Scheidingsweg was vijf bunder groot. Het was eigenlijk een gemengd bedrijf. We hadden vier of vijf koeien, veel kippen en enkele varkens. We teelden haver, rog, bieten en knollen voor veevoer en daarbij aardappels voor het hele jaar. Wij hadden een mooi gezin. Vader, moeder, zeven jongens en een meisje. Als ik terug denk aan die tijd, dan hadden wij het erg zwaar te halen. De opbrengst van het bedrijf was lang niet genoeg voor een groot gezin. <br>
De boerderij aan de Scheidingsweg was vijf bunder groot. Het was
De grond was hele magere heidegrond. Er moest heel veel dure kunstmest op. Daarbij was het een zeer slechte tijd. Er was voor de kinderen geen werk te vinden. Vader moest alles alleen verdienen met de boerderij. Dat moest een keer verkeerd lopen. Zeven jongens en een meisje plus vader en moeder, tien personen, eten van een kleine boerderij.<br>
eigenlijk een gemengd bedrijf. We hadden vier of vijf koeien, veel
Ik snap toch niet dat mijn vader die boerderij in de heide liet bouwen. Vader was van boerenafkomst. Hij moet toch geweten hebben dat de heidegrond erg arm is. En dat er veel mest op het land moet komen om er wat te telen. Het had allemaal goed kunnen zijn als er meer werk was geweest.<br>
kippen en enkele varkens. We teelden haver, rog, bieten en knollen
Onze ouders hebben toch nog acht jaren heel hard gewerkt voor het behoud van het bedrijf. Maar op het ergste van de crisistijd moesten ze toch nog verkopen. Daar er zoveel schuld was, hielden zij van de verkoop niets over. Zo arm als luizen kwamen wij op de [[Steeg]] te wonen. Dat moet voor mijn ouders erg zwaar zijn geweest. Ik geloof dat mijn ouders daarover veel verdriet hebben gehad, maar wij begonnen weer opnieuw. Wij hebben daarna met heel veel moeite vader laten afkeuren, waardoor de oudste zoon mocht gaan werken. Wel, we hebben in de Rooiseheide een mooie tijd gehad. Die kinderjaren vergeet je nooit meer.<br>
voor veevoer en daarbij aardappels voor het hele jaar. Wij hadden
 
een mooi gezin. Vader, moeder, zeven jongens en een meisje. Als ik
=== '''Gaan werken''' ===
terug denk aan die tijd, dan hadden wij het erg zwaar te halen. De
Zelf ben ik toen ook al vlug van school gekomen. Mijn kinderjaren waren zo goed als voorbij. Ik moest nog een jaartje naar school, maar ben toen als dertienjarige gaan werken bij de buurman die groenteboer was en mij wel te werk wilde stellen. Ik geloof voor een gulden in de week. Zo werd ik groenteboer.<br>
opbrengst van het bedrijf was lang niet genoeg voor een groot gezin.  
Bij de groenteboer heb ik maar een klein jaartje gewerkt. Soms in de tuin, soms 's-avonds de wagen mee laden en soms naar de markt in 's-Hertogenbosch om groente en fruit bij te halen.<br>
19
Toch heb ik er veel geleerd. We gingen samen naar de groentemarkt in 's-Hertogenbosch. Na een tijdje mocht ik al alleen naar de markt. <br>
De grond was hele magere heidegrond. Er moest heel veel dure
Dat was wel een belevenis, zo met paard en wagen, maar het paard was wel heel gemakkelijk. De hit die we toen hadden wist zelf zijn weg te vinden en wist precies waar hij naar toe moest. Dat paard moest één keer in de week naar 's-Hertogenbosch, altijd dezelfde weg over de Steeg en dan langs [[Zuid-Willemsvaart|het kanaal]] door de Hinthamerstraat, naar de markt.<br>
kunstmest op. Daarbij was het een zeer slechte tijd. Er was voor de
Als we thuis kwamen uit 's-Hertogenbosch, dan moest dat paard nog de hele dag mee. Want dan ging de groenteman zelf met groente langs de deur.<br>
kinderen geen werk te vinden. Vader moest alles alleen verdienen
Dat paard zou ook nooit bijvoorbeeld het café van Tijn Persoons voorbij lopen, want daar ging de baas een boterham eten en natuurlijk een biertje nemen. Het paard kreeg daar ook zijn eten.<br>
met de boerderij. Dat moest een keer verkeerd lopen. Zeven jongens
Ook was de groenteman iedere dag, op dezelfde tijd, op dezelfde plaats. Dikwijls moest ik, als er op de wagen wat tekort was, de benodigde groente nabrengen. We wisten altijd in welke buurt hij aan het venten was.<br>
en een meisje plus vader en moeder, tien personen, eten van een
Als de groenteboer 's-avonds thuis kwam moest de wagen weer geladen worden voor de volgende dag.
kleine boerderij.
Het was toch wel een mooi werk. Wij waren ook goede vrienden, maar de verdiensten waren voor mij veel te weinig.<br>
Ik snap toch niet dat mijn vader die boerderij in de heide liet bouwen.
Op een dag moest ik 's-morgens met de hit naar de smid voor nieuwe hoefijzers. Toen ik nog maar een eindje onderweg was kwam er een onweersbui. Geen minuut later sloeg de bliksem in een boom, misschien dertig meter verder voor mij.
Vader was van boerenafkomst. Hij moet toch geweten hebben dat de
Ik weet niet wie het meeste schrik had, het paard of ik. Maar het paard draaide om en ik moest mee. In twee minuten waren wij weer thuis. Ik had de hele weg terug aan het paard gehangen. De andere dag ben ik toch nog bij de smid geweest.<br>
heidegrond erg arm is. En dat er veel mest op het land moet komen
Tot ongeveer 1937 werkte ik bij groenteboer Van Der Heyden.<br>
om er wat te telen. Het had allemaal goed kunnen zijn als er meer
 
werk was geweest.
=== '''Politie zoekt stropers''' ===
Onze ouders hebben toch nog acht jaren heel hard gewerkt voor het
Op een dag waren we aan het "schrepke gooien" voor het huis, dat met de voorgevel in het veld stond. Het was volgens mij een mooie zonnige winterdag. Wij waren denk ik met tien man aan het gooien.<br>
behoud van het bedrijf. Maar op het ergste van de crisistijd moesten
Als je soms niet weet wat “schrepke gooien” is, zal ik het je nu vertellen. Je maakt een streep op de grond van 60 cm. Op de streep maak je een vierkantje van tien bij tien centimeter. Alle spelers gooien om de beurt een cent en proberen die in dat kleine vakje te gooien. Wie in de pot gooit, mag de centen meenemen. Deze spelletjes werden vroeger veel gedaan.<br>
ze toch nog verkopen. Daar er zoveel schuld was, hielden zij van de
Deze dag werd ons spel onderbroken, doordat een van de medespelers in de verte een man zag die erg verdacht deed. Soms kroop hij achter struiken, dan weer ging hij achter een boom staan. Wij dachten wel dat het iemand van de politie was, maar het was te ver om het te zien. We konden alleen het silhouet zien, maar we wilden wel graag weten wie het was. De groenteboer, Van der Heyden, bracht de uitkomst. Hij zei tegen mij: “Loop over mijn grond en snij een bloemkool af, dan kun je precies bekijken waar die man zit en wat hij daar aan het doen is. Hij ligt vlakbij mijn groentenakker”. De groenteman was in die tijd mijn werkgever. Zo, ik nam een mandje en ging op stap. Ik liep eerst naar het einde van de akker en kwam daarna terug langs de kant waar die man was weggekropen. Wat was dat erg voor die man, dat ik hem kon zien liggen. Hij lag languit met zijn gezicht in het gras. Ik keek hem recht in het gezicht. Het was Sjef van Mierlo van de rijkspolitie.<br>
verkoop niets over. Zo arm als luizen kwamen wij op de Steeg te
Hij was daar om iemand van ons te pakken als wij gingen stropen. Toen wij hem hadden ontdekt, moest hij wel afdruipen. Maar niet voordat wij allen naar hem stonden te roepen en te zwaaien. Dat moet voor hem een afgang zijn geweest.
wonen. Dat moet voor mijn ouders erg zwaar zijn geweest. Ik geloof
Vermoedelijk had hij dat te danken aan een buurman. Die woonde ook langs ons. Dat was Van Heeswijk. Hij had niet graag dat wij over zijn land liepen als wij het veld ingingen, maar daaraan stoorden wij ons in het geheel niet. Later is hij ook nog gearresteerd voor een ernstige vechtpartij. Vader en zoon Van Heeswijk maakten een buurman op het kantje na dood. Van die buurman werd bijna het hoofd afgesneden. De man werd bij ons voor de deur bediend en niemand had gedacht dat hij het zou overleven. Toch is hij er nog doorgekomen. Ik geloof dat die boer een paar jaar in de cel heeft gezeten. Hij werd gearresteerd door Sjef van Mierlo.
