Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Sint Barbaraklooster I

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Barbara I 1894-01.jpg
Een van de gevels van het in 1894 gebouwde en in 1944 grotendeels verwoeste zusterklooster dat overigens in 1914 een ingrijpende verbouwing had ondergaan
Een oude prent van het genoemde café Wouters dat oorlogsschade opliep in 1944 en vanwege de aanleg van de Eerdsebaan definitief is verdwenen. De toegangsweg naar het dorp was een zandweggetje.

Het oude Sint-Barbaraklooster [1894 - 1944] [1]

De locatie die gekozen is.

Eer de bouw van een nieuw klooster is gerealiseerd gaat er meestal behoorlijk wat aan vooraf. Zo is ook de stichting in Wijbosch niet zonder slag of stoot verlopen. De aanvraag van bouwpastoor J.C. van Vroonhoven van Wijbosch ligt herfst 1892 al bij het hoofdbestuur op de bestuurstafel. In het overleg met de toenmalige bisschop van 's-Hertogenbosch, de hoogeerwaarde monseigneur Wilhelmus van de Ven (1834 - 1919), krijgt zuster Emmanuël de Gier de goedkeuring de nieuwe stichting te laten bouwen annex schoolgebouw in de nog jonge parochie Wijbosch. De Wijbossche pastoor is helemaal in zijn nopjes. Hij is overigens in die dagen geen vreemde voor de zusters, want op 26 augustus 1892 is hij door de bisschop al benoemd tot biechtvader van de zusters van het moederhuis, althans voor hen die hun eeuwige geloften hebben afgelegd, naast rector Bogaers die tot „buitengewoon biechtvader‟ is aangesteld. In die tijd kent men binnen het moederhuis een redelijk strenge scheiding tussen de eeuwig geprofesten, aangeduid met „leden van de congregatie‟ en de groep aspiranten, novicen, postulanten.

De aanvraag voor het nieuwe klooster in Wijbosch verloopt volgens plan. Op 14 november 1892 maakt de bisschop kenbaar aan de algemene overste dat zij tegen een rente van 3% of uiterlijk 3½ % een basisbedrag mag opnemen van f 55.000,- om de bouw te kunnen financieren. Daar is het overigens niet bij gebleven. Wie het schaarse oud-archief over het Wijbossche klooster natrekt vindt daarin een klein schriftje met een prachtig overzicht van alle voorschotten, schenkingen en nabetalingen over 1892 - 1895, dus voordat de vlag in top gaat op het in aanbouw zijnde klooster en ook nog nadat het gerealiseerd is. Het is interessant de namen te geven van degenen die vanuit de Wijbossche gemeenschap rechtstreeks bij de financiering betrokken zijn geweest. Zo worden o.a. naast de pastoor zelf, die het leeuwenaandeel voor zijn rekening heeft genomen, genoemd de gezusters Pietje en Mientje van der Aa, Adrianus Timmermans en Helena Sleutjes.

Om een helder idee te hebben van waar het eerste klooster precies gestaan heeft moet men voor de eigen beeldvorming beginnen de huidige Eerdsebaan even helemaal weg te denken. Als men nu vanuit Schijndel de ventweg op wandelt die bij de Pastoor van Vroonhovenstraat begint en vervolgens doorloopt tot aan de voormalige Wijbossche kerk, dan is dat het oude tracé naar het centrum van kerkdorp Wijbosch. Vroeger was dat een zandpad en later is vanuit Wijbosch een grintweg aangelegd richting Eerde. Na het passeren van het café van Christianus Wouters en voorbij de overgang van die ventweg naar de Mgr. Van de Venstraat (op een kaart uit 1880 Oude Dijk genoemd) lag rechts het oude klooster van de zusters.

Al in 1892 is, tegelijk met de aankoop van enige huizen in de Pastoor van Erpstraat, kadastraal bekend onder D 104 tot en met 108, om daarmee het moederhuis in westelijke richting te kunnen uitbreiden, ook onder Wijbosch een grondaankoop gedaan. Alles staat beschreven in een notarieel stuk dd. 23 en 30 maart 1892 gepasseerd voor notaris Josephus Wilhelmus Bernardus Kerstens uit Sint Michielsgestel, die een bewijs van eigendom heeft opgesteld in aanwezigheid van Willem Verkuijlen de toenmalige gemeenteontvanger. De definitieve koop wordt de 30e maart bezegeld in de herberg van Johannes van Stralen tegenover het moederhuis. Nadat alle verkoopcondities zijn geformuleerd volgen achtereenvolgens 12 kopen, waarvan met name voor de Wijbossche situatie de kopen 2 en 3 van belang zijn. Het gaat om een landbouwerswoning met annex een stal, schuur, schop, erf, bouw- en weiland in het Wijbosch nabij de kerk aldaar kadastraal bekend onder D 1178 en 3448, groot 68 aren en 50 centiaren; voorts een perceel bouwland nabij de vorige koop achter van de Wijdeven D 1188 en 1189 samen groot 43 aren en 80 centiaren.

De patrones van het nieuwe klooster.

Fragment uit het kadastraal minuutplan sectie D 3 uit 1832 waarop rond de percelen 1178, 1188 en 1189 de locatie van het oude Sint Barbaraklooster is aangegeven met tevens ter oriëntatie de huidige straatnamen.

Praktisch elk nieuw te stichten klooster van de zusters wordt toegewijd aan een of andere heilige. Als we de Schijndelse situatie overzien kennen we immers Sint Jozef, de patroon van het moederhuis, Sint Lidwina van Schiedam waar het Lidwinaklooster uit 1934 naar vernoemd is, het weeshuis betrokken in 1930 herinnerend aan de inmiddels zalig verklaarde Petrus Donders en in Wijbosch dus de H. Barbara maagd en martelares. Zuster Miranda van Kleef heeft er eens een korte beschouwing aan gewijd:

“In de katholieke encyclopedie lezen we dat de heilige Barbara de marteldood stierf in Nicomedië, Klein Azië, in het jaar 306 onder Maximinus. Volgens de legende werd zij vanwege haar schoonheid door haar vader in een toren opgesloten. Toen haar vader ontdekte dat zij, tijdens zijn afwezigheid, christen was geworden, leverde hij haar uit en werd Barbara gemarteld en gedood. Het feest van Barbara de martelares wordt in het oosten en westen gevierd op 4 december. Barbara is een volksheilige geworden en wordt aangeroepen als beschermster tegen een plotselinge dood, tegen onweer, brand en pest. Ze is de schutspatroon van bergbewoners, mijnwerkers, gevangenen en ook van architecten die torens, kastelen en kruithuizen bouwen. Er zijn veel beelden van haar bekend. Soms zien we haar vader Dioscorus liggend aan haar voeten afgebeeld. Ook de toren, de martelaarspalm, het zwaard, de bijbel en de kroon horen bij Barbara. Vooral in Spanje, Italië, België en ook in het Nederlandse Limburg is Barbara een geliefde heilige. Volgens een oud gebruik in Limburg wordt nog wel op het feest van „Berbke‟ een takje of vlier in het water gezet en het volksgeloof zegt dat dit in de kerstnacht zal bloeien. In Vlaanderen zet men in de kerstnacht een kersen- of vliertakje in het water in de overtuiging dat het met Maria Lichtmis (2 februari) bloeit. Soms worden Barbara en Catharina samen vereerd en aangeroepen. Deze twee vrouwen zijn de schutsen van het gilde van Schijndel”.

