Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Vicaris van Alphenstraat: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Vicaris van Alphenstraat''' ''Raadsbesluit 26 augustus 1937.'' Ten aanzien van deze Vicaris Apostolicus die vanaf 13 augustus 1790 tot zijn overlijden op 1 mei...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
(13 tussenliggende versies door 3 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
'''Vicaris van Alphenstraat'''
== '''Vicaris van Alphenstraat''' ==
 
''Raadsbesluit 26 augustus 1937.''


=== '''Raadsbesluit 26 augustus 1937.<ref>Schijndelse straatnamen, Heemkundekring Schijndel, oktober 2011</ref>''' ===
[[Bestand:Vicaris van Alphenstraat 01.jpg|400px|thumb|Vicaris van Alphenstraat. <br>
Voor meer details klik [https://goo.gl/maps/D2kjCm7sgLYmHDh8A/ hier.]]]
[[Bestand:Vicaris van Alphenstraat 02.jpg|400px|thumb|Vicaris van Alphenstraat. <br>
Voor meer details klik [https://goo.gl/maps/ohuws1gNWffY9Lik9/ hier.]]]
Ten aanzien van deze Vicaris Apostolicus die vanaf 13 augustus 1790 tot zijn overlijden op 1 mei 1831 het vicariaat bestuurde, leest men in de “Geschiedenis van het Bisdom ’s-Hertogenbosch” (tweede deel, bladzijde 158 e.v.) door L.H.C. Schutjes het volgende:
Ten aanzien van deze Vicaris Apostolicus die vanaf 13 augustus 1790 tot zijn overlijden op 1 mei 1831 het vicariaat bestuurde, leest men in de “Geschiedenis van het Bisdom ’s-Hertogenbosch” (tweede deel, bladzijde 158 e.v.) door L.H.C. Schutjes het volgende:


Antonius van Alphen S.T.L. den 16 mei 1748 te Boxtel geboren, behaalde te Leuven bij de promotie van 18 augustus 1767 onder 140 studenten de achtste plaats, verkreeg den 17 augustus 1774 den graad van licentie in de Godsgeleerdheid ( Het perkamenten diploma berust in het archief des bisdoms) en trad vervolgens als lector op in het Driutiaansch collegie. <br>
Antonius van Alphen S.T.L. den 16 mei 1748 te Boxtel geboren, behaalde te Leuven bij de promotie van 18 augustus 1767 onder 140 studenten de achtste plaats, verkreeg den 17 augustus 1774 den graad van licentie in de Godsgeleerdheid (het perkamenten diploma berust in het archief des bisdoms) en trad vervolgens als lector op in het Driutiaansch collegie. <br>
In 1777 als kapelaan naar Boxtel geroepen, verkreeg van Alphen den 27 september 1782 van Pius VI zijne aanstelling tot coadjutor van het vicariaat met regt van opvolging, in welke betrekking hij ook ’s-lands regering erkend werd, aanvaardde den 9 april 1785 de kapellanie en in 1787 de pastorij van Schijndel en nam al aanstonds groot aandeel in het bestuur des vicariaats, dat hij sedert 13 augustus 1790 alleen op zich moest nemen. De godsdienstvervolging der XVI eeuw had haren tijd gehad en de hatelijke plakkaten van verdrukking waren versleten; de inval der Franschen en de opgevolgde Bataafse republiek ontsloeg de Godsdienst van vroeger slaafsche banden. De uiterst voorzigtige kerkvoogd, niet gansch ontdaan van de vrees voor het oude dwangjuk, waaronder onze voorvaderen hadden gezucht, deinsde voor opspraakwekkende middelen terug, hoe regtvaardig en billijk die ook waren, als het in bezitnemen der oude Roomsche kerken ten jare 1798; doch gold het de eer der Godsdienst of den pligt van zijn geweten, dan was hij een overschrokken held zelfs tegenover den Franschen dwingeland. In de afwisselende regering van ons vaderland wist van Alphen zijn gezag te handhaven en tevens in goede verstandhouding met allerlei regering te leven. Hij maakte van de godsdienstvrijheid gebruik om in 1798 te ’s-Bosch (in 1787 waren reeds pogingen aangewend om een seminarie te ’s-Bosch te openen, dat in 1798 tot stand kwam en weldra uit de stad naar Herlaar te St.Michielsgestel werd verplaatst) een seminarie voor het vicariaat te openen, dat allernoodzakelijkst was geworden sedert de vernietiging der universiteit van Leuven, waar vroeger onze studenten hunne hogere studie konden voltrekken. Tusschen allerlei wisselvalligheden en onder bijna aanhoudend wapengekletter, kreeg de Godsdienst in de Meijerij een jeugdig leven, de meeste oude kerken hernamen hare vroegere bestemming, herrezen met luister, en was het noodig, dan verstrekte daartoe ’s-lands regering de middelen. De aangeboden competentien der geestelijken baarden echter de vicaris groote bezorgdheid, uit vreeze dat het geestelijk gezag daardoor zou komen te lijden; eerst bij het optreden van Henricus den Dubbelden als vicarius zijn die toelagen algemeen aangenomen. <br>
In 1777 als kapelaan naar Boxtel geroepen, verkreeg van Alphen den 27 september 1782 van Pius VI zijne aanstelling tot coadjutor van het vicariaat met regt van opvolging, in welke betrekking hij ook ’s-lands regering erkend werd, aanvaardde den 9 april 1785 de kapellanie en in 1787 de pastorij van Schijndel en nam al aanstonds groot aandeel in het bestuur des vicariaats, dat hij sedert 13 augustus 1790 alleen op zich moest nemen. De godsdienstvervolging der XVI eeuw had haren tijd gehad en de hatelijke plakkaten van verdrukking waren versleten; de inval der Franschen en de opgevolgde Bataafse republiek ontsloeg de Godsdienst van vroeger slaafsche banden. De uiterst voorzigtige kerkvoogd, niet gansch ontdaan van de vrees voor het oude dwangjuk, waaronder onze voorvaderen hadden gezucht, deinsde voor opspraakwekkende middelen terug, hoe regtvaardig en billijk die ook waren, als het in bezitnemen der oude Roomsche kerken ten jare 1798; doch gold het de eer der Godsdienst of den pligt van zijn geweten, dan was hij een overschrokken held zelfs tegenover den Franschen dwingeland. In de afwisselende regering van ons vaderland wist van Alphen zijn gezag te handhaven en tevens in goede verstandhouding met allerlei regering te leven. Hij maakte van de godsdienstvrijheid gebruik om in 1798 te ’s-Bosch (in 1787 waren reeds pogingen aangewend om een seminarie te ’s-Bosch te openen, dat in 1798 tot stand kwam en weldra uit de stad naar Herlaar te St.Michielsgestel werd verplaatst) een seminarie voor het vicariaat te openen, dat allernoodzakelijkst was geworden sedert de vernietiging der universiteit van Leuven, waar vroeger onze studenten hunne hogere studie konden voltrekken. Tusschen allerlei wisselvalligheden en onder bijna aanhoudend wapengekletter, kreeg de Godsdienst in de Meijerij een jeugdig leven, de meeste oude kerken hernamen hare vroegere bestemming, herrezen met luister, en was het noodig, dan verstrekte daartoe ’s-lands regering de middelen. De aangeboden competentien der geestelijken baarden echter de vicaris groote bezorgdheid, uit vreeze dat het geestelijk gezag daardoor zou komen te lijden; eerst bij het optreden van Henricus den Dubbelden als vicarius zijn die toelagen algemeen aangenomen. <br>
