U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden. Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel. |
Bewerken van Adrianus Johannes van Kasteren (1922 - 2013)
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.
Huidige versie | Uw tekst | ||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{ | {{Sjabloon:UnderConstruction}} | ||
== '''Inleiding''' == | |||
'''Inleiding''' | |||
Vermoedelijk begin ik te laat aan dit schrijven. Maar misschien blijven we gezond.<br> | Vermoedelijk begin ik te laat aan dit schrijven. Maar misschien blijven we gezond.<br> | ||
Broer vertelt vanaf zijn vijfde jaar. | Broer vertelt vanaf zijn vijfde jaar. | ||
Regel 23: | Regel 6: | ||
== '''De familie Van Kasteren''' == | == '''De familie Van Kasteren''' == | ||
Vader en moeder Van Kasteren hebben hun hele leven in Schijndel gewoond.<br> | Vader en moeder Van Kasteren hebben hun hele leven in Schijndel gewoond.<br> | ||
Piet van Kasteren en Mieke Hellings trouwden met elkaar. Ze kregen zeven zonen en één dochter.<br> | |||
De vijfde zoon was Adrianus van Kasteren,in de volksmond Broer van Kasteren genoemd.<br> | |||
De vijfde zoon was Adrianus van Kasteren, in de volksmond Broer van Kasteren genoemd.<br> | |||
Volgens mijn ouders was ik heel knap toen ik op de aarde verscheen. En dat ben ik nog. Door de jaren heen is mijn uiterlijk wel wat veranderd.<br> | Volgens mijn ouders was ik heel knap toen ik op de aarde verscheen. En dat ben ik nog. Door de jaren heen is mijn uiterlijk wel wat veranderd.<br> | ||
== '''Mijn eerste levensjaren''' == | == '''Mijn eerste levensjaren''' == | ||
De eerste jaren van mijn leven ben ik vergeten. <br> | De eerste jaren van mijn leven ben ik vergeten. <br> | ||
Wat ik nog weet is dat we bij de | Wat ik nog weet is dat we bij de molen op de Boterweg (nu Toon Bolsiusstraat) woonden. Het was een houten molen. Hij was geel, wit en zwart geverfd. Wat een genot dat ik daar met mijn moeder mocht gaan kijken. Achter die molen stond een dubbel woonhuis. Daar was iemand gestorven. De naaste buurman of buurvrouw. Dat heb ik nooit vergeten.<br> | ||
=== '''De lagere school''' === | === '''De lagere school''' === | ||
Ook weet ik nog dat ik bij de | Ook weet ik nog dat ik bij de zusters van liefde naar school moest. Dat was een ramp, maar het duurde niet lang. Toen ik naar de eerste klas ging was alle ellende vergeten.<br> | ||
Bijna alles van de eerste en tweede klas ben ik kwijt. In de eerste klas zat ik bij juffrouw Mien Van Dijk.<br> | Bijna alles van de eerste en tweede klas ben ik kwijt. In de eerste klas zat ik bij juffrouw Mien Van Dijk.<br> | ||
In de tweede klas zat ik bij | In de tweede klas zat ik bij meester Teurlings.<br> | ||
De derde klas was bij meester De Greef en daar werd het anders. Toen kwam ik bij het jongenskoor. Dat was voor mij een goed hobby. Ik moest toen in de school wel veel nablijven voor het leren van liederen, maar dat was wel erg fijn. Toen mocht ik in de kerk zingen en dat deed ik graag.<br> | De derde klas was bij meester De Greef en daar werd het anders. Toen kwam ik bij het jongenskoor. Dat was voor mij een goed hobby. Ik moest toen in de school wel veel nablijven voor het leren van liederen, maar dat was wel erg fijn. Toen mocht ik in de kerk zingen en dat deed ik graag.<br> | ||
In de vierde klas zat ik bij meester Saxs. Hij was mijn vriend niet.<br> | In de vierde klas zat ik bij meester Saxs. Hij was mijn vriend niet.<br> | ||
De vijfde klas zat ik bij meester Frans van Oss. Daar kon ik wel mee overweg.<br> | De vijfde klas zat ik bij meester Frans van Oss. Daar kon ik wel mee overweg.<br> | ||
In de zesde klas had ik | In de zesde klas had ik meester Schenk. Wij noemden hem de penalty. Hij was erg vlug om zijn spitse schoenen tegen je achterwerk te plaatsen. Jaren later was ik voor een schildersbedrijf zijn huis aan het schilderen. Toen heb ik hem nog gevraagd of hij zijn schoenen nog eens wilde gebruiken, maar daar ging hij niet mee akkoord.<br> | ||
De zevende klas ging erg gemakkelijk. Ik zat bij de hoofdonderwijzer | De zevende klas ging erg gemakkelijk. Ik zat bij de hoofdonderwijzer Van Bussel. Dat was een jager. Hij wilde altijd weten waar de meeste hazen en patrijzen zaten. Soms wilde hij wel een uurtje in de school blijven om over het veld te praten.<br> | ||
De lagere school heb ik tot de zevende klas gemakkelijk doorlopen, behalve de tijd dat ik veel school verzuimde. Dat noemde men “schooltje wachten”. Alles opgeteld, heb ik van mijn schooltijd ongeveer vijf a zes weken besteed aan schooltje wachten. | De lagere school heb ik tot de zevende klas gemakkelijk doorlopen, behalve de tijd dat ik veel school verzuimde. Dat noemde men “schooltje wachten”. Alles opgeteld, heb ik van mijn schooltijd ongeveer vijf a zes weken besteed aan schooltje wachten. Danverbleven wij meestal in een paar treinwagons van het voetbalveld of we lagen bij een boer in het hooi.<br> | ||
=== '''De verhuizing''' === | === '''De verhuizing''' === | ||
Wij zijn in de zomer van het jaar 1927 verhuisd van de | Wij zijn in de zomer van het jaar 1927 verhuisd van de Voortstraat in Schijndel naar de gemeente SintOedenrode. Het was wel het kantje van Sint-Oedenrode, namelijk de Scheidingsweg.<br> | ||
Wel, het was een nieuw boerderijtje. Het lag midden in de hei, met veel dennenbomen. De weg was een zandweg en liep vanaf de Rooisedijk in rechte lijn naar het | Wel, het was een nieuw boerderijtje. Het lag midden in de hei, met veel dennenbomen. De weg was een zandweg en liep vanaf de Rooisedijk in rechte lijn naar het Achterste Hermalen. Daar zou ik de meest gelukkige kinderjaren doorbrengen. Ik hield toen al veel van de natuur.<br> | ||
=== '''De Scheiloop''' === | === '''De Scheiloop''' === | ||
Regel 89: | Regel 47: | ||
Zoals kieviten zoeken, dat was een mooie sport voor ons. Dan gingen we ook hier of daar zitten. Soms gingen we voor de aardigheid in een boom zitten. We hadden wel ooit een weddenschap. Wie de eerste kievit vond, kreeg de grootste appel. Die we dan eerst moesten halen waar ze nog aan de bomen hingen.<br> | Zoals kieviten zoeken, dat was een mooie sport voor ons. Dan gingen we ook hier of daar zitten. Soms gingen we voor de aardigheid in een boom zitten. We hadden wel ooit een weddenschap. Wie de eerste kievit vond, kreeg de grootste appel. Die we dan eerst moesten halen waar ze nog aan de bomen hingen.<br> | ||
Soms gingen wij met andere vriendjes in de dennenbossen om eekhoorns te vangen. Meestal haalden wij de jonge eekhoorns uit het nest. Ook gingen we wel eens eekhoorns zoeken. Dan moesten wij wel veel klimmen, want niet alle nesten | Soms gingen wij met andere vriendjes in de dennenbossen om eekhoorns te vangen. Meestal haalden wij de jonge eekhoorns uit het nest. Ook gingen we wel eens eekhoorns zoeken. Dan moesten wij wel veel klimmen, want niet alle nesten | ||
waren bewoond. We hebben eekhoorns groot gebracht met de fles. Dat was echt leuk werk. Er moest een kooi gebouwd worden met een wiel. Dan kon de eekhoorn mooi rondlopen en in het wiel draaien. | waren bewoond. We hebben eekhoorns groot gebracht met de fles. Dat was echt leuk werk. Er moest een kooi gebouwd worden met een wiel. Dan kon de eekhoorn mooi rondlopen en in het wiel draaien. | ||
=== ''' | === '''Thuis helpen''' === | ||
Verders was het niet altijd zo dat wij maar in de hei konden gaan als | |||
we wilden. Er was dikwijls wat te doen voor de kinderen. Meestal was | |||
er een groot veld met aardappels die wij allemaal moesten rapen. | |||
Soms moesten wij onkruid uitplukken. Want als vader veel werk had | |||
dan moesten wij hem helpen. Bij het aardappels zetten maakte vader | |||
de gaatjes met een handmachine. Wij moesten er dan de aardappels | |||
in doen. Soms mochten wij ook rogge en haver binden. Dat noemden | |||
wij een “schob”. Wij moesten dan vier bossen haver tegen elkaar | |||
zetten. Daarna moest er een band overheen. Dan werd het een | |||
“gast”, die heel snel droog werd. Het was een mooi gezicht. Hele rijen | |||
haver en rogge, dat was erg mooi. | |||
Die stonden daar een tijd te | |||
drogen. Als de haver of rogge | |||
droog was, dan werd het binnen | |||
gehaald. We hadden een grote | |||
schuur, maar als de oogst binnen | |||