dat mijn ouders daarover veel verdriet
 
hebben gehad, maar wij begonnen weer
=== '''1937, Werken in Grimlinghausen''' ===
opnieuw. Wij hebben daarna met heel
Omdat de groenteman zelf twee kinderen had, die nog een beetje te jong waren, was er voor mij later toch geen werk. Dus moest ik wel naar wat anders uitzien. Wel in Holland was het erg moeilijk. Het was nog een slechte tijd in Holland en ik was nog erg jong.<br>
veel moeite vader laten afkeuren,
Zo kwam ik op het idee om maar in Duitsland te gaan werken. De kranten stonden er vol van. Vooral boeren zochten werkvolk. Ik was toen bijna vijftien jaar. Mijn ouders vonden het goed. Later bleek dit zo'n drie jaar voor de oorlog te zijn. Ik heb mij in 's-Hertogenbosch op het arbeidsbureau aangemeld. Na twee weken kreeg ik al bericht.<br>
waardoor de oudste zoon mocht gaan
Ik weet nog dat ik een beetje bang was wat er ging gebeuren. De reis naar Duitsland was voor mij een belevenis. Ik was nooit verder geweest dan Den Bosch. Wij zijn toen met de bus naar de stad Neuss in Duitsland gebracht. We kwamen daar ook op een arbeidsbeurs. De boeren kwamen ons daar afhalen. Daar was het net een afhaalmarkt. Dat vergeet ik nooit meer.<br>
werken. Wel, we hebben in de
Het ergste was nog dat ik als laatste overbleef. Ik dacht dat ik niet meer aan de beurt zou komen. Alle anderen die met mij waren meegekomen, hadden al een nieuwe baas gevonden. Achteraf wist ik wel waarom. Ik was toen vijftien jaar en niet stevig genoeg voor het werk. Ik was de kleinste, de jongste en kende geen woord Duits. Op het laatst kwam er een heel netjes geklede dame binnen. De ambtenaar wees naar mij. Ik zag aan haar dat het niet naar haar
Rooiseheide een mooie tijd gehad.
zin was. Toch nam zij mij mee. Waar naar toe, dat wist ik echt niet.<br>
Die kinderjaren vergeet je nooit meer.
Onderweg probeerde ze wel met mij te praten maar dat was een droevige mislukking. Ik kon echt geen woord van haar verstaan, dat was het ergste. Toen konden wij nog geen vreemde taal spreken. Van Duits had ik nog nooit gehoord. Je kunt je zelf niet voorstellen dat iemand bij je staat te praten en dat je er geen woord van kan verstaan. En daar moest ik dan werken. Alles werd aangewezen.<br>
Gaan werken
Achteraf bleek dat zij van oorsprong uit Beieren kwam. Die mensen zijn echt niet te verstaan. Toch ben ik daar wel goed terecht gekomen.<br>
Zelf ben ik toen ook al vlug van school gekomen. Mijn kinderjaren
We gingen met de tram naar Grimlinghausen am Rhein. Daar begon mijn echte werk. Ik kwam weer terecht bij een groenteboer.<br>
waren zo goed als voorbij. Ik moest nog een jaartje naar school, maar
Ik had geluk dat ik in Schijndel ook al bij een groenteboer had gewerkt. Daardoor kende ik alle groentesoorten. De groente die daar werd geteeld, was ongeveer hetzelfde als de groente in Holland.<br>
ben toen als dertienjarige gaan werken bij de buurman die
Wel, ik kreeg een mooie kamer en een beter bed dan ik ooit had gezien. Dat was een goed begin. Ik kon het al vlug vinden met de boer zelf. Hij leerde mij met een paard te werken en in een week tijd was ik al aan het ploegen.<br>
groenteboer was en mij wel te werk wilde stellen. Ik geloof voor een
Het Duits leerde ik vlug. De boer had twee kinderen, Cuby en Clemens, van zeven en negen jaar oud. Die twee kinderen gingen mij veel Duits leren. Als we 's-avonds niets te doen hadden gingen we naar boven om te leren. Soms hielden ze me voor de gek met mijn stomme vragen in het Duits. Toch leerde ik heel veel van die twee. Maar thuis werken, dat zat er niet in. 's-Morgens liepen ze in uniform naar school. Maar toen nog niet in Hitler pakken.<br>
gulden in de week. Zo werd ik groenteboer.
De naam van de boer was Wilhelm Steven. Hij was groenteboer, maar werkte voor de markt. Voor hem werkten veel vrouwen, die allemaal, buiten, in rijen op het veld onkruid plukten. De boer had twee paarden waar ik veel mee moest werken, zoals ploegen en eggen. Tractors waren er toen nog niet. Ook moest ik met paard en wagen naar de markt in Düsseldorf voor het afleveren van groenten.<br>
Bij de groenteboer heb ik maar een klein jaartje gewerkt. Soms in de
Ik stond de eerste week al achter de ploeg en dat ging tamelijk goed. Die boer wilde mij graag op het land zien. <br>
tuin, soms „s-avonds de wagen mee laden en soms naar de markt in
Ik moest al direct voor de paarden zorgen en dat was wat ik het liefste deed. Ik haalde af en toe wat haver weg voor de paarden. Het was net of die paarden mij kenden. Als ze op de wei stonden en ik bij de poort kwam, dan kwamen ze alle twee gelopen. De boer stond er zelf verwondert bij, want dat deden ze eerst niet. Maar ik denk dat de boer het wist, ook al zei hij er niets van.<br>
„s-Hertogenbosch om groente en fruit bij te halen.
Na een paar weken mocht ik al met paard en wagen groente naar de markt brengen. Ik ben ook een keer met paard en wagen vol suikerbieten naar de suikerfabriek in Dormagen gereden. Voor ik weg reed zei de boer: “Adrianus, kom je nog terug”? Hij dacht dat ik het niet zou vinden. Er was wel een hele dag mee gemoeid, maar ja, ik deed het graag met paard en wagen.<br>
Toch heb ik er veel geleerd. We gingen samen naar de groentemarkt
Toen begon de rotzooi met de joden. De kinderen mochten toen met stenen gooien naar de joden, terwijl de politie er bij stond te kijken. Ramen werden kapot gegooid, kasten en piano's werden door de ramen naar buiten gegooid en de mensen groetten elkaar met “Heil Hitler”. Meermalen heb ik in de kroeg geluk gehad dat ik er heelhuids uitkwam.<br>
in „s-Hertogenbosch. Na een tijdje mocht ik al alleen naar de markt.  
Soms lag ik met een heleboel vrouwen op het veld. Dan plukten we onkruid. Soms was het toch wel gezellig op het land. Dan lagen we te worstelen met die vrouwen. Maar ik moest het altijd verliezen want als ik aan de winnende hand was, dan kwamen er direct een paar vrouwen bij. Dan was ik verloren, je kon van die vrouwen niet winnen. Toch heb ik daar een goede tijd gehad.<br>
20
Ik heb daar ook Hollanders ontmoet en ben veel met hun naar de kroeg geweest. Dat was soms erg gezellig.<br>
Dat was wel een belevenis, zo met paard en wagen, maar het paard
Ik ging ook met de boer uit. Hij was een gezellige boer. Alleen was zijn vrouw niet zo gelukkig als wij samen gingen. De boerderij lag erg dicht bij het dorp. Tot het eerste café was het tweehonderd meter en de kerk was er tegenover. De boer was katholiek. Soms gingen we naar de kerk en dan konden we de kroeg niet voorbijlopen.<br>
was wel heel gemakkelijk. De hit die we toen hadden wist zelf zijn
Na een hele tijd had ik besloten om voor een vakantie naar huis te gaan. De boer zei: “Ga toch met de fiets”. Daar had ik eigenlijk wel zin in. Wel, ik kreeg den boer zijn fiets mee. Ik had beloofd dat ik na twee weken terug zou zijn.<br>
weg te vinden en wist precies waar hij naar toe moest. Dat paard
Ik had pech met het weer. Ik was goed en wel op weg toen het begon te regenen. Het bleef de hele dag regenen, en dan 140 km rijden, dat was werkelijk een dag om nooit meer te vergeten. Ik denk dat mijn ouders blij waren dat ik weer thuis was, maar ik moest wel terug met de fiets van de boer.<br>
moest één keer in de week naar „s-Hertogenbosch, altijd dezelfde
Ondertussen kreeg ik de boodschap dat ik bij de Oda kon werken. Ik zou de fiets terugbrengen en dan zo spoedig mogelijk weer terug naar Holland. Na een paar weken ben ik met de trein weer terug naar Holland gegaan. Wat er onderweg allemaal gebeurd is, zal ik maar niet gaan schrijven. Dan zou ik na mijn dood nog steeds moeten schrijven en dat zal niet lukken. Dat was voor mij in 1938 het einde van een jaartje werken in Duitsland.<br>
weg over de Steeg en dan langs het kanaal door de
 
Hinthamerstraat,naar de markt.
=== '''Werk in Holland''' ===
Als we thuis kwamen uit
Ik had werk gekregen bij de Oda in Sint-Oedenrode. Daar werd ik bijna rijk. Twee gulden en vijftig cent in de week, dat was een stuiver per uur.<br>
‟s-Hertogenbosch, dan moest dat
Ik kwam er in de spuiterij terecht. Eigenlijk was dat was niet echt het werk voor mij, maar ja, ik moest toch werken. Een hele tijd heb ik er gewerkt. Ik moest daar plaatijzer schuren. Soms moest ik verf spuiten. Het was geen gezond werk, maar ik verdiende toch wat.<br>
paard nog de hele dag mee.