Tijdens het vaderlijk bestuur van koning Lodewijk Napoleon genoot het vicariaat de volmaakste rust, die echter weldra door de dwingelandij van keizer Napoleon I ging gestoord worden. Reeds in 1810 beraamde de keizer het noodlottig plan om het vicariaat tot een uitgebreid bisdom te hervormen en ons een bisschop van zijn eigen maaksel op te dringen. Om in geene herhaling te vervallen, stippen wij slechts aan dat de vicarius van Alphen den 14 april 1810, daags voor Palmzondag, in zijne pastorij te Schijndel werd gevangen genomen en weldra naar de gevangenis van Vincennes te Parijs werd vervoerd, om hetzelfde jaar den 21 december naar Mechelen en Antwerpen terug te keeren. Men koesterde de hoop dat van Alphen zijne jurisdictie op den ingedrongen bisschop van Camp zoude overdragen: doch zijne standvastige weigering berokkende hem zijne verdere kerkering tot den 20 december 1813, waarna van Alphen den tweede zondag na Paschen, den 24 april 1814, tot de grootste vreugde der gelovigen, in het vicariaat wederkeerde. <br>
Tijdens het vaderlijk bestuur van koning Lodewijk Napoleon genoot het vicariaat de volmaakste rust, die echter weldra door de dwingelandij van keizer Napoleon I ging gestoord worden. Reeds in 1810 beraamde de keizer het noodlottig plan om het vicariaat tot een uitgebreid bisdom te hervormen en ons een bisschop van zijn eigen maaksel op te dringen. Om in geene herhaling te vervallen, stippen wij slechts aan dat de vicarius van Alphen den 14 april 1810, daags voor Palmzondag, in zijne pastorij te Schijndel werd gevangen genomen en weldra naar de gevangenis van Vincennes te Parijs werd vervoerd, om hetzelfde jaar den 21 december naar Mechelen en Antwerpen terug te keeren. Men koesterde de hoop dat van Alphen zijne jurisdictie op den ingedrongen bisschop van Camp zoude overdragen: doch zijne standvastige weigering berokkende hem zijne verdere kerkering tot den 20 december 1813, waarna van Alphen den tweede zondag na Paschen, den 24 april 1814, tot de grootste vreugde der gelovigen, in het vicariaat wederkeerde. <br>
Regel 13: Regel 16:
Hij stierf den 1 mei 1831 te Schijndel in den ouderdom van 83 jaren, na op zijn sterfbed nog vaderlijke vermaningen tot de geloovigen te hebben gerigt, die juist den 1 mei van den kansel werden afgelezen. Den 5 mei werd het lijk van den vicarius met groote plegtigheid op het door hem in 1829 aangelegd katholiek kerkhof begraven, bij welke gelegenheid de professor Gerardus Petrus Wilmer (thans bisschop van Haarlem) eene indrukwekkende lijkrede hield op den man, die meer dan 40 jaren het vicariaat bestuurd heeft op eene wijze, die boven allen lof verheven is en in zeer moeijelijke omstandigheden, doch die hij met eenen onovertrefbaren moed en zeldzame standvastigheid het hoofd heeft geboden. Als een bewijs van hoogachting liet de kerkvoogd Henricus den Dubbelden op het graf van zijnen waardigen voorganger den 6 mei 1834 eene schoone zerk plaatsen met het volgende inschrift: D.O.M. Et memoriae Rmi Dni Antonii van Alphen, S.T.L., - qui pastor in Schijndel, ab ao 1782 Vice-vic., - dein ao 1790 Vicarius Gen.Ap. Dioec.Sylvaeducensis; - inter Patriae vicissitudenis, inter carceres et exilia, - nedum in pace, ex testimonie Pii Papae VII, - stetit in fide fortissimus, Apostolicae Sedis observantissimus, - ex lege Concii Tridni in erigendo, conservando, - promovendo Seminario vigilantissimus; - forma cleri, Pater suerum; - ad qucs, dum S.S. monita, ceu testamentum, dirigit, - placide expirat Ao M.D. CCCXXXI. Kal.Maii aet.83. – Parta – per cruces trophaea – in terris – in caelis – capiat, tu viator precare. R.I.P.
Hij stierf den 1 mei 1831 te Schijndel in den ouderdom van 83 jaren, na op zijn sterfbed nog vaderlijke vermaningen tot de geloovigen te hebben gerigt, die juist den 1 mei van den kansel werden afgelezen. Den 5 mei werd het lijk van den vicarius met groote plegtigheid op het door hem in 1829 aangelegd katholiek kerkhof begraven, bij welke gelegenheid de professor Gerardus Petrus Wilmer (thans bisschop van Haarlem) eene indrukwekkende lijkrede hield op den man, die meer dan 40 jaren het vicariaat bestuurd heeft op eene wijze, die boven allen lof verheven is en in zeer moeijelijke omstandigheden, doch die hij met eenen onovertrefbaren moed en zeldzame standvastigheid het hoofd heeft geboden. Als een bewijs van hoogachting liet de kerkvoogd Henricus den Dubbelden op het graf van zijnen waardigen voorganger den 6 mei 1834 eene schoone zerk plaatsen met het volgende inschrift: D.O.M. Et memoriae Rmi Dni Antonii van Alphen, S.T.L., - qui pastor in Schijndel, ab ao 1782 Vice-vic., - dein ao 1790 Vicarius Gen.Ap. Dioec.Sylvaeducensis; - inter Patriae vicissitudenis, inter carceres et exilia, - nedum in pace, ex testimonie Pii Papae VII, - stetit in fide fortissimus, Apostolicae Sedis observantissimus, - ex lege Concii Tridni in erigendo, conservando, - promovendo Seminario vigilantissimus; - forma cleri, Pater suerum; - ad qucs, dum S.S. monita, ceu testamentum, dirigit, - placide expirat Ao M.D. CCCXXXI. Kal.Maii aet.83. – Parta – per cruces trophaea – in terris – in caelis – capiat, tu viator precare. R.I.P.