was, dan was de schuur tot de | |||
nok toe vol. Het spelen in de | |||
schuur was dan afgelopen. | |||
En wat denk je van school? Wij moesten toch wel drie kilometer lopen | |||
naar de Pompstraat, maar dat ging altijd in draf. Wij waren altijd weer | |||
blij als we thuis waren. Op de boerderij was meestal meer te doen | |||
dan op school. | |||
Toch hebben wij als kind een mooie tijd gehad. We konden overal vrij | |||
rondlopen. Duizenden bunders van heide en bos. We konden | |||
kikvorsen vangen en die beestjes opblazen. We konden ze | |||
meenemen naar de school en loslaten in de klas. Ook gingen wij wel | |||
eens aardbeien plukken zonder te vragen. Dan moesten wij soms | |||
hard lopen. | |||
13 | |||
Op de hei | |||
Wij hadden ook veel plezier in de heide. Als we niet hoefden te | |||
werken, dan gingen we heel graag de hei in. Wij waren veel op de | |||
heide te vinden. We hadden altijd wat te doen. We gingen veel | |||
vogeltjes zoeken en namen toen veel eieren mee naar huis. Als we | |||
thuis kwamen prikten wij gaatjes in de eieren en gingen ze uitblazen. | |||
Daarna werden ze aan een touw geregen en kwamen de eitjes aan | |||
de muur te hangen. | |||
Soms gingen wij bijvoorbeeld muizen | |||
vangen. Dat was op de heide voor ons een | |||
leuke sport. We gingen dan muizengaatjes | |||
zoeken en goten daar water in. Dan duurde | |||
het niet lang, of de muis kwam uit zijn hol. | |||
Wie van ons het vlugste was, had hem dan | |||
te pakken. Maar meestal lieten wij hem ook | |||
weer los. Het waren van die kleine | |||
veldmuisjes. | |||
Op die zelfde manier vingen we ook de | |||
veldkrekel. Die had ook een holletje onder | |||
de grond. | |||
Het | Wel, als we door de heide dwaalden kon je | ||
altijd wat doen. Er stonden op vele plaatsen | |||
kleine schuurtjes. Die waren voor het vee | |||
van de boeren bedoeld, maar „s-nachts waren ze bezet door | |||
zwervers. Die mensen gingen overdag langs de deur bedelen en | |||
„s-nachts gingen zij op de heide slapen. Meestal in de schuurtjes, als | |||
er geen koeien in waren. Dikwijls kwamen zij langs ons huis. Zij | |||
kwamen wel eens bij ons aan de deur en dan kregen ze van mijn | |||
moeder een glas melk. Soms gingen ze voor ons een liedje zingen. | |||
De eerste tijd dat wij die zwervers zagen waren wij nog bang, maar | |||
dat waren doodgewone arme mensen die echt niemand kwaad | |||
deden. Zo kwam er ook eentje, die zong de hele dag. Hij had een | |||
grote rode zakdoek rond zijn nek. Wij noemden hem de “Gekke | |||
Willem”. Hij jodelde graag, maar deed niemand kwaad. | |||
De veldkrekel | |||
14 | |||
Fietsen | |||
Het mooiste was, toen mijn moeder leerde fietsen. Wij hebben dagen | |||
plezier gehad. Vader had een nieuwe fiets gekocht, en wel voor | |||
moeder, want die moest leren fietsen. Ik weet niet precies hoe oud | |||
moeder toen was, maar ik denk rond de 50 jaar. | |||
Het eerste bedrijf was, moeder had rokken aan en die gingen zowat | |||
tot onder de grond. Dus moeder moest kortere rokken aandoen. Ik | |||
denk dat we voor de eerste keer haar benen zagen. Wel, moeder | |||
moest mee naar de wei. Dat zou wat worden. Wij hadden het | |||
voordeel dat er bij ons op het weiland geen verkeer was. Ze kon | |||
alleen maar in het gras vallen. Dat deed ze dan ook genoeg. Ze was | |||
die tijd al erg stijf. We moesten haar op het zadel zetten en dan | |||
aanduwen en met vier man meelopen. Toch, na enkele dagen kon ze | |||
al een beetje fietsen. | |||
In een paar weken kon ze zelf | |||
opstappen, maar ze kon haar | |||
achterwerk niet van het zadel lichten. | |||
Het grappige was dat ze nu wel kon | |||
fietsen, maar dat ze niet kon | |||
afstappen. Maar daar had ze vlug wat | |||
op gevonden. Zij kon haar lichaam niet | |||
van het zadel lichten. Nu liet zij als zij | |||
De | wilde stoppen, haar fiets uitlopen tot | ||
het niet verder ging. Dan ging de fiets | |||
naar één kant overhangen en moeder | |||
ging dan mee naar beneden. Haar | |||
voeten kwamen dan als eerste aan de | |||
grond. Wij noemden het “vallend afstappen”. | |||
Zij heeft het nooit meer anders geleerd. Het was toch nog gevaarlijk, | |||
want zij had wel twintig meter nodig om tot stilstand te komen. | |||
15 | |||
Eén keer hebben wij mijn moeder vlug zien stoppen. Zij wilde haar | |||
Ik ben ook nog op het vliegveld Volkel gaan werken. Daar kwam ik in de steenploeg te staan. Het was heel zwaar werk. Met de fiets naar Volkel en | broer een bezoek brengen, die ook in de heide woonde. Eerst moest | ||
ze tweehonderd meter over de Scheidijk fietsen, daarna over een | |||
brug en dan was zij al op de goede weg naar haar broer. Het was een | |||
Alles ging heel vlug op de bon. Als onderduiker kreeg je geen bonnen. Toen werd er wel een beetje gezorgd door de Ondergrondse, die overal in het land actief was. | houten brug zonder leuning. We hadden haar goed gezegd dat zij op | ||
De bonnen kwamen van distributiekantoren. Die kantoren werden veel overvallen door de mensen van de Ondergrondse. | de brug rechtsaf moest draaien. Wel, zij is bij ons huis opgestapt, | ||
Zo kwamen die bonnen weer bij de onderduikers. Ook het distributiekantoor in | moest langs het water fietsen tot de brug en dan rechts aanhouden. | ||
Dat deed zij goed, maar ze was een beetje te vlug met draaien. Zij | |||
draaide al af toen het voorwiel op de brug kwam. Dat werkte niet, | |||
Van daar uit werd ik weer opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Dat heb ik ook gedaan. Bij toeval kwam ik terecht bij Wilhelm Steven, dezelfde groenteboer waarvoor ik eerder had gewerkt. De boer kon het maar niet geloven dat ik weer voor hem kwam werken. Hij was wel blij, want het was erg moeilijk om werkvolk te krijgen. Het werkvolk in Duitsland was allemaal in dienst. De zoon van de boer waar ik werkte was niet met vakantie geweest. Ze hadden hem | want de hele fiets moet op de brug zijn om af te draaien. Dus de | ||
grootste helft van de fiets was nog voor de brug en ging naar het | |||
water toe. Ons lief moedertje ging naar beneden, hals over de kop | |||
het water in. Wij stonden met de hele familie te kijken. We konden het | |||
water op zien spatten. Wel, met de hele familie hebben wij ons | |||
moedertje weer gered. We hebben die redding wel doorgegeven, | |||
maar er zijn geen oorkondes afgegeven. Wel waren we blij dat we | |||
haar terug hadden. | |||
Nog een mooi momentje. Vroeger moest iedereen een fietsplaatje | |||
hebben. In elk dorp waren er commiezen. Deze mensen hielden | |||
iedereen aan. Zo werd ook moeder staande gehouden. Zij had bijna | |||
honderd meter nodig om te stoppen. Een eindje verder ging zij | |||
vallend afstappen. De ambtenaar zei: “Maar mevrouw, het spijt me | |||
dat je bent gevallen”. Maar moeder zei: “ Dat hoeft niet want ik stap | |||
altijd zo af”. | |||
Mijn broer Jan was de tweede oudste. Hij had een nieuwe fiets | |||
gekocht. Wat kon die knaap fietsen. Maar ja mijn oudere broer Harry | |||
wilde die fiets ook wel eens proberen, en dat mocht. Hij reed de | |||
Rooiseweg op, maar toen kwam de pech. Harry ging met de fiets | |||
over de kop, en had een lichte hersenschudding. Broer Jan had ook | |||
pech. Hij moest zijn fiets terugbrengen. Zo was er nog dikwijls wat te | |||
doen in de Rooiseheide. | |||
16 | |||
Toon oom | |||
Wij hebben ook plezier gehad met Toon oom. Wij hadden een | |||
hazenvel opgevuld met hooi en toen in de wei neergezet. Toon oom | |||
had een geweer, dat wisten we. | |||
Het was „s-avonds erg donker. We hadden | |||
afgesproken dat iemand met de lichtbak | |||
mee zou gaan. Wel, ze moesten nog even | |||
zoeken voordat ze de haas weer zagen | |||
zitten. Toon oom schoot de haas omver, | |||
maar toen hij de haas in de hand pakte | |||
werd hij erg boos. Toen wist hij pas dat hij | |||
voor de gek was gehouden. | |||
Toon oom was wezen stropen. Dat noemen wij jagen zonder | |||
vergunning. We hadden bezoek van een straatventer die vlees | |||
verkocht voor een slager. Die man stond bij ons aan huis nog wat na | |||
te praten, net toen mijn oom terug kwam van het jagen. De man | |||
vroeg of mijn oom wat had geschoten. Mijn oom antwoordde: “Nee, ik | |||
heb niets gezien”. De man zei toen: “Dan schiet hier maar op”. Toen | |||