Ik had toen nog niet gedacht dat het zo vlug oorlog zou worden, maar ik was al weer een hele tijd in Holland toen de oorlog begon.<br>
Want dan ging de groenteman zelf
 
met groente langs de deur.
== '''De tweede wereldoorlog''' ==
Dat paard zou ook nooit bijvoorbeeld het café van Tijn Persoons
[[Bestand:Kasteren 17.png|400px|thumb|De Heeswijkse brug.]]
voorbij lopen, want daar ging de baas een boterham eten en
=== '''Oorlog 11 mei 1940''' ===
natuurlijk een biertje nemen. Het paard kreeg daar ook zijn eten.
De eerste Duitsers, die wij zagen, waren bij het kanaal in Heeswijk. Ik kwam met mijn vriend Christ van Sluis 3 en we gingen met de fiets naar de Heeswijkse brug.<br>
Ook was de groenteman iedere dag, op dezelfde tijd, op dezelfde
Net voor de Heeswijkse brug lagen hier en daar wat kanaalboten, meestal geladen met maaszand en grind. <br>
plaats. Dikwijls moest ik, als er op de wagen wat tekort was. de
Wij zagen daar enkele soldaten lopen en dachten aan een oefening. Maar toen wij dichterbij kwamen werd er in het Duits geroepen: ”Blijven staan”.<br>
benodigde groente nabrengen. We wisten altijd in welke buurt hij aan
Toen wisten wij met een Duitse soldaat te maken te hebben. Zij vroegen alleen of er soldaten waren in de boten die daar lagen. Ik heb hun gezegd dat wij dat niet wisten.<br>
het venten was.
Ze gingen direct een boot vorderen om in de brug te leggen, want de brug was gesprongen. Ze lieten de boot tussen de brug varen en zo was de brug weer bijna klaar om over te steken.<br>
Als de groenteboer „s-avonds thuis kwam moest de wagen weer
Het was ook niet erg slim, om de brug te laten springen, en dan die boten daar te laten liggen. Zo was het net of de Hollandse soldaten de brug lieten springen, maar alles klaar legden voor de Duitse soldaten om de brug weer te repareren. Dat is oorlog voeren en elkaar een beetje helpen.<br>
geladen worden voor de volgende dag.
Wij zijn toen door gefietst naar Schijndel. Bij het [[patronaat]] stonden enkele mensen. Ik heb daar verteld dat ik al Duitsers gezien had en gesproken. Niemand geloofde mij. Het was ook moeilijk te geloven. Wel, ik had het juist verteld, en daar kwam de eerste Duitser het dorp al in gereden. Hij had een motor met zijspan. In het zijspan zat een soldaat met een steel handgranaat in zijn handen. Het moet wel erg zjn als je als eerste soldaat zo een dorp moet binnenrijden. Ze hadden natuurlijk geluk dat er geen Hollandse soldaten in de buurt waren. Niet lang daarna kwam het Duitse leger binnen met tanks en vrachtwagens.<br>
Het was toch wel een mooi werk. Wij waren ook goede vrienden,
In één dag waren ze dus al in Schijndel. Wij wisten echt niet wat oorlog was, maar al spoedig vonden wij wat het betekende onder de Duitse bezetting te moeten leven. We werden al spoedig onderduiker.<br>
maar de verdiensten waren voor mij veel te weinig.
[[Bestand:Kasteren 18.png|600px|thumb|Graf van Duitse soldaat op de Steeg.]]
Op een dag moest ik „s-morgens met de hit naar de smid voor nieuwe
=== '''Het ongeluk''' ===
hoefijzers. Toen ik nog maar een eindje onderweg was kwam er een
De volgende dag, zondag 12 mei, had ik zelf veel geluk. Het was geloof ik eerste Pinksterdag. Ik ging 's-morgens met de fiets naar de kerk. Wij woonden toen op De Steeg. Net in de bocht waar het stenen paadje was, genaamd “De Heuvel”, haalde mij een hele colonne Duitse vrachtwagens in. De eerste wou mij passeren, net in de bocht waar het stenen paadje was. Wat hij precies deed is voor mij nog steeds een raadsel. Ik voelde een klein stootje, en ik lag al onderin een diepe sloot voor ik er erg in had.<br>
onweersbui. Geen minuut later sloeg de bliksem in een boom,
Toen ik uit de sloot was gekropen, zag ik aan de andere kant van de weg een vrachtwagen tegen een boom staan. Er stonden veel soldaten bij. Toen ze mij zagen moest ik direct komen. Even was ik erg bang. Ze stonden in een groep bij elkaar. Wel, zij vroegen mij alleen om de juiste plaats aan te wijzen op de kaart die zij bij zich hadden. Ik wist toen nog niet dat de chauffeur dood was. De chauffeur werd daar direct begraven maar dat zag ik de volgende dag
misschien dertig meter verder voor mij.
pas. Toen zag ik het graf. Dit kan ik echt niet meer vergeten. De naam van de man kwam al spoedig op het graf staan. Het was soldaat Eduard Schaffer. Hij was 22 jaar, was getrouwd en had een vrouw en twee kinderen. Ik heb daarna de vrouw nog gezien bij het graf. Ik heb nog een foto van het graf, wat daar op eerste Pinksterdag, 12 mei 1940 rond 10:00 uur is gekomen. Wij hebben soms nog bloemen op het graf gezet. Later is het graf weggehaald, maar wanneer dat weet ik niet. Maar vergeten kan ik het ook niet.<br>
Ik weet niet wie het meeste schrik had, het paard of ik. Maar het
 
paard draaide om en ik moest mee. In twee minuten waren wij weer
=== '''Werken tijdens de bezetting''' ===
thuis. Ik had de hele weg terug aan het paard gehangen. De andere
Het was niet altijd gemakkelijk om onderduiker te zijn. Wij waren thuis met zijn tienen. Soms hadden we werk. Meestal, als er werk was, hadden wij slecht betaald werk in de bossen zoals grondbewerking. Het omspitten van de grond in de bossen noemden ze “vloten”. Werk was er nog bijna niet.<br>
dag ben ik toch nog bij de smid geweest.
Al spoedig moesten wij voor de Duitsers werken, want we moesten toch leven. Het eerste werk dat ik had tijdens de Duitse bezetting, was werken in de bossen. Dat deed ik graag. Daardoor kreeg ik ook kans om een haasje te vangen. Dat leverde ook weer geld op.<br>
Tot ongeveer 1937 werkte ik bij groenteboer Van Der Heyden.
In de houtbewerking was tamelijk goed te verdienen. Wij kapten hout en maakten wijpen en reisbosjes, die werden gebruikt om de dijken sterk te maken. Daar werd goed voor betaald.<br>
21
Er was altijd wel werk in de bossen. Het was wel meestal in de winter, want in de zomer was het hout te zwaar. Dan is het groen en zijn er teveel bladeren.<br>
Politie zoekt stropers
De baas van het houtbedrijf was lid van de NSB maar verdiende later toch ook een schouderklopje. Want mijn broer werd door “De Kin” opgepikt. Hij werd opgesloten in Veghel. Ik ben zelf nog bij de burgemeester geweest. Maar die kon er niets aan doen. De Kin stond boven de burgemeester. Maar de man voor wie wij werkten kwam hem weer netjes thuis brengen.<br>
Op een dag waren we aan het “schrepke gooien” voor het huis, dat
Ik ben ook nog op het vliegveld Volkel gaan werken. Daar kwam ik in de steenploeg te staan. Het was heel zwaar werk. Met de fiets naar Volkel en 's-avonds weer terug. Soms konden wij ook met het [[Duits Lijntje|Duits lijntje]] mee rijden. Ik verdiende er veel geld, maar het was niet om uit te houden. Van daar ben ik ondergedoken.
met de voorgevel in het veld stond. Het was volgens mij een mooie
[[Bestand:Kasteren 19.jpg|400px|thumb|Voedselbonnen.]]
zonnige winterdag Wij waren denk ik met tien man aan het gooien.
'''Voedselbonnen'''<br>
Als je soms niet weet wat “schrepke gooien” is, zal ik het je nu
Alles ging heel vlug op de bon. Als onderduiker kreeg je geen bonnen. Toen werd er wel een beetje gezorgd door de Ondergrondse, die overal in het land actief was.<br>
vertellen. Je maakt een streep op de grond van 60 cm. Op de streep
De bonnen kwamen van distributiekantoren. Die kantoren werden veel overvallen door de mensen van de Ondergrondse.<br>
maak je een vierkantje van tien bij tien centimeter. Alle spelers gooien
Zo kwamen die bonnen weer bij de onderduikers. Ook het distributiekantoor in [[Sint Servatiusstraat|St. Servatiusstraat]] in Schijndel is zo [[De overval op het distributiekantoor op 24 juli 1944|overvallen]].<br>
om de beurt een cent en proberen die in dat kleine vakje te gooien.