Van de Zusters van Liefde werd de Nederlandse vertaling van bovenstaande tekst ontvangen, luidende als volgt: Aan den algoeden en allerhoogsten God en aan de nagedachtenis van den Hoogwaardigen Heer Antonius van Alphen, lector der theologie, die als pastoor te Schijndel en sinds het jaar 1782 als vice-vicarius, dan sinds 1790 als apostolisch vicarius generaal van het bisdom van ‘s –Bosch, bij de wisselende lotgevallen van het vaderland, in kerker en ballingschap, hoeveel meer dan in vrede, volgens het getuigenis van paus Pius XII, heldhaftig vast stond in het geloof en vol aanhankelijkheid was voor den apostolischen stoel, die volgens het voorschrift van het concilie van Trente uiterst waakzaam was in het oprichten, in stand houden en bevorderen van het seminarie, een voorbeeld der priesterschap, een vader van zijn onderhoorigen, tot wie hij als zijn testament zijn vermaningen richtte, toen hij kalm ontsliep den 1sten mei 1831, in den ouderdom van 83 jaren. Dat hij de zegepraal door de kruisen, die hij op aarde behaalde, ook in den hemel moge verwerven. Bid daarvoor gij, die dit leest. R.I.P.
Van de [[Zusters van Liefde]] werd de Nederlandse vertaling van bovenstaande tekst ontvangen, luidende als volgt: Aan den algoeden en allerhoogsten God en aan de nagedachtenis van den Hoogwaardigen Heer Antonius van Alphen, lector der theologie, die als pastoor te Schijndel en sinds het jaar 1782 als vice-vicarius, dan sinds 1790 als apostolisch vicarius generaal van het bisdom van ‘s –Bosch, bij de wisselende lotgevallen van het vaderland, in kerker en ballingschap, hoeveel meer dan in vrede, volgens het getuigenis van paus Pius XII, heldhaftig vast stond in het geloof en vol aanhankelijkheid was voor den apostolischen stoel, die volgens het voorschrift van het concilie van Trente uiterst waakzaam was in het oprichten, in stand houden en bevorderen van het seminarie, een voorbeeld der priesterschap, een vader van zijn onderhoorigen, tot wie hij als zijn testament zijn vermaningen richtte, toen hij kalm ontsliep den 1sten mei 1831, in den ouderdom van 83 jaren. Dat hij de zegepraal door de kruisen, die hij op aarde behaalde, ook in den hemel moge verwerven. Bid daarvoor gij, die dit leest. R.I.P.