In Gestel bij Eindhoven is in de loop der eeuwen een Barbaradevotie ontstaan.




Geestelijke zorg voor de zusters.

De haag voor de voorgevel van het nieuwe klooster.
Interieur van de kapel van het oude Sint-Barbaraklooster.
De Lourdesgrot in de tuin is een van de sfeerbepalende elementen die de verwoesting van 17 en 18 oktober 1944 heeft overleefd.

Op 11 september 1894 wordt het Sint Barbaraklooster betrokken door 13 zusters, op de 12e gevolgd door nog 6 medezusters en op de 14e september is de bezetting compleet, nadat de drie laatsten hun intrek nemen. Een groep van 22 zusters verdeeld over de onderwijzeressen voor de meisjesschool, verpleegkundigen en verzorgsters voor de dagelijkse verpleging en verzorging op de afdeling der zieke en oudere zusters en ten slotte zusters voor de huishoudelijke dienst in de functie van o.a. portierster, kosteres, administratie, assistente van de rector of werkzaam in de vleeskeuken, washuis, linnenkamer, algemene schoonmaak en broodkeuken.
Zij hebben het fundament gelegd in Wijbosch en voor de bevolking een krachtige bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en de uitbouw van de Wijbossche samenleving. De werkelijke invloed is nooit direct meetbaar, maar gezien de intensiteit waarmee de zusters hun werk hebben gedaan, is de uitstraling van hun liefdewerk binnen de Wijbossche gemeenschap vast en zeker van grote betekenis geweest. Uit respect voor deze pioniersters volgen hier hun namen:

Begonnen op 11 september:

  • Zr. Paula van Gerwen 1e raadzuster,
  • Zr. Benedicta Verhagen 2e raadzuster,
  • Zr. Rosalia Hasselo,
  • Zr. Lamberta Turken,
  • Zr. Ludovica Kuijte,
  • Zr. Euphrasia Hoefnagels,
  • Zr. Justine van Kasteren,
  • Zr. Humiliana van de Ven,
  • Zr. Chrisostima de Weert,
  • Zr. Norberta van de Kerkhof,
  • Zr. Adelberta Jagers,
  • Zr. Cordula van Dinter,
  • Zr. Notburga Valenberg,
  • Zr. Octavie de Haas,

Begonnen op 12 september:

  • Zr. Cecilia de Kroon,
  • Zr. Xaveria Kouwenbergh,
  • Zr. Leonarda van der Heijden,
  • Zr. Elisabeth van Zeelst,
  • Zr. Marie Madeleine van Buuren
  • Zr. Hermana Vossenberg

Begonnen op 14 september:

  • Zr. Brigitta Kaanders,
  • Zr. Apollonia van den Hoogen
  • Zr. Borgia van Steenoven.

De honneurs als overste zijn tot 20 oktober waargenomen door Zr. Paula, waarna Zr. Constantia Terneuzen definitief tot overste van het huis wordt benoemd. Tegelijk met de nieuwe stichting is door het bisdom eveneens de belofte gedaan om te zorgen dat de zusters kunnen rekenen op een geestelijke leidsman in de persoon van een eigen rector. Die zal de zusters leiden en bijstaan in hun streven naar een volmaakter religieus leven en het uitvoering geven aan hun idealen van naastenliefde en dienstbaarheid in hun liefdewerken. Buiten de gezamenlijke maaltijden en ontspannings- of rusturen ligt tussen het om 6 uur opstaan en 20.30 uur het naar bed gaan een redelijk strenge dagorde aan de basis van het werk van alledag.
Een doelbewuste combinatie van werken in dienst van de medemens en het bidden van het getijdengebed, de zgn. getijden van de H. Maagd Maria of Klein Brevier. Dat bidden der getijden is vergelijkbaar met het breviergebed van priesters. Het breviergebed werd afgewisseld met tijd voor een gezamenlijke mis- of eucharistieviering, bezinning en meditatie, persoonlijk gewetensonderzoek, het bidden van het rozenhoedje en tenslotte het avondgebed.

Markante feiten van het Sint-Barbaraklooster.

Voor het gebouwencomplex Mgr. van de Venstraat 3 - 19 is een grote haag opgetrokken. Aan het begin van de stichting is de grote kapel nog steeds in aanbouw. Op de feestdag van het H. Hart van Maria 15 september 1894 is het de bouwpastoor van Wijbosch zelf, die er de eerste H. Mis opdraagt op een noodaltaar. Op dezelfde dag benoemt de bisschop van 's-Hertogenbosch, Mgr. van de Ven, zelf afkomstig uit Wijbosch, de eerste rector voor het Sint Barbaraklooster nl. Lambertus Jongen. Op de 20e september hangt men in de noodkapel een kruisweg en het klooster wordt definitief door pastoor Van Vroonhoven ingezegend. Op 12 november is men met de bewaarschool begonnen. Op 4 december is het kerkhof gewijd en daags daarna moet het de zusters goed gedaan hebben dat de nieuwe kapel voltooid is. Volgens de kroniek heeft men op 24 december de taalschool geopend.
De eerste grote actie van het hoofdbestuur is een forse verbouwing in 1914. In dat jaar wordt de slaapzaal van de zusters omgebouwd tot een ziekenzaal voor degenen die lijden aan tuberculose. Bovendien plaatst men een verdieping op de scholen, het washuis en de boerderij, om zodoende nieuwe slaapcellen te creëren voor de zusters. Naast een nieuwe naaikamer boven de zitkamer van de knechts is misschien wel de belangrijkste verbetering het bouwen van de bewaarschool. De bestaande bewaarschool is men gaan gebruiken als spijskokerij, waar maaltijden bereid worden voor de arme schoolgaande jeugd. Het oude klooster kent ook een veranda bij de eetzaal, die overigens wordt verplaatst naar het einde van de zijgevel en bij de refter plaatst men een nieuwe, die tevens dienst doet als recreatiezaal. De oude naaikamer wordt ziekenkamer en de vroegere ziekenkamer richt men in als een kleine bidkapel, door dikke dubbele deuren gescheiden van de grote kapel. Ook de grot en de serre zijn in dat jaar gebouwd. Men blijft in de daarop volgende jaren voortdurend veranderingen en verbeteringen aanbrengen aan het gebouwencomplex tot aan de Tweede Wereldoorlog toe. In de periode 1919 - 1940 realiseert men o.a. een prestigieus project in de vorm van een nieuwe modelboerderij (1919), elektrisch licht, centrale verwarming waarvoor het geld is geschonken door de broer van Zr. Arnolda van de Water, vergroting van de kloosterkeuken, een nieuwe fruit- en aardappelkelder, vergroting van het kerkhof (1930), luidsprekers en microfoon in de kapel met verbinding naar alle kamers die eveneens worden geschonken door de heer van de Water (1931), diverse verfbeurten aan de buitengevels door o.a. de schilders Ketelaars, Hermes, Domburg en Bos. Het binnen schilderwerk en witten van muren en plafonds doen in die tijd de zusters zelf. Men heeft linoleum vloeren laten leggen, is overgegaan tot aanschaf van een nieuw vlees- en broodmachine en binnen het interieur zijn diverse wijzigingen aangebracht. In 1940 worden nog nieuwe initiatieven genomen en wordt de uitvoering gelegd in handen van aannemer Olieslagers uit Veghel.
Notaris J.F. Baggen laat een akte passeren voor het zgn. Burgerlijk Zedelijk Lichaam „Vereeniging van vrouwen ter verpleging van zieken en het geven van onderwijs‟ de rechtspersoon waaronder de congregatie notariële stukken liet passeren. Men bezit onder Wijbosch een tuin, gesticht, school en speelplaats en het nodige bouw- en weiland onder de kadastrale nummers D 4267, 4268, 1168, 2344, 4374. In verband met de omleiding van de Wijbosscheweg komen we twee percelen ook weer tegen in een akte uit 1952, waar men spreekt, naast het rooien van fruitbomen en het slopen van een muur, over drie weilanden D 2344, 2395 en 1168 en voorts van een boomgaard, moestuin en kerkhof onder D 4662. En wie had kunnen denken dat dit prachtige klooster met bijgebouwen, waarin zoveel is geïnvesteerd, tijdens de granaatweken grotendeels verwoest zou worden en voor een belangrijk deel zou uitbranden!

