Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Steentijd-boeren in het Aa-dal

Uit Schijndelwiki
Versie door RuudH (overleg | bijdragen) op 25 aug 2020 om 11:36
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Steentijd-boeren in het Aa-dal te Schijndel
Een van de slechtst bekende perioden uit de Noord-Brabantse voorgeschiedenis ligt tussen ongeveer 4.000 en 2.200 voor Christus. Verondersteld wordt dat ergens in het begin van deze periode de leefwijze van jagen en verzamelen (de midden steentijd, ofwel het mesolithicum) plaats maakt voor die van een op landbouw en veeteelt gebaseerd bestaan (de nieuwe steentijd, ofwel het neolithicum).
Het duizenden jaren oude nomadische bestaan van de toenmalige bewoners van de Brabantse zandgronden werd dus vervangen door een fundamenteel andere leefwijze, waarin onder andere sprake wan van permanente nederzettingen. Voor het eerst worden huizen gebouwd, die tot ver in de middeleeuwen voornamelijk van hout waren, met lemen wanden en daken van stro of planken.
Ook op materieel gebied veranderde er veel. Zo werden er voor het eerst aardewerken potten gemaakt voor het bereiden en de opslag van voedsel. Een andere opvallende verandering was de introductie van de gepolijste bijl. Dergelijke bijlen werden vermoedelijk vooral gebruikt voor het kappen van bomen en het anderszins bewerken van hout. Het waren echter vrij kostbare gereedschappen, want de grondstof voor het maken van dergelijke bijlen moest van ver komen. Meestal betrof dat vuursteen dat ondermeer werd verkregen uit relatief ver afgelegen vuursteenmijnen, zoals die van Rijckholt in het zuiden van Limburg.

Nederzettingen
Van de Noord-Brabantse zandgronden zijn vele honderden gepolijste stenen bijlen bekend. Dit aantal lijkt misschien wel groot, maar men dient zich te realiseren dat ze dateren uit een tijdspanne van bijna 2000 jaar. Afgaande op de thans bekende vondsten kan er dus slechts om de enkele jaren een bijl in de bodem terecht zijn gekomen. Een groot aantal van die bijlen is kennelijk nooit gebruikt, althans ze zien er redelijk "nieuw" uit.
Vaak worden dergelijke “ongebruikte” bijlen gevonden op destijds min of meer ontoegankelijke plaatsen van het landschap. Het gaat hierbij om laaggelegen, drassige terreinen, zoals onder andere de dalen van beken. Op de hoger gelegen drogere gronden bouwde men huizen en werden akkertjes aangelegd.
Een aantal bijlen komt van terreinen die vermoedelijk gedurende de nieuwe steentijd als nederzetting in gebruik zijn geweest. Vaak zijn die bijlen in gebroken toestand gevonden, dikwijls zijn ze zelfs opnieuw gebruikt als moedermateriaal voor het maken van andere vuurstenen werktuigen.
Behalve bijlen worden op dergelijke nederzettingsterreinen ook andere vuurstenen voorwerpen gevonden, zoals afvalproducten en ook werktuigen zoals bijvoorbeeld pijlspitsen. Scherven van aardewerk zijn over het algemeen zeldzaam. Mogelijk zijn deze in de loop van de duizenden jaren tot minieme fragmentjes vergruizeld door de inwerking van de bodem en de invloed van vorst en dooi. Overigens komen in Noord-Brabant nederzettingsterreinen uit de nieuwe steentijd relatief schaars voor.

Het Aa-dal bij Schijndel
De afgelopen twee jaren zijn in Schijndel een tweetal vindplaatsen ontdekt van vuursteenmateriaal uit de nieuwe steentijd. De vindplaatsen liggen beide op relatief kleine dekzandruggen die tussen de beekdalafzettingen in het brede beekdal van de Aa tussen Schijndel en Heeswijk-Dinther aan het oppervlak komen. De vindplaatsen staan bekend onder de namen "Smaldonk I” en "Smaldonk II". Het meeste vondstmateriaal komt van Smaldonk I.
De vindplaats betreft een kleine dekzandkop die als zodanig niet staat aangegeven op de Geomorfologische Kaart van Noord-Brabant. Het gaat tot dusver om in totaal 37 voorwerpen die allen van vuursteen zijn. Dit vuursteen is vermoedelijk grotendeels afkomstig uit lokale grindafzettingen, maar één grote schabber is gemaakt van vuursteen wat van Rijckholt afkomstig is. Smaldonk II leverde dusver acht vondsten op. Twee van de vondsten van Smaldonk I, namelijk de pijlspitsen, zijn heel goed herkenbaar als ‘neolithisch’.
Op zowel Smaldonk I als Smaldonk II zijn zogenaamd vuurslagen gevonden van na-middeleeuwse vuurwapens. In beide gevallen gaat het om één exemplaar. Ongetwijfeld gaat het bij beide vindplaatsen om nederzettingen, maar de vraag is of dit echte, relatief langdurig gebruikte woonplaatsen zijn geweest. In elk geval zal de dekzandkop van Smaldonk I te klein zijn om er behalve langdurig op te wonen ook nog akkertjes op aan te leggen. Mogelijk gaat het hier om een kortdurige woonplaats waar door de steentijd-boeren gespecialiseerde activiteiten werden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld jagen of vissen. Dergelijke "jachtkampjes" uit de nieuwe steentijd kennen we ook elders uit Nederland, maar van de Noord-Brabantse zandgronden zou dit het eerst bekende voorbeeld kunnen zijn.

Bescherming?
Het relatief klein aantal vondsten van Smaldonk I kan er op wijzen dat deze vindplaats nog grotendeels intact is. In dat geval zullen er zich in de bodem nog honderden andere vuurstenen voorwerpen bevinden en mogelijk zelfs scherven van aardewerk uit de nieuwe steentijd. Indien de archeologische voorwerpen zich nog grotendeels in de ongestoorde zandkop bevinden (en dus niet in de ploegvoor van de akker) zou dit terrein in aanmerking kunnen komen als beschermd archeologisch monument. Aan de hand van een booronderzoek kan de gaafheid van de vindplaats vrij eenvoudig bepaald worden. Indien tot bescherming zou worden overgegaan, zou het wellicht ook van belang zijn een gedeelte van het omringende beekdal in het beschermde gebied te betrekken. Wellicht bevinden zich hier nog organische (plantaardige en/of dierlijke) overblijfselen van de steentijd-bewoning. Ook daar zou tijdens een verkennend onderzoek kunnen worden geboord.