Door de zorg van den pastoor Ceelen is het Roomsch katholiek kerkhof van 1829 in 1966 aanzienlijk vergroot en verfraaid, en daarop bij het kruis een schoon monument voor den vicarius van Alphen geplaatst. <br>
Door de zorg van den pastoor [[W. Ceelen]] is het Roomsch katholiek kerkhof van 1829 in 1866 aanzienlijk vergroot en verfraaid, en daarop bij het kruis een schoon monument voor den vicarius van Alphen geplaatst. <br>
Deze graftombe, gebeiteld door den beeldhouwer Joseph Graven te ’s-Bosch, stelt in eene groep de verlossing van den H. Petrus uit de gevangenis voor, en is op kosten van den pastoor, van de ingezetenen en van de kerk daargesteld; daarneven rusten de president van Gils, de pastoors van Erp en Ceelen, de kapellaan Gast en de jeugdige priester Adrianus van der Stappen. <br>
Deze graftombe, gebeiteld door den beeldhouwer Joseph Graven te ’s-Bosch, stelt in eene groep de verlossing van den H. Petrus uit de gevangenis voor, en is op kosten van den pastoor, van de ingezetenen en van de kerk daargesteld; daarneven rusten de president van Gils, de pastoors van Erp en Ceelen, de kapellaan Gast en de jeugdige priester Adrianus van der Stappen. <br>
Het reeds gemelde grafschrift van den vicarius is van de gebroken zerk overgenomen. <br>
Het reeds gemelde grafschrift van den vicarius is van de gebroken zerk overgenomen. <br>
De H. Stoel had de vicarius gemagtigd om in zijn leven iemand aan te stellen, die na zijn afsterven de jurisdictie tot nadere beslissing op zich zoude nemen. De keuze van den kerkvoogd bepaalde zich tot een zeer geachten deken-pastoor te Boxtel, die van  1810 tot 1814 als provicaris het vicariaat had bestuurd. Had deze voorlopige benoeming te ’s-Gravenhage denzelfden bijval gevonden als in het vicariaat, dan zou die te Rome bevestigd zijn geworden; doch nu werd de waardige Hendricus den Dubbelden, die zoo ondubbelzinnig en welgemeend namens de geestelijkheid den deken van Boxtel met de ontvangene onderscheiding had geluk gewenscht, den 5 juni 1831 door Gregorius VXI met het bestuur des vicariaats belast.  
De H. Stoel had de vicarius gemagtigd om in zijn leven iemand aan te stellen, die na zijn afsterven de jurisdictie tot nadere beslissing op zich zoude nemen. De keuze van den kerkvoogd bepaalde zich tot een zeer geachten deken-pastoor te Boxtel, die van  1810 tot 1814 als provicaris het vicariaat had bestuurd. Had deze voorlopige benoeming te ’s-Gravenhage denzelfden bijval gevonden als in het vicariaat, dan zou die te Rome bevestigd zijn geworden; doch nu werd de waardige Hendricus den Dubbelden, die zoo ondubbelzinnig en welgemeend namens de geestelijkheid den deken van Boxtel met de ontvangene onderscheiding had geluk gewenscht, den 5 juni 1831 door Gregorius XVI met het bestuur des vicariaats belast.
 