gooide hij zijn hoed de lucht in. Mijn oom, niet te lui, bracht het | |||
geweer omhoog en schoot. De hoed kwam nog naar beneden, maar | |||
was wel veranderd in een zeef. Verwonderd stond de straatventer | |||
naar zijn hoed te staren. Toch zei hij nog: “Wat een pracht van een | |||
schot”. Maar zijn hoed gooit hij niet meer omhoog. | |||
Spits | |||
Wij hadden ook een hele fijne hond. Die kon | |||
alles. Welk ras het was, dat weet ik niet. Op een | |||
avond zaten wij allemaal aan tafel toen hij bij | |||
ons door de raam kwam kijken. Het beest had | |||
honger. Wij hebben hem toen binnen gelaten en | |||
wat te eten gegeven. Een paar dagen later | |||
hebben wij hem aangegeven bij de politie, maar | |||
we hebben nooit iets van een eigenaar gehoord. | |||
Wel, we hebben hem Spits genoemd. Hij is tot | |||
zijn dood bij ons gebleven. Daar hebben wij | |||
nooit spijt van gehad. Dat dier heeft ons meer | |||
plezier gegeven, dan je kunt bedenken. Het was een beest dat alles | |||
kon. Hij was een zeer goede waakhond, maar hij paste ook op ons. | |||
Spits | |||
17 | |||
Spits was altijd van de partij. We konden niet alleen weg gaan want | |||
hij stond altijd te wachten. Waar wij gingen, ging de hond ook. Alleen | |||
ging hij niet mee naar de school. Wel stond Spits altijd te wachten als | |||
we thuis kwamen. In het veld was Spits een kanjer. | |||
In de tijd dat wij in de heide woonden, gingen wij ook veel mollen | |||
vangen. Die brachten toen nogal wat geld op. Die hond was gek op | |||
het vangen van mollen. Wij hadden hem geleerd dat hij de mollen | |||
moest gaan zoeken. De hond kon op zeker honderd meter afstand | |||
ruiken waar de mol aan het werk was. Die hond was gewoon zo slim. | |||
Als er gangen over de wei liepen, en de mol was daar aan het werk, | |||
dan kon de hond hem zelf pakken. Want een molspoor loopt bijna | |||
boven de grond. Als de hond de mol gevonden had, moest hij stil | |||
blijven staan en op ons wachten. Dat hadden wij hem geleerd. Dan | |||
staken wij met de schop de mol uit de grond. | |||
Het was namelijk zo, dat als de mol in een molshoop aan het werk | |||
was, dan kon de hond niet vlug genoeg met zijn poten door de | |||
graszoden komen. Nadat wij hem | |||
geleerd hadden dat hij op ons moest | |||
wachten, ging het veel beter. | |||
Het was voor 99% raak. De hond hoefde | |||
niet meer te doen dan de neus in de | |||
wind te steken en ons te zeggen waar de | |||
mol bezig was. Ik wou dat ik ook zo‟n | |||
neus had. | |||
Ik was met mijn hond in het veld toen er een regenbui begon. Ik ben | |||
tegen een bosrand aan gaan zitten en ben vermoedelijk in slaap | |||
gevallen. Toen ik wakker werd merkte ik dat ik op de hond had | |||
geslapen. Wel, dat was echt niet de eerste keer. Als ik met de hond | |||
op stap was ging ik dikwijls ergens liggen rusten en met mijn hoofd op | |||
de hond ging liggen. Dus eigenlijk was dat gewoon. | |||
Maar toen ik laatst thuis kwam, werd ik geroepen door de buurman. | |||
Hij zei: “ik heb jou in het veld gevonden. Jij lag te slapen met je | |||
geweer bij je. Ik denk, voor een lolletje, neem ik jouw geweer mee. | |||
Maar toen ik naar jouw geweer pakte liet die hond van jou zijn tanden | |||
zien. Ik was blij dat ik zonder jouw geweer nog wegkwam”. | |||
18 | |||
Ik ging heel veel strikken zetten. Op een keer zeg ik tegen mijn | |||
moeder: ”Wil jij de hond binnen houden, want ik ga strikken zetten en | |||
dan loopt de hond maar in de weg”. Moeder zegt: “Ja, ik houd hem | |||
wel binnen”. Dat had je gedacht. Ik was nog geen honderd meter | |||
weg, of de hond was al weer bij me. Wel, ik heb hem toen maar mee | |||
genomen. Onderweg heb ik hem geleerd, dat als ik een strik had | |||
gezet, hij er overheen moest springen en niet de strik omver lopen. | |||
Wel, één keer voor doen en die hond begreep dat. Zo kon ik hem | |||
voortaan gerust meenemen met het strikken zetten. | |||
Wat nog veel mooier was, is dat de Spits zelf leerde dat er ergens | |||
strikken stonden. Hij liep gewoon niet meer in de strik. Als ik hem niet | |||
nodig had bleef de Spits dicht bij mij. Wanneer ik bezig was met | |||
strikken wist hij dat als ik door de knieën ging, of beter gezegd als ik | |||
omlaag ging zitten, dat hij daar dan niet door mocht lopen. | |||
Na een tijdje was mijn hond zo geleerd, dat hij mij bewaakte. Als hij | |||
iemand in het veld zag dan kwam de Spits bij mij zitten. Dan wist ik | |||
meteen dat er mensen waren. Dat was dan uitkijken geblazen. | |||
Roepen naar de Spits deed ik nooit. Hij kwam op het geluid van: | |||
“pst”, tussen de lippen. Dat hoorde hij op grote afstand en dan was hij | |||
er direct. | |||
Ja, het stropen was een echte mooie sport en politie was niet iedere | |||
dag aanwezig zodat wij rustig een haasje konden vangen. | |||
Mijn moeder vertelde mij later: “Laat mij nooit meer die hond binnen | |||
houden. Als jij het veld in gaat, wordt hij gewoon gek als hij niet mee | |||
mag. Hij springt door het raam naar buiten”. | |||
Die hond zag wat voor kleren je aantrok. Hoofdzaak de laarzen, dan | |||
wist hij al dat ik het veld in ging. Die slimme hond deed of hij sliep | |||
maar zag alles. We waren allebei hetzelfde, gek van de natuur. | |||
Weer verhuisd | |||
De boerderij aan de Scheidingsweg was vijf bunder groot. Het was | |||
eigenlijk een gemengd bedrijf. We hadden vier of vijf koeien, veel | |||
kippen en enkele varkens. We teelden haver, rog, bieten en knollen | |||
voor veevoer en daarbij aardappels voor het hele jaar. Wij hadden | |||
een mooi gezin. Vader, moeder, zeven jongens en een meisje. Als ik | |||
terug denk aan die tijd, dan hadden wij het erg zwaar te halen. De | |||
opbrengst van het bedrijf was lang niet genoeg voor een groot gezin. | |||
19 | |||
De grond was hele magere heidegrond. Er moest heel veel dure | |||
kunstmest op. Daarbij was het een zeer slechte tijd. Er was voor de | |||
kinderen geen werk te vinden. Vader moest alles alleen verdienen | |||
met de boerderij. Dat moest een keer verkeerd lopen. Zeven jongens | |||
en een meisje plus vader en moeder, tien personen, eten van een | |||
kleine boerderij. | |||
Ik snap toch niet dat mijn vader die boerderij in de heide liet bouwen. | |||
Vader was van boerenafkomst. Hij moet toch geweten hebben dat de | |||
heidegrond erg arm is. En dat er veel mest op het land moet komen | |||
om er wat te telen. Het had allemaal goed kunnen zijn als er meer | |||
werk was geweest. | |||
Onze ouders hebben toch nog acht jaren heel hard gewerkt voor het | |||
behoud van het bedrijf. Maar op het ergste van de crisistijd moesten | |||
ze toch nog verkopen. Daar er zoveel schuld was, hielden zij van de | |||
verkoop niets over. Zo arm als luizen kwamen wij op de Steeg te | |||
wonen. Dat moet voor mijn ouders erg zwaar zijn geweest. Ik geloof | |||
dat mijn ouders daarover veel verdriet | |||
hebben gehad, maar wij begonnen weer | |||
opnieuw. Wij hebben daarna met heel | |||
veel moeite vader laten afkeuren, | |||
waardoor de oudste zoon mocht gaan | |||
werken. Wel, we hebben in de | |||
Rooiseheide een mooie tijd gehad. | |||
Die kinderjaren vergeet je nooit meer. | |||
Gaan werken | |||
Zelf ben ik toen ook al vlug van school gekomen. Mijn kinderjaren | |||
waren zo goed als voorbij. Ik moest nog een jaartje naar school, maar | |||
ben toen als dertienjarige gaan werken bij de buurman die | |||
groenteboer was en mij wel te werk wilde stellen. Ik geloof voor een | |||
gulden in de week. Zo werd ik groenteboer. | |||
Bij de groenteboer heb ik maar een klein jaartje gewerkt. Soms in de | |||
tuin, soms „s-avonds de wagen mee laden en soms naar de markt in | |||
„s-Hertogenbosch om groente en fruit bij te halen. | |||
Toch heb ik er veel geleerd. We gingen samen naar de groentemarkt | |||
in „s-Hertogenbosch. Na een tijdje mocht ik al alleen naar de markt. | |||
20 | |||
Dat was wel een belevenis, zo met paard en wagen, maar het paard | |||
was wel heel gemakkelijk. De hit die we toen hadden wist zelf zijn | |||
weg te vinden en wist precies waar hij naar toe moest. Dat paard | |||
moest één keer in de week naar „s-Hertogenbosch, altijd dezelfde | |||
weg over de Steeg en dan langs het kanaal door de | |||
