Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bewerken van De Zusters van Liefde van Schijndel

Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Waarschuwing: U bent niet aangemeld. Uw IP-adres zal voor iedereen zichtbaar zijn als u wijzigingen op deze pagina maakt. Wanneer u zich aanmeldt of een account aanmaakt, dan worden uw bewerkingen aan uw gebruikersnaam toegeschreven. Daarnaast zijn er andere voordelen.

Deze bewerking kan ongedaan gemaakt worden. Hieronder staat de tekst waarin de wijziging ongedaan is gemaakt. Controleer voor het publiceren of het resultaat gewenst is.

Huidige versie Uw tekst
Regel 52: Regel 52:
   
   
Onder het regime van koning Willem I is het allesbehalve eenvoudig voor religieuzen om een vergunning te krijgen om de jeugd te onderwijzen. Men beschouwt de actieve kloosterlingen min of meer als „staatsgevaarlijke wezens‟ die het volk met hun „paapse godsdienst‟ zouden vergiftigen. <br>
Onder het regime van koning Willem I is het allesbehalve eenvoudig voor religieuzen om een vergunning te krijgen om de jeugd te onderwijzen. Men beschouwt de actieve kloosterlingen min of meer als „staatsgevaarlijke wezens‟ die het volk met hun „paapse godsdienst‟ zouden vergiftigen. <br>
De grondwetten van 1814 en 1815 propageren weliswaar vrijheid van onderwijs voor de katholieken, maar in werkelijkheid is het met die vrijheid treurig gesteld. Veel leerkrachten en veel onderwijsinspecteurs zijn van gereformeerde huize. De leerboeken worden door de staat vastgesteld. Ondanks dat……pastoor Van Erp schrikt niet zo gauw terug voor mogelijke moeilijkheden, houdt hij vast aan zijn voorgenomen plannen. Er is zelfs al een school gebouwd bij het beginnende klooster en de stichter weet een vergunning te krijgen, om aan kinderen van armen en onvermogenden onderwijs te mogen geven in lezen, schrijven en rekenen. Daar is overigens wel de nodige correspondentie aan voorafgegaan via het Schijndelse gemeentebestuur, dat al in februari 1837 een voorstel had ingediend tot oprichting „eener vrouwelijke school‟. Naast de bestaande openbare school blijkt men de behoefte te voelen aan een tweede school. Hierop reageert schoolopziener Bowier, dat binnen de volkrijke gemeente Schijndel slechts één openbare school functioneert, gebouwd voor zo’n 500 kinderen, maar dat veel kinderen die verder van de kom van het dorp wonen gebruik schijnen te maken van schooltjes te Eerde, Gemonde, Dinther, St. Michielsgestel, Den Dungen en Middelrode. Hij trekt de noodzaak van een tweede school in twijfel, suggereert de gemeente zelfs om de toelage van de onderwijskracht aan de openbare school te verhogen, zodat die een of meer ondermeesters kan aanstellen op basis van de bestaande reglementen. Mocht een tweede school werkelijk nodig zijn, dan pleit hij ervoor die op te richten in het [[Wijbosch]] waar zo’n 100-tal gezinnen wonen. Bovendien merkt hij op, dat het stichten van een andere school in de nabijheid van de openbare school nadelig zal zijn voor de bestaande school en het daar functionerende onderwijzend personeel en stemt in wezen tegen! Op 24 maart 1837 volgt een reactie van Gedeputeerde Staten.  In dit schrijven wordt een aardige analyse gegeven van de concrete situatie. Zo wordt o.a. gesteld, dat naast het gemeentebestuur, ook alle weldenkende ingezetenen er meer en meer van overtuigd raken „hoezeer grotendeels de opvoeding der kinderen van het vrouwelijk geslacht en bijzonder van de behoeftige volksklasse wordt verzuimd‟. Die meisjes kunnen uiteraard wel gebruik maken van de bestaande gemeenteschool, maar ze blijven dan toch nog verstoken in onderwijs in de „nuttige vrouwelijke handwerken‟. Ook voor meisjes van bemiddelde ouders is het van het grootste belang, dat zij binnen de gemeente alle gelegenheid vinden „om de handwerken van hunnen staat te kunnen aanleren, te meer daar weinige ouders in staat zijn hunne kinderen op eene kostschool buiten de gemeente uit te besteden‟. Dat is de reden waarom het gemeentebestuur van Schijndel een krachtig verzoek heeft ingediend tot oprichting van „eene vrouwelijke school voor kinderen van het vrouwelijk geslacht‟. Op 6 april 1837 krijgt pastoor Antonius van Erp een brief van het gemeentebestuur, dat hem op de 24e maart toestemming is gegeven om te Schijndel „een vrouwelijke school voor het lager onderwijs in de taal en vrouwelijke handwerken‟ op te richten nl. kosteloos voor kinderen van armen en onvermogenden en dat men van bemiddelde ouders een „matige beloning‟ mag vragen.  