== '''Bewoners van de Vicaris van Alphenstraat (huisnummerboek 1941)''' ==
 
{| class="wikitable sortable"
|-
! Nr. !! Voornaam !! Tussenvoegsel !! Achternaam !! Bijschrift
|-
| 18 || Martinus || van || Liempd ||
|-
| 16 || Gabriël L.J. || van || Dijk ||
|-
| 9 || Petronella || van || Driel ||
|-
| 14 || Adrianus J. || van || Liempd || Doorgehaald
|-
| 14 || Cornelis || de || Graaf ||
|-
| 7 || Lambertus J. || van || Houten ||
|-
| 5 || Johannes B.M. || van || Heeswijk ||
|-
| 3 || Adriaan P. ||  || Markgraaf || Doorgehaald
|-
| 3 || Adrianus ||  || Heesakkers ||
|-
| 1 || Henricus J. || van || Heeswijk ||
|-
| 4 || Wed. Ant. || van der || Eerden ||
|-
| 6 || Willibrordus J. ||  || Wouters ||
|-
| 8 || Winkel ||  || Wouters ||
|-
| 10 || Winkel||  || Doijen||
|-
| 12 || Johannes D.A. ||  || Doijen ||
|-
| 12 || Arie ||  || Gerritsen || Inwonend
|}


== '''Bewoners van de Vicaris van Alphenstraat (huisnummerboek 1945)''' ==
{| class="wikitable sortable"
|-
! Nr.!! Voornaam!! Tussenvoegsel!! Achternaam!! Bijschrift
|-
| 1 || H.J. || van || Heeswijk ||
|-
| 3 || Adr. ||  || Heesakkers ||
|-
| 4 || Weduwe A. || v.d. || Eerden ||
|-
| 5 || J.B.M. || van || Heeswijk || Toegevoegd: Van Heeswijk, Weduwe Petrus
|-
| 6 || W.J. ||  || Wouters ||
|-
| 7 || Lamb. J. || van  || Houten || Toegevoegd: Evers, Martinus
|-
| 8 || Winkel ||  || Wouters ||
|-
| 9 || P. || van || Driel ||
|-
| 10 || Winkel ||  || Doyen ||
|-
| 12 || J.D.A. ||  || Doyen ||
|-
| 14 || C. ||  || Degreef || en Hermsen, G. Beiden doorgehaald
|-
| 16 || Pastorie ||  || St. Servatius ||
|-
| 18 || Mart. || van || Liempd ||
|}
[[Categorie:Straten/Adressen]]
[[Categorie:Straten/Adressen]]
{{appendix}}

