Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Paardenhandel

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Paardenhandel van alle tijden.[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat in de zeventiende eeuw paarden voor een boerenbedrijf een belangrijke rol spelen is het niet te verwonderen dat er met enige regelmaat getuigenverklaringen worden afgegeven ten aanzien van gekochte of verkochte paarden. Hier enkele praktijkvoorbeelden.

Details over een jong paard.
Voor de schepenen van Schijndel Dirck Dircxss. van Kessel en Lambert Symons van der Haigen verschijnt op 21 januari 1620 een zekere Cornelis Servaessen een jongeman van 27 die is opgeroepen een eerlijke verklaring af te leggen op verzoek van een andere dorpsbestuurder nl. Gijsbert Antonis Smits.
Cornelis kan zich kennelijk nog heel goed herinneren dat er een ‘root bruijn jonck henxtperdt’ was verkocht, dat in mei jongstleden twee jaar oud was geworden. Het had de nodige witte haren op het voorhoofd, een zwarte staart en zwarte manen. Verder waren er volgens hem geen bijzondere kenmerken te melden.

Twee jonge paarden in opspraak.
Adam van Gerwen en Henrick van den Oetelaer bevinden zich op 30 maart 1620 in de raadkamer. Op een dag verschijnt voor hen de 42-jarige Claes Willem Delis van Beeck en met hem de 27-jarige Lambert Melis Lamberts, beiden geboren en getogen Schijndelaren.
Blijkbaar bestaat er in die dagen enige onduidelijkheid of twijfel over de herkomst van twee jonge paarden nl. een roodbruine ruin die in mei 6 jaar zou worden en een 4-jarig donkerbruin paard met zwarte manen, een zwarte staart, een witte voet en een witte kol op ’t voorhoofd.
De juiste voorgeschiedenis die geleid heeft tot een nadere getuigenverklaring wordt verder niet omschreven.
De beide getuigen bevestigen nu in ieder geval plechtig dat beide paarden zijn geboren en grootgebracht in de stal van Lambert Symonssoen van der Haigen en nooit buiten Schijndel zijn geweest.

Twee gekochte paarden.
In een van de vorige getuigenverklaringen was sprake van twee ruinen die waren aangekocht.
Over die twee paarden volgt nog een nieuwe verklaring. Lambert Symon Janssen van der Hagen en Hendrik Willem van den Oetelaer schepenen van Schijndel verklaren dat voor hen op 30 maart 1620 tevens is verschenen de eerzame Adam Gerartss. van Gerwen mede-schepen, vergezeld van Willem Gijsbertss. van den Bogaert (48 jaar), die zijn gedaagd ter instantie van Daniel Henricxss. van Gerwen inwoners van Schijndel en nabuur.
Zij affirmeren dat het waar en waarachtig is en dat het hen beiden goed bekend is, dat Lambert twee ruinen in eigendom heeft, de ene roodbruin met zwarte manen en een zwarte staart, een witte kol op ’t voorhoofd en achter twee witte voeten en ook nog iets wits aan beiden voorvoeten net boven de hoeven, de andere met dezelfde kenmerken, maar alleen bij de voorvoeten niets wits boven de hoeven.
Volgens hun verklaring heeft Lambert ze in 1606 aangekocht, de ene via Anthonis Reijnders te Lith en een dag later de andere op de hoeve de Pettelaer te Sint Michielsgestel.

Voor de schepenen Lambert Symons van der Haigen en Adam van Gerwen melden zich op 25 juni 1620 Ardt Martens (56) en Jan Henrick Willems (38), beiden woonachtig in Schijndel.
De bedoeling is dat ze een getuigenverklaring afleggen ten behoeve van Huybert Henrick Willems.
Het draait in deze oude akte om een ‘rood bruijn ruijnperdt’ met zwarte manen, zwarte staart en een kolleke voor op ’t hoofd, zonder verdere kenmerken. Dat paard was in de oogstmaand van 1619 zes jaar geworden en binnen Schijndel ‘gevuelent ende gevoedt’. Het is het dorp nooit uit geweest, maar nu is het verkocht aan een zekere luitenant van Oppermondt.

Een dag later, op 26 juni dus, ontvangen de schepenen Dirck van Kessel en Gijsbert Anthonis twee ingezetenen, te weten Eijmbert Eijmberts van den Vorstenbosch (72) en Willem Matijssen van Herentum (56).
Voor de schout van het dorp leggen ze de eed af dat ze de waarheid en niets dan de waarheid zullen vertellen. Ze doen dit ten behoeve van Henrick de zoon van Eijmbert Janssen van den Vorstenbosch.
Ook zij leggen een verklaring af over een paard nl. een 14-jarige merrie met een witte kol voor op ’t hoofd, die door Henrick op de meimarkt te Sint Oedenrode is gekocht. Deze merrie is onlangs verkocht op de Bossche paardenmarkt aan een zekere Elias van den Berch.

In de daarop volgende akte van 15 juli 1620 gaat het wederom om een 13- of 14-jarige roodbruine ruin met een afgaande smalle bles voor op ’t hoofd, zwarte manen en een zwarte staart. Dit paard heeft Eijmbert Eijmberts van den Vorstenbosch altijd in bezit gehad.

Voor de beide schepenen Gijsbert Smits en Lambert Symons van der Haigen verschijnt op 3 september 1620 hun medeschepen Adam van Gerwen. Die is opgeroepen om te getuigen ten behoeve van Jan Hendrick van Gerwen.
Het getuigenis handelt over een ‘bleeck bruijn merryperdt met swarte manen, swarte stert met een cleijn colleken voor thooft’. Deze merrie is in mei 5 jaar geworden en ‘door Jan Hendrick zelf gevuedt’.

Voor Henrick van den Oetelaer en Ardt Jan Geerlings verschijnen eveneens op 3 september 1620 de eerzame Jan Peter Lambertss. (70) en Jan Peter Janssen (30) beiden inwoners van Schijndel.
Ze getuigen op verzoek van de weduwe van wijlen Corstiaen Jan Willemss., die ook in Schijndel woont.
Ze beweren en bevestigen dat deze weduwe over een paard beschikt nl. ‘alsulken root bruijn merijperdt hebbende vier witte voet(en), het hooft voir geheel wit ende oock besijden glaese oogen ende besijden aen den buijck eenen witten plack, wesende afftants’. Dat paard is op 21 augustus verkocht aan Symon Goyartss. te Berlicum.