 
Wie in de pot gooit, mag de centen meenemen. Deze spelletjes
=== '''Weer werken in Duitsland''' ===
werden vroeger veel gedaan.
Van daar uit werd ik weer opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Dat heb ik ook gedaan. Bij toeval kwam ik terecht bij Wilhelm Steven, dezelfde groenteboer waarvoor ik eerder had gewerkt. De boer kon het maar niet geloven dat ik weer voor hem kwam werken. Hij was wel blij, want het was erg moeilijk om werkvolk te krijgen. Het werkvolk in Duitsland was allemaal in dienst. De zoon van de boer waar ik werkte was niet met vakantie geweest. Ze hadden hem
Deze dag werd ons spel onderbroken, doordat een van de
medespelers in de verte een man zag die erg verdacht deed. Soms
kroop hij achter struiken, dan weer ging hij achter een boom staan.
Wij dachten wel dat het iemand van de politie was, maar het was te
ver om het te zien. We konden alleen het silhouet zien, maar we
wilden wel graag weten wie het was. De groenteboer, Van der
Heyden, bracht de uitkomst. Hij zei tegen mij: “Loop over mijn grond
en snij een bloemkool af, dan kun je precies bekijken waar die man
zit en wat hij daar aan het doen is. Hij ligt vlakbij mijn groentenakker”.
De groenteman was in die tijd mijn werkgever. Zo, ik nam een mandje
en ging op stap. Ik liep eerst naar het einde van de akker en kwam
daarna terug langs de kant waar die man was weggekropen. Wat was
dat erg voor die man, dat ik hem kon zien liggen. Hij lag languit met
zijn gezicht in het gras. Ik keek hem recht in het gezicht. Het was Sjef
van Mierlo van de rijkspolitie.
Hij was daar om iemand van ons te pakken als wij gingen stropen.
Toen wij hem hadden ontdekt, moest hij wel afdruipen. Maar niet
voordat wij allen naar hem stonden te roepen en te zwaaien.
Dat moet voor hem een afgang zijn geweest.
Vermoedelijk had hij dat te danken aan een buurman. Die woonde
ook langs ons. Dat was Van Heeswijk. Hij had niet graag dat wij over
zijn land liepen als wij het veld ingingen, maar daaraan stoorden wij
ons in het geheel niet. Later is hij ook nog gearresteerd voor een
ernstige vechtpartij. Vader en zoon Van Heeswijk maakten een
buurman op het kantje na dood. Van die buurman werd bijna het
hoofd afgesneden. De man werd bij ons voor de deur bediend en
niemand had gedacht dat hij het zou overleven. Toch is hij er nog
doorgekomen. Ik geloof dat die boer een paar jaar in de cel heeft
gezeten. Hij werd gearresteerd door Sjef van Mierlo.
22
1937, Werken in Grimlinghausen
Omdat de groenteman zelf twee kinderen had, die nog een beetje te
jong waren, was er voor mij later toch geen werk. Dus moest ik wel
naar wat anders uitzien. Wel in Holland was het erg moeilijk. Het was
nog een slechte tijd in Holland en ik was nog erg jong.
Zo kwam ik op het idee om maar in Duitsland te gaan werken. De
kranten stonden er vol van. Vooral boeren zochten werkvolk. Ik was
toen bijna vijftien jaar. Mijn ouders vonden het goed. Later bleek dit
zo‟n drie jaar voor de oorlog te zijn. Ik heb mij in „s-Hertogenbosch op
het arbeidsbureau aangemeld. Na twee weken kreeg ik al bericht.
Ik weet nog dat ik een beetje bang was wat er ging gebeuren. De reis
naar Duitsland was voor mij een belevenis. Ik was nooit verder
geweest dan Den Bosch. Wij zijn toen met de bus naar de stad
Neuss in Duitsland gebracht. We kwamen daar ook op een
arbeidsbeurs. De boeren kwamen ons daar afhalen. Daar was het net
een afhaalmarkt Dat vergeet ik nooit meer.
Het ergste was nog dat ik als laatste overbleef. Ik dacht dat ik niet
meer aan de beurt zou komen. Alle anderen die met mij waren
meegekomen, hadden al een nieuwe baas gevonden. Achteraf wist ik
wel waarom. Ik was toen vijftien jaar en niet stevig genoeg voor het
werk. Ik was de kleinste, de jongste en kende geen woord Duits.
Op het laatst kwam er een heel netjes geklede dame binnen.
De ambtenaar wees naar mij. Ik zag aan haar dat het niet naar haar
zin was. Toch nam zij mij mee. Waar naar toe, dat wist ik echt niet.
Onderweg probeerde ze wel met mij te praten maar dat was een
droevige mislukking. Ik kon echt geen woord van haar verstaan, dat
was het ergste. Toen konden wij nog geen vreemde taal spreken.
Van Duits had ik nog nooit gehoord. Je kunt je zelf niet voorstellen
dat iemand bij je staat te praten en dat je er geen woord van kan
verstaan. En daar moest ik dan werken. Alles werd aangewezen.
Achteraf bleek dat zij van oorsprong uit Beieren kwam. Die mensen
zijn echt niet te verstaan. Toch ben ik daar wel goed terecht
gekomen.
23
We gingen met de tram naar
Grimlinghausen am Rhein.
Daar begon mijn echte werk.
Ik kwam weer terecht bij een groenteboer.
Ik had geluk dat ik in Schijndel ook al bij
een groenteboer had gewerkt. Daardoor
kende ik alle groentesoorten. De groente die daar werd geteeld, was
ongeveer hetzelfde als de groente in Holland.
Wel, ik kreeg een mooie kamer en een beter bed dan ik ooit had
gezien. Dat was een goed begin. Ik kon het al vlug vinden met de
boer zelf. Hij leerde mij met een paard te werken en in een week tijd
was ik al aan het ploegen.
Het Duits leerde ik vlug. De boer had twee kinderen, Cuby en
Clemens, van zeven en negen jaar oud. Die twee kinderen gingen mij
veel Duits leren. Als we „s-avonds niets te doen hadden gingen we
naar boven om te leren. Soms hielden ze me voor de gek met mijn
stomme vragen in het Duits. Toch leerde ik heel veel van die twee.
Maar thuis werken, dat zat er niet in. „s-Morgens liepen ze in uniform
naar school. Maar toen nog niet in Hitler pakken.
De naam van de boer was Wilhelm Steven. Hij was groenteboer,
maar werkte voor de markt. Voor hem werkten veel vrouwen, die
allemaal, buiten, in rijen op het veld onkruid plukten. De boer had
twee paarden waar ik veel mee moest werken, zoals ploegen en
eggen. Tractors waren er toen nog niet. Ook moest ik met paard en
wagen naar de markt in Düsseldorf voor het afleveren van groenten.
Ik stond de eerste week al achter de
ploeg en dat ging tamelijk goed. Die
boer wilde mij graag op het land zien.  
24
Ik moest al direct voor de paarden zorgen en dat was wat ik het
liefste deed. Ik haalde af en toe wat haver weg voor de paarden. Het
was net of die paarden mij kenden. Als ze op de wei stonden en ik bij
de poort kwam, dan kwamen ze alle twee gelopen. De boer stond er
zelf verwondert bij, want dat deden ze eerst niet. Maar ik denk dat de
boer het wist, ook al zei hij er niets van.
Na een paar weken mocht ik al met paard en wagen groente naar de
markt brengen. Ik ben ook een keer met paard en wagen vol
suikerbieten naar de suikerfabriek in Dormagen gereden. Voor ik weg
reed zei de boer: “Adrianus, kom je nog terug”? Hij dacht dat ik het
niet zou vinden. Er was wel een hele dag mee gemoeid, maar ja, ik
deed het graag met paard en wagen.
Toen begon de rotzooi met de joden. De kinderen mochten toen met
stenen gooien naar de joden, terwijl de politie er bij stond te kijken.
Ramen werden kapot gegooid, kasten en piano‟s werden door de
ramen naar buiten gegooid en de mensen groetten elkaar met “Heil
Hitler”. Meermalen heb ik in de kroeg geluk gehad dat ik er heelhuids
uitkwam.
Soms lag ik met een heleboel vrouwen op het veld. Dan plukten we
onkruid. Soms was het toch wel gezellig op het land. Dan lagen we te
worstelen met die vrouwen. Maar ik moest het altijd verliezen want
als ik aan de winnende hand was, dan kwamen er direct een paar
vrouwen bij. Dan was ik verloren, je kon van die vrouwen niet winnen.
Toch heb ik daar een goede tijd gehad.
Ik heb daar ook Hollanders ontmoet en ben veel met hun naar de
kroeg geweest. Dat was soms erg gezellig.
Ik ging ook met de boer uit. Hij was een gezellige boer. Alleen was
zijn vrouw niet zo gelukkig als wij samen gingen. De boerderij lag erg
dicht bij het dorp. Tot het eerste café was het tweehonderd meter en
de kerk was er tegenover. De boer was katholiek. Soms gingen we
naar de kerk en dan konden we de kroeg niet voorbijlopen.