Versie van 11 mei 2022 14:06

Vicaris van Alphenstraat

Raadsbesluit 26 augustus 1937.[1]

Vicaris van Alphenstraat.
Voor meer details klik hier.
Vicaris van Alphenstraat.
Voor meer details klik hier.

Ten aanzien van deze Vicaris Apostolicus die vanaf 13 augustus 1790 tot zijn overlijden op 1 mei 1831 het vicariaat bestuurde, leest men in de “Geschiedenis van het Bisdom ’s-Hertogenbosch” (tweede deel, bladzijde 158 e.v.) door L.H.C. Schutjes het volgende:

Antonius van Alphen S.T.L. den 16 mei 1748 te Boxtel geboren, behaalde te Leuven bij de promotie van 18 augustus 1767 onder 140 studenten de achtste plaats, verkreeg den 17 augustus 1774 den graad van licentie in de Godsgeleerdheid (het perkamenten diploma berust in het archief des bisdoms) en trad vervolgens als lector op in het Driutiaansch collegie.
In 1777 als kapelaan naar Boxtel geroepen, verkreeg van Alphen den 27 september 1782 van Pius VI zijne aanstelling tot coadjutor van het vicariaat met regt van opvolging, in welke betrekking hij ook ’s-lands regering erkend werd, aanvaardde den 9 april 1785 de kapellanie en in 1787 de pastorij van Schijndel en nam al aanstonds groot aandeel in het bestuur des vicariaats, dat hij sedert 13 augustus 1790 alleen op zich moest nemen. De godsdienstvervolging der XVI eeuw had haren tijd gehad en de hatelijke plakkaten van verdrukking waren versleten; de inval der Franschen en de opgevolgde Bataafse republiek ontsloeg de Godsdienst van vroeger slaafsche banden. De uiterst voorzigtige kerkvoogd, niet gansch ontdaan van de vrees voor het oude dwangjuk, waaronder onze voorvaderen hadden gezucht, deinsde voor opspraakwekkende middelen terug, hoe regtvaardig en billijk die ook waren, als het in bezitnemen der oude Roomsche kerken ten jare 1798; doch gold het de eer der Godsdienst of den pligt van zijn geweten, dan was hij een overschrokken held zelfs tegenover den Franschen dwingeland. In de afwisselende regering van ons vaderland wist van Alphen zijn gezag te handhaven en tevens in goede verstandhouding met allerlei regering te leven. Hij maakte van de godsdienstvrijheid gebruik om in 1798 te ’s-Bosch (in 1787 waren reeds pogingen aangewend om een seminarie te ’s-Bosch te openen, dat in 1798 tot stand kwam en weldra uit de stad naar Herlaar te St.Michielsgestel werd verplaatst) een seminarie voor het vicariaat te openen, dat allernoodzakelijkst was geworden sedert de vernietiging der universiteit van Leuven, waar vroeger onze studenten hunne hogere studie konden voltrekken. Tusschen allerlei wisselvalligheden en onder bijna aanhoudend wapengekletter, kreeg de Godsdienst in de Meijerij een jeugdig leven, de meeste oude kerken hernamen hare vroegere bestemming, herrezen met luister, en was het noodig, dan verstrekte daartoe ’s-lands regering de middelen. De aangeboden competentien der geestelijken baarden echter de vicaris groote bezorgdheid, uit vreeze dat het geestelijk gezag daardoor zou komen te lijden; eerst bij het optreden van Henricus den Dubbelden als vicarius zijn die toelagen algemeen aangenomen.
Tijdens het vaderlijk bestuur van koning Lodewijk Napoleon genoot het vicariaat de volmaakste rust, die echter weldra door de dwingelandij van keizer Napoleon I ging gestoord worden. Reeds in 1810 beraamde de keizer het noodlottig plan om het vicariaat tot een uitgebreid bisdom te hervormen en ons een bisschop van zijn eigen maaksel op te dringen. Om in geene herhaling te vervallen, stippen wij slechts aan dat de vicarius van Alphen den 14 april 1810, daags voor Palmzondag, in zijne pastorij te Schijndel werd gevangen genomen en weldra naar de gevangenis van Vincennes te Parijs werd vervoerd, om hetzelfde jaar den 21 december naar Mechelen en Antwerpen terug te keeren. Men koesterde de hoop dat van Alphen zijne jurisdictie op den ingedrongen bisschop van Camp zoude overdragen: doch zijne standvastige weigering berokkende hem zijne verdere kerkering tot den 20 december 1813, waarna van Alphen den tweede zondag na Paschen, den 24 april 1814, tot de grootste vreugde der gelovigen, in het vicariaat wederkeerde.
Toen de vicarius, tijdens zijne ballingschap te Parijs, paus Pius VII over zijnen neteligen toestand raadpleegde en verslag deed van hetgeen hij vermeend had te moeten doen, keurde de Paus de handelwijze van de vicarius in alle opzigten goed en liet door den kardinaal-secretaris Pacca een geschreven bewijs van zijne uiterste tevredenheid bij den vicarius overhandigen. Na de invrijheidstelling ontving van Alphen van den Paus een vleijend schrijven van gelukwensching over zijn kloekmoedig gedrag.
Na den val van Napoleon besloot de vicarius al aanstonds aan het seminarie eene eerste afdeling toe te voegen en koos daarvoor aanvankelijk in 1815 het kasteeltje Veebeek onder Berlicum, doch verplaatste het Klein-seminarie twee jaren later naar St.Michielsgestel en mogt zich weldra in deszelfs bloei verheugen.
De besluiten van koning Willem I, krachtens welke die heilzame inrigting gedurende vier jaren geschorst werd, deden den eerbiedwaardigen man des te meer hartsverdriet; hij koesterde echter de gegronde hoop dat ook op dezen maatregel zou teruggekomen worden, zoodra het concordaat van 1827 in volle werking zou treden. Groot was de vreugde der katholieken over het concordaat, en de grijsaard ondernam in het midden van den winter de reis naar ’s-Gravenhage om zijne Majesteit deswege te gaan dankzeggen. Wel zag van Alphen zijn geliefd seminarie weder hersteld, doch geen verder gevolg aan het concordaat geven.
Hij stierf den 1 mei 1831 te Schijndel in den ouderdom van 83 jaren, na op zijn sterfbed nog vaderlijke vermaningen tot de geloovigen te hebben gerigt, die juist den 1 mei van den kansel werden afgelezen. Den 5 mei werd het lijk van den vicarius met groote plegtigheid op het door hem in 1829 aangelegd katholiek kerkhof begraven, bij welke gelegenheid de professor Gerardus Petrus Wilmer (thans bisschop van Haarlem) eene indrukwekkende lijkrede hield op den man, die meer dan 40 jaren het vicariaat bestuurd heeft op eene wijze, die boven allen lof verheven is en in zeer moeijelijke omstandigheden, doch die hij met eenen onovertrefbaren moed en zeldzame standvastigheid het hoofd heeft geboden. Als een bewijs van hoogachting liet de kerkvoogd Henricus den Dubbelden op het graf van zijnen waardigen voorganger den 6 mei 1834 eene schoone zerk plaatsen met het volgende inschrift: D.O.M. Et memoriae Rmi Dni Antonii van Alphen, S.T.L., - qui pastor in Schijndel, ab ao 1782 Vice-vic., - dein ao 1790 Vicarius Gen.Ap. Dioec.Sylvaeducensis; - inter Patriae vicissitudenis, inter carceres et exilia, - nedum in pace, ex testimonie Pii Papae VII, - stetit in fide fortissimus, Apostolicae Sedis observantissimus, - ex lege Concii Tridni in erigendo, conservando, - promovendo Seminario vigilantissimus; - forma cleri, Pater suerum; - ad qucs, dum S.S. monita, ceu testamentum, dirigit, - placide expirat Ao M.D. CCCXXXI. Kal.Maii aet.83. – Parta – per cruces trophaea – in terris – in caelis – capiat, tu viator precare. R.I.P.