Anekdote rond H. Hartbeeld.

De derde rector Petrus Henricus Schellen gaat, naast zijn uitstekend geestelijk leiderschap, de geschiedenis in van het oude Sint-Barbaraklooster als de schenker van een prachtig orgel voor de kapel, een witte koorkap, een wit kazuifel, verschillende damasten corporalen, vingerdoekjes, een beeld voor de Lourdesgrot en een brandkast. Vervolgens een opvallend H. Hartbeeld, waarbij hij echter wel de conditie stelt, dat hij zelf exact wil aangeven waar het moet komen staan. We gaan dan even terug naar 1918. De rector bedenkt een plaats in de tuin op een dusdanige locatie dat de zusters vanuit de ziekenkamer het beeld altijd in zijn volle glorie in het zicht hebben. Concreet betekent die beslissing een plaatsing in de achtertuin en wel midden in de vijver, waarmee hij eenieder voor een gigantisch probleem stelt. De rond dobberende eendjes verhuizen naar de gracht achter de tuin. Een wijdvertakte en dichtgebladerde loofboom, die tijdens bloedhete zomerse dagen of kletterende regenbuien met gemak onderdak biedt aan ruim dertig personen, zal moeten wijken. De kolos moet daarom z'n 70 cm verplaatst worden. Drie stevige boerenknechten beginnen aan de reusachtige loofboom door eerst de kruin te kortwieken. Om hem vervolgens uit de grond te krijgen worden vier ingekwartierde soldaten, we zitten immers nog in de Eerste Wereldoorlog, te hulp geroepen. Met een …een …twee… hoepla…denken ze het varkentje te kunnen wassen. De boom geeft geen krimp ondanks de kracht van de knechts, de militairen en de aanwezige paardenkracht. De zusters bespreken in de avonduren het probleem met hun huisoverste Zr. Servatia (1904-1918). Ze roepen de heilige Gerardus Majella aan en binden de nodige touwen aan de boom. Heel langzaam komt er beweging in. De kroniekschrijfster omschrijft het als volgt: “Hij schoof over de grond alsof onzichtbare handen hem voortduwden”. Er wordt een kuil gegraven en de reus laat men er in zakken. Een succesvolle actie, maar na twee dagen ontdekt men dat men hem veel te dicht bij de begraafplaats heeft gezet. Met hulp van boven blijken de verzamelde zusters in staat hem nog 5 meter op te schuiven. Een trotse moeder-overste heeft, we kunnen er nu hartelijk om lachen, een fantastische beloning voor de zwoegende zusters in petto…. een heerlijke kop koffie met een snee koek! De boom is aan het wortelen geslagen, de vijver gedempt en het H. Hartbeeld kon keurig op de plek gezet worden zoals rector Schellen die in gedachten had.

Het door rector Schellen geschonken H. Hartbeeld uit 1916.
Het H. Hartbeeld als markante plek in de kloostertuin.

Mariabeeldje van hand tot hand.

Het Mariabeeldje was toch weer terug op Wijbossche bodem na vele omzwervingen en is hier gefotografeerd met stolp.
Het Mariabeeldje was toch weer terug op Wijbossche bodem na vele omzwervingen en is hier gefotografeerd zonder stolp.

Op het moment van de fatale verwoesting van het Sint-Barbaraklooster tijdens de septemberdagen van 1944 is er een bijzonder beeldje van „Onze Lieve Vrouw van Wijbosch‟ gespaard gebleven. Toeval of niet… slechts het zijraampje van het kastje waarin het stond sneuvelde, maar het beeldje zelf is ongedeerd gebleven. Het beeldje bestaat uit mooi 18e-eeuws houtsnijwerk onder het schilderwerk en is eens geschonken aan de zusters Carmelitessen in 's-Hertogenbosch. Deze Theresiaantjes vinden bij nader inzien de kleding van Maria wel wat kostbaar voor hun arm en sober kloostertje en schenken het daarom bij een of andere gelegenheid aan hun rector de eerwaarde heer Broekman. Bij zijn overlijden vermaakt die het karakteristieke beeldje aan zijn huishoudster Clementine de Groot, die er samen met een zekere Catharina van Zeeland de huishouding verzorgt. Deze Catharina treedt op 28-jarige leeftijd in bij de congregatie van de Zusters van Schijndel en vanaf 29 april 1885 zal zij door het leven gaan als zuster Maria Clementine. De gekozen naam verklaart al aan wie ze heeft gedacht bij de keuze van haar kloosternaam. Zij is een Bossche van geboorte en ziet op 23 juni 1857 het levenslicht. Via een overplaatsing komt Zr. Clementine terecht op het Sint-Barbaraklooster in Wijbosch waar ze op 31 januari 1941 ook gestorven is. Eenmaal in Wijbosch, waar ze zich op allerlei manieren zeer verdienstelijk weet te maken, ontvangt ze van Clementine de Groot het prachtige 18e-eeuws Onze Lieve Vrouwe-beeldje cadeau. Het krijgt uiteindelijk een ereplaats in de grote ziekenkamer van de oudere bedlegerige zusters.
In 1945 worden de weinige kamertjes die na de brand overeind zijn gebleven weer bewoonbaar gemaakt en zes zusters keren in Wijbosch terug. Het Mariabeeldje staat dan nog steeds op dat bijzondere plekje. Wat enige tijd later de toenmalige overste zuster Henri Brands (1945 - 1947) voor overwegingen gehad heeft om het beeldje daar weg te halen en het zelfs aan te bieden aan de vader van de zusters Giovanni en Gerardine de Wit blijft vooralsnog een raadsel. De reden kan geweest zijn dat ze een gebaar heeft willen maken naar vader de Wit die immers in de naoorlogse periode regelmatig kwam helpen in de kloostertuin. Vanzelfsprekend is dit kostbare geschenk door hem in dankbaarheid aanvaard. Op het moment dat hij met het beeldje naar huis wandelt ontmoet hij iemand die er meteen f 100,- voor biedt, maar dat weigert hij pertinent met de woorden: “Nee nee, dat beeldje blijft in onze familie”.
In zijn kleine woning zijn zelfs de meubels verplaatst om voor het Mariabeeldje een prominent hoekje te creëren. Enige jaren later worden Gerard de Wit en zijn vrouw opgenomen in huize Lidwina aan de Boschweg. Veel meubilair kan daar uiteraard niet geplaatst worden en zelfs het kastje met het beeldje blijft achter en komt tenslotte in handen van hun getrouwde dochter te Stiphout. De toenmalige algemene overste zuster Cecile Kievits had al meermaals naar de nieuwe verblijfplaats van „Onze Lieve Vrouw van Wijbosch‟ geïnformeerd. Zij verzoekt de huisoverste van huize Lidwina, zuster Maria Arnolda, eens te informeren bij de familie de Wit. Vader en moeder de Wit worden benaderd en men is zelfs genegen om hen in ruil voor het 18e-eeuwse Mariabeeldje een nieuw te geven, als het originele maar mag terugkeren naar het nieuw te bouwen Sint-Barbaraklooster. De ouders de Wit stemmen in en beloven het in Stiphout te gaan ophalen en af te geven in het moederhuis. De teleurstelling in Stiphout is nogal groot omdat ze het prachtige houtsnijwerk, waaraan ze inmiddels gehecht zijn, moeten afstaan, maar ja… als de zusters het zelf gevraagd hebben, zegt de schoonzoon, neem het dan maar mee. Een week voor Kerstmis 1950 arriveert het kastje met beeldje in het moederhuis. De oude kledij is intussen enigszins vervuild geraakt en daarom nemen de zusters Henriëtte Marie en Francisca Marie het initiatief voor een nieuwe mantel te zorgen. De steentjes van het oude kleed zijn hergebruikt en de sieraden zijn grondig schoongemaakt. In november 1953 is het ten slotte opnieuw geïnstalleerd en heeft het wederom een ereplaats gekregen in de schitterende nieuwbouw. Het kastje is vervangen door een stolp die door de moeder-overste van huize Lidwina was geschonken. Overigens… in het huidige Sint-Barbaraklooster zal men het niet meer aantreffen. Sinds dat verpleeghuis Sint Barbara in andere handen is overgegaan heeft een alerte Zr. Gerardina Maas het destijds „gered‟ en overgebracht naar de kleine communiteit van vijf zusters die vanaf 1981 in de Elisabeth-hoeve wonen, de voormalige boerderij. Daar verkeert het in goed gezelschap. De bedoeling is dat het na verloop van tijd, de kleine Wijbossche communiteit zal immers nog wel eens worden opgeheven, uiteindelijk nog een plaatsje krijgt in het museum op het moederhuis. Dat is inmiddels gebeurd in 2010.









Het oude kloosterkerkhof.

Een beeld van de uiterst sobere wijze waarop de zusters destijds werden begraven, een praktijk die inmiddels is aangepast aan de huidige omstandigheden.

In de „Bijzondere Regelen‟ uit 1928 wordt in artikel 47 helder omschreven, dat het lichaam van een overleden zuster gelegd zal worden in een platte doodskist van gewoon hout, die men dan, alvorens het op het kloosterkerkhof ter aarde te bestellen, plaatst in de kapel of de bidplaats en er zal slechts één gewijde kaars bij branden. Er kunnen overigens omstandigheden zijn dat men dit niet raadzaam acht. In de succursaalhuizen of „dochterstichtingen‟ zal men, indien mogelijk, de begrafenispraktijken volgen van het moederhuis. Zo ook in Wijbosch. Het kloosterkerkhof aldaar is door pastoor Van Vroonhoven ingezegend op 4 december 1894. Het heeft bestaan tot najaar 1944. Na de verwoesting van het oude Sint-Barbaraklooster is besloten tot nieuwbouw aan de overzijde van de Eerdsebaan, inclusief de aanleg van een nieuwe begraafplaats. Op 30 juli 1951 krijgt het hoofdbestuur van het bisdom 's-Hertogenbosch en van de gemeente Schijndel officieel verlof om de stoffelijke resten van de overleden zusters op de oude klooster-begraafplaats op te graven en onmiddellijk daarna opnieuw ter aarde te bestellen op het nieuwe kerkhof. Het oude kerkhof wordt hierbij opgeheven en verliest daarmee zijn gewijde functie en bepaald wordt dat, nadat alle lijken zijn overgebracht, deze plaats voor profane doch niet onwaardige doeleinden gebruikt mag worden. Vrij kort daarop is aan de heer Hamers verlof gegeven te beginnen met het opgraven van het kerkhof. De firma Schellekens heeft destijds een prijsopgaaf ingestuurd voor het overgraven van de oude begraafplaats en die te ontdoen van de aanwezige resten tot op een diepte van 1.50 meter onder het maaiveld. Op het oude kerkhof lagen achtereenvolgens begraven: drie priesters te weten de rectoren L. Jongen († 26.3.1903), L.L. Wollaert († 16.8.1904) en P.H. Schellen († 8.9.1923), de moeder van rector Schellen († 5.2.1922) als enige leek en vanaf 30.3.1922 bewoonster van het Sint Barbaraklooster en naast deze vier nog 217 zusters.

Grondeigendommen onder Wijbosch.

Wie een klooster laat bouwen annex boerderij zorgt natuurlijk ook voor de nodige grond, waarop paarden en koeien kunnen grazen en waarop van alles verbouwd kan worden om in de eigen levensbehoeften te kunnen voorzien. Het is dan ook niet onlogisch dat de zusters her en der in Wijbosch akker- en weilandpercelen aankochten of geschonken kregen, die bewerkt konden worden door het boerderijpersoneel. Zo zien we op een overzichtslijst dat in de periode 1900-1924 diverse grondaankopen worden gerealiseerd. Een historisch interessant aspect van die specificatie is dat de perceelsnamen keurig worden genoemd, het type grond, de grootte van de percelen en de namen van de personen van wie ze gekocht zijn. Dat betekent concreet dat ze op de kadasterkaart van 1832 en 1880 precies aangegeven kunnen worden. Dit in een tabel gezet geeft de volgende informatie:

Ligging Kad. nummer(s) Type grond Ha. Are Ca. Gekocht van Jaar
Steenoven E 1908 Bouw- en weiland 0 55 10 Gijsbert van de Kant 1910
Steenoven E 1905 Weiland 0 34 50 Gijsbert van de Kant 1910
Tegenover 't gesticht E 1784 Weiland 0 28 0 H. van Kessel 1913
Tegenover 't gesticht E 1875 Weiland 0 29 0 M. Mallens 1914
Rietbeemd E 1528 Bouw- en Weiland 0 50 30 A. van der Heijden 1919
Tegenover van Dijk E3882 Bouw- en weiland 0 91 80 Boland 1920
Steenoven E 1908 en E 1909 Bouwland 0 33 60 A. Spierings 1921
Steenoven E 1564 en E 1565 Bouw- en weiland 0 62 80 L. Fransen 1924
Steenoven E 1890 t/m 1893 Bouw- en weiland 0 79 40 Fam. Verhagen 1901
Buitentuin D 1165 Bouwland 0 93 40 Fam. Verhagen 1901
Buitentuin D 2344 Bouwland 0 14 50 Fam. Verhagen 1901
Buitentuin D 2395 Bouwland 0 19 50 Gemeente
Huis en tuin D 4268 1 10 10 Gemeente
De Locht D 1239 0 74 30 van de Cromvoort 1919
Witakkers Huisje 0 20 0 Steenbakkers 1934