Hinthamerstraat,naar de markt. | |||
Als we thuis kwamen uit | |||
‟s-Hertogenbosch, dan moest dat | |||
paard nog de hele dag mee. | |||
Want dan ging de groenteman zelf | |||
met groente langs de deur. | |||
Dat paard zou ook nooit bijvoorbeeld het café van Tijn Persoons | |||
voorbij lopen, want daar ging de baas een boterham eten en | |||
natuurlijk een biertje nemen. Het paard kreeg daar ook zijn eten. | |||
Ook was de groenteman iedere dag, op dezelfde tijd, op dezelfde | |||
plaats. Dikwijls moest ik, als er op de wagen wat tekort was. de | |||
benodigde groente nabrengen. We wisten altijd in welke buurt hij aan | |||
het venten was. | |||
Als de groenteboer „s-avonds thuis kwam moest de wagen weer | |||
geladen worden voor de volgende dag. | |||
Het was toch wel een mooi werk. Wij waren ook goede vrienden, | |||
maar de verdiensten waren voor mij veel te weinig. | |||
Op een dag moest ik „s-morgens met de hit naar de smid voor nieuwe | |||
hoefijzers. Toen ik nog maar een eindje onderweg was kwam er een | |||
onweersbui. Geen minuut later sloeg de bliksem in een boom, | |||
misschien dertig meter verder voor mij. | |||
Ik weet niet wie het meeste schrik had, het paard of ik. Maar het | |||
paard draaide om en ik moest mee. In twee minuten waren wij weer | |||
thuis. Ik had de hele weg terug aan het paard gehangen. De andere | |||
dag ben ik toch nog bij de smid geweest. | |||
Tot ongeveer 1937 werkte ik bij groenteboer Van Der Heyden. | |||
21 | |||
Politie zoekt stropers | |||
Op een dag waren we aan het “schrepke gooien” voor het huis, dat | |||
met de voorgevel in het veld stond. Het was volgens mij een mooie | |||
zonnige winterdag Wij waren denk ik met tien man aan het gooien. | |||
Als je soms niet weet wat “schrepke gooien” is, zal ik het je nu | |||
vertellen. Je maakt een streep op de grond van 60 cm. Op de streep | |||
maak je een vierkantje van tien bij tien centimeter. Alle spelers gooien | |||
om de beurt een cent en proberen die in dat kleine vakje te gooien. | |||
Wie in de pot gooit, mag de centen meenemen. Deze spelletjes | |||
werden vroeger veel gedaan. | |||
Deze dag werd ons spel onderbroken, doordat een van de | |||
medespelers in de verte een man zag die erg verdacht deed. Soms | |||
kroop hij achter struiken, dan weer ging hij achter een boom staan. | |||
Wij dachten wel dat het iemand van de politie was, maar het was te | |||
ver om het te zien. We konden alleen het silhouet zien, maar we | |||
wilden wel graag weten wie het was. De groenteboer, Van der | |||
Heyden, bracht de uitkomst. Hij zei tegen mij: “Loop over mijn grond | |||
en snij een bloemkool af, dan kun je precies bekijken waar die man | |||
zit en wat hij daar aan het doen is. Hij ligt vlakbij mijn groentenakker”. | |||
De groenteman was in die tijd mijn werkgever. Zo, ik nam een mandje | |||
en ging op stap. Ik liep eerst naar het einde van de akker en kwam | |||
daarna terug langs de kant waar die man was weggekropen. Wat was | |||
dat erg voor die man, dat ik hem kon zien liggen. Hij lag languit met | |||
zijn gezicht in het gras. Ik keek hem recht in het gezicht. Het was Sjef | |||
van Mierlo van de rijkspolitie. | |||
Hij was daar om iemand van ons te pakken als wij gingen stropen. | |||
Toen wij hem hadden ontdekt, moest hij wel afdruipen. Maar niet | |||
voordat wij allen naar hem stonden te roepen en te zwaaien. | |||
Dat moet voor hem een afgang zijn geweest. | |||
Vermoedelijk had hij dat te danken aan een buurman. Die woonde | |||
ook langs ons. Dat was Van Heeswijk. Hij had niet graag dat wij over | |||
zijn land liepen als wij het veld ingingen, maar daaraan stoorden wij | |||
ons in het geheel niet. Later is hij ook nog gearresteerd voor een | |||
ernstige vechtpartij. Vader en zoon Van Heeswijk maakten een | |||
buurman op het kantje na dood. Van die buurman werd bijna het | |||
hoofd afgesneden. De man werd bij ons voor de deur bediend en | |||
niemand had gedacht dat hij het zou overleven. Toch is hij er nog | |||
doorgekomen. Ik geloof dat die boer een paar jaar in de cel heeft | |||
gezeten. Hij werd gearresteerd door Sjef van Mierlo. | |||
22 | |||
1937, Werken in Grimlinghausen | |||
Omdat de groenteman zelf twee kinderen had, die nog een beetje te | |||
jong waren, was er voor mij later toch geen werk. Dus moest ik wel | |||
naar wat anders uitzien. Wel in Holland was het erg moeilijk. Het was | |||
nog een slechte tijd in Holland en ik was nog erg jong. | |||
Zo kwam ik op het idee om maar in Duitsland te gaan werken. De | |||
kranten stonden er vol van. Vooral boeren zochten werkvolk. Ik was | |||
toen bijna vijftien jaar. Mijn ouders vonden het goed. Later bleek dit | |||
zo‟n drie jaar voor de oorlog te zijn. Ik heb mij in „s-Hertogenbosch op | |||
het arbeidsbureau aangemeld. Na twee weken kreeg ik al bericht. | |||
Ik weet nog dat ik een beetje bang was wat er ging gebeuren. De reis | |||
naar Duitsland was voor mij een belevenis. Ik was nooit verder | |||
geweest dan Den Bosch. Wij zijn toen met de bus naar de stad | |||
Neuss in Duitsland gebracht. We kwamen daar ook op een | |||
arbeidsbeurs. De boeren kwamen ons daar afhalen. Daar was het net | |||
een afhaalmarkt Dat vergeet ik nooit meer. | |||
Het ergste was nog dat ik als laatste overbleef. Ik dacht dat ik niet | |||
meer aan de beurt zou komen. Alle anderen die met mij waren | |||
meegekomen, hadden al een nieuwe baas gevonden. Achteraf wist ik | |||
wel waarom. Ik was toen vijftien jaar en niet stevig genoeg voor het | |||
werk. Ik was de kleinste, de jongste en kende geen woord Duits. | |||
Op het laatst kwam er een heel netjes geklede dame binnen. | |||
De ambtenaar wees naar mij. Ik zag aan haar dat het niet naar haar | |||
zin was. Toch nam zij mij mee. Waar naar toe, dat wist ik echt niet. | |||
Onderweg probeerde ze wel met mij te praten maar dat was een | |||
droevige mislukking. Ik kon echt geen woord van haar verstaan, dat | |||
was het ergste. Toen konden wij nog geen vreemde taal spreken. | |||
Van Duits had ik nog nooit gehoord. Je kunt je zelf niet voorstellen | |||
dat iemand bij je staat te praten en dat je er geen woord van kan | |||
verstaan. En daar moest ik dan werken. Alles werd aangewezen. | |||
Achteraf bleek dat zij van oorsprong uit Beieren kwam. Die mensen | |||
zijn echt niet te verstaan. Toch ben ik daar wel goed terecht | |||
gekomen. | |||
23 | |||
We gingen met de tram naar | |||
Grimlinghausen am Rhein. | |||
Daar begon mijn echte werk. | |||
Ik kwam weer terecht bij een groenteboer. | |||
Ik had geluk dat ik in Schijndel ook al bij | |||
een groenteboer had gewerkt. Daardoor | |||
kende ik alle groentesoorten. De groente die daar werd geteeld, was | |||
ongeveer hetzelfde als de groente in Holland. | |||
Wel, ik kreeg een mooie kamer en een beter bed dan ik ooit had | |||
gezien. Dat was een goed begin. Ik kon het al vlug vinden met de | |||
boer zelf. Hij leerde mij met een paard te werken en in een week tijd | |||
was ik al aan het ploegen. | |||
Het Duits leerde ik vlug. De boer had twee kinderen, Cuby en | |||
Clemens, van zeven en negen jaar oud. Die twee kinderen gingen mij | |||
veel Duits leren. Als we „s-avonds niets te doen hadden gingen we | |||
naar boven om te leren. Soms hielden ze me voor de gek met mijn | |||
stomme vragen in het Duits. Toch leerde ik heel veel van die twee. | |||
Maar thuis werken, dat zat er niet in. „s-Morgens liepen ze in uniform | |||
naar school. Maar toen nog niet in Hitler pakken. | |||
De naam van de boer was Wilhelm Steven. Hij was groenteboer, | |||
maar werkte voor de markt. Voor hem werkten veel vrouwen, die | |||
allemaal, buiten, in rijen op het veld onkruid plukten. De boer had | |||
twee paarden waar ik veel mee moest werken, zoals ploegen en | |||
eggen. Tractors waren er toen nog niet. Ook moest ik met paard en | |||
wagen naar de markt in Düsseldorf voor het afleveren van groenten. | |||
Ik stond de eerste week al achter de | |||
ploeg en dat ging tamelijk goed. Die | |||
boer wilde mij graag op het land zien. | |||
24 | |||
Ik moest al direct voor de paarden zorgen en dat was wat ik het | |||
liefste deed. Ik haalde af en toe wat haver weg voor de paarden. Het | |||