Van de Zusters van Liefde werd de Nederlandse vertaling van bovenstaande tekst ontvangen, luidende als volgt: Aan den algoeden en allerhoogsten God en aan de nagedachtenis van den Hoogwaardigen Heer Antonius van Alphen, lector der theologie, die als pastoor te Schijndel en sinds het jaar 1782 als vice-vicarius, dan sinds 1790 als apostolisch vicarius generaal van het bisdom van ‘s –Bosch, bij de wisselende lotgevallen van het vaderland, in kerker en ballingschap, hoeveel meer dan in vrede, volgens het getuigenis van paus Pius XII, heldhaftig vast stond in het geloof en vol aanhankelijkheid was voor den apostolischen stoel, die volgens het voorschrift van het concilie van Trente uiterst waakzaam was in het oprichten, in stand houden en bevorderen van het seminarie, een voorbeeld der priesterschap, een vader van zijn onderhoorigen, tot wie hij als zijn testament zijn vermaningen richtte, toen hij kalm ontsliep den 1sten mei 1831, in den ouderdom van 83 jaren. Dat hij de zegepraal door de kruisen, die hij op aarde behaalde, ook in den hemel moge verwerven. Bid daarvoor gij, die dit leest. R.I.P.

Door de zorg van den pastoor W. Ceelen is het Roomsch katholiek kerkhof van 1829 in 1866 aanzienlijk vergroot en verfraaid, en daarop bij het kruis een schoon monument voor den vicarius van Alphen geplaatst.
Deze graftombe, gebeiteld door den beeldhouwer Joseph Graven te ’s-Bosch, stelt in eene groep de verlossing van den H. Petrus uit de gevangenis voor, en is op kosten van den pastoor, van de ingezetenen en van de kerk daargesteld; daarneven rusten de president van Gils, de pastoors van Erp en Ceelen, de kapellaan Gast en de jeugdige priester Adrianus van der Stappen.
Het reeds gemelde grafschrift van den vicarius is van de gebroken zerk overgenomen.
De H. Stoel had de vicarius gemagtigd om in zijn leven iemand aan te stellen, die na zijn afsterven de jurisdictie tot nadere beslissing op zich zoude nemen. De keuze van den kerkvoogd bepaalde zich tot een zeer geachten deken-pastoor te Boxtel, die van 1810 tot 1814 als provicaris het vicariaat had bestuurd. Had deze voorlopige benoeming te ’s-Gravenhage denzelfden bijval gevonden als in het vicariaat, dan zou die te Rome bevestigd zijn geworden; doch nu werd de waardige Hendricus den Dubbelden, die zoo ondubbelzinnig en welgemeend namens de geestelijkheid den deken van Boxtel met de ontvangene onderscheiding had geluk gewenscht, den 5 juni 1831 door Gregorius XVI met het bestuur des vicariaats belast.

Bewoners van de Vicaris van Alphenstraat (huisnummerboek 1941)

Nr. Voornaam Tussenvoegsel Achternaam Bijschrift
18 Martinus van Liempd
16 Gabriël L.J. van Dijk
9 Petronella van Driel
14 Adrianus J. van Liempd Doorgehaald
14 Cornelis de Graaf
7 Lambertus J. van Houten
5 Johannes B.M. van Heeswijk
3 Adriaan P. Markgraaf Doorgehaald
3 Adrianus Heesakkers
1 Henricus J. van Heeswijk
4 Wed. Ant. van der Eerden
6 Willibrordus J. Wouters
8 Winkel Wouters
10 Winkel Doijen
12 Johannes D.A. Doijen
12 Arie Gerritsen Inwonend

Bewoners van de Vicaris van Alphenstraat (huisnummerboek 1945)

Nr. Voornaam Tussenvoegsel Achternaam Bijschrift
1 H.J. van Heeswijk
3 Adr. Heesakkers
4 Weduwe A. v.d. Eerden
5 J.B.M. van Heeswijk Toegevoegd: Van Heeswijk, Weduwe Petrus
6 W.J. Wouters
7 Lamb. J. van Houten Toegevoegd: Evers, Martinus
8 Winkel Wouters
9 P. van Driel
10 Winkel Doyen
12 J.D.A. Doyen
14 C. Degreef en Hermsen, G. Beiden doorgehaald
16 Pastorie St. Servatius
18 Mart. van Liempd
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Schijndelse straatnamen, Heemkundekring Schijndel, oktober 2011