25
Na een hele tijd had ik besloten om voor een vakantie naar huis te
gaan. De boer zei: “Ga toch met de fiets”. Daar had ik eigenlijk wel
zin in. Wel, ik kreeg den boer zijn fiets mee. Ik had beloofd dat ik na
twee weken terug zou zijn.
Ik had pech met het weer. Ik was goed en wel op weg toen het begon
te regenen. Het bleef de hele dag regenen, en dan 140 km rijden, dat
was werkelijk een dag om nooit meer te vergeten. Ik denk dat mijn
ouders blij waren dat ik weer thuis was, maar ik moest wel terug met
de fiets van de boer.
Ondertussen kreeg ik de boodschap dat ik bij de Oda kon werken. Ik
zou de fiets terugbrengen en dan zo spoedig mogelijk weer terug
naar Holland, Na een paar weken ben ik met de trein weer terug naar
Holland gegaan. Wat er onderweg allemaal gebeurd is, zal ik maar
niet gaan schrijven. Dan zou ik na mijn dood nog steeds moeten
schrijven en dat zal niet lukken. Dat was voor mij in 1938 het einde
van een jaartje werken in Duitsland.
Werk in Holland
Ik had werk gekregen bij de Oda in Sint-Oedenrode. Daar werd ik
bijna rijk. Twee gulden en vijftig cent in de week, dat was een stuiver
per uur.
Ik kwam er in de spuiterij terecht.
Eigenlijk was dat was niet echt het
werk voor mij, maar ja, ik moest
toch werken. Een hele tijd heb ik er
gewerkt. Ik moest daar plaatijzer
schuren. Soms moest ik verf
spuiten. Het was geen gezond
werk, maar ik verdiende toch wat.
Ik had toen nog niet gedacht dat het zo vlug oorlog zou worden, maar
ik was al weer een hele tijd in Holland toen de oorlog begon.
26
De tweede wereldoorlog
Oorlog 11 mei 1940
De eerste Duitsers, die wij zagen, waren bij het kanaal in Heeswijk.
Ik kwam met mijn vriend Christ
van Sluis 3 en we gingen met de fiets
naar de Heeswijkse brug.
Net voor de Heeswijkse brug lagen
hier en daar wat kanaalboten, meestal
geladen met maaszand en grind.
Wij zagen daar enkele soldaten lopen
en dachten aan een oefening. Maar
toen wij dichterbij kwamen werd er in
het Duits geroepen: ”Blijven staan”.
Toen wisten wij met een Duitse
soldaat te maken te hebben. Zij
vroegen alleen of er soldaten waren in
de boten die daar lagen. Ik heb hun gezegd dat wij dat niet wisten.
Ze gingen direct een boot vorderen om in de brug te leggen, want de
brug was gesprongen. Ze lieten de boot tussen de brug varen en zo
was de brug weer bijna klaar om over te steken.
Het was ook niet erg slim, om de brug te laten
springen, en dan die boten daar te laten liggen.
Zo was het net of de Hollandse soldaten de brug
lieten springen, maar alles klaar legden voor de
Duitse soldaten om de brug weer te repareren.
Dat is oorlog voeren en elkaar een beetje
helpen.
Wij zijn toen door gefietst naar Schijndel. Bij het patronaat stonden
enkele mensen. Ik heb daar verteld dat ik al Duitsers gezien had en
gesproken. Niemand geloofde mij. Het was ook moeilijk te geloven.
De Heeswijkse brug.
27
Wel, ik had het juist verteld, en daar kwam de eerste Duitser het dorp
al in gereden. Hij had een motor met zijspan. In het zijspan zat een
soldaat met een steel handgranaat in zijn handen. Het moet wel erg
zijn als je als eerste soldaat zo een dorp moet binnenrijden. Ze
hadden natuurlijk geluk dat er geen Hollandse soldaten in de buurt
waren. Niet lang daarna kwam het Duitse leger binnen met tanks en
vrachtwagens.
In één dag waren ze dus al in Schijndel. Wij wisten echt niet wat
oorlog was, maar al spoedig vonden wij wat het betekende onder de
Duitse bezetting te moeten leven. We werden al spoedig onderduiker.
Het ongeluk
De volgende dag, zondag 12 mei, had ik zelf veel geluk. Het was
geloof ik eerste Pinksterdag. Ik ging „s-morgens met de fiets naar de
kerk. Wij woonden toen op De Steeg. Net in de bocht waar het stenen
paadje was, genaamd “De Heuvel”, haalde mij een hele colonne
Duitse vrachtwagens in. De eerste wou mij passeren, net in de bocht
waar het stenen paadje was. Wat hij precies deed is voor mij nog
steeds een raadsel. Ik voelde een klein stootje, en ik lag al onderin
een diepe sloot voor ik er erg in had.
Toen ik uit de sloot was gekropen, zag ik aan de andere kant van de
weg een vrachtwagen tegen een boom staan. Er stonden veel
soldaten bij. Toen ze mij zagen moest ik direct komen. Even was ik
erg bang. Ze stonden in een groep bij elkaar. Wel, zij vroegen mij
alleen om de juiste plaats aan te wijzen op de kaart die zij bij zich
hadden. Ik wist toen nog niet dat de chauffeur dood was. De
chauffeur werd daar direct begraven maar dat zag ik de volgende dag
pas. Toen zag ik het graf. Dit kan ik echt niet meer vergeten. De
naam van de man kwam al spoedig op het graf staan.
Het was soldaat Eduard Schaffer.
Hij was 22 jaar, was getrouwd en had een vrouw
en twee kinderen. Ik heb daarna de vrouw nog
gezien bij het graf.
Ik heb nog een foto van het graf, wat daar op
eerste Pinksterdag, 12 mei 1940 rond 10:00 uur
is gekomen. Wij hebben soms nog bloemen op
het graf gezet. Later is het graf weggehaald,
maar wanneer dat weet ik niet.
Maar vergeten kan ik het ook niet.
28
Werken tijdens de bezetting
Het was niet altijd gemakkelijk om onderduiker te zijn. Wij waren thuis
met zijn tienen. Soms hadden we werk. Meestal, als er werk was,
hadden wij slecht betaald werk in de bossen zoals grondbewerking.
Het omspitten van de grond in de bossen noemden ze “vloten”.
Werk was er nog bijna niet.
Al spoedig moesten wij voor de Duitsers werken, want we moesten
toch leven. Het eerste werk dat ik had tijdens de Duitse bezetting,
was werken in de bossen. Dat deed ik graag. Daardoor kreeg ik ook
kans om een haasje te vangen. Dat leverde ook weer geld op.
In de houtbewerking was tamelijk
goed te verdienen. Wij kapten hout
en maakten wijpen en reisbosjes,
die werden gebruikt om de dijken
sterk te maken. Daar werd goed
voor betaald.
Er was altijd wel werk in de bossen.
Het was wel meestal in de winter, want in de zomer was het hout te
zwaar. Dan is het groen en zijn er teveel bladeren.
De baas van het houtbedrijf was lid van de NSB maar verdiende later
toch ook een schouderklopje. Want mijn broer werd door “De Kin”
opgepikt. Hij werd opgesloten in Veghel. Ik ben zelf nog bij de
burgemeester geweest. Maar die kon er niets aan doen. De Kin stond
boven de burgemeester. Maar de man voor wie wij werkten kwam
hem weer netjes thuis brengen.
Ik ben ook nog op het vliegveld Volkel gaan werken. Daar kwam ik in
de steenploeg te staan. Het was heel zwaar werk. Met de fiets naar
Volkel en „s-avonds weer terug. Soms konden wij ook met het Duits
lijntje mee rijden. Ik verdiende er veel geld, maar het was niet om uit
te houden. Van daar ben ik ondergedoken.
Wijpen maken
29
Voedselbonnen
Alles ging heel vlug op de bon. Als onderduiker kreeg je geen
bonnen. Toen werd er wel een beetje gezorgd door de
Ondergrondse, die overal in het land actief was.
De bonnen kwamen
van
distributiekantoren.
Die kantoren
werden veel
overvallen door de
mensen van de
Ondergrondse.
Zo kwamen die bonnen weer bij de onderduikers. Ook het
distributiekantoor in St. Servatiusstraat in Schijndel is zo overvallen.
Weer werken in Duitsland
Van daar uit werd ik weer opgeroepen om in Duitsland te gaan
werken. Dat heb ik ook gedaan. Bij toeval kwam ik terecht bij Wilhelm
Steven, dezelfde groenteboer waarvoor ik eerder had gewerkt. De
boer kon het maar niet geloven dat ik weer voor hem kwam werken.
Hij was wel blij, want het was erg moeilijk om werkvolk te krijgen. Het
werkvolk in Duitsland was allemaal in dienst. De zoon van de boer
waar ik werkte was niet met vakantie geweest. Ze hadden hem
verwacht maar hij was niet doorgekomen.
verwacht maar hij was niet doorgekomen.