Tevens doet men het voorstel in overleg te treden met de schoolopziener van het 1e district de heer Bowier. In een schrijven van 7 juli 1837 spreekt men van een „bijzondere school der 2e klasse voor kinderen van het vrouwelijk geslacht‟. Die stap heeft pastoor Van Erp al vast gezet. Als enigste sollicitante voor de nieuwe school meldt zich Anna Maria de Bref. Zij wordt aan een examen onderworpen. De slotconclusie is, dat zij „proeven heeft gegeven van genoegzame bekwaamheid en geschiktheid ter behoorlijke vervulling van den post van schoolhouderesse‟. Zuster Vincentia de Bref krijgt hierdoor de titel van „schoolhouderes en onderwijzeres in de Ned. Taal‟. Wel wordt haar te verstaan gegeven, dat ze op haar school slechts kinderen mag toelaten die de koepokinenting hebben ondergaan of de kinderziekte gehad hebben. Inmiddels is ook zuster Rosalia de Leijer vanuit Tilburg te Schijndel teruggekeerd en beide zusters openen de eerste zustersschool van Schijndel. Een volkomen nieuwigheid voor de Schijndelse bevolking van die dagen, die gewend is aan een vorm van neutraal onderwijs en de school van meester Kaub had geen slechte naam. Een directe behoefte aan godsdienstig of rooms onderwijs bestaat onder de bevolking op dat moment niet bepaald. Waarom dan Schijndelse meisjes naar de nieuw gestichte zustersschool sturen, zal men gedacht hebben. Voor naaien en breien kan men er zich nog wel iets bij voorstellen, maar de rest van de vakken zijn bij meester Kaub tot op heden in goede handen geweest. Dat pastoor Van Erp vanaf de preekstoel andere ideeën verkondigt en de kerkgangers probeert op andere gedachten te brengen en tot nieuwe inzichten over te halen, zal men in eerste instantie rustig aanhoort hebben.<br>
De grondwetten van 1814 en 1815 propageren weliswaar vrijheid van onderwijs voor de katholieken, maar in werkelijkheid is het met die vrijheid treurig gesteld. Veel leerkrachten en veel onderwijsinspecteurs zijn van gereformeerde huize. De leerboeken worden door de staat vastgesteld. Ondanks dat……pastoor Van Erp schrikt niet zo gauw terug voor mogelijke moeilijkheden, houdt hij vast aan zijn voorgenomen plannen. Er is zelfs al een school gebouwd bij het beginnende klooster en de stichter weet een vergunning te krijgen, om aan kinderen van armen en onvermogende onderwijs te mogen geven in lezen, schrijven en rekenen. Daar is overigens wel de nodige correspondentie aan voorafgegaan via het Schijndelse gemeentebestuur, dat al in februari 1837 een voorstel had ingediend tot oprichting „eener vrouwelijke school‟. Naast de bestaande openbare school blijkt men de behoefte te voelen aan een tweede school. Hierop reageert schoolopziener Bowier, dat binnen de volkrijke gemeente Schijndel slechts één openbare school functioneert, gebouwd voor zo’n 500 kinderen, maar dat veel kinderen die verder van de kom van het dorp wonen gebruik schijnen te maken van schooltjes te Eerde, Gemonde, Dinther, St. Michielsgestel, Den Dungen en Middelrode. Hij trekt de noodzaak van een tweede school in twijfel, suggereert de gemeente zelfs om de toelage van de onderwijskracht aan de openbare school te verhogen, zodat die een of meer ondermeesters kan aanstellen op basis van de bestaande reglementen. Mocht een tweede school werkelijk nodig zijn, dan pleit hij ervoor die op te richten in het [[Wijbosch]] waar zo’n 100-tal gezinnen wonen. Bovendien merkt hij op, dat het stichten van een andere school in de nabijheid van de openbare school nadelig zal zijn voor de bestaande school en het daar functionerende onderwijzend personeel en stemt in wezen tegen! Op 24 maart 1837 volgt een reactie van Gedeputeerde Staten.  