was net of die paarden mij kenden. Als ze op de wei stonden en ik bij | |||
de poort kwam, dan kwamen ze alle twee gelopen. De boer stond er | |||
zelf verwondert bij, want dat deden ze eerst niet. Maar ik denk dat de | |||
boer het wist, ook al zei hij er niets van. | |||
Na een paar weken mocht ik al met paard en wagen groente naar de | |||
markt brengen. Ik ben ook een keer met paard en wagen vol | |||
suikerbieten naar de suikerfabriek in Dormagen gereden. Voor ik weg | |||
reed zei de boer: “Adrianus, kom je nog terug”? Hij dacht dat ik het | |||
niet zou vinden. Er was wel een hele dag mee gemoeid, maar ja, ik | |||
deed het graag met paard en wagen. | |||
Toen begon de rotzooi met de joden. De kinderen mochten toen met | |||
stenen gooien naar de joden, terwijl de politie er bij stond te kijken. | |||
Ramen werden kapot gegooid, kasten en piano‟s werden door de | |||
ramen naar buiten gegooid en de mensen groetten elkaar met “Heil | |||
Hitler”. Meermalen heb ik in de kroeg geluk gehad dat ik er heelhuids | |||
uitkwam. | |||
Soms lag ik met een heleboel vrouwen op het veld. Dan plukten we | |||
onkruid. Soms was het toch wel gezellig op het land. Dan lagen we te | |||
worstelen met die vrouwen. Maar ik moest het altijd verliezen want | |||
als ik aan de winnende hand was, dan kwamen er direct een paar | |||
vrouwen bij. Dan was ik verloren, je kon van die vrouwen niet winnen. | |||
Toch heb ik daar een goede tijd gehad. | |||
Ik heb daar ook Hollanders ontmoet en ben veel met hun naar de | |||
kroeg geweest. Dat was soms erg gezellig. | |||
Ik ging ook met de boer uit. Hij was een gezellige boer. Alleen was | |||
zijn vrouw niet zo gelukkig als wij samen gingen. De boerderij lag erg | |||
dicht bij het dorp. Tot het eerste café was het tweehonderd meter en | |||
de kerk was er tegenover. De boer was katholiek. Soms gingen we | |||
naar de kerk en dan konden we de kroeg niet voorbijlopen. | |||
25 | |||
Na een hele tijd had ik besloten om voor een vakantie naar huis te | |||
gaan. De boer zei: “Ga toch met de fiets”. Daar had ik eigenlijk wel | |||
zin in. Wel, ik kreeg den boer zijn fiets mee. Ik had beloofd dat ik na | |||
twee weken terug zou zijn. | |||
Ik had pech met het weer. Ik was goed en wel op weg toen het begon | |||
te regenen. Het bleef de hele dag regenen, en dan 140 km rijden, dat | |||
was werkelijk een dag om nooit meer te vergeten. Ik denk dat mijn | |||
ouders blij waren dat ik weer thuis was, maar ik moest wel terug met | |||
de fiets van de boer. | |||
Ondertussen kreeg ik de boodschap dat ik bij de Oda kon werken. Ik | |||
zou de fiets terugbrengen en dan zo spoedig mogelijk weer terug | |||
naar Holland, Na een paar weken ben ik met de trein weer terug naar | |||
Holland gegaan. Wat er onderweg allemaal gebeurd is, zal ik maar | |||
niet gaan schrijven. Dan zou ik na mijn dood nog steeds moeten | |||
schrijven en dat zal niet lukken. Dat was voor mij in 1938 het einde | |||
van een jaartje werken in Duitsland. | |||
Werk in Holland | |||
Ik had werk gekregen bij de Oda in Sint-Oedenrode. Daar werd ik | |||
bijna rijk. Twee gulden en vijftig cent in de week, dat was een stuiver | |||
per uur. | |||
Ik kwam er in de spuiterij terecht. | |||
Eigenlijk was dat was niet echt het | |||
werk voor mij, maar ja, ik moest | |||
toch werken. Een hele tijd heb ik er | |||
gewerkt. Ik moest daar plaatijzer | |||
schuren. Soms moest ik verf | |||
spuiten. Het was geen gezond | |||
werk, maar ik verdiende toch wat. | |||
Ik had toen nog niet gedacht dat het zo vlug oorlog zou worden, maar | |||
ik was al weer een hele tijd in Holland toen de oorlog begon. | |||
26 | |||
De tweede wereldoorlog | |||
Oorlog 11 mei 1940 | |||
De eerste Duitsers, die wij zagen, waren bij het kanaal in Heeswijk. | |||
Ik kwam met mijn vriend Christ | |||
van Sluis 3 en we gingen met de fiets | |||
naar de Heeswijkse brug. | |||
Net voor de Heeswijkse brug lagen | |||
hier en daar wat kanaalboten, meestal | |||
geladen met maaszand en grind. | |||
Wij zagen daar enkele soldaten lopen | |||
en dachten aan een oefening. Maar | |||
toen wij dichterbij kwamen werd er in | |||
het Duits geroepen: ”Blijven staan”. | |||
Toen wisten wij met een Duitse | |||
soldaat te maken te hebben. Zij | |||
vroegen alleen of er soldaten waren in | |||
de boten die daar lagen. Ik heb hun gezegd dat wij dat niet wisten. | |||
Ze gingen direct een boot vorderen om in de brug te leggen, want de | |||
brug was gesprongen. Ze lieten de boot tussen de brug varen en zo | |||
was de brug weer bijna klaar om over te steken. | |||
Het was ook niet erg slim, om de brug te laten | |||
springen, en dan die boten daar te laten liggen. | |||
Zo was het net of de Hollandse soldaten de brug | |||
lieten springen, maar alles klaar legden voor de | |||
Duitse soldaten om de brug weer te repareren. | |||
Dat is oorlog voeren en elkaar een beetje | |||
helpen. | |||
Wij zijn toen door gefietst naar Schijndel. Bij het patronaat stonden | |||
enkele mensen. Ik heb daar verteld dat ik al Duitsers gezien had en | |||
gesproken. Niemand geloofde mij. Het was ook moeilijk te geloven. | |||
De Heeswijkse brug. | |||
27 | |||
Wel, ik had het juist verteld, en daar kwam de eerste Duitser het dorp | |||
al in gereden. Hij had een motor met zijspan. In het zijspan zat een | |||
soldaat met een steel handgranaat in zijn handen. Het moet wel erg | |||
zijn als je als eerste soldaat zo een dorp moet binnenrijden. Ze | |||
hadden natuurlijk geluk dat er geen Hollandse soldaten in de buurt | |||
waren. Niet lang daarna kwam het Duitse leger binnen met tanks en | |||
vrachtwagens. | |||
In één dag waren ze dus al in Schijndel. Wij wisten echt niet wat | |||
oorlog was, maar al spoedig vonden wij wat het betekende onder de | |||
Duitse bezetting te moeten leven. We werden al spoedig onderduiker. | |||
Het ongeluk | |||
De volgende dag, zondag 12 mei, had ik zelf veel geluk. Het was | |||
geloof ik eerste Pinksterdag. Ik ging „s-morgens met de fiets naar de | |||
kerk. Wij woonden toen op De Steeg. Net in de bocht waar het stenen | |||
paadje was, genaamd “De Heuvel”, haalde mij een hele colonne | |||
Duitse vrachtwagens in. De eerste wou mij passeren, net in de bocht | |||
waar het stenen paadje was. Wat hij precies deed is voor mij nog | |||
steeds een raadsel. Ik voelde een klein stootje, en ik lag al onderin | |||
een diepe sloot voor ik er erg in had. | |||
Toen ik uit de sloot was gekropen, zag ik aan de andere kant van de | |||
weg een vrachtwagen tegen een boom staan. Er stonden veel | |||
soldaten bij. Toen ze mij zagen moest ik direct komen. Even was ik | |||
erg bang. Ze stonden in een groep bij elkaar. Wel, zij vroegen mij | |||
alleen om de juiste plaats aan te wijzen op de kaart die zij bij zich | |||
hadden. Ik wist toen nog niet dat de chauffeur dood was. De | |||
chauffeur werd daar direct begraven maar dat zag ik de volgende dag | |||
pas. Toen zag ik het graf. Dit kan ik echt niet meer vergeten. De | |||
naam van de man kwam al spoedig op het graf staan. | |||
Het was soldaat Eduard Schaffer. | |||
Hij was 22 jaar, was getrouwd en had een vrouw | |||
en twee kinderen. Ik heb daarna de vrouw nog | |||
gezien bij het graf. | |||
Ik heb nog een foto van het graf, wat daar op | |||
eerste Pinksterdag, 12 mei 1940 rond 10:00 uur | |||
is gekomen. Wij hebben soms nog bloemen op | |||
het graf gezet. Later is het graf weggehaald, | |||
maar wanneer dat weet ik niet. | |||
Maar vergeten kan ik het ook niet. | |||
28 | |||
Werken tijdens de bezetting | |||
Het was niet altijd gemakkelijk om onderduiker te zijn. Wij waren thuis | |||
met zijn tienen. Soms hadden we werk. Meestal, als er werk was, | |||
hadden wij slecht betaald werk in de bossen zoals grondbewerking. | |||
Het omspitten van de grond in de bossen noemden ze “vloten”. | |||
Werk was er nog bijna niet. | |||
Al spoedig moesten wij voor de Duitsers werken, want we moesten | |||
toch leven. Het eerste werk dat ik had tijdens de Duitse bezetting, | |||
was werken in de bossen. Dat deed ik graag. Daardoor kreeg ik ook | |||
kans om een haasje te vangen. Dat leverde ook weer geld op. | |||
In de houtbewerking was tamelijk | |||
goed te verdienen. Wij kapten hout | |||
en maakten wijpen en reisbosjes, | |||
die werden gebruikt om de dijken | |||
sterk te maken. Daar werd goed | |||
voor betaald. | |||
Er was altijd wel werk in de bossen. | |||
Het was wel meestal in de winter, want in de zomer was het hout te | |||
zwaar. Dan is het groen en zijn er teveel bladeren. | |||
De baas van het houtbedrijf was lid van de NSB maar verdiende later | |||
toch ook een schouderklopje. Want mijn broer werd door “De Kin” | |||
opgepikt. Hij werd opgesloten in Veghel. Ik ben zelf nog bij de | |||
burgemeester geweest. Maar die kon er niets aan doen. De Kin stond | |||
boven de burgemeester. Maar de man voor wie wij werkten kwam | |||
hem weer netjes thuis brengen. | |||
Ik ben ook nog op het vliegveld Volkel gaan werken. Daar kwam ik in | |||
de steenploeg te staan. Het was heel zwaar werk. Met de fiets naar | |||
Volkel en „s-avonds weer terug. Soms konden wij ook met het Duits | |||
lijntje mee rijden. Ik verdiende er veel geld, maar het was niet om uit | |||
te houden. Van daar ben ik ondergedoken. | |||
Wijpen maken | |||
29 | |||
Voedselbonnen | |||
Alles ging heel vlug op de bon. Als onderduiker kreeg je geen | |||
bonnen. Toen werd er wel een beetje gezorgd door de | |||
Ondergrondse, die overal in het land actief was. | |||
De bonnen kwamen | |||
van | |||
distributiekantoren. | |||
Die kantoren | |||
werden veel | |||
overvallen door de | |||
mensen van de | |||
Ondergrondse. | |||
Zo kwamen die bonnen weer bij de onderduikers. Ook het | |||
distributiekantoor in St. Servatiusstraat in Schijndel is zo overvallen. | |||
Weer werken in Duitsland | |||
Van daar uit werd ik weer opgeroepen om in Duitsland te gaan | |||
werken. Dat heb ik ook gedaan. Bij toeval kwam ik terecht bij Wilhelm | |||
Steven, dezelfde groenteboer waarvoor ik eerder had gewerkt. De | |||
boer kon het maar niet geloven dat ik weer voor hem kwam werken. | |||
Hij was wel blij, want het was erg moeilijk om werkvolk te krijgen. Het | |||
werkvolk in Duitsland was allemaal in dienst. De zoon van de boer | |||
waar ik werkte was niet met vakantie geweest. Ze hadden hem | |||
verwacht maar hij was niet doorgekomen. | verwacht maar hij was niet doorgekomen. | ||
Praten over Rusland | |||
De Duitsers waren toen al bijna over de halve wereld aan het | |||
vechten. Ik heb met een Duitse boer gesproken, die voor een week | |||
thuis was. Hij was gelegerd in Rusland. Wat hij mij vertelde, dat ze | |||
zoveel ellende hadden meegemaakt, was haast niet te geloven. | |||
Tijdens het praten, moest hij gewoon huilen. Hij vertelde dat ze soms | |||
dagen geen eten hadden, dat er veel soldaten omkwamen door | |||
bevriezing en dat ze knoken aten van doodgeschoten soldaten. | |||
30 | |||
Ze zaten te springen om voedsel en hadden geen kleren voor dat | |||
koude Rusland. “Al onze soldaten die daar in de sneeuw zitten weten | |||
dat ze niet terug komen. We kunnen geen kant op. We zitten in de | |||
sneeuw en we gaan dood in de sneeuw. Ik kan nu weglopen. Dan | |||
vinden ze mij en dan is het ook afgelopen. Als ik terug ga naar | |||
Rusland, dan is het ook afgelopen”. | |||
Toen dacht ik: “wij werken tegen onze zin in Duitsland, maar we zijn | |||
beter af dan de Duitsers zelf”. | |||
Dat was de enige soldaat in Duitsland waar ik normaal mee heb | |||
kunnen praten. Een week later was hij weer vertrokken naar Rusland. | |||
We waren weer eens aan het werk in Duitsland. Met maar liefst vier | |||
gebroers tegelijkertijd. Mies werkte in Essen op de Krupp fabriek. Sjef | |||
en Harrie werkten in Bremen en zelf werkte ik bij een boer in Aken. | |||
Ik had genoeg te eten. Alles wat je deed was werken en slapen. | |||
Geld van 1914-1918 | |||
Ik was paardenknecht in Aken. | |||
Daar heb ik van mijn broer Sjef ook nog post | |||
uit Bremen gehad. Hij stuurde mij een brief | |||
met daarin een grote hoop geld. | |||
Ik vergeet het nooit meer. | |||
31 | |||
Ik was op de stal voor de paarden aan het zorgen. | |||
Er waren ook twee krijgsgevangenen die | |||
iedere morgen werden gebracht door | |||
soldaten en onder begeleiding bij de boer | |||
hielpen. De boer bracht die brief bij mij op | |||
de stal. Die twee gevangenen zagen | |||
mij die brief openmaken en toen | |||
zagen ze al dat geld. | |||
Zij begonnen allebei te dansen en te | |||
springen. “Adrianus” zeiden zij, “je | |||
hoeft nooit meer te werken”. | |||
Daar zat voor meer dan een miljoen oud | |||
geld in. Geen cent waard natuurlijk. | |||
Het was nog geld uit de eerste | |||
wereldoorlog. Het stond in emmers | |||
langs de straat. | |||
Sjef deed graag dingen waar je in moest | |||
trappen, dan had hij lol. | |||
Ik las in die brief dat Harrie ook daar in Bremen werkte. | |||
Rond dezelfde tijd kreeg ik ook bericht van Mies. Die zat in die tijd in | |||
Essen op de Krupp fabriek. Hem heb ik nog een kaartje geschreven: | |||
“Ik kom je opzoeken, dan en dan kom ik aan op het station in Essen”. | |||
Ik heb hem daar ontmoet. Hij was die dag in gezelschap van een van | |||
zijn vrienden, Janus v/d Heyden. Ik was met de trein naar Essen | |||
gereisd. Toen ik daar aankwam zag ik Mies met Janus v/d Heyden | |||
aan het station staan. Er was een grote massa mensen op het | |||
perron. Dus was ik achterom | |||
gelopen en kwam van achter | |||
bij hun. Ik heb even gewacht | |||
en toen heb ik gevraagd: | |||
“Zoeken jullie misschien Broer | |||
van Kasteren”? Wat mooi als | |||
je dan die gezichten ziet. Zo | |||
maak je toch nog mooie | |||
dingen mee, ook al is het | |||
oorlog. | |||
32 | |||
Na een half jaar was ik het in Aken weer moe. Wel, ik was weer toe | |||
aan een fijne vakantie, met al dat geld van Oom Sjef. | |||
Maar dit keer zou het niet zo gemakkelijk zijn, want je krijgt niet snel | |||
een uitreisvergunning. Eerst moet je toestemming hebben van de | |||
boer, dan moet je naar het arbeidsbureau in de stad Neuss. Met een | |||
smoesje kreeg ik van de boer een bewijs dat ik weer terug zou | |||
komen. De boer is naar de stad gegaan en hij bracht alle papieren | |||
mee die ik nodig had. Ik had gevraagd voor drie weken en dat heb ik | |||
ook gekregen. Zo kon ik gemakkelijk over de grens. | |||
De boer en zijn zoon gaven mij nog wat geld mee. Ik moest een | |||
horloge en koffie meebrengen. Natuurlijk was dat geld fijn voor | |||
mijzelf. Ik wist zo al dat ik niet zou terug komen. | |||
Terug in Nederland - weer gaan jagen | |||
Ook in Holland was er veel veranderd. Ja, zonder werk en zonder | |||
bonnen was het erg moeilijk. Alles was op de bon. Iedereen kreeg | |||
bonnen, behalve als je ondergedoken was, want dan was je er | |||
eenvoudig niet bij. Soms hadden wij geluk. Dan kregen wij wat | |||
bonnen van de Ondergrondse, die met geweld en overvallen op de | |||
distributiekantoren aan die bonnen kwamen. Petje af voor de | |||
Ondergrondse want ze deden een goed werk voor veel mensen en | |||
daarbij was het zeer gevaarlijk. | |||
Ik was toch niet van plan om terug te gaan. Ik had een afspraak met | |||
Christ. Die kwam diezelfde tijd thuis. We waren van plan om heel veel | |||
hazen en konijnen te gaan vangen, dus had ik geen tijd om terug te | |||
gaan naar Duitsland. | |||
Ik weet nog dat ik op een zaterdag terug kwam uit Duitsland. Christ | |||
kwam een paar dagen later. Ik vind het wel erg dat ik geen ene datum | |||
meer weet. Het was, denk ik, in 1942. Er werd al heel lang niet | |||
gejaagd. Alleen jagers die bij de partij NSB waren, mochten nog | |||
jagen. Voor mij en Christ was dat wel goed. Niet veel jagers, dus veel | |||
wild voor ons. En wij gingen iedere dag. | |||
33 | |||
In die tijd zetten wij strikken, zoveel als we konden. | |||
Wij woonden op De Steeg. | |||
Ik zette strikken vanaf De Steeg tot | |||
de Zuid-Willemsvaart, en met Christ | |||
vanaf het kanaal door het | |||
Wijboschbroek tot aan de spoorbrug. | |||
Wij vingen heel veel hazen. Het was | |||
heel gemakkelijk om ze te verkopen. Meestal verkochten wij ze | |||
particulier, soms ook bij mensen die ze bestelden. Ik bracht ook veel | |||
wild bij de poulier. | |||
Wij wisten dat de jagers drijfjacht hadden en wij wisten ook waar zij | |||
wilden beginnen. Wij hebben toen geprobeerd | |||
Al vlug was er al een lied voor De Kin: | Al vlug was er al een lied voor De Kin: | ||