 
Praten over Rusland
=== '''Praten over Rusland''' ===
De Duitsers waren toen al bijna over de halve wereld aan het
De Duitsers waren toen al bijna over de halve wereld aan het vechten. Ik heb met een Duitse boer gesproken, die voor een week thuis was. Hij was gelegerd in Rusland. Wat hij mij vertelde, dat ze zoveel ellende hadden meegemaakt, was haast niet te geloven. Tijdens het praten, moest hij gewoon huilen. Hij vertelde dat ze soms dagen geen eten hadden, dat er veel soldaten omkwamen door bevriezing en dat ze knoken aten van doodgeschoten soldaten. Ze zaten te springen om voedsel en hadden geen kleren voor dat koude Rusland. “Al onze soldaten die daar in de sneeuw zitten weten dat ze niet terug komen. We kunnen geen kant op. We zitten in de sneeuw en we gaan dood in de sneeuw. Ik kan nu weglopen. Dan vinden ze mij en dan is het ook afgelopen. Als ik terug ga naar Rusland, dan is het ook afgelopen”.<br>
vechten. Ik heb met een Duitse boer gesproken, die voor een week
Toen dacht ik: “wij werken tegen onze zin in Duitsland,
thuis was. Hij was gelegerd in Rusland. Wat hij mij vertelde, dat ze
zoveel ellende hadden meegemaakt, was haast niet te geloven.
Tijdens het praten, moest hij gewoon huilen. Hij vertelde dat ze soms
dagen geen eten hadden, dat er veel soldaten omkwamen door
bevriezing en dat ze knoken aten van doodgeschoten soldaten.
30
Ze zaten te springen om voedsel en hadden geen kleren voor dat
koude Rusland. “Al onze soldaten die daar in de sneeuw zitten weten
dat ze niet terug komen. We kunnen geen kant op. We zitten in de
sneeuw en we gaan dood in de sneeuw. Ik kan nu weglopen. Dan
vinden ze mij en dan is het ook afgelopen. Als ik terug ga naar
Rusland, dan is het ook afgelopen”.
Toen dacht ik: “wij werken tegen onze zin in Duitsland, maar we zijn
beter af dan de Duitsers zelf”.
Dat was de enige soldaat in Duitsland waar ik normaal mee heb
kunnen praten. Een week later was hij weer vertrokken naar Rusland.
We waren weer eens aan het werk in Duitsland. Met maar liefst vier
gebroers tegelijkertijd. Mies werkte in Essen op de Krupp fabriek. Sjef
en Harrie werkten in Bremen en zelf werkte ik bij een boer in Aken.
Ik had genoeg te eten. Alles wat je deed was werken en slapen.
Geld van 1914-1918
Ik was paardenknecht in Aken.
Daar heb ik van mijn broer Sjef ook nog post
uit Bremen gehad. Hij stuurde mij een brief
met daarin een grote hoop geld.
Ik vergeet het nooit meer.
31
Ik was op de stal voor de paarden aan het zorgen.
Er waren ook twee krijgsgevangenen die
iedere morgen werden gebracht door
soldaten en onder begeleiding bij de boer
hielpen. De boer bracht die brief bij mij op
de stal. Die twee gevangenen zagen
mij die brief openmaken en toen
zagen ze al dat geld.
Zij begonnen allebei te dansen en te
springen. “Adrianus” zeiden zij, “je
hoeft nooit meer te werken”.
Daar zat voor meer dan een miljoen oud
geld in. Geen cent waard natuurlijk.
Het was nog geld uit de eerste
wereldoorlog. Het stond in emmers
langs de straat.
Sjef deed graag dingen waar je in moest
trappen, dan had hij lol.
Ik las in die brief dat Harrie ook daar in Bremen werkte.
Rond dezelfde tijd kreeg ik ook bericht van Mies. Die zat in die tijd in
Essen op de Krupp fabriek. Hem heb ik nog een kaartje geschreven:
“Ik kom je opzoeken, dan en dan kom ik aan op het station in Essen”.
Ik heb hem daar ontmoet. Hij was die dag in gezelschap van een van
zijn vrienden, Janus v/d Heyden. Ik was met de trein naar Essen
gereisd. Toen ik daar aankwam zag ik Mies met Janus v/d Heyden
aan het station staan. Er was een grote massa mensen op het
perron. Dus was ik achterom
gelopen en kwam van achter
bij hun. Ik heb even gewacht
en toen heb ik gevraagd:
“Zoeken jullie misschien Broer
van Kasteren”? Wat mooi als
je dan die gezichten ziet. Zo
maak je toch nog mooie
dingen mee, ook al is het
oorlog.
32
Na een half jaar was ik het in Aken weer moe. Wel, ik was weer toe
aan een fijne vakantie, met al dat geld van Oom Sjef.
Maar dit keer zou het niet zo gemakkelijk zijn, want je krijgt niet snel
een uitreisvergunning. Eerst moet je toestemming hebben van de
boer, dan moet je naar het arbeidsbureau in de stad Neuss. Met een
smoesje kreeg ik van de boer een bewijs dat ik weer terug zou
komen. De boer is naar de stad gegaan en hij bracht alle papieren
mee die ik nodig had. Ik had gevraagd voor drie weken en dat heb ik
ook gekregen. Zo kon ik gemakkelijk over de grens.
De boer en zijn zoon gaven mij nog wat geld mee. Ik moest een
horloge en koffie meebrengen. Natuurlijk was dat geld fijn voor
mijzelf. Ik wist zo al dat ik niet zou terug komen.
Terug in Nederland - weer gaan jagen
Ook in Holland was er veel veranderd. Ja, zonder werk en zonder
bonnen was het erg moeilijk. Alles was op de bon. Iedereen kreeg
bonnen, behalve als je ondergedoken was, want dan was je er
eenvoudig niet bij. Soms hadden wij geluk. Dan kregen wij wat
bonnen van de Ondergrondse, die met geweld en overvallen op de
distributiekantoren aan die bonnen kwamen. Petje af voor de
Ondergrondse want ze deden een goed werk voor veel mensen en
daarbij was het zeer gevaarlijk.
Ik was toch niet van plan om terug te gaan. Ik had een afspraak met
Christ. Die kwam diezelfde tijd thuis. We waren van plan om heel veel
hazen en konijnen te gaan vangen, dus had ik geen tijd om terug te
gaan naar Duitsland.
Ik weet nog dat ik op een zaterdag terug kwam uit Duitsland. Christ
kwam een paar dagen later. Ik vind het wel erg dat ik geen ene datum
meer weet. Het was, denk ik, in 1942. Er werd al heel lang niet
gejaagd. Alleen jagers die bij de partij NSB waren, mochten nog
jagen. Voor mij en Christ was dat wel goed. Niet veel jagers, dus veel
wild voor ons. En wij gingen iedere dag.
33
In die tijd zetten wij strikken, zoveel als we konden.
Wij woonden op De Steeg.
Ik zette strikken vanaf De Steeg tot
de Zuid-Willemsvaart, en met Christ
vanaf het kanaal door het
Wijboschbroek tot aan de spoorbrug.
Wij vingen heel veel hazen. Het was
heel gemakkelijk om ze te verkopen. Meestal verkochten wij ze
particulier, soms ook bij mensen die ze bestelden. Ik bracht ook veel
wild bij de poulier.
Wij wisten dat de jagers drijfjacht hadden en wij wisten ook waar zij
wilden beginnen. Wij hebben toen geprobeerd
Al vlug was er al een lied voor De Kin:
Al vlug was er al een lied voor De Kin:
::''Heb je wel gehoord dat de Kin is vermoord''
Heb je wel gehoord dat de Kin is vermoord
::''In Den Bosch in het Kerkstraatje''
In Den Bosch in het Kerkstraatje
::''Daar lag die halve gek, met de tong uit zijn bek''
Daar lag die halve gek, met de tong uit zijn bek
::''En onder zijn kin een heel klein gaatje''
En onder zijn kin een heel klein gaatje
::''De Kin, de Kin, geen leven zit er meer in''
De Kin, de Kin, geen leven zit er meer in
::''Zijn daden waren moord, zijn daden waren moord''
Zijn daden waren moord, zijn daden waren moord
::''Hij is gestorven zoals ’t behoort.''
Hij is gestorven zoals ’t behoort.
 
65
=== '''Landing van de parachutisten''' ===
Landing van de parachutisten
Het mooiste wat wij meegemaakt hebben, was tijdens een wandeling op de [[Koeveringsedijk|Coeveringsedijk]]. Het was heel mooi weer. Mijn vriendin en ik waren op zondagmiddag 17 september 1944 aan het wandelen. Wij zagen vanuit de richting van het
Het mooiste wat wij
Damianenklooster een grote groep vliegtuigen komen. Dan zien wij, als ze vlak boven ons zijn, dat de deuren opengaan en opeens zit de lucht vol met parachutisten. Het was een fantastisch gezicht. Wij wisten toen nog niet dat het invasie was van de Engelsen.<br>
meegemaakt hebben, was
Niet te geloven, sommigen vielen recht voor onze voeten. Opeens stonden wij tussen duizenden militairen, die wij niet konden verstaan. Wij zagen van alle kanten mensen aan komen lopen en ook een motor kwam er bij. Alles is in één klap Engels, het was een geweldig gezicht. De Coeveringse heide is erg groot. We konden tot de Damianen wegkijken. Wel, in een moment was de gehele heide bezet met Engelse soldaten. We kregen Engelse sigaretten en repen chocolade. Dat hadden wij al lang niet meer gehad. We waren even bevrijd, maar de soldaten moesten richting Veghel. Ze kwamen speciaal om de brug in handen te krijgen.<br>
tijdens een wandeling op
Wij zijn toen gewoon naar huis gegaan. Wij konden toen toch niemand verstaan. We mochten wel een parachute meenemen. Daar hebben wij daarna nog moeite mee gehad toen de Duitsers weer terugkwamen. In korte tijd waren er bijna geen soldaten meer te zien. Alles was naar Veghel om de spoorbrug in te nemen. Even daarna kwamen de Duitsers weer terug en begonnen een zoektocht door Schijndel. Ze vonden die parachute. Met het geweer in aanslag, en een van ons moest voorop lopen, zochten ze in heel het huis, maar vonden verder niets. De Engelsen trokken verder naar Veghel en dezelfde dag waren de Duitsers weer terug.<br>
de Coeveringsedijk.