In dit schrijven wordt een aardige analyse gegeven van de concrete situatie. Zo wordt o.a. gesteld, dat naast het gemeentebestuur, ook alle weldenkende ingezetenen er meer en meer van overtuigd raken „hoezeer grotendeels de opvoeding der kinderen van het vrouwelijk geslacht en bijzonder van de behoeftige volksklasse wordt verzuimd‟. Die meisjes kunnen uiteraard wel gebruik maken van de bestaande gemeenteschool, maar ze blijven dan toch nog verstoken in onderwijs in de „nuttige vrouwelijke handwerken‟. Ook voor meisjes van bemiddelde ouders is het van het grootste belang, dat zij binnen de gemeente alle gelegenheid vinden „om de handwerken van hunnen staat te kunnen aanleren, te meer daar weinige ouders in staat zijn hunne kinderen op eene kostschool buiten de gemeente uit te besteden‟. Dat is de reden waarom het gemeentebestuur van Schijndel een krachtig verzoek heeft ingediend tot oprichting van „eene vrouwelijke school voor kinderen van het vrouwelijk geslacht‟. Op 6 april 1837 krijgt pastoor Antonius van Erp een brief van het gemeentebestuur, dat hem op de 24e maart toestemming is gegeven om te Schijndel „een vrouwelijke school voor het lager onderwijs in de taal en vrouwelijke handwerken‟ op te richten nl. kosteloos voor kinderen van armen en onvermogenden en dat men van bemiddelde ouders een „matige beloning‟ mag vragen.  Tevens doet men het voorstel in overleg te treden met de schoolopziener van het 1e district de heer Bowier. In een schrijven van 7 juli 1837 spreekt men van een „bijzondere school der 2e klasse voor kinderen van het vrouwelijk geslacht‟. Die stap heeft pastoor Van Erp al vast gezet. Als enigste sollicitante voor de nieuwe school meldt zich Anna Maria de Bref. Zij wordt aan een examen onderworpen. De slotconclusie is, dat zij „proeven heeft gegeven van genoegzame bekwaamheid en geschiktheid ter behoorlijke vervulling van den post van schoolhouderesse‟. Zuster Vincentia de Bref krijgt hierdoor de titel van „schoolhouderes en onderwijzeres in de Ned. Taal‟. Wel wordt haar te verstaan gegeven, dat ze op haar school slechts kinderen mag toelaten die de koepokinenting hebben ondergaan of de kinderziekte gehad hebben. Inmiddels is ook zuster Rosalia de Leijer vanuit Tilburg te Schijndel teruggekeerd en beide zusters openen de eerste zustersschool van Schijndel. Een volkomen nieuwigheid voor de Schijndelse bevolking van die dagen, die gewend is aan een vorm van neutraal onderwijs en de school van meester Kaub had geen slechte naam. Een directe behoefte aan godsdienstig of rooms onderwijs bestaat onder de bevolking op dat moment niet bepaald. Waarom dan Schijndelse meisjes naar de nieuw gestichte zustersschool sturen, zal men gedacht hebben. Voor naaien en breien kan men er zich nog wel iets bij voorstellen, maar de rest van de vakken zijn bij meester Kaub tot op heden in goede handen geweest. Dat pastoor Van Erp vanaf de preekstoel andere ideeën verkondigt en de kerkgangers probeert op andere gedachten te brengen en tot nieuwe inzichten over te halen, zal men in eerste instantie rustig aanhoort hebben.<br>


=== '''Nieuwe aanmeldingen voor de jonge stichting.''' ===
=== '''Nieuwe aanmeldingen voor de jonge stichting.''' ===
Al uw bijdragen aan Schijndelwiki kunnen bewerkt, gewijzigd of verwijderd worden door andere gebruikers. Als u niet wilt dat uw teksten rigoureus aangepast worden door anderen, plaats ze hier dan niet.
U belooft ook dat u de oorspronkelijke auteur bent van dit materiaal of dat u het hebt gekopieerd uit een bron in het publieke domein of een soortgelijke vrije bron (zie Schijndelwiki:Auteursrechten voor details). Gebruik geen materiaal dat beschermd wordt door auteursrecht, tenzij u daarvoor toestemming hebt!

Om de wiki te beschermen tegen geautomatiseerde bewerkingsspam vragen wij u vriendelijk de volgende CAPTCHA op te lossen:

Annuleren Hulp bij bewerken (opent in een nieuw venster)

Op deze pagina gebruikte sjablonen: