Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Sjabloon:Geschiedenisfeitje: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met ' <noinclude>categorie:Historisch feitje</noinclude> <noinclude>Categorie:Sjablonen_hoofdpagina</noinclude>')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Arrestanten in de raadkamer.'''


Het is bekend uit de 18e eeuw dat heel veel armen uit andere oorden rondtrokken in de Meierij van ’s-Hertogenbosch. Bedelaars en zwervers signaleren was aan de orde van de dag en als ze geen ‘briefje’ hadden om te mogen bedelen, werden ze opgepakt. In de plakkaten van de Staten Generaal was bedelend langs de huizen gaan verboden. Wie gearresteerd werd kon de straf niet ontlopen, soms zelfs een geseling op een door een meester-timmerman provisorisch gebouwd schavot, dat midden in het dorp voor die gelegenheid werd opgesteld op verzoek van schout en schepenen. <br>Zo’n lijfstraf trok natuurlijk het nodige volk en dat was juist de bedoeling, iemand straffen in het openbaar in de hoop dat iedere toeschouwer er lering uit zou trekken en zou besluiten ernaar te streven als een goed en deugdzaam mens door het leven te gaan. <br><br>Jan Jan Adriaans Verhagen is schepen te Schijndel en legt op 14 december 1754 een verklaring af. <br>Op 5 december zat hij in de raadkamer als rond de klok van 9 uur binnen komt lopen president Rijsterborgh, gevolgd door Berent van der Cappen de vorster van Schijndel, Hendrik van Hamont zijn ondervorster en Johannis Adriaans van Kessel. De president wordt vergezeld van een oud uitziende man en een iets jeugdiger lijkende vrouwspersoon. Goed en wel binnen volgt een ondervraging van de ‘delinquenten’.<br> Rijsterborgh wendt zich tot de oudere man en vraagt hem waar hij precies vandaan komt. De man haalt zijn pas te voorschijn en beweert afkomstig te zijn uit het Hessenland, waarmee bedoeld zal zijn Hessen-Cassel. In de 18e eeuw immers verbleven nogal wat Hessische huurtroepen hier in de regio, maar ook Hannoveraanse, Zwitserse, Schotse, Italiaanse, Beierse en Pruissische legereenheden. Militairen van allerlei pluimage dus. <br>Bovendien vraagt de president aan de man hoe lang hij die vrouw al kende en waar ze vandaan kwam. Hij antwoordde: “Zij komt uit Gorinchem of Gorcum en hij zou de vrouw ruim een maand kennen. De enigszins beschonken vrouwspersoon keek op dat moment wat ongelovig rond en merkte op, dat ze elkaar al zeker acht weken kennen en tegen Rijsterborgh zei ze: “Mijnheer de president ik ben een eerlijk vrouwspersoon en mijn ouders wonen in Rotterdam, daar kunt ge het navragen”.<br> De president wilde ook nog weten of de man en de vrouw getrouwd waren, waarop zij hem het volgende duidelijk maakte: “Neen heer president, ik ben niet met hem getrout maar wij sijn in het eerste van de somer bij malkanderen gekomen en hebben als man en vrou geleeft en mijn man is gedicerteert”. Ze bedoelde te zeggen dat hij gedeserteerd is uit het leger en zal dus wel onder een van die huurtroepen gediend hebben. <br>Maar bij één ondervraging blijft het niet. Daags daarop, de vrouw was inmiddels weer nuchter, volgt wederom een sessie. Dan verklaart zij, dat haar man van beroep timmerman was en in het plaatsje Tergou woonachtig was in dienst van het regiment van Thirij, dat hij daaruit was gedeserteerd, naar Oost Indië was gevaren en alles bij elkaar omtrent 2 ½ jaar weg was geweest, maar nu blijkbaar was overleden.<br> De beide arrestanten hoopten overigens wel met elkaar te kunnen gaan trouwen, maar er was één probleem: ze konden geen briefje uit het doodboek of overlijdensregister van haar man krijgen. <br>De ondervorster voegt aan de verklaringen toe dat hij de hele nacht bij de gearresteerde man en vrouw zal waken. Na een finale ondervraging komt de aap helemaal uit de mouw en stelt de vrouw zich voor als Anna van Rugge geboortig van Rotterdam. <br>Verder meldt de akte geen bijzonderheden en is niet te achterhalen hoe de beide delinquenten verder zijn behandeld door de Schijndelse bestuurders. Er kon in zo’n geval soms een geseling volgen of een definitieve verbanning uit de Meierij van ’s-Hertogenbosch voor een bepaald aantal jaren.


<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[categorie:Historisch feitje]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>
<noinclude>[[Categorie:Sjablonen_hoofdpagina]]</noinclude>

Versie van 18 feb 2020 16:19

Arrestanten in de raadkamer.

Het is bekend uit de 18e eeuw dat heel veel armen uit andere oorden rondtrokken in de Meierij van ’s-Hertogenbosch. Bedelaars en zwervers signaleren was aan de orde van de dag en als ze geen ‘briefje’ hadden om te mogen bedelen, werden ze opgepakt. In de plakkaten van de Staten Generaal was bedelend langs de huizen gaan verboden. Wie gearresteerd werd kon de straf niet ontlopen, soms zelfs een geseling op een door een meester-timmerman provisorisch gebouwd schavot, dat midden in het dorp voor die gelegenheid werd opgesteld op verzoek van schout en schepenen.
Zo’n lijfstraf trok natuurlijk het nodige volk en dat was juist de bedoeling, iemand straffen in het openbaar in de hoop dat iedere toeschouwer er lering uit zou trekken en zou besluiten ernaar te streven als een goed en deugdzaam mens door het leven te gaan.

Jan Jan Adriaans Verhagen is schepen te Schijndel en legt op 14 december 1754 een verklaring af.
Op 5 december zat hij in de raadkamer als rond de klok van 9 uur binnen komt lopen president Rijsterborgh, gevolgd door Berent van der Cappen de vorster van Schijndel, Hendrik van Hamont zijn ondervorster en Johannis Adriaans van Kessel. De president wordt vergezeld van een oud uitziende man en een iets jeugdiger lijkende vrouwspersoon. Goed en wel binnen volgt een ondervraging van de ‘delinquenten’.
Rijsterborgh wendt zich tot de oudere man en vraagt hem waar hij precies vandaan komt. De man haalt zijn pas te voorschijn en beweert afkomstig te zijn uit het Hessenland, waarmee bedoeld zal zijn Hessen-Cassel. In de 18e eeuw immers verbleven nogal wat Hessische huurtroepen hier in de regio, maar ook Hannoveraanse, Zwitserse, Schotse, Italiaanse, Beierse en Pruissische legereenheden. Militairen van allerlei pluimage dus.
Bovendien vraagt de president aan de man hoe lang hij die vrouw al kende en waar ze vandaan kwam. Hij antwoordde: “Zij komt uit Gorinchem of Gorcum en hij zou de vrouw ruim een maand kennen. De enigszins beschonken vrouwspersoon keek op dat moment wat ongelovig rond en merkte op, dat ze elkaar al zeker acht weken kennen en tegen Rijsterborgh zei ze: “Mijnheer de president ik ben een eerlijk vrouwspersoon en mijn ouders wonen in Rotterdam, daar kunt ge het navragen”.
De president wilde ook nog weten of de man en de vrouw getrouwd waren, waarop zij hem het volgende duidelijk maakte: “Neen heer president, ik ben niet met hem getrout maar wij sijn in het eerste van de somer bij malkanderen gekomen en hebben als man en vrou geleeft en mijn man is gedicerteert”. Ze bedoelde te zeggen dat hij gedeserteerd is uit het leger en zal dus wel onder een van die huurtroepen gediend hebben.
Maar bij één ondervraging blijft het niet. Daags daarop, de vrouw was inmiddels weer nuchter, volgt wederom een sessie. Dan verklaart zij, dat haar man van beroep timmerman was en in het plaatsje Tergou woonachtig was in dienst van het regiment van Thirij, dat hij daaruit was gedeserteerd, naar Oost Indië was gevaren en alles bij elkaar omtrent 2 ½ jaar weg was geweest, maar nu blijkbaar was overleden.
De beide arrestanten hoopten overigens wel met elkaar te kunnen gaan trouwen, maar er was één probleem: ze konden geen briefje uit het doodboek of overlijdensregister van haar man krijgen.
De ondervorster voegt aan de verklaringen toe dat hij de hele nacht bij de gearresteerde man en vrouw zal waken. Na een finale ondervraging komt de aap helemaal uit de mouw en stelt de vrouw zich voor als Anna van Rugge geboortig van Rotterdam.
Verder meldt de akte geen bijzonderheden en is niet te achterhalen hoe de beide delinquenten verder zijn behandeld door de Schijndelse bestuurders. Er kon in zo’n geval soms een geseling volgen of een definitieve verbanning uit de Meierij van ’s-Hertogenbosch voor een bepaald aantal jaren.