De bange septemberdagen van 1944

Op 11 september 1944 wordt het gouden feest in alle rust gevierd. Op dat moment telt de communiteit maar liefst 95 zusters. Het oorlogsgeweld wordt even vergeten. Het wordt een gedenkwaardige feestdag. Onvoorstelbaar wat er een week later in Wijbosch aan oorlogsellende losbarst.

zondag 17 september

De invasie begint. De zusters hebben die dag een zgn. recollectiedag, hetgeen betekent dat ze de hele dag doorbrengen in stilte, in gebed, bezinning en het (voor)lezen van geestelijke lectuur. Al vroeg in de morgen wordt de geestelijke lezing die in de refter of eetzaal plaatsvindt bruut verstoord door gebrom van vliegtuigen. Het is druk in de lucht. 's Middags rond 2 uur signaleert men weer een grote serie laag overvliegende vliegtuigen. Vanuit het moederhuis is al een telefoontje ontvangen om de recollectiedag af te breken en de zusters gewoon recreatie te geven (= ontspanning en vrije tijd). Velen snellen naar buiten, enerzijds uit nieuwsgierigheid, anderzijds uit een zeker gevoel van angst. Plotseling wordt er van buiten naar binnen geroepen: “Parachutisten”. Behalve de zusters die in de kapel zitten vanwege de aanbidding van het H. Sacrament gaat iedereen buiten staan kijken om dat schouwspel in de lucht met die „veelkleurige reuzenparaplu's‟ van nabij mee te maken en die „dappere mannen‟ te zien neerdalen. Rode, witte en groene parachutes, ze kleuren prachtig bij elkaar. Heel de Wijbossche bevolking, voor zover men het kon opbrengen, begeeft zich in ijltempo naar de plaats van de landing. De gelande Tommies delen sigaretten, zeep, blikjes vlees, chocolade, ja van alles uit en dulden zelfs, dat die kostbare parachutes worden meegenomen als souvenir. De zusters hebben uiteraard ook geproefd van de cake en chocolade. Mensen die iets van de Tommies hebben gekregen rennen daarop trots de binnenplaats van het klooster op om hun „schatten‟ aan de buiten staande zusters te laten zien. De sterke tafzijde weten de zusters, volgens deze kroniek, heel efficiënt aan te wenden om er misgewaden en communiepakjes van te maken voor armere kinderen. Op het gazon van de bloementuin is een groep daar zelfs al heel ijverig mee bezig, als op enige afstand een groep Duitsers op hen af komt lopen. Vliegensvlug wordt het spul in de grond gestopt. De vijf knechts genieten van de heerlijke sigaretten en dampen er stevig op los.
Zelfs een onderduiker in de persoon van de burgemeester van Schaijk kan de verleiding van die lekkere Amerikaanse sigaretten niet weerstaan. Hij heeft samen met zijn vrouw zijn geheime schuilplaats nog maar net verlaten of hij duikt weer meteen onder bij het zien van de naderende Duitsers. Over het aantal parachutisten lopen de meningen uiteen. In de kroniek wordt gesproken over zo'n 600 die richting Eerde trekken.

maandag 18 september

In de nacht van 17 op 18 is het bijzonder onrustig geweest. Ook overdag hoort men het voortdurend overvliegen van vliegtuigen en het schieten van diverse kanten. De kinderen zijn vandaag al niet meer naar school gegaan. Wederom zijn er parachutisten gedaald en is een vliegtuig in brand gevlogen.

dinsdag 19 september

Vandaag trekken Amerikanen door Wijbosch. Iedereen straalt van blijdschap omdat men vermoedt dat de bevrijding aanstaande is. De knechts staan bij de poort en het hekwerk om de passerende militairen verse appels en tomaten aan te bieden. Dat valt in goede aarde en een van de soldaten reageert daarop met een pakje heerlijke sigaretten voor de „eerwaarde superieure‟, de huisoverste dus. 's Nachts zijn alle zusters opgebleven vanwege de vele ontploffingen, die het klooster deden dreunen en schudden. Men blijft in de kloostergangen in plaats van op de slaapzalen. Voortdurend wordt gebeden om Gods bescherming voor het klooster en de bewoonsters.

woensdag 20 september

De vuurgevechten nemen vreselijke vormen aan. We zien verschillende boerderijen in brand staan. De vijand schijnt weer in aantocht te zijn. Vooral rondom Eerde woeden hevige gevechten. Veel zusters brengen ook die nacht in de hoofdgang van het klooster door. Eenieder voelt diepe droefheid en verdriet als die nacht zuster Arnolda overlijdt. Volgens insiders puur van de schrik.

vrijdag 22 september

Een 20-tal grote gepantserde legerwagens en een hele serie kleine Amerikaanse voertuigen komen langs ons klooster gereden vergezeld van een grote groep infanteristen. Ze komen vanuit de richting Eerde en onze knechts staan weer met appels en tomaten aan de poort. In de avonduren keert die colonne overigens terug met een groep krijgsgevangenen, die voor de Amerikanen uit wandelt. Weer blijft iedereen overnachten in de gangen terwijl in de omtrek heel veel lawaai is waar te nemen.

zaterdag 23 september

Vandaag komen verschillende vluchtelingen ons klooster binnen, elk uur meer en meer. Enige dagen eerder zijn ze met hun schamele bezittingen al uit hun huizen gevlucht en mochten er niet meer in terugkeren. De gebroeders Van Erp maken de kelders intussen leeg. De schoolkelder wordt, ondanks de duisternis, zo goed mogelijk als schuilkelder ingericht. Er worden in ons huis zo'n 300 evacués opgevangen.

zondag 24 september

Enkele Duitsers komen ons hele huis doorzoeken op jacht naar verscholen Tommies. Ze vangen bot maar vragen ons wel om voor hen snel twee kamers langs de straatkant te ontruimen. Dat gebeurt, maar er verschijnt vooralsnog „geen mof‟ om ze op te eisen. Stilaan loopt het Sint-Barbaraklooster vol met vijanden, ook op de boerderij en in de keuken. Regelmatig commandeert er wel iemand iets richting personeel, dat maar te zorgen heeft dat er chocolademelk en kokend water voor koffie klaar staat voor de heren. Inmiddels wordt de toren van de kerk vreselijk beschoten. Dat is vanwege strategische doeleinden wordt ons verteld. Hij krijgt een eerste voltreffer. Grote stukken vallen uit de toren naar beneden.
Dat is zo doorgegaan totdat geen wijzerplaat en galmgaten meer te zien zijn. In de namiddag breekt een hevig bombardement los, zelfs zo dat we van rector Sliepen allemaal de generale absolutie krijgen en ook deelt hij uit de ciborie de nog overgebleven hosties uit. De schrik sloeg ons allen om het hart zo ging het buiten te keer. Nog steeds komen evacués binnen die onderdak vinden in de aardappelboerderij en de verwarmingskelder. Ze hebben heel hun hebben en houwen achter moeten laten. 's Avonds volgt weer een stoet van zo'n 300 krijgsgevangenen.

maandag 25 september

De zieke zusters worden uiteindelijk toch naar beneden gehaald en ondergebracht in de gangen en spreekkamers. De boerderij van Van Giersbergen, recht tegenover het klooster, wordt in brand geschoten. Ook onze voorgevel is een en al rook en in de spreekkamers zijn al ruiten gebarsten. Gelukkig staat de wind goed, anders zou het klooster in brand geraakt zijn vanuit de prachtige hoeve van Van Giersbergen. Niemand van de zieke zusters loopt enig letsel op. Wat een bijzondere bescherming! Toch worden enige nieuwe maatregelen genomen. De gezonde en krachtige zusters brengen samen met de knechts, bij het licht der vlammen, de ledikanten naar de bloementuin en de zieken worden helemaal ingepakt de kelder in gedragen. Het is niet langer te riskeren. Het bombardement doet alles trillen….ontzettend. Enkele zusters worden, ondanks eenieders voorzichtigheid, toch nog door granaatscherven getroffen nl. de zusters Jacomine, Mathilde en Artenia. Zuster Mathilde had een week geleden haar diamanten kloosterfeest nog met ons gevierd. Een zeer hulpvaardige man, de heer Klerks, raakt zwaar gewond bij het naar buiten dragen van de zieken. Voorzien van de laatste H. Sacramenten overlijdt hij 's nachts in de kelder aan zijn verwondingen. Ook de jonge man Hoogzaad wordt door een schot getroffen. Enkele zusters, waaronder de 84-jarige Zr. Seraphine Kamp, Zr. Cyrilla, Zr. Corsina en Zr. Maria Theodora durven de kelder niet in. Ze weigeren pertinent en overnachten buiten, plat op de grond, in de grot op het kerkhof, terwijl de granaten en bommen het klooster hier en daar treffen. 's Morgens pas komen ze met z'n vieren toch naar de kelder. Dan verschijnen plotseling twee Duitse soldaten die bij de kelderingang gaan staan gluren. Zuster Chantal trekt een van de twee aan zijn mouw en roept enigszins nerveus: “Jullie moogt hier niet in; mijnheer rector hier zijn er twee”. Ze trekken zich zonder iets te zeggen toch maar terug om andere zaken nader te onderzoeken.

dinsdag 26 september

Nauwelijks hebben we 's avonds het dankgebed na tafel beëindigd of we horen een werkelijk oorverdovend lawaai. Een „luchtgevecht‟ roepen sommige evacués, maar hun woorden zijn nog niet koud of er vallen bommen op ons klooster. De vleugel aan de schoolkant wordt zeer zwaar getroffen. Tot aan het midden van de slaapzaal vliegt het dak er af. Alle ruiten inclusief die van de school sneuvelen stuk voor stuk. De tuin vóór het huis is één ruïne en ligt bezaaid met planken, scherven en dakpannen. Ook de weg voor ons klooster is volledig versperd door puin. In de spreekkamers waar de zieke zusters liggen komen glasscherven naar binnen gevlogen, maar iedereen blijft gelukkig ongedeerd. In de nacht van de 26e op de 27e horen we kanongebulder, gieren van granaten, vallen van muurresten, houtwerk kraken, glasgerinkel en het stof dringt de benauwde kelders binnen. De gewonden en zieken kermen bijna allemaal, maar niemand kan zich ook maar enigszins bewegen. Wat we in die nacht van angst en ontzetting samen hebben afgebeden is met geen pen te beschrijven. Troostende woorden, optimistische uitspraken, intens verdriet, een mengeling van gevoelens bij iedereen die in de kelders opeengepakt zitten. Eindelijk breekt de morgen aan.

woensdag 27 september

De Oberleutnant gebiedt ons het klooster onmiddellijk te verlaten omdat het vanaf nu voortdurend onder vuur zal blijven liggen. Het wordt echt levensgevaarlijk. Het commando „Vertrekken” roept bij ons direct de vraag op….ja maar, hoe en waarheen? Niet naar veiliger oorden vluchten betekent concreet dat zich een menselijk drama zou kunnen voltrekken. Dus… wijze raad is duur en iedereen maakt zich op voor een angstaanjagende tocht. Men verzamelt alle moed en zal het dierbare Sint-Barbaraklooster met zeer gemengde gevoelens achter zich laten. Enkelen besluiten vast te voet op weg te gaan richting Schijndel-dorp. Een treurige stoet volgt, met hier en daar zelfs een glimlach, want men zag elkaar ineens bij daglicht. Sommigen met het uiterlijk van een mijnwerker, zwart en vuil van het stof. Er zijn er die snel hun vluchtpak nog hebben opgehaald dat bijna 5 jaren ingepakt heeft gestaan met het aller noodzakelijkste aan kleren erin. De gang van het „Begijnenhofje‟ ligt bezaaid met stenen, deuren en kozijnen. In de appelkelder liggen nog enige waardevolle spullen. De zusters Harlindis en Amadea lopen er rustig op af, openen de kelder en kijken recht in zeven paar onheilspellende ogen van Duitse soldaten. Die „moffen‟ zeggen echter helemaal niets. Beide zusters pakken het bewuste koffer uit de kelder en gaan naar de straat, waar ze al goed kunnen zien hoe gehavend hun klooster er nu bij staat. Het wordt volgens de kroniekschrijfster een erbarmelijke tocht. Gewoonweg om te huilen. Oude medezusters van ver in de 80 te voet te zien voortsukkelen onder een regen van granaatscherven is een aangrijpend tafereel. Er zijn er bij die de tocht van Wijbosch naar Schijndel volbrengen tussen 's morgens 10 uur en 's avonds 6 uur. Een slopende tocht! Granaten en kogels vliegen in het rond. Men duikt herhaaldelijk in bosjes, slootjes, schuurtjes, vernielde huizen of gaat plat op de grond liggen. Als dan de granatenregen ophoudt wordt iedereen weer op de been geholpen. Zo komt de eerste groep in Schijndel aan. Helemaal achteraan in de stoet volgen de zieken op brancards die worden gedragen door de jongere zusters. Anderen komen aan in rolstoelen en zelfs in kruiwagens. Zo wordt bv. zuster Harlindis voortgeduwd. De heer Vuchts is zeer behulpzaam. Door Jan van den Broek wordt uiteindelijk een wagen van het Rode Kruis gebracht vanuit huize Lidwina. Een verpleegster, te weten Zr. Cunegundis, is zo lang ze kon in het Sint-Barbaraklooster achtergebleven om de nodige medicijnen te „kapen‟ en vooral de laatste zieken te helpen. Tegen de avond verlaat ze het klooster, maar ze zoekt heel snel onderdak in een nog overeind staand boerderijtje. Ze is van harte welkom, krijgt een avondmaaltje aangeboden en blijft er slapen op de voorstal, om de volgende morgen al heel vroeg toch weer terug te gaan naar het gedeeltelijk verwoeste Sint-Barbara. Aan de aanwezige militairen vraagt ze nog om wat linnen voor de vluchtelingen, die er nog zijn. Op de kachel staat zelfs nog een gebraden schaap, dat enige dagen eerder door een boer was geschonken aan de zusters.
Lijst van de 86 zusters die het klooster hals over kop hebben moeten verlaten op de 27e september of daags daarna pas zijn gegaan, waarbij de toevoeging „Maria‟ is weggelaten:
Dani Servanda Daniëls, Lambertina v. Lith, Policarpa v. Heijst, Marina Maas, Isidora vd Vossenberg, Chantal Ausems, Walburga Klijn, Blanca Wessels, Damiana Brekelmans, Waltera vd Meeren, Joh. Damascena vd Stappen, Michël van Eupen, Edeltrudis Roij, Assisia de Kort, Domitilla Valkering, Luciana Donkers, Hermenegild de Vet, Jacomina vd Broek, Amadea Jongbloets, Mathilde Verhagen, Harlindis Slits, Rosalia Schellekens, Alberta Thijssen, Lamberto Lorskens, Antoine Goossens, Lutgarda Moeskops, Stephana Aarts, Christianetto Verhagen, Catharina van Loon, Joanni vd Berk, Paula van ‟t Hof, Antonius Rooijmans, Dosithei den Ouden, Sigiberta vd Boogaard, Philiberta Leijssen, Arthenia Kanters, Serena Sloots, Germana Gijsberts, Petrus Nolascus de Werdt, Aldegondis vd Velden, Bernarda van Eupen, Arnoldina Verhofstadt, Dominica Arts, Faustina v. Lieshout, Anna Catharina Keeris, Hermina Melis, Adriana Kamp, Majella Görtz, Nazaria Keijzers, Paulina vd Meerakker, Lebuïna Haarman, Wendelina Tobben, Isabella Hoesen, Seraphine Kamp, Albertine v. Lith, Cyrilla Bijnen, Odilia vd Laar, Waltruda Klerks, Tharcitia Bogaerts, Thomasina vd Meeren, Gerarda Marie Renders, Bernardine Wilmink, Edeltruda v. Wichen, Dionysia Verhagen, Martha v. Heeswijk, Marie Paulina v. Wetten, Laurentio Swinkels, Bonifacio Raymakers, Joanne vd Heijden, Marie Theodora vd Laar, Sebastiana Buenen, Margeritha Groenstege, Clasina Jansen, Jacoba vd Cruijsen, Beda Pennings, Alphonsina de Jong, Cunegundis v. Mill, Thadea Compier, Justina v. Moorsel, Theophile vd Sande, Johanna Dei Moeskops, Andrea Vlaar, Otgera Westelaken, Henrico Vervoort, Cleta Hendrikx, Corsina vd Linden.