Heb je wel gehoord dat de Kin is vermoord | |||
In Den Bosch in het Kerkstraatje | |||
Daar lag die halve gek, met de tong uit zijn bek | |||
En onder zijn kin een heel klein gaatje | |||
De Kin, de Kin, geen leven zit er meer in | |||
Zijn daden waren moord, zijn daden waren moord | |||
Hij is gestorven zoals ’t behoort. | |||
65 | |||
Landing van de parachutisten | |||
Het mooiste wat wij | |||
meegemaakt hebben, was | |||
tijdens een wandeling op | |||
de Coeveringsedijk. | |||
Het was heel mooi weer. | |||
Miijn vriendin en ik waren | |||
op zondagmiddag | |||
17 september 1944 aan | |||
het wandelen. Wij zagen | |||
vanuit de richting van het | |||
Damianenklooster een | |||
grote groep vliegtuigen | |||
komen. Dan zien wij, als | |||
ze vlak boven ons zijn, dat de deuren opengaan en opeens zit de | |||
lucht vol met parachutisten. Het was een fantastisch gezicht. | |||
Wij wisten toen nog niet dat het invasie was van de Engelsen. | |||
Niet te geloven, sommigen vielen recht voor onze voeten. Opeens | |||
stonden wij tussen duizenden militairen, die wij niet konden verstaan. | |||
Wij zagen van alle kanten mensen aan komen lopen en ook een | |||
motor kwam er bij. Alles is in één klap Engels, het was een geweldig | |||
gezicht. De Coeveringse heide is erg groot. We konden tot de | |||
Damianen wegkijken. Wel, in een moment was de gehele heide bezet | |||
met Engelse soldaten. We kregen Engelse sigaretten en repen | |||
chocolade. Dat hadden wij al lang niet meer gehad. We waren even | |||
bevrijd, maar de soldaten moesten richting Veghel. Ze kwamen | |||
speciaal om de brug in handen te krijgen. | |||
Wij zijn toen gewoon naar huis gegaan. Wij konden toen toch | |||
niemand verstaan. We mochten wel een parachute meenemen. Daar | |||
hebben wij daarna nog moeite mee gehad toen de Duitsers weer | |||
terugkwamen. In korte tijd waren er bijna geen soldaten meer te zien. | |||
Alles was naar Veghel om de spoorbrug in te nemen. Even daarna | |||
kwamen de Duitsers weer terug en begonnen een zoektocht door | |||
Schijndel. Ze vonden die parachute. Met het geweer in aanslag, en | |||
een van ons moest voorop lopen, zochten ze in heel het huis, maar | |||
vonden verder niets. De Engelsen trokken verder naar Veghel en | |||
dezelfde dag waren de Duitsers weer terug. | |||
66 | |||
Schijndel bleef nog heel lang onder Duits beheer. De Duitsers werden | |||
wel een beetje lastiger nu de Engelse soldaten in de buurt waren. | |||
Maar in het begin dat de Engelsen weer waren weggetrokken, werd | |||
er weinig gevochten. Er werd af en toe wel geschoten. | |||
Ik denk alleen als ze te dicht bij elkaar kwamen. | |||
Op bezoek achter de linies | |||
Een zuster van mijn vriendin woonde toen nog in Eerde. De moeder | |||
van mijn vriendin was erg ongerust en vroeg of ik even naar Eerde | |||
wou gaan kijken, of dat nog alles goed was met haar dochter. Sisca | |||
en ik pakten de fiets en reden naar dat kleine dorpje Eerde. Hoe dom | |||
kun je zijn, dat dorpje Eerde was bezet door de Engelsen en wij zaten | |||
toch nog in Duits gebied. Wel, er werd niet geschoten en dan wist je | |||
werkelijk niet wat er eigenlijk aan de hand was. Wij fietsten over de | |||
Wijbosscheweg. Een beetje voor Eerde lag wat op de weg maar wij | |||
wisten toen ook niet wat het was. Dichterbij gekomen zag ik dat het | |||
tankmijnen waren. Dat was een kabel en op ieder tien centimeter was | |||
er een landmijn aan gekoppeld. We durfden niet verder. Dan zag ik | |||
opeens een Engelse soldaat. Hij zat twintig meter verder in de sloot | |||
en wij stonden voor die mijnen. Hij gaf ons een teken met de armen, | |||
dat we de fietsen omhoog moesten lichten en er overheen moesten | |||
stappen. Wij wisten toen nog niet wat een gevaar daar op de weg lag, | |||
maar wij zijn er overheen gestapt en naar Eerde gegaan. Wij zijn een | |||
uurtje daar geweest en hebben een pakje koffie afgegeven. Alles was | |||
goed bij de familie en wij | |||
gingen weer gewoon terug. | |||
Hoe kan het bestaan in | |||
oorlogstijd. Lopen wij van de | |||
Duitse linies naar de Engelse | |||
en van de Engelse linies terug | |||
naar de Duitse zonder dat er | |||
wat gebeurt. We hadden geen | |||
idee hoe gevaarlijk dat was. | |||
Duitsers overgedragen aan de Engelsen | |||
Het was een paar weken voor de granaatweken. Ik ging toen heel | |||
veel het veld in voor hazen te vangen. Dat lukte toen heel goed want | |||
er waren toen bijna geen jagers. Alleen partijmannen, NSB-ers, | |||
mochten toen jagen. Er was toen voor de stropers nogal wat te halen. | |||
67 | |||
Wel gevaarlijk. Mijn vriend Chist was naar Frankrijk gaan werken met | |||
zijn Broer Ties. Mijn normale gang was van De Steeg, lopend door | |||
Perkenoven, Broekgat en Martamuzurk naar Sluis 3. Dat was | |||
ongeveer het middelpunt van waar ik mijn haasjes ging vangen. Ik | |||
had op dat moment niets te doen en ik had weer heel veel strikken | |||
staan. In de morgen loop ik weer van De Steeg, waar wij toen nog | |||
woonden, door de bossen richting het kanaal. Ik pikte een haas op in | |||
het Broekgat en ging verder naar de ouders van mijn vriend. Daar | |||
heb ik even een kop koffie gedronken en kon ik mijn haas | |||
achterlaten, want ik moest nog verder tot door het Broek en tot aan | |||
de spoorbrug. Bij de spoorbrug was een heel goed stuk, waar ik veel | |||
strikken had staan. Ik was halfweg het grote bos, net voor de brug, | |||
toen er opeens verschrikkelijk werd geschoten. Niet op mij, achteraf | |||
gezien, maar op dat moment kwamen Duitsers en Engelsen elkaar | |||
tegen. Ik ging vlug omlaag zitten, maar al heel vlug kwamen er kogels | |||
bij mij in de buurt. Ik werd erg bang en ben op de vlucht geslagen. Ik | |||
heb heel hard gelopen om daar weg te komen, nog sneller dan een | |||
haas. Na een half uur ben ik weer bij mijn vrienden aan het kanaal | |||
aangekomen en heb ik verteld wat ik had meegemaakt. | |||
Dat was nog niet alles. De pret begon weer toen ik voor vrienden | |||
naar de naaste boer ging om melk te halen. Ik heb even bij die boer | |||
staan kletsen. Een stuk of tien Duitsers kwamen uit de bossen het erf | |||
op. Ze waren nog bewapend, meest met pistolen. Ik denk dat zij de | |||
geweren hadden verloren. Zij kwamen voor melk te drinken. Ik heb | |||
hun nog gevraagd wat er was gebeurd. Ze vertelden mij dat zij aan | |||
de brug in Veghel hadden gevochten met de Engelsen. Ze zagen er | |||
heel erg ruw uit, de kleren gescheurd en schrammen in de gezichten. | |||
Ze vroegen mij nog of er soldaten in de buurt waren, maar dat wist ik | |||
niet. Nadat ze even hadden gerust, verdwenen zij weer in de bossen. | |||
De boer vertelde mij dat er al meer groepjes waren geweest en dat ze | |||
veel schrik hadden gehad. Ze konden die soldaten niet verstaan en | |||
toen gingen die zelf zoeken en namen alles mee wat ze konden | |||
gebruiken. Met een bedankje van de boer ben ik toen weer | |||
teruggelopen naar Sluis 3. | |||
Dat was maar vijf minuten lopen, maar wel gevaarlijk. Nadat ik de | |||
melk bij mijn vrienden heb gebracht, ben ik met de vader van mijn | |||
vriend nog naar de sluis gewandeld. | |||
68 | |||
Net voor de sluis troffen we vier Duitse | |||
soldaten aan die vlak langs het kanaal | |||
een gat hadden gegraven. Het gat was | |||
ongeveer vier m2 groot en een meter | |||
diep. Zij zaten daar met wat lichte | |||
wapens en een machinegeweer. | |||
Ik heb nog even met hun gesproken. | |||
Ze dachten dat de Engelsen daar niet | |||
door zouden komen. | |||
Wij zijn teruggewandeld. Het was | |||
misschien vijf minuten later toen er | |||
achter ons aan de sluis heel fel werd | |||
geschoten. Wij hoorden de kogels | |||
fluiten en zijn heel vlug in de schuilhut | |||
gevlucht die de buurtbewoners in de kanaaldijk hadden gemaakt. | |||
Een paar minuten later kwam een Duitse soldaat bij ons in de | |||
schuilkelder. Hij wilde dat wij zijn motor voor hem gingen halen die hij | |||
had achtergelaten aan de sluis. Hij liep direct weer verder. Maar wij | |||
durfden niet en die soldaat kwam ook niet meer terug. Na tien | |||
minuten was het schieten voorbij. Wij zijn even daarna toch gaan | |||
kijken wat er gebeurd was aan de sluis. | |||