Schijndel bleef nog heel lang onder Duits beheer. De Duitsers werden wel een beetje lastiger nu de Engelse soldaten in de buurt waren. Maar in het begin dat de Engelsen weer waren weggetrokken, werd er weinig gevochten. Er werd af en toe wel geschoten. Ik denk alleen als
Het was heel mooi weer.
Miijn vriendin en ik waren
op zondagmiddag
17 september 1944 aan
het wandelen. Wij zagen
vanuit de richting van het
Damianenklooster een
grote groep vliegtuigen
komen. Dan zien wij, als
ze vlak boven ons zijn, dat de deuren opengaan en opeens zit de
lucht vol met parachutisten. Het was een fantastisch gezicht.
Wij wisten toen nog niet dat het invasie was van de Engelsen.
Niet te geloven, sommigen vielen recht voor onze voeten. Opeens
stonden wij tussen duizenden militairen, die wij niet konden verstaan.
Wij zagen van alle kanten mensen aan komen lopen en ook een
motor kwam er bij. Alles is in één klap Engels, het was een geweldig
gezicht. De Coeveringse heide is erg groot. We konden tot de
Damianen wegkijken. Wel, in een moment was de gehele heide bezet
met Engelse soldaten. We kregen Engelse sigaretten en repen
chocolade. Dat hadden wij al lang niet meer gehad. We waren even
bevrijd, maar de soldaten moesten richting Veghel. Ze kwamen
speciaal om de brug in handen te krijgen.
Wij zijn toen gewoon naar huis gegaan. Wij konden toen toch
niemand verstaan. We mochten wel een parachute meenemen. Daar
hebben wij daarna nog moeite mee gehad toen de Duitsers weer
terugkwamen. In korte tijd waren er bijna geen soldaten meer te zien.
Alles was naar Veghel om de spoorbrug in te nemen. Even daarna
kwamen de Duitsers weer terug en begonnen een zoektocht door
Schijndel. Ze vonden die parachute. Met het geweer in aanslag, en
een van ons moest voorop lopen, zochten ze in heel het huis, maar
vonden verder niets. De Engelsen trokken verder naar Veghel en
dezelfde dag waren de Duitsers weer terug.
66
Schijndel bleef nog heel lang onder Duits beheer. De Duitsers werden
wel een beetje lastiger nu de Engelse soldaten in de buurt waren.
Maar in het begin dat de Engelsen weer waren weggetrokken, werd
er weinig gevochten. Er werd af en toe wel geschoten.
Ik denk alleen als ze te dicht bij elkaar kwamen.
Op bezoek achter de linies
Een zuster van mijn vriendin woonde toen nog in Eerde. De moeder
van mijn vriendin was erg ongerust en vroeg of ik even naar Eerde
wou gaan kijken, of dat nog alles goed was met haar dochter. Sisca
en ik pakten de fiets en reden naar dat kleine dorpje Eerde. Hoe dom
kun je zijn, dat dorpje Eerde was bezet door de Engelsen en wij zaten
toch nog in Duits gebied. Wel, er werd niet geschoten en dan wist je
werkelijk niet wat er eigenlijk aan de hand was. Wij fietsten over de
Wijbosscheweg. Een beetje voor Eerde lag wat op de weg maar wij
wisten toen ook niet wat het was. Dichterbij gekomen zag ik dat het
tankmijnen waren. Dat was een kabel en op ieder tien centimeter was
er een landmijn aan gekoppeld. We durfden niet verder. Dan zag ik
opeens een Engelse soldaat. Hij zat twintig meter verder in de sloot
en wij stonden voor die mijnen. Hij gaf ons een teken met de armen,
dat we de fietsen omhoog moesten lichten en er overheen moesten
stappen. Wij wisten toen nog niet wat een gevaar daar op de weg lag,
maar wij zijn er overheen gestapt en naar Eerde gegaan. Wij zijn een
uurtje daar geweest en hebben een pakje koffie afgegeven. Alles was
goed bij de familie en wij
gingen weer gewoon terug.
Hoe kan het bestaan in
oorlogstijd. Lopen wij van de
Duitse linies naar de Engelse
en van de Engelse linies terug
naar de Duitse zonder dat er
wat gebeurt. We hadden geen
idee hoe gevaarlijk dat was.
Duitsers overgedragen aan de Engelsen
Het was een paar weken voor de granaatweken. Ik ging toen heel
veel het veld in voor hazen te vangen. Dat lukte toen heel goed want
er waren toen bijna geen jagers. Alleen partijmannen, NSB-ers,
mochten toen jagen. Er was toen voor de stropers nogal wat te halen.
67
Wel gevaarlijk. Mijn vriend Chist was naar Frankrijk gaan werken met
zijn Broer Ties. Mijn normale gang was van De Steeg, lopend door
Perkenoven, Broekgat en Martamuzurk naar Sluis 3. Dat was
ongeveer het middelpunt van waar ik mijn haasjes ging vangen. Ik
had op dat moment niets te doen en ik had weer heel veel strikken
staan. In de morgen loop ik weer van De Steeg, waar wij toen nog
woonden, door de bossen richting het kanaal. Ik pikte een haas op in
het Broekgat en ging verder naar de ouders van mijn vriend. Daar
heb ik even een kop koffie gedronken en kon ik mijn haas
achterlaten, want ik moest nog verder tot door het Broek en tot aan
de spoorbrug. Bij de spoorbrug was een heel goed stuk, waar ik veel
strikken had staan. Ik was halfweg het grote bos, net voor de brug,
toen er opeens verschrikkelijk werd geschoten. Niet op mij, achteraf
gezien, maar op dat moment kwamen Duitsers en Engelsen elkaar
tegen. Ik ging vlug omlaag zitten, maar al heel vlug kwamen er kogels
bij mij in de buurt. Ik werd erg bang en ben op de vlucht geslagen. Ik
heb heel hard gelopen om daar weg te komen, nog sneller dan een
haas. Na een half uur ben ik weer bij mijn vrienden aan het kanaal
aangekomen en heb ik verteld wat ik had meegemaakt.
Dat was nog niet alles. De pret begon weer toen ik voor vrienden
naar de naaste boer ging om melk te halen. Ik heb even bij die boer
staan kletsen. Een stuk of tien Duitsers kwamen uit de bossen het erf
op. Ze waren nog bewapend, meest met pistolen. Ik denk dat zij de
geweren hadden verloren. Zij kwamen voor melk te drinken. Ik heb
hun nog gevraagd wat er was gebeurd. Ze vertelden mij dat zij aan
de brug in Veghel hadden gevochten met de Engelsen. Ze zagen er
heel erg ruw uit, de kleren gescheurd en schrammen in de gezichten.
Ze vroegen mij nog of er soldaten in de buurt waren, maar dat wist ik
niet. Nadat ze even hadden gerust, verdwenen zij weer in de bossen.
De boer vertelde mij dat er al meer groepjes waren geweest en dat ze
veel schrik hadden gehad. Ze konden die soldaten niet verstaan en
toen gingen die zelf zoeken en namen alles mee wat ze konden
gebruiken. Met een bedankje van de boer ben ik toen weer
teruggelopen naar Sluis 3.
Dat was maar vijf minuten lopen, maar wel gevaarlijk. Nadat ik de
melk bij mijn vrienden heb gebracht, ben ik met de vader van mijn
vriend nog naar de sluis gewandeld.
68
Net voor de sluis troffen we vier Duitse
soldaten aan die vlak langs het kanaal
een gat hadden gegraven. Het gat was
ongeveer vier m2 groot en een meter
diep. Zij zaten daar met wat lichte
wapens en een machinegeweer.
Ik heb nog even met hun gesproken.
Ze dachten dat de Engelsen daar niet
door zouden komen.
Wij zijn teruggewandeld. Het was
misschien vijf minuten later toen er
achter ons aan de sluis heel fel werd
geschoten. Wij hoorden de kogels
fluiten en zijn heel vlug in de schuilhut
gevlucht die de buurtbewoners in de kanaaldijk hadden gemaakt.