donderdag 28 september

Weer gaat een groep doodzieke zusters op weg met de aangesloten vluchtelingen. Het wordt weer zo'n barre tocht als gisteren. Wie zieken moet vervoeren heeft het erg zwaar. Overal moet weer geschuild worden, sommigen schieten zelfs de pastorie binnen. Best gevaarlijk, want ieder moment kan de toren instorten. In haar doodsangst heeft men één zieke even in de steek gelaten. Meester van den Brink heeft ze snel bij Wouters binnengebracht. Pastoor H.C.M. Franken durft ook al niet meer te blijven en gaat met „Ons Heer‟ naar de Schijndelse pastorie. Rector Sliepen is tenslotte de allerlaatste die het Sint-Barbaraklooster verlaat. Onze hoogkar is bespannen met een jong paard. Aan de kar heeft men het rijtuig gekoppeld en er nog een klein karretje aan vastgebonden. Zuster Waltruda heeft de teugels in handen en vervoert op deze manier enige zware zieken in erbarmelijke kleding. Volgens de kroniek, in nachtgewaad met dekens en spreien om, bevend en schreiend. Plots staat het paard stokstijf stil, maar knecht Bert slaagt er uiteindelijk in om het met de nodige lieve woordjes, geholpen door een kort stevig tikje door Jan van Erp, weer op gang te krijgen. Tenslotte belandt men op de harde weg. Diep ontroerd zegt onze schrijfster aan het „lieve tehuis‟ een welgemeend vaarwel, dat al aan een gruwelijke verwoesting ten prooi is gevallen. Het rijtuig wordt keurig in bedwang gehouden door de huisknecht. Willem Bert van Erp, het hoofd van de boerderij, leidt het paard, maar hij ziet lijkbleek en houdt een vlag in zijn linkerhand. Door de rondvliegende granaatscherven raakt hij niet uit het lood. Zuster Amadea zit op de bok van het rijtuig. Ze vertrouwt kalm op de goede God die ons allen uiteindelijk veilig in het moederhuis brengt. Enige zusters gaan overigens door naar huize Lidwina. nl. de zusters Jacomina, Johanna Damascena, Johanna Dei, Serena, Artenia, Alphonsinia, Paula, Beda en Nazaria. Zuster Johanna Dei liep in de stoet wat achter de anderen. Er wordt ineens hevig gevuurd en ze verstopt zich pijlsnel achter bomen en duikt in een van de sloten. In die sloot liggend meent ze dat haar laatste uur serieus is aangebroken, drukt haar handen tegen haar gezicht en begint hardop te bidden. Ze denkt bovendien aan alle doden die her en der langs de weg liggen, Duitse soldaten, een moeder met haar kindje en diverse anderen. Vreselijk!
Het staat allemaal scherp op haar netvlies. Plotseling hoort ze gefluister en wordt gewaar dat ze warempel tussen een groep vijanden in ligt, die uit alle macht aan het vuren zijn. Een van hen zegt tot haar: “Blijf maar kalm”. Ze haast zich echter om op handen en voeten toch de overkant te bereiken. Onthutst en geheel ontdaan weet ze tenslotte Lidwina te bereiken, waar ze hartelijk door haar medezusters en tot schreiens toe door haar lotgenoten ontvangen wordt. Zo lag dan het mooie grote Sint-Barbaraklooster voor 'n groot gedeelte al in puin, terwijl daar zo'n 14 dagen geleden in volle luister het gouden bestaan gevierd is. Eenzaam dwalen door de tuinen enkele paarden die geen stal meer hebben. De Duitsers genieten, brassen er op los, vernielen wat ze kunnen, slachten er varkens vlak bij de kapel en uit de rijke ciborie wordt wijn gedronken, aldus de kroniekschrijfster. Met z'n allen zijn we in Schijndel-dorp tenslotte in de schuilkelders neergestreken in afwachting van het uur der bevrijding. Op de 17e oktober zou het zwaarste bombardement het Sint-Barbaraklooster treffen en praktisch geheel verwoesten, waarbij overigens het grote H. Hartbeeld en de grot in de bloementuin ongeschonden uit de strijd gekomen zijn. Men heeft nadien de kapellopers, waarop door de Duitsers varkens geslacht zijn, teruggevonden in de boomgaard en een dode kat aangetroffen in de biechtstoel.

De rectoren van het oude Sint Barbaraklooster.

De geestelijke zorg van de zusters is steeds in handen geweest van door het bisdom benoemde heren rectoren. Sommigen van hen in een kort en anderen in een langer dienstverband. Ter informatie een kort woord over iedere benoemde geestelijke leidsman. Op 15 september 1894 draagt pastoor Caspar van Vroonhoven aan een noodaltaar de eerste mis op. Op dezelfde avond kan hij de zusters de vreugdevolle mededeling doen dat Mgr. van de Ven, zelf geboortig van Wijbosch, tot eerste rector heeft benoemd Lambertus Jongen, een Amerikaans missionaris in ruste, die de zusters allerhartelijkst toespreekt. Hij wijdt op 3 februari 1895 de kruisweg. Hij was oud-deken van Frankfurt (in Amerika) en overlijdt op 26 maart 1903. Zijn grafzerk is toen recht voor de Calvarieberg geplaatst. Bij de verplaatsing van de Calvarieberg in 1935 vanwege vergroting van het kerkhof, is ook de grafzerk van deze rector naar een andere plaats overgebracht. Al in juni 1902 constateert Dr. Struycken uit Breda dat rector Jongen lijdt aan een vorm van keelkanker. Ook zijn gezichtsvermogen verslechterde zienderogen en preken werd het laatste jaar onmogelijk. Om het ademhalen nog enigszins te vergemakkelijken is hij door de doktoren Van Moorsel en Koolen geopereerd en moest met een trachiotomie verder leven, maar een half uur na de operatie overleed hij.
De volgende rector is Lambertus Ludovicus Wollaert, de oud pastoor van de parochie Sambeek, geweest. Zijn rectoraat heeft bijzonder kort geduurd, want hij overlijdt aan maagkanker op 16 augustus 1904.
Daarop volgt op 15 september 1904 de benoeming van Petrus Henricus Schellen, in 1873 geboren te Esch. Goed een jaar later wordt in het Sint-Barbaraklooster ook zijn moeder opgenomen om er haar laatste levensjaren door te brengen. Ze overlijdt op 5 februari 1922 op 85-jarige leeftijd en wordt op het kloosterkerkhof begraven. Uit de annalen is bekend dat hij heel wat schenkingen heeft gedaan aan het klooster. Geen enkel geschenk is na de verwoesting van 17 oktober 1944 nog teruggevonden en ook de brandkast is in stukken op het verwoeste terrein teruggevonden. In 1915 heeft hij de serre en de Lourdesgrot laten bouwen. Hij heeft toen zelf een beeld van O.L.V. van Lourdes gekocht wat hij overigens in 1918 heeft laten vervangen door een stenen beeld van de hand van kunstenaar H. Maas uit Haarlem. Zijn gezondheid liet veel te wensen over. Vooral in het laatste anderhalf jaar van zijn leven heeft men regelmatig assistentie moeten inroepen van de Norbertijnen van abdij Berne. Zijn hartkwaal is hem fataal geworden en op 8 september 1923 heeft Zr. Clementine van Zeeland hem dood op zijn bed aangetroffen.
Van zijn directe opvolger Antonius Franciscus Josephus van Amstel is in de kronieken bijzonder weinig opgetekend. Benoemd op 28 september 1923 heeft hij het Sint- Barbaraklooster na 8 jaren verlaten om op 13 februari 1931 als pastoor naar Oeffelt te vertrekken.
Al vier dagen later benoemt Mgr. Diepen een nieuwe rector in de persoon van Franciscus Hansen. Hij wordt in de kronieken gekenschetst als een rector die ondanks zijn hulpbehoevendheid een zeer ijverig priester is geweest, een man van een sobere levenswijze, een leven leidend van versterving en gebed en met een uiterste zorg voor zijn eigen geestelijk leven als dat van de zusters. Door zijn toedoen is toentertijd een geluidsinstallatie geïntroduceerd zodat de zieke zusters alle vieringen op de ziekenzaal zouden kunnen volgen. Die installatie is overigens later geheel vernieuwd. In 1933 is hij door de bisschop overgeplaatst naar Huize Assisië in Udenhout.
Na hem volgt G.C.A.J. Terhorst afkomstig uit de regio Nijmegen. De zusters hebben hem ervaren als een uiterst begaafd en zeer eerbiedig man, een priester met geestelijk gezag. Alles wat bloem was trok zijn aandacht en groeide uit tot een liefhebberij die zijn weerga niet kende. De bloemrijke binnenplaats van het oude Sint Barbaraklooster was een ontwerp van zijn hand als ook de prachtige grote bloemenzuilen bouwde hij zelf op. In 1937 volgt zijn benoeming in Moergestel en moet men op Sint-Barbara maar afwachten wie hem zal opvolgen.
Vrij kort na zijn vertrek treedt rector Norbertus Alphonsus Maria Hootsmans aan. Blijkbaar is hij vrij zwak van gezondheid geweest en ziekelijk. Vaak moet hij tijdens zijn rectoraat om assistentie vragen omdat misvieringen of uitvaartplechtigheden fysiek te vermoeiend voor hem zijn. Uiteindelijk vraagt hij in maart 1944 zijn ontslag aan en neemt daarna zijn intrek bij particulieren in het dorp Reek. Hij overlijdt in een liefdegesticht te Nieuwkuijk in 1952.
De laatste rector van het oude Sint Barbaraklooster wordt vanaf 24 maart 1944 de dan 41-jarige Henricus Josephus Marie Sliepen, benoemd door Mgr. Mutsaerts en op 1 april treedt hij in dienst. Hij was geen wereldheer maar Oblaat van de Benedictijnen. Het geestelijk leven stond bij hem voorop, zodat men hem vaak in de kloosterkapel aantrof. Bekend waren zijn radio-uurtjes voor de zieken het ene over een godsdienstig onderwerp en het ander over de liturgie van de daarop volgende week. Op 28 september is hij met de zusters geëvacueerd naar het moederhuis, waar hij zijn pastorale diensten uitoefende in de kelders. Op 15 november is hij waarnemend pastoor van Wijbosch, maar blijft in pension in het moederhuis. Na zijn Schijndelse periode is hij nog rector geweest van huize Elisabeth te Reek, een liefdegesticht te Deurne en vanaf 1948 pastoor te Katwijk-Klein Linden, om in 1955 aan het pastoraat van de Lambertusparochie te Vorstenbosch te beginnen waar hij in 1969 eervol ontslag heeft gekregen. Zijn emeritaat heeft hij doorgebracht te Oisterwijk waar hij na een kortstondige ziekte op 1 februari 1990 is overleden.

Lijst van rectoren over de periode 1894 - 1944.

Naam van tot/met
Lambertus Jongen 15-09-1894 26-03-1903
Lambertus Ludovicus Wollaert 01-10-1903 16-08-1904
Petrus Henricus Schellen 15-09-1904 08-08-1923
Antonius Franciscus Jos. van Amstel 28-09-1923 13-02-1931
Franciscus Hansen 17-02-1931 1933
G.C.A.J. Terhorst 1933 1937
Norbertus Alphonsus Maria Hootsman 15-01-1937 31-03-1944
Henricus Josephus Marie Sliepen 24-03-1944 17-10-1944
De zusters die na de nodige restauraties op resp. 29 juni 1945 opnieuw hun intrek nemen in het inmiddels enigszins bewoonbaar gemaakte klooster.

De zusters die na de nodige restauraties op resp. 29 juni 1945 opnieuw hun intrek nemen in het inmiddels enigszins bewoonbaar gemaakte klooster.
Rij A: 1. Zr. Felicité Renders, 2. Zr. Cleta Hendrikx, 3. Zr. Aldegonda Claassen, 4. Zr. Gerarda Marie Renders.
Rij B: 1. Zr. Adrianette Bosch, 2. Zr. Rosula van den Berg, 3. Zr. Marie Egidia Vermeulen, 4. Zr. Alène Huijers.
Enige twijfel is echter wel gerezen omdat volgens een oud register op de 29e ook naar Wijbosch gegaan zouden zijn de zusters Wilhelmine Schepers, Blanca Wessels en Laurentine Lammers.










Fotoalbum

Fotoalbum klooster Wijbosch

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Alles heeft zijn tijd, Henk Beijers, pagina 229 tot en met 247.