Het was gewoon te erg om aan te zien. Wij zijn over de sluisdeuren | |||
gegaan. Hier en daar lagen dode soldaten. In plaats van de Duitsers | |||
liepen hier toen Engelse soldaten rond. Wij hebben toen geholpen om | |||
de doden te begraven. Dat was bij het kanaaltje dat onder het kanaal | |||
en de weg doorloopt. Wij moesten de nummerplaatjes van de | |||
soldaten doorbreken en aan de Engelse soldaten geven. Er lagen | |||
vier Duitse soldaten dood aan de andere kant van de sluis. Daarna | |||
vonden wij er nog een in het bos. Die lag op zijn knie met zijn hoofd | |||
omlaag. Dat was echt verschrikkelijk om naar te kijken. Toen wij hem | |||
vastpakten zagen wij wat er was gebeurd. Hij was net onder de helm | |||
in het hoofd geschoten. Zijn helm was helemaal vol bloed gelopen. | |||
Toen wij hem optilden liep al het bloed uit de helm, een heel naar | |||
gezicht. Wij hebben die Duitse soldaten daar begraven en hebben | |||
hun nummerplaatjes aan een Engelse officier gegeven. | |||
Of er toen ook Engelsen zijn gesneuveld weet ik niet. Dat was nog | |||
niet alles. Toen wij weer terug kwamen stonden er twee Duitse | |||
soldaten aan de deur. Die wisten niet dat ze tussen de Engelsen | |||
69 | |||
zaten. Ik denk dat ik deze twee soldaten het leven heb gered. Nadat | |||
ik even met hun gesproken had, wilden ze zich overgeven. Ik ben | |||
toen naar de Engelsen teruggelopen en de Duitse soldaten zijn bij | |||
mijn kennissen naar binnen gegaan. Het was erg moeilijk dat ik geen | |||
woord Engels kende, maar er gingen twee soldaten met me mee. Die | |||
hebben toen de twee Duitsers meegenomen. Ik denk dat deze twee | |||
soldaten zonder ongelukken levend thuis zijn gekomen. | |||
Patrijzen zijn erg duur | |||
Ik ga nu schrijven over de | |||
patrijs, een van de | |||
voornaamste jachtvogels. | |||
Wij gingen ‟s-avonds, | |||
voordat het donker werd, | |||
patrijzen eugen. Eugen | |||
was de naam voor het | |||
zoeken van de patrijzen. | |||
Of te gaan luisteren, waar | |||
ze gingen slapen. De | |||
patrijs legt ongeveer twaalf | |||
eieren. Ze broeden meestal op het land of weiland. Als de jongen | |||
uitkomen, blijven de haan en de hen bij de jongen. Dat gebeurd in | |||
juni. De jacht op de patrijs begint op 1 september. Als je gaat jagen | |||
en je jaagt een groep patrijzen op van het veld, dan vliegen die | |||
meestal van elkaar weg. Maar dan voordat het avond wordt, wil die | |||
oude haan de jonge vogels weer bij elkaar hebben. Wat hij doet komt | |||
overeen met wat een haan bij de kippen doet. Hij gaat de jongen | |||
roepen. Je kunt ook zeggen dat hij de jongen bij elkaar kraait. | |||
Het is al heel mooi om te zien wat er in het veld gebeurd. Het is heel | |||
handig als je met de fiets of brommer gaat. Als ik zelf de patrijzen | |||
ging zoeken, ging ik meestal met de fiets. Als ik een haan hoorde | |||
roepen, dan probeerde ik met de fiets tegen een boom te gaan staan. | |||
Dan kun je beter zien wat er op het veld gebeurd. Het is erg mooi. Je | |||
ziet de jonge kuikens van alle kanten naar het geluid toe lopen. Als je | |||
de oude haan kunt zien dan merk je, dat hoe dichter de jongen bij de | |||
oude haan komen, hoe zachter hij roept. | |||
Ze kruipen even bij elkaar en vliegen dan opeens tegelijk op. | |||
Ze vliegen meestal honderd of tweehonderd meter en vallen dan | |||
weer neer op het veld waar ze heel dicht bij elkaar kruipen. | |||
70 | |||
Dan zitten ze in hun roest. Daar gaan ze dikwijls „s-nachts slapen. | |||
Zo, nu weet je wat patrijzen eugen is. Nu verder over het vangen van | |||
die vogels. Dat is een ander kunststukje, want dan komt er ander | |||
materiaal voor de dag. Het eugen, dat is altijd het eerste wat je doet. | |||
Maar daarna hebben we netten nodig. Wel, die breide ik zelf met een | |||
speciale nettennaald. De grote vissers gebruiken die naalden ook. Ik | |||
heb in Sint-Oedenrode een man leren kennen die mij het netten | |||
breien heeft geleerd. Ik heb een net gebreid van twintig meter lang. | |||
Dat gebruikten we als treknet. Ik heb ook een rond net gebreid van | |||
twee meter doorsnee. Dat diende als schepnet. Wel, het treknet | |||
gebruikten we als wij de patrijzen precies wisten te zitten. Dan pakten | |||
we ieder een kant van het net en trokken dat dan zachtjes over de | |||
slapende patrijzen heen. Als de vogels het net voelden, dan lieten wij | |||
het vlug los. Het was dan te laat om weg te vliegen en alle vogels | |||
zaten dan onder het net. Het was nog een heel gedoe om al die | |||
patrijzen onder het net vandaan te halen. Zeker als het pikkedonker | |||
is. Maar het was de moeite waard. We kregen toen drie gulden voor | |||
een jonge patrijs, en één gulden voor een oude. Dat was toen niet | |||
slecht. Nu ga ik nog vertellen hoe ik de patrijzen ving met de kuil. De | |||
kuil was een rond net van ongeveer drie meter in doorsnee. Je kunt | |||
het vergelijken met een groot schepnet. Het werkte hetzelfde als een | |||
visnet. We hadden een ring gemaakt van een paar dunne staken op | |||
een houten kruis dat diende om het stevig te maken. Dan een lange | |||
lichte steel. Daar overheen spanden wij het net. Dat noemden ze | |||
vroeger de kuil. Het vangen met dit apparaat ging als volgt. Het | |||
begon weer met het eugen van de patrijzen, dus precies gaan kijken | |||
waar de patrijzen slapen. Dat is veel moeilijker als je denkt. Nadat je | |||
goed hebt gekeken wacht je tot laat in de nacht. Dat is niet alleen | |||
voor die patrijzen. Nog erger was de politie. Want met de kuil | |||
moesten wij ook goed licht hebben. Daarvoor gebruikten wij de | |||
lichtbak. Dat was heel vroeger de carbidlamp, maar op het laatst | |||
gebruikten wij een staaflamp, meestal met vijf batterijen. Pas als we | |||
in de buurt kwamen waar de vogels in de roest zaten te slapen, | |||
deden wij de lamp aan. We zetten de patrijzen in het licht, gaan er | |||
zachtjes naar toe en slaan dan het net naar beneden zodat de vogels | |||
zijn gevangen. Zo zie je dat een stroper heel wat moet weten van het | |||
veld en de dieren. | |||
71 | |||
Logeren bij mijn vriendin thuis | |||
Van mijn vrienden leende ik een damesfiets en ben toen naar het | |||
Wijbosch gefietst. Ze riepen mij nog na: “Pas goed op de fiets”. Dat | |||
heb ik gedaan zo lang als ik kon. Mijn vriendin Sisca woonde tussen | |||
Schijndel en Wijbosch in. Na tien minuten was ik al in het Wijbosch. | |||
Bij mijn vriendin aangekomen, heb ik daar ongeveer alles verteld over | |||
wat ik had meegemaakt. Toen dacht ik eraan om de fiets binnen te | |||
zetten. Ik pakte de fiets, maar ik was al te laat. Een Duitser die daar | |||
passeerde zei: “Ich kan das Fahrad brauchen”. Zo, niet moeilijk. Weg | |||
fiets. Dat was gemakkelijk, ik hoefde ze niet meer in de schuur te | |||
zetten. Wel, ik had voorlopig geen fiets meer nodig. Daar mijn ouders | |||
nog met genoeg personen waren, ben ik maar bij mijn vriendin | |||
gebleven. Daar werd het al spoedig gezellig. Bij mijn vriendin hadden | |||
ze graag dat ik daar bleef. Er kwamen geregeld Duitse soldaten op | |||
de boerderij en niemand van de familie v/d Heyden kon de Duitsers | |||
verstaan. Dan voor melk, dan voor eieren, die soldaten kwamen van | |||
alles tekort. De een moest sokken hebben. Dan weer moest iemand | |||
een deken hebben of kwamen ze voor zeep. Daarna kwam er een | |||
huiszoeking. Dat was bijna een ramp geworden. Wij hadden nog | |||
steeds die parachute van de Engelsen en die vonden zij al direct. | |||
Toen moest er eentje van ons voor de Duitsers uitlopen. Elk hok werd | |||
doorzocht. Gelukkig was er niets meer te vinden. En dan moest ik | |||
maar praten met de soldaten. Een soldaat was vrij ernstig gewond | |||
aan zijn hand. Hij vertelde mij, dat hij in Mariaheide gevangen was | |||
genomen. Daar hij gewond was, mocht hij met een Engelse soldaat, | |||
naar het Rode Kruis. Hij had een mes achtergehouden in zijn sokken. | |||
Onderweg had hij de Engelse soldaat doodgestoken en was gevlucht. | |||
Rot Mof. Ik geloof dat alleen ik de Duitse taal een beetje kende. De | |||
ouders van mijn vriendin waren heel bang dat ze de paarden | |||
moesten afgeven, want dat was hun kostwinning. |