Een paar minuten later kwam een Duitse soldaat bij ons in de
schuilkelder. Hij wilde dat wij zijn motor voor hem gingen halen die hij
had achtergelaten aan de sluis. Hij liep direct weer verder. Maar wij
durfden niet en die soldaat kwam ook niet meer terug. Na tien
minuten was het schieten voorbij. Wij zijn even daarna toch gaan
kijken wat er gebeurd was aan de sluis.
Het was gewoon te erg om aan te zien. Wij zijn over de sluisdeuren
gegaan. Hier en daar lagen dode soldaten. In plaats van de Duitsers
liepen hier toen Engelse soldaten rond. Wij hebben toen geholpen om
de doden te begraven. Dat was bij het kanaaltje dat onder het kanaal
en de weg doorloopt. Wij moesten de nummerplaatjes van de
soldaten doorbreken en aan de Engelse soldaten geven. Er lagen
vier Duitse soldaten dood aan de andere kant van de sluis. Daarna
vonden wij er nog een in het bos. Die lag op zijn knie met zijn hoofd
omlaag. Dat was echt verschrikkelijk om naar te kijken. Toen wij hem
vastpakten zagen wij wat er was gebeurd. Hij was net onder de helm
in het hoofd geschoten. Zijn helm was helemaal vol bloed gelopen.
Toen wij hem optilden liep al het bloed uit de helm, een heel naar
gezicht. Wij hebben die Duitse soldaten daar begraven en hebben
hun nummerplaatjes aan een Engelse officier gegeven.
Of er toen ook Engelsen zijn gesneuveld weet ik niet. Dat was nog
niet alles. Toen wij weer terug kwamen stonden er twee Duitse
soldaten aan de deur. Die wisten niet dat ze tussen de Engelsen
69
zaten. Ik denk dat ik deze twee soldaten het leven heb gered. Nadat
ik even met hun gesproken had, wilden ze zich overgeven. Ik ben
toen naar de Engelsen teruggelopen en de Duitse soldaten zijn bij
mijn kennissen naar binnen gegaan. Het was erg moeilijk dat ik geen
woord Engels kende, maar er gingen twee soldaten met me mee. Die
hebben toen de twee Duitsers meegenomen. Ik denk dat deze twee
soldaten zonder ongelukken levend thuis zijn gekomen.
Patrijzen zijn erg duur
Ik ga nu schrijven over de
patrijs, een van de
voornaamste jachtvogels.
Wij gingen ‟s-avonds,
voordat het donker werd,
patrijzen eugen. Eugen
was de naam voor het
zoeken van de patrijzen.
Of te gaan luisteren, waar
ze gingen slapen. De
patrijs legt ongeveer twaalf
eieren. Ze broeden meestal op het land of weiland. Als de jongen
uitkomen, blijven de haan en de hen bij de jongen. Dat gebeurd in
juni. De jacht op de patrijs begint op 1 september. Als je gaat jagen
en je jaagt een groep patrijzen op van het veld, dan vliegen die
meestal van elkaar weg. Maar dan voordat het avond wordt, wil die
oude haan de jonge vogels weer bij elkaar hebben. Wat hij doet komt
overeen met wat een haan bij de kippen doet. Hij gaat de jongen
roepen. Je kunt ook zeggen dat hij de jongen bij elkaar kraait.
Het is al heel mooi om te zien wat er in het veld gebeurd. Het is heel
handig als je met de fiets of brommer gaat. Als ik zelf de patrijzen
ging zoeken, ging ik meestal met de fiets. Als ik een haan hoorde
roepen, dan probeerde ik met de fiets tegen een boom te gaan staan.
Dan kun je beter zien wat er op het veld gebeurd. Het is erg mooi. Je
ziet de jonge kuikens van alle kanten naar het geluid toe lopen. Als je
de oude haan kunt zien dan merk je, dat hoe dichter de jongen bij de
oude haan komen, hoe zachter hij roept.
Ze kruipen even bij elkaar en vliegen dan opeens tegelijk op.
Ze vliegen meestal honderd of tweehonderd meter en vallen dan
weer neer op het veld waar ze heel dicht bij elkaar kruipen.
70
Dan zitten ze in hun roest. Daar gaan ze dikwijls „s-nachts slapen.
Zo, nu weet je wat patrijzen eugen is. Nu verder over het vangen van
die vogels. Dat is een ander kunststukje, want dan komt er ander
materiaal voor de dag. Het eugen, dat is altijd het eerste wat je doet.
Maar daarna hebben we netten nodig. Wel, die breide ik zelf met een
speciale nettennaald. De grote vissers gebruiken die naalden ook. Ik
heb in Sint-Oedenrode een man leren kennen die mij het netten
breien heeft geleerd. Ik heb een net gebreid van twintig meter lang.
Dat gebruikten we als treknet. Ik heb ook een rond net gebreid van
twee meter doorsnee. Dat diende als schepnet. Wel, het treknet
gebruikten we als wij de patrijzen precies wisten te zitten. Dan pakten
we ieder een kant van het net en trokken dat dan zachtjes over de
slapende patrijzen heen. Als de vogels het net voelden, dan lieten wij
het vlug los. Het was dan te laat om weg te vliegen en alle vogels
zaten dan onder het net. Het was nog een heel gedoe om al die
patrijzen onder het net vandaan te halen. Zeker als het pikkedonker
is. Maar het was de moeite waard. We kregen toen drie gulden voor
een jonge patrijs, en één gulden voor een oude. Dat was toen niet
slecht. Nu ga ik nog vertellen hoe ik de patrijzen ving met de kuil. De
kuil was een rond net van ongeveer drie meter in doorsnee. Je kunt
het vergelijken met een groot schepnet. Het werkte hetzelfde als een
visnet. We hadden een ring gemaakt van een paar dunne staken op
een houten kruis dat diende om het stevig te maken. Dan een lange
lichte steel. Daar overheen spanden wij het net. Dat noemden ze
vroeger de kuil. Het vangen met dit apparaat ging als volgt. Het
begon weer met het eugen van de patrijzen, dus precies gaan kijken
waar de patrijzen slapen. Dat is veel moeilijker als je denkt. Nadat je
goed hebt gekeken wacht je tot laat in de nacht. Dat is niet alleen
voor die patrijzen. Nog erger was de politie. Want met de kuil
moesten wij ook goed licht hebben. Daarvoor gebruikten wij de
lichtbak. Dat was heel vroeger de carbidlamp, maar op het laatst
gebruikten wij een staaflamp, meestal met vijf batterijen. Pas als we
in de buurt kwamen waar de vogels in de roest zaten te slapen,
deden wij de lamp aan. We zetten de patrijzen in het licht, gaan er
zachtjes naar toe en slaan dan het net naar beneden zodat de vogels
zijn gevangen. Zo zie je dat een stroper heel wat moet weten van het
veld en de dieren.
71
Logeren bij mijn vriendin thuis
Van mijn vrienden leende ik een damesfiets en ben toen naar het
Wijbosch gefietst. Ze riepen mij nog na: “Pas goed op de fiets”. Dat
heb ik gedaan zo lang als ik kon. Mijn vriendin Sisca woonde tussen
Schijndel en Wijbosch in. Na tien minuten was ik al in het Wijbosch.
Bij mijn vriendin aangekomen, heb ik daar ongeveer alles verteld over
wat ik had meegemaakt. Toen dacht ik eraan om de fiets binnen te
zetten. Ik pakte de fiets, maar ik was al te laat. Een Duitser die daar
passeerde zei: “Ich kan das Fahrad brauchen”. Zo, niet moeilijk. Weg
fiets. Dat was gemakkelijk, ik hoefde ze niet meer in de schuur te
zetten. Wel, ik had voorlopig geen fiets meer nodig. Daar mijn ouders
nog met genoeg personen waren, ben ik maar bij mijn vriendin
gebleven. Daar werd het al spoedig gezellig. Bij mijn vriendin hadden
ze graag dat ik daar bleef. Er kwamen geregeld Duitse soldaten op
de boerderij en niemand van de familie v/d Heyden kon de Duitsers
verstaan. Dan voor melk, dan voor eieren, die soldaten kwamen van
alles tekort. De een moest sokken hebben. Dan weer moest iemand
een deken hebben of kwamen ze voor zeep. Daarna kwam er een
huiszoeking. Dat was bijna een ramp geworden. Wij hadden nog
steeds die parachute van de Engelsen en die vonden zij al direct.
Toen moest er eentje van ons voor de Duitsers uitlopen. Elk hok werd
doorzocht. Gelukkig was er niets meer te vinden. En dan moest ik
maar praten met de soldaten. Een soldaat was vrij ernstig gewond
aan zijn hand. Hij vertelde mij, dat hij in Mariaheide gevangen was
genomen. Daar hij gewond was, mocht hij met een Engelse soldaat,
naar het Rode Kruis. Hij had een mes achtergehouden in zijn sokken.
Onderweg had hij de Engelse soldaat doodgestoken en was gevlucht.
Rot Mof. Ik geloof dat alleen ik de Duitse taal een beetje kende. De
ouders van mijn vriendin waren heel bang dat ze de paarden
moesten afgeven, want dat was hun kostwinning.
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)