Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van Hoepelmaker

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 1: Regel 1:
== '''“Ripsnejers” 1880-1940''' ==
== '''“Ripsnejers” 1880-1940''' ==
[[Bestand:Hoepelmakerij 01.jpg|400px|thumb|Hoepelmakerij.<br>
 
Voor meer details klik [https://www.heemkundekringschijndel.nl/collectie/beeldmateriaal/?diw-id=brabantcloud_enb-83-beeldmateriaal_enb-83.beeldmateriaal-620b3fa2-a2d8-796c-eae1-b8b9ca6947b7-9f333a29-6807-3676-4d98-63e63ebbcae3/ hier.]]]
Een tak van houtbewerking waar Schijndel om bekend stond was de hoepelmakerij, oftewel de reepmakerij. De griendgronden die hier ruimschoots voorhanden waren zorgden voor de grondstof, de wilgenteen. Daarbij moet niet aan knotwilgen gedacht worden. Het kweken van wilgenteen gebeurde door stekken van het griendhout in de grond te steken, waarna die spoedig wortel schoten en uitliepen. Met name de katwilg werd gebruikt. Op vele plaatsen werd deze houtsoort, die na twee jaar '''katrijp''' was, aangeplant. De gekapte wilgenstokken werden op maat gekort, “geblekt” ( is het verwijderen van de bast, dit werd overigens alleen gedaan voor het maken van witte hoepels) en in de zon gebleekt. Daarna werden de wilgenstokken in de lengte doormidden gesneden tot repen. Vandaar de naam “ripsnejers”. Uiteindelijk moest het “riphout” tot een hoepel gebogen worden. Behalve witte hoepels, waren er ook grauwe. De herfst en de wintermaanden werden door de hoepelmaker gebruikt om het benodigde hout te kappen, waarna in het voorjaar met het maken van de hoepels werd begonnen.<br>
Een tak van houtbewerking waar Schijndel om bekend stond was de hoepelmakerij, oftewel de reepmakerij. De griendgronden die hier ruimschoots voorhanden waren zorgden voor de grondstof, de wilgenteen. Daarbij moet niet aan knotwilgen gedacht worden. Het kweken van wilgenteen gebeurde door stekken van het griendhout in de grond te steken, waarna die spoedig wortel schoten en uitliepen. Met name de katwilg werd gebruikt. Op vele plaatsen werd deze houtsoort, die na twee jaar '''katrijp''' was, aangeplant. De gekapte wilgenstokken werden op maat gekort, “geblekt” ( is het verwijderen van de bast, dit werd overigens alleen gedaan voor het maken van witte hoepels) en in de zon gebleekt. Daarna werden de wilgenstokken in de lengte doormidden gesneden tot repen. Vandaar de naam “ripsnejers”. Uiteindelijk moest het “riphout” tot een hoepel gebogen worden. Behalve witte hoepels, waren er ook grauwe. De herfst en de wintermaanden werden door de hoepelmaker gebruikt om het benodigde hout te kappen, waarna in het voorjaar met het maken van de hoepels werd begonnen